ARTIKEL I
De Regeling inburgering wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt ‘de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’
vervangen door: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
2. In onderdeel e wordt ‘artikel 2.3, eerste lid, onderdeel c, van het besluit’ vervangen
door: artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.
B
In artikel 1.2 wordt ‘artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de wet’ vervangen door
‘artikel 4.1a, vijfde lid, van het besluit.
C
Artikel 1.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘het verrichten van arbeid als geestelijke bedienaar’ vervangen
door: het verrichten van arbeid als geestelijke voorganger of godsdienstleraar.
2. In het tweede en het derde lid wordt ‘artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de
wet’ vervangen door: artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de wet.
D
In artikel 2.2 wordt ‘de Nederlandse Antillen of Aruba’ vervangen door: de openbare
lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, of in Aruba, Curaçao of Sint Maarten.
E
Artikel 2.2a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt ‘het betreffende deel van het inburgeringsexamen’ vervangen door:
de onderdelen van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdelen
a tot en met d, van het besluit.
2. In onderdeel a vervalt de zinsnede: indien de inburgeringsplichtige geen oudkomer
is in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de wet.
3. Onderdeel b en de aanduiding ‘a.’ voor onderdeel a vervallen onder vervanging van
de puntkomma aan het slot van onderdeel a door een punt.
F
Artikel 2.2b komt te luiden:
Artikel 2.2b
Van de verplichting om mondelinge vaardigheden in de Nederlandse taal te verwerven
en het betreffende onderdeel van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, eerste
lid, onderdeel d, van het besluit te behalen, is vrijgesteld de inburgeringsplichtige
die voor het onderdeel spreekvaardigheid van het basisexamen inburgering, bedoeld
in artikel 3.98a, derde lid, onderdeel c, van het Vreemdelingenbesluit 2000 ten minste
37 punten heeft behaald.
G
In artikel 2.2c wordt ‘het betreffende deel van het inburgeringsexamen’ vervangen
door: de onderdelen van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid,
onderdelen a tot en met d, van het besluit.
H
Na artikel 2.2c wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.2d
Van de verplichting om mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse
taal te verwerven en het betreffende onderdeel van het inburgeringsexamen, bedoeld
in artikel 3.9, eerste lid, onderdeel a, b, c of d, te behalen is vrijgesteld de inburgeringsplichtige
die beschikt over een certificaat dat is afgegeven ter afronding van het examenonderdeel
lezen, schrijven, luisteren respectievelijk spreken van het staatsexamen Nederlands
als tweede taal.
J
Artikel 2.4, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. niet in staat is zich met lichte aanpassingen binnen vijf jaar voor te bereiden
op het inburgeringsexamen, of.
K
In artikel 2.5 wordt ‘het examen in de’ vervangen door ‘het onderdeel van het inburgeringsexamen’
en vervalt ‘, eerste lid,’.
L
Artikel 3.1 komt te luiden:
Artikel 3.1
Het examengeld, bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van het besluit, bedraagt:
-
a. € 50,– voor elk van de onderdelen van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9,
eerste lid, onderdelen a tot en met c, van het besluit;
-
b. € 60’ voor het onderdeel van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, eerste
lid, onderdeel d, van het besluit;
-
c. € 40’ voor het onderdeel van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, eerste
lid, onderdeel e, van het besluit.
M
In artikel 3.2 worden onder vervanging van ‘, en’ door een puntkomma aan het slot
van onderdeel g en de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel h twee onderdelen
toegevoegd, luidende:
N
De artikelen 3.4 tot en met 3.7 vervallen.
O
In het opschrift van hoofdstuk 3, paragraaf 3, vervalt: en commissies van beroep.
P
Artikel 3.8 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
-
1. De deskundigheid van de examinatoren, bedoeld in artikel 3.13, onderdeel c, van het
besluit blijkt uit een afgeronde door de minister vast te stellen Examentraining schrijfvaardigheid.
2. In het derde lid wordt ‘1 januari 2013’ vervangen door: 1 januari 2015.
3. In het vijfde lid wordt ‘het certificaat, bedoeld in het tweede lid’ vervangen door:
het certificaat, bedoeld in het vierde lid.
R
Artikel 3.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
2. Het tweede lid komt te luiden:
-
2. Een ieder die zich overeenkomstig de daartoe gestelde regels heeft aangemeld, het
verschuldigde examengeld heeft voldaan en zich overeenkomstig artikel 3.4 van het
besluit heeft geïdentificeerd, wordt toegelaten tot de tot het inburgeringsexamen
behorende onderdelen.
3. Het derde lid komt te luiden:
S
De artikelen 3.11 en 3.12 vervallen.
T
Artikel 3.13 komt te luiden:
V
De paragrafen 6 en 7 van hoofdstuk 3 vervallen.
W
Artikel 4.1 komt te luiden:
Artikel 4.1
-
1. Van het bedrag van de lening, bedoeld in artikel 4.1a, eerste lid, van het besluit
wordt twee maal de vastgestelde draagkracht, als vastgesteld op grond van artikel
4.9, tweede tot en met vijfde lid, afgetrokken.
-
2. Indien het bedrag van de lening minder dan €180’ bedraagt, wordt dit op nul gesteld.
X
Artikel 4.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘inburgeringsexamen’ vervangen door: onderdelen
van het inburgeringsexamen.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na ‘het staatsexamen Nederlands als tweede
taal’ ingevoegd: en het door hem af te leggen of afgelegde examen.
3. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
-
c. de door hem te volgen of gevolgde alfabetiseringscursus, indien hij op grond van artikel
4.1a, derde lid, onderdeel a of b, van het besluit in aanmerking komt voor een lening
ten behoeve van het volgen van een alfabetiseringscursus.
4. In het tweede lid vervallen de onderdelen d en e. De onderdelen f tot en met h worden
geletterd d tot en met f.
Y
In artikel 4.3 wordt ‘het jaar 2012: 2,46 procent’ vervangen door: het jaar 2013:
0,60 procent.
Z
Artikel 4.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst en voor ‘de terugbetalingsperiode’
wordt ingevoegd ‘de eerste vijf jaren van de’.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
1. Voor de resterende terugbetalingsperiode na het verstrijken van de in het eerste
lid genoemde termijn wordt het rentepercentage opnieuw vastgesteld overeenkomstig
artikel 4.5, eerste lid, van het besluit.
AA
In artikel 4.6, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:
Indien de draagkracht overeenkomstig artikel 4.9 is vastgesteld op minder dan € 180’
per jaar, wordt het maandelijkse termijnbedrag op nul gesteld.
BB
Artikel 4.8 komt te vervallen.
CC
Artikel 4.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede en vierde lid wordt ‘van de debiteur uit inkomen’ telkens vervangen
door: de debiteur.
2. In het vierde lid wordt ‘8%’ vervangen door: 12%.
DD
De paragrafen 3 en 4 van hoofdstuk 4 vervallen.
FF
Artikel 6.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘artikel 6 van de wet’ vervangen door: artikel
6, eerste lid, onderdeel a of b, van de wet.
2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt ‘de artikelen 29, 30, 31, of 33 van de wet’
vervangen door: artikel 31 of 33 van de wet.
3. Het tweede lid en de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.
GG
Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
-
1. De verwerking van bijzondere persoonsgegevens, bedoeld in artikel 6.1, onderdeel
a, is in ieder geval noodzakelijk voor de beoordeling van de inburgeringsplicht van
een geestelijke bedienaar overeenkomstig artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de
wet.
2. In het derde lid wordt ‘de artikelen 7, eerste lid, 7, tweede lid, aanhef en onderdeel a, 23, eerste lid, 23, derde lid, 25, vierde lid, of 32 van de wet’ vervangen door: de artikelen 7 of 32 van de wet.
3. In het vijfde lid vervalt de eerste volzin.
HH
In artikel 6.3, tweede lid, wordt ‘De verantwoordelijke, bedoeld in artikel 6.8 van
het besluit’ vervangen door: De minister.
II
Artikel 6.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a vervalt ‘het persoonsgebonden dossier en’.
2. In de onderdelen b en c wordt ‘de verantwoordelijke, bedoeld in artikel 6.8, van
het besluit’ vervangen door: de minister.
KK
Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan ‘4. LBO: Lager beroepsonderwijs’ wordt toegevoegd:
- • EPB:
-
Educacion Profesional Basico (Aruba)
2. Aan ‘5. MBO: Middelbaar Beroepsonderwijs’ wordt toegevoegd:
- • EPI:
-
Educacion Profesional Intermedio (Aruba)
- • IFE:
-
Instituto pa Formashon den Enfermeria (Curacao)
(verpleegkundige en ziekenverzorgende)
LL
De bijlagen 3 en 7 tot en met 16 vervallen.
MM
Bijlagen 4, 6 en 17 worden vervangen door de bijlagen 4, 6 en 17 bij deze regeling.
ARTIKEL II
In de Regeling van 13 oktober 2010 tot wijziging van de Regeling inburgering (aanpassing
modern migratiebeleid) (Stcrt. 2010, 16517) wordt de bijlage behorende bij artikel 2.1 van de Regeling inburgering als volgt
gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden:
BIJLAGE 1 (TIJDELIJKE VERBLIJFSDOELEN) BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2.1 VAN DE REGELING INBURGERING.
2. Onderdeel s vervalt; onderdeel t wordt geletterd: s.
3. In onderdeel s (nieuw) wordt voor de punt ingevoegd: , Indien bij de verlening van
een verblijfsvergunning is bepaald dat het verblijfsrecht tijdelijk van aard is.
Artikel III
Artikel 2 van de Regeling inhoudelijk verslag nieuwkomers 2007 (niet-G31) en 2008 (G31 en niet-G31) en de bij dit artikel behorende bijlage 2 vervallen.
ARTIKEL IV
Artikel 1 van de Regeling persoonsvolgend budget voor inburgering in de opvang wordt als volgt gewijzigd.
1. In onderdeel a wordt ‘Minister voor Wonen, Wijken en Integratie’ vervangen door:
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
2. Onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel m worden
drie onderdelen toegevoegd, luidende:
-
n. Wet inburgering: Wet inburgering, zoals die luidde op 31 december 2012;
-
o. Besluit inburgering: Besluit inburgering, zoals dat luidde op 31 december 2012;
-
p. Regeling inburgering: Regeling inburgering, zoals die luidde op 31 december 2012.
ARTIKEL V
Artikel 1 van de Regeling vrijwillige inburgering niet-G31 2007 wordt als volgt gewijzigd.
1. In onderdeel a wordt ‘Minister voor Wonen, Wijken en Integratie’ vervangen door:
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
2. In onderdeel b wordt voor de puntkomma ingevoegd: , zoals deze luidde op 31 december
2012.
3. In onderdeel c wordt voor de puntkomma ingevoegd: , zoals dit luidde op 31 december
2012.
ARTIKEL VI
In artikel 9a, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 wordt ‘het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van die wet’ vervangen
door: het examen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van die wet.
ARTIKEL VII
De Uitvoeringsregeling brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid wordt als volgt gewijzigd.
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd.
1. In onderdeel k wordt ‘de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie’ vervangen door:
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
2. In de onderdelen s, u, v, w en bb wordt na ‘de Wet inburgering’ ingevoegd: zoals
die luidde op 31 december 2012.
3. In onderdeel aa wordt na ‘Besluit inburgering’ ingevoegd: zoals dit luidde op 31
december 2012.
B
In artikel 9a, eerste lid, onderdelen O en P, en artikel 13d, derde lid, onderdeel
c, wordt na ‘Besluit inburgering’ ingevoegd: zoals dit luidde op 31 december 2012.
C
In artikel 13c, derde lid, wordt na ‘Regeling inburgering’ ingevoegd: zoals deze luidde
op 31 december 2012.
ARTIKEL VIII
-
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013, met dien verstande
dat:
-
a. op de inburgeringsplichtige, bedoeld in artikel 1, onderdeel, b, van de Wet inburgering,
zoals deze luidde op 31 december 2012, voor wie de termijn voor het behalen van het
examen, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van die wet op grond van artikel 7, eerste
lid, of 26 van die wet is aangevangen, de artikelen 1.2 tot en met 2.2c, 2.4, 2.5,
hoofdstuk 4, paragrafen 1 tot en met 3 en artikel 5.1 van de Regeling inburgering,
zoals die luidde op 31 december 2012, van toepassing blijven en artikel 4.3 van de
Regeling inburgering als gewijzigd door deze regeling van toepassing is;
-
b. op de geestelijke bedienaar, bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Wet inburgering,
zoals die luidde op 31 december 2012, die geen oudkomer is als bedoeld in artikel
1, onderdeel c, van die wet, artikel 4.25 van de Regeling inburgering, zoals die luidde
op 31 december 2012, van toepassing blijft, voor zover hij uiterlijk op 31 december
2012 inburgeringsplichtig is geworden;
-
c. op de oudkomer, bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet inburgering, zoals die
luidde op 31 december 2012, ten aanzien van wie geen inburgeringstermijn op grond
van artikel 26 van die wet, is aangevangen, hoofdstuk 4, paragraaf 3, van toepassing
blijft tot en met 31 december 2015.
-
2. De personen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met c, en de vrijwillige
inburgeraar, bedoeld in artikel 1, onderdeel q, van de Wet inburgering, zoals die
luidde op 31 december 2012, die vóór die datum met het college van burgemeester en
wethouders van de gemeente, waar de vrijwillige inburgeraar woonplaats heeft in de
zin van titel 3 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, op grond van artikel 24d van
de Wet inburgering, zoals die luidde op 31 december 2012, een overeenkomst hebben
gesloten tot het volgen van een inburgeringsvoorziening, kunnen tot en met 31 december
2014 het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van die wet afleggen.
-
3. Op de personen die van de mogelijkheid, bedoeld in het vierde lid, gebruikmaken,
blijven hoofdstuk 3 van het Besluit inburgering en hoofdstuk 3 van de Regeling inburgering,
zoals die luidden op 31 december 2012, van toepassing tot en met 31 december 2014
en is artikel 2.2d van de Regeling inburgering als gewijzigd door deze regeling van
overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
-
a. de bijlage behorende bij artikel 3.3 van de Regeling inburgering, zoals deze luidde
op 31 december 2012, wordt vervangen door de bijlage 6 behorende bij artikel 3.3 van
de Regeling inburgering, zoals deze luidde op 31 december 2012, bij deze regeling;
-
b. het examengeld in die gevallen bedraagt:
-
1°. € 110’ voor het praktijkdeel, bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit
inburgering ,zoals dat luidde op 31 december 2012;
-
2°. € 40’ voor het elektronisch praktijkexamen, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdeel
b, van het Besluit inburgering, zoals dat luidde op 31 december 2012;
-
3°. € 60’ voor de toets gesproken Nederlands, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdeel
b, van het Besluit inburgering, zoals dat luidde op 31 december 2012;
-
4°. € 40’ voor het examen kennis van de Nederlandse samenleving, bedoeld in artikel 3.9,
eerste lid, onderdeel c, van het Besluit inburgering, zoals dat luidde op 31 december
2012.
BIJLAGE 4 BIJ ARTIKEL 2.4, DERDE LID, VAN DE REGELING INBURGERING (VANAF 1 JANUARI
2013)
Protocol medische advisering 2013
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord
|
|
1.
|
Algemeen
|
|
|
1.1
|
Inleiding
|
|
1.2
|
Protocol
|
|
1.3
|
Wettelijk kader
|
|
1.4
|
Taken betrokkene, DUO, IND en medisch adviseur
|
|
1.5
|
Aanvraagperiode en invulling begrip ‘blijvend’
|
|
1.6
|
Bezwaar en beroep
|
|
1.7
|
Het inburgeringsexamen
|
|
2.
|
Medisch protocol
|
|
|
2.1
|
Begrippen
|
|
2.2
|
Algemeen
|
|
2.3
|
Beperkingen
|
|
2.4
|
Anamnese en lichamelijk onderzoek
|
|
2.5
|
Weging en beoordeling
|
|
2.1
|
Bijzondere examenomstandigheden
|
|
Bijlage 1 Begrippen- en afkortingenlijst
|
|
Bijlage 2 Modelformulier medisch advies inburgeringsexamen
|
|
Bijlage 3 Machtiging voor het opvragen van medische informatie
|
Voorwoord
Vanaf 1 januari 2013 is de wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten
in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige
van kracht geworden. Een belangrijke wijziging voor het Protocol medische advisering
is de verschuiving van de uitvoering van de inburgering, waar onder het nemen van
beslissingen over medische ontheffingen, van gemeenten naar de Dienst Uitvoering Onderwijs
(hierna: DUO). Het onderhavige Protocol is onder andere hierop aangepast. Het aldus
gewijzigde protocol geldt voor de medische advisering ten behoeve van vreemdelingen
die na 31 december 2012 inburgeringsplichtig zijn geworden. Het gewijzigde protocol
geldt niet voor vreemdelingen die voor die datum inburgeringsplichtig zijn geworden.
Voor hen geldt het overgangsrecht en voor hen is de gemeente nog het uitvoerend orgaan.
Op grond van de Wet inburgering, de Vreemdelingenwet 2000 (voor een verblijfsvergunning
onder de beperking voortgezet verblijf regulier of verblijfsvergunning voor onbepaalde
tijd regulier of asiel) of de Rijkswet op het Nederlanderschap (voor naturalisatie)
moeten vreemdelingen, tenzij zij hiervan zijn vrijgesteld, voldoen aan het inburgeringvereiste1. Iemand voldoet hieraan als hij geslaagd is voor het inburgeringsexamen, staatsexamen
NT2 (programma I of II) of voor een ander vrijstellend examen genoemd in de desbetreffende
regelgeving. Betrokkene kan een ontheffing van dit vereiste aanvragen bij DUO of
bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) door aan te tonen dat hij
door een psychische of lichamelijke belemmering dan wel een verstandelijke handicap
blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen (zijnde het minimumniveau om te voldoen
aan het inburgeringsvereiste) te behalen. Over de vraag of de belemmering of handicap
dusdanig is dat betrokkene het inburgeringsexamen niet kan behalen, wordt een advies
uitgebracht door een door de Minister aangewezen onafhankelijk medisch adviseur zijnde
een onafhankelijk arts die is ingeschreven in het BIG-register van de Wet op de beroepen
in de individuele gezondheidszorg.
Voor een dergelijk medisch advies zijn er kaders en uitgangspunten geformuleerd voor
de medisch adviseur, DUO en de IND en neergelegd in dit protocol.
Het protocol is oorspronkelijk tot stand gekomen in samenwerking met de VNG (Vereniging
Nederlandse Gemeenten) en de VIA (Vereniging Indicerende en Adviserende Artsen) en
in 2012 aangepast door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
naar aanleiding van de wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in
verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige.
Het bestuur van de VIA heeft ook haar medewerking verleend aan de totstandkoming van
het aangepaste protocol. Het protocol is een bijlage bij de ministeriële regeling
inburgering .
1. ALGEMEEN
1.1 Inleiding
In dit protocol wordt de procedure rond de medische advisering in het kader van het
inburgeringsexamen nader uitgewerkt.
Op grond van de Wet inburgering, de Vreemdelingenwet 2000 (voor een verblijfsvergunning
onder de beperking voortgezet verblijf of verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd)
of de Rijkswet op het Nederlanderschap (voor naturalisatie) moeten vreemdelingen,
tenzij zij hiervan zijn vrijgesteld, voldoen aan het inburgeringsvereiste. Iemand
voldoet aan deze plicht als hij geslaagd is voor het inburgeringsexamen, staatsexamen
NT2 (programma I of II) of voor een ander vrijstellend examen genoemd in de regelgeving.
Hoewel er in de wet- en regelgeving dus uitgegaan wordt van verschillende mogelijkheden
om aan het inburgeringsvereiste te voldoen, wordt bij de ontheffing uitgegaan van
het inburgeringsexamen. Dit, omdat het inburgeringsexamen het minimuminburgeringsvereiste
is.
Een ontheffing van het inburgeringsvereiste kan op aanvraag van betrokkene, afhankelijk
van op grond van welke wetgeving de aanvraag wordt gedaan, door DUO (namens de Minister
voor Immigratie, Integratie en Asiel) of door de IND (namens de Minister voor Immigratie,
Integratie en Asiel) worden verleend, als betrokkene aantoont blijvend niet in staat
te zijn het inburgeringsexamen te behalen door een:
-
– psychische belemmering, of
-
– lichamelijke belemmering, of
-
– verstandelijke handicap.
In onderstaande tabel staat vermeld in welke situatie welke wet van toepassing is,
welke eisen de wet stelt wat betreft inburgering en tot wie betrokkene zich moet wenden
om medische ontheffing aan te vragen.
Tabel 1 inburgeringsplicht/vereiste en medische ontheffing
situatie
|
wet
|
welke eisen stelt de wet wat betreft inburgering?
|
bij wie medische ontheffing aanvragen?
|
Nieuwkomer in Nederland, niet in het bezit van de nationaliteit van een van de EU-lidstaten
of Turkije, met een niet tijdelijk verblijfsdoel
of
Geestelijke bedienaren niet in het bezit van de nationaliteit van een van de EU-lidstaten
of Turkije
|
Wet inburgering
|
Moet voldoen aan de inburgeringsplicht: d.w.z. het inburgeringsexamen, Staatsexamen
NT2 of een ander in die wet- en regelgeving genoemd vrijstellend examen behalen
|
DUO
|
Bij aanvraag van een verblijfsvergunning onder de beperking voortgezet verblijf regulier
of een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd regulier
|
Vreemdelingenwet 2000
|
Moet voldoen aan het inburgeringsvereiste: d.w.z. het inburgeringsexamen, Staatsexamen
NT2 of een ander in die wet- en regelgeving genoemd vrijstellend examen behalen
|
IND voor zover de persoon niet al in het kader van de Wet inburgering medische ontheffing
heeft gekregen
|
en asiel
|
|
|
Voor zover de persoon inburgeringsplichtig is in het kader van de Wet inburgering
en hij in dat kader al medische ontheffing heeft gekregen van DUO, is deze ontheffing
ook in dit kader geldig.
|
Bij een aanvraag tot naturalisatie
|
Rijkswet op het Nederlanderschap
|
Moet voldoen aan het inburgeringsvereiste: d.w.z. het inburgeringsexamen, Staatsexamen
NT2 of een ander in die wet- en regelgeving genoemd vrijstellend examen behalen
|
Als onderdeel van naturalisatieverzoek bij IND
|
De minister wijst de medische adviseurs aan. DUO contracteert de medische adviseurs.
Voor zover de IND beslist over de medische ontheffing maakt zij gebruik van de adviezen
van de door DUO gecontracteerde medische adviseurs.
De geraadpleegde medisch adviseur zal omtrent de toestand van betrokkene een advies
opmaken, waarbij de medisch adviseur een relatie legt tussen de medische stoornissen
en beperkingen, de belemmering ten aanzien van het inburgeringsexamen en het uiteindelijke
medische advies over het wel of niet kunnen behalen van het inburgeringsexamen. De
kosten voor dit medisch advies komen voor rekening van de betrokkene. Is het voor
betrokkene mogelijk om het examen wel aangepast af te leggen, dan zal de medisch adviseur
in zijn advies aangeven onder welke bijzondere examenomstandigheden het examen door
betrokkene gemaakt kan worden.
In de beoordeling van het wel of niet kunnen behalen van het inburgeringsexamen neemt
de medisch adviseur ook (in algemene termen) het kunnen afleggen van het voorbereidingstraject
in zijn overwegingen mee. Is het niet mogelijk om het voorbereidingstraject zonder
aanpassingen te volgen of zijn er voor het voorbereidingstraject meer dan slechts
lichte aanpassingen nodig, dan zal de medisch adviseur dit in zijn advies aangeven.
In het protocol wordt dus steeds waar er wordt gesproken over het inburgeringsexamen
ook het voorbereidingstraject bedoeld.
1.2 Protocol
Het protocol beoogt uniformiteit te bevorderen in de beoordeling door de medisch adviseur
van de medische toestand (voor zover relevant voor de beoordeling in het kader van
het behalen van het inburgeringsexamen) van een aanvrager van een ontheffing voor
het inburgeringsexamen en uniformiteit in de opbouw van het medisch advies. Uniformiteit
draagt bij aan een gelijke behandeling van gelijke gevallen.
Het protocol is opgesteld in de wetenschap dat het periodiek zal moeten worden geactualiseerd.
Nieuwe inzichten en ontwikkelingen op het gebied van wetgeving, jurisprudentie, medische
technologie, hulpmiddelen en de examens kunnen een aanpassing van het protocol tot
gevolg hebben.
Het protocol kent een algemeen deel en een medisch deel. De volgende bijlagen maken
onderdeel uit van het protocol:
-
– begrippen- en afkortingenlijst,
-
– het modeladvies dat door de medisch adviseur moet worden gebruikt bij zijn medische
advisering in het kader van het inburgeringsexamen,
-
– een model machtiging voor het opvragen van medische informatie in het kader van het
inburgeringsexamen.
1.3 Wettelijk kader
Verschillende groepen personen hebben een inburgeringsplicht of moeten voldoen aan
het inburgeringsvereiste.
Dit geldt voor:
-
A. Een vreemdeling die in het kader van de Wet inburgering inburgeringsplichtig is;
-
B. De aanvrager van een verblijfsvergunning regulier onder de beperking voortgezet verblijf
of een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd regulier of asiel in het kader van
de Vreemdelingenwet 2000;
-
C. Een vreemdeling die wil naturaliseren in het kader van de Rijkswet op het Nederlanderschap.
Voor betrokkenen uit deze groepen is het mogelijk om te worden ontheven van deze verplichting/dit
vereiste door aan te tonen dat hij door een psychische of lichamelijke belemmering
dan wel een verstandelijke handicap blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen
te behalen. Hieronder wordt voor de verschillende groepen het wettelijk kader aangegeven.
Ad A. Wet inburgering
Het protocol Medische advisering inburgeringsexamen is een verdere uitwerking van
de Wet inburgering en het Besluit inburgering.
Artikel 6, 1e lid onder a van de Wet inburgering luidt:
In artikel 2.8 van het Besluit inburgering is artikel 6 van de Wet inburgering uitgewerkt:
-
1. Bij de aanvraag tot ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van een psychische
of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap als bedoeld in artikel
6, eerste lid onder a , van de wet, legt de inburgeringsplichtige een advies over
van een door Onze Minister aangewezen onafhankelijke arts, die is ingeschreven in
het betreffende register, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de beroepen
in de individuele gezondheidszorg.
-
2. Onze Minister geeft binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een beschikking.
-
3. Indien Onze Minister, op grond van het advies, bedoeld in het eerste lid, van oordeel
is dat de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen slechts kan afleggen onder
bijzondere examenomstandigheden die zijn aangepast aan de mogelijkheden van die inburgeringsplichtige,
wordt in de beschikking vermeld welke bijzondere examenomstandigheden het betreft.
-
4. De ontheffing kan worden verleend indien redelijkerwijs verwacht mag worden dat de
aard en de ernst van de psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke
handicap zodanig zijn dat niet binnen vijf jaar na de aanvraag van de ontheffing aan
de inburgeringsplicht kan zijn voldaan.
-
5. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de verlening
van de ontheffing alsmede omtrent het advies, bedoeld in het eerste lid.
In het vijfde lid wordt aangegeven dat bij regeling door de minister nadere regels
kunnen worden gesteld omtrent de verlening van ontheffing alsmede omtrent het advies.
In artikel 2.4 (Ontheffing wegens medische belemmering) van de ministeriële regeling
staat:
Artikel 2.4
-
1. Het advies, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, van het besluit, bevat in ieder geval
een oordeel met betrekking tot het verlenen dan wel het weigeren van de ontheffing
van de inburgeringsplicht en, indien van toepassing, noodzakelijke bijzondere examenomstandigheden
als bedoeld in artikel 3.2.
-
2. De arts, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, van het besluit, adviseert tot ontheffing
van de inburgeringsplicht, indien de inburgeringsplichtige:
-
a. op grond van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap
als bedoeld in artikel 6, eerste lid van de wet niet in staat is zich voor te bereiden
op het inburgeringsexamen , of
-
b. bijzondere examenomstandigheden nodig heeft om het inburgeringsexamen te kunnen behalen
en de bijzondere examenomstandigheden, bedoeld in artikel 3.2, hiertoe niet toereikend
zijn.
-
3. De arts, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, van het besluit, stelt het advies op
conform het protocol dat is opgenomen in bijlage 2 bij deze regeling.
Ad B. Vreemdelingenwet 2000
Het vreemdelingenrecht voorziet in een koppeling met de Wet inburgering om de naleving
van het inburgeringsvereiste te versterken.
Op grond hiervan is het voldoen aan het inburgeringsvereiste als voorwaarde gesteld
voor de verlening van een zelfstandige verblijfsvergunning onder de beperking voortgezet
verblijf en voor verlening van een verblijfsvergunning regulier of asiel voor onbepaalde
tijd.2
Vanaf 1 januari 2013 geldt tevens dat het niet voldoen aan het inburgeringsvereistekan
leiden tot intrekking van de reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd.
De groep vreemdelingen die wordt geconfronteerd met dit vereiste is veelal al inburgeringsplichtig
in het kader van de Wet inburgering, er zijn echter uitzonderingen.
De medische ontheffing is verder uitgewerkt in de volgende artikelen:
-
– artikel 3.80a, tweede lid, aanhef en onder d, juncto derde lid,Vreemdelingenbesluit
2000;
-
– artikel 3.96a, tweede lid , aanhef en onder d, juncto derde lid,Vreemdelingenbesluit
2000;
-
– artikel 3.107a, tweede lid, aanhef en onder d, juncto derde lid, Vreemdelingenbesluit
2000.
In deze onderdelen is de situatie geregeld dat de vreemdeling wegens een psychische
of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap blijvend niet in
staat is het inburgeringsexamen te behalen. Inburgeringsplichtige vreemdelingen worden
op deze grond door DUO van het inburgeringsvereiste ontheven (artikel 6, eerste lid,
van de Wet inburgering), nadat een onafhankelijke arts terzake een medisch advies
heeft uitgebracht (zie in dit verband artikel 2.8 van het Besluit inburgering). Deze
beslissing van DUO heeft voor deze (gewezen) inburgeringsplichtige op grond van de
onderdelen d en aanheffen van het tweede lid van de artikelen 3.80a, 3.96a, 3.107a
van het Vreemdelingenbesluit 2000 dus ook tot gevolg dat het inburgeringsvereiste
niet wordt gesteld in het kader van de aanvraag voor een verblijfsvergunning voortgezet
verblijf of onbepaalde tijd. De verleende ontheffing zal blijken uit een afschrift
van de beschikking waarbij DUO de ontheffing heeft verleend, dat de vreemdeling bij
de aanvraag zal moeten overleggen. In dit verband wordt er nog op het derde lid van
de genoemde artikelen van het Vreemdelingenbesluit 2000 gewezen. Betreft het een volgens
de Wet inburgering niet-inburgeringsplichtige vreemdeling die wegens een psychische
of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap blijvend niet in
staat is het inburgeringsexamen te behalen, dan wordt de ontheffing niet verleend
door DUO maar door de IND die bij de beoordeling eveneens gebruik maakt van het medische
advies van de onafhankelijke arts (artikel 2.8 van het Besluit inburgering).
Ad C. Rijkswet op het Nederlanderschap
Voor de verlening van het Nederlanderschap komt slechts in aanmerking de verzoeker
die in de Nederlandse samenleving als ingeburgerd kan worden beschouwd op grond van
het feit dat hij beschikt over een bij algemene maatregel van rijksbestuur te bepalen
mate van kennis van de Nederlandse taal, alsmede van de Nederlandse staatsinrichting
en maatschappij en hij zich ook overigens in de Nederlandse samenleving heeft doen
opnemen.
De vreemdeling die wil naturaliseren moet aan het inburgeringsvereiste voldoen. De
verzoeker hoeft de naturalisatietoets niet af te leggen indien hij heeft aangetoond
door een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap,
blijvend niet in staat te zijn het inburgeringsexamen te behalen. De verzoeker moet
hiertoe een medisch advies overleggen van een door DUO aangewezen onafhankelijke
arts. Hiermee zal zijn gewaarborgd dat dezelfde kring van artsen die adviseert over
medische ontheffingen in het kader van de Wet inburgering, ook over medische belemmeringen
bij het afleggen van het inburgeringsexamen in het kader van de naturalisatieprocedure
adviseert.
1.4 Taken betrokkene, DUO, IND en medisch adviseur
In het kader van de Wet inburgering
De inburgeringsplichtige is zelf verantwoordelijk voor het op tijd voldoen aan het
inburgeringsvereiste (i.e. het behalen van het inburgeringsexamen of één van de andere
genoemde examens).
De inburgeringsplichtige kan (conform artikel 6 Wet inburgering) door DUO worden ontheven
van het inburgeringsvereiste op grond van een psychische of lichamelijke belemmering
dan wel verstandelijke handicap die zodanig is dat de inburgeringsplichtige het examen
blijvend niet zal kunnen behalen.
DUO zal over deze aanvraag een besluit nemen op basis van een medisch advies over
betrokkene.
Dit medisch advies wordt opgesteld door de medisch adviseur die daartoe door DUO is
gecontracteerd. De medisch adviseur dient een onafhankelijk arts te zijn – derhalve
niet zijnde een behandelend arts van betrokkene – die is ingeschreven in het BIG-register
van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. De medisch adviseur dient
op de hoogte te zijn van de relevante wet- en regelgeving ten aanzien van het inburgeringsexamen
(waarvan het medisch protocol deel uit maakt) en van de mogelijke examenomstandigheden.
Daarnaast kan DUO extra eisen stellen aan de medisch adviseur, zoals bijvoorbeeld
ten aanzien van scholing. DUO en de medisch adviseur kunnen werkafspraken maken over
onder andere de wijze van betaling van het medisch advies (voor rekening van betrokkene),
informatieverschaffing aan betrokkene en de verdere gang van zaken.
Op het moment dat een inburgeringsplichtige zich meldt bij DUO of de IND met het verzoek
om ontheffing, zal deze de betrokkene verwijzen naar deze medisch adviseur.
De medisch adviseur stelt vervolgens vast of er een psychische of lichamelijke belemmering
dan wel verstandelijke handicap is waardoor de betrokkene het examen binnen een termijn
van vijf jaar al dan niet kan behalen. Tevens kan de medisch adviseur vaststellen
dat het examen wel kan worden behaald, zij het met een aanpassing van de examenomstandigheden,
de zogenaamde bijzondere examenomstandigheden of met lichte aanpassingen in het voorbereidingstraject.
De inburgeringsplichtige zal vervolgens het medisch advies bij zijn aanvraag tot ontheffing
moeten voegen, waarna DUO conform artikel 2.8, tweede lid Besluit inburgering binnen
acht weken na ontvangst van de aanvraag een beschikking geeft. DUO heeft een vergewisplicht
(conform art. 3:9 Algemene wet bestuursrecht), maar treedt niet in de inhoudelijke
beoordeling van het (medisch) advies. De vergewisplicht houdt in dat DUO naast het
controleren van de formulieren op het juist en volledig invullen hiervan, zich er
van moet vergewissen dat het onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
In het kader van de Vreemdelingenwet 2000 en de Rijkswet op het Nederlanderschap
De uitwerking en toepassing van de Vreemdelingenwet 2000 en de Rijkswet op het Nederlanderschap
gebeurt door de IND namens de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, resp.
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties De desbetreffende Minister
beslist formeel op de aanvraag voor een verblijfsvergunning en het verzoek om naturalisatie.
Betrokkene kan door DUO of de IND op basis van een medisch advies worden ontheven
van het inburgeringsvereiste op grond van een psychische of lichamelijke belemmering
dan wel verstandelijke handicap die zodanig is dat de betrokkene het inburgeringsexamen
blijvend niet zal kunnen behalen. Degene die een ontheffing van het inburgeringsexamen
wil, kan voor een medisch advies naar de medisch adviseur waarmee DUO afspraken heeft
gemaakt. DUO en de IND verstrekken betrokkene hier desgewenst informatie over. Betrokkene
richt zich voor een medisch advies rechtstreeks tot de medisch adviseur. De medisch
adviseur zal vervolgens een advies opstellen over de medische toestand van betrokkene
in het kader van het wel of niet kunnen behalen van het inburgeringsexamen binnen
een termijn van vijf jaar.
Het advies wordt rechtstreeks aan betrokkene gezonden. Betrokkene zal dit advies voegen
bij de aanvraag tot een zelfstandige verblijfsvergunning onder de beperking voortgezet
verblijf, een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd asiel of regulier of bij het
verzoek om naturalisatie. Het advies mag op de dag van indiening van het naturalisatieverzoek
niet ouder zijn dan zes maanden.
Betrokkene kan, indien hij reeds door DUO is ontheven, een afschrift van de betreffende
beschikking tezamen met zijn verzoek voor een verblijfsvergunning of voor naturalisatie
overleggen aan de IND. Deze beslissing van DUO geldt tevens als ontheffing van het
inburgeringsvereiste in het kader van een aanvraag voor een zelfstandige verblijfsvergunning
onder de beperking voortgezet verblijf,een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd
en in het kader van een naturalisatieverzoek. In beide situaties mag de beschikking
niet ouder zijn dan drie jaar op de dag van indiening van de aanvraag voor een van
de genoemde verblijfsvergunningen respectievelijk het naturalisatieverzoek.
De IND heeft net als DUO een vergewisplicht (conform art. 3:10 Algemene wet bestuursrecht),
maar treedt niet in de inhoudelijke beoordeling van het (medisch) advies.
Verificatie medisch advies door DUO of IND
Het medisch advies wordt door de medisch adviseur aan betrokkene gezonden. Betrokkene
zal vervolgens het medisch advies overleggen aan DUO of aan de IND. Mocht er bij
DUO of de IND twijfel bestaan over de authenticiteit van het advies dan kan er contact
gezocht worden met de medisch adviseur. DUO of de IND zal het advies waarover twijfel
bestaat aan de medisch adviseur toesturen, waarna de medisch adviseur de authenticiteit
kan vaststellen.
De medisch adviseur bewaart de gegeven adviezen tenminste tien jaar.
Verkorte procedure
Een verkorte procedure kan volstaan indien aan de hand van medische stukken of bekendheid
bij DUO een advies kan worden opgesteld. Dit betekent dat naar het oordeel van de
medisch adviseur evident vaststaat dat betrokkene niet in staat zal zijn om het inburgeringsexamen
te behalen, zodat betrokkene niet (apart hiervoor) in persoon behoeft te worden gezien.
Voor de niet evidente situaties is het gebruikelijk dat betrokkene tijdens een spreekuur
in persoon door de medisch adviseur wordt opgeroepen. De te volgen procedure is ter
beoordeling aan de medisch adviseur die het advies opstelt.
1.5 Aanvraagperiode en invulling begrip ‘blijvend’
Aangezien ontheffing op grond van een wezenlijke belemmering of handicap gedurende
de gehele periode waarin het inburgeringsvereiste op grond van de Wet inburgering
bestaat relevant is en ook op ieder moment tijdens de periode kan ontstaan, worden
geen regels gesteld over de termijn waarbinnen een ontheffingsverzoek moet worden
ingediend. De aanvraag kan dus aan het begin, tijdens of aan het einde van de termijn
waar binnen aan het inburgeringsvereiste moet zijn voldaan worden ingediend.
De medisch adviseur adviseert over de vraag of betrokkene blijvend niet in staat is
het inburgeringsexamen te behalen. Op grond van artikel 2.8, vierde lid, van het Besluit
inburgering is sprake van het blijvend niet in staat zijn het inburgeringsexamen te
behalen, indien in redelijkheid verwacht mag worden dat de aard en de ernst van de
belemmering of verstandelijke handicap zodanig zijn dat het behalen van het inburgeringsexamen
binnen vijf jaar niet mogelijk is. Deze termijn van vijf jaar wordt gerekend vanaf
het moment van de aanvraag van het advies.
Indien te verwachten is dat de betrokkene wegens een psychische of lichamelijke belemmering
dan wel verstandelijke handicap niet binnen vijf jaar het examen kan behalen, dan
wordt er vanuit gegaan dat er reden tot ontheffing bestaat.
1.6 Bezwaar en beroep
Beschikking ontheffing i.h.k.v. de Wet inburgering
Tegen een negatieve beschikking van DUO kan de inburgeringsplichtige binnen zes weken
in bezwaar gaan. Betrokkene wordt over deze mogelijkheid in de negatieve beschikking
geïnformeerd.
DUO kan conform artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht een adviescommissie
ten behoeve van de beslissing op het bezwaar instellen
Deze commissie gaat na of DUO op zorgvuldige wijze en in redelijkheid en billijkheid
tot de beslissing is gekomen. De commissie oordeelt hierbij niet inhoudelijk over
het medisch advies dat aan de beschikking ten grondslag ligt. De medisch adviseur
kan wel gevraagd worden om een nadere toelichting bij het medisch advies te geven
door bijvoorbeeld aan te geven hoe het protocol is toegepast. Een overweging hiertoe
kan zijn dat vanuit de behandelende sector verklaringen worden overlegd waardoor twijfel
ontstaat of DUO de juiste beslissing heeft kunnen nemen. Daarnaast kan sprake zijn
van een inmiddels gewijzigde medische situatie waarop de medisch adviseur kan reageren.
De commissie brengt een advies uit aan DUO, waarna DUO het uiteindelijke besluit neemt.
Inburgeringsplichtige kan bezwaar maken tegen het besluit. De afdeling Bezwaar en
beroep van DUO draagt zorg voor de afhandeling van het bezwaar. Bij een negatieve
beslissing op bezwaar kan de inburgeringsplichtige in beroep bij de sector Bestuursrecht
van de rechtbank. Betrokkene wordt over deze mogelijkheid in de negatieve beschikking
op bezwaar geïnformeerd.
Beschikking ontheffing i.h.k.v. verblijfsvergunning of naturalisatie
Bij de aanvraag om één van de genoemde verblijfsvergunningen of een naturalisatieverzoek
is de situatie anders. Daar is het medisch advies een onderdeel van het verzoek tot
een verblijfsvergunning of het naturalisatieverzoek. De beschikking gaat over de aanvraag
tot het verlenen van de verblijfsvergunning of het naturalisatieverzoek. De verzoeker
kan bij de IND in bezwaar tegen de afwijzing van zijn verzoek, waarbij er argumenten
tegen onderdelen, bijvoorbeeld geen ontheffing van het inburgeringsvereiste, van de
beschikking kunnen worden gegeven.
1.7 Het inburgeringsexamen
Met het inburgeringsexamen wordt getoetst of betrokkene voldoende is ingeburgerd in
de Nederlandse samenleving. Bij het examen is een aantal uitgangspunten van belang:
-
– Inburgering moet perspectief bieden op integratie en vormt een eerste stap naar volwaardige
deelname aan de samenleving. Basis voor het kunnen functioneren in de samenleving
is het beheersen van de Nederlandse taal op een bepaald niveau, om in de dagelijkse
omgang te kunnen communiceren in het Nederlands, en bekendheid te verkrijgen met de
Nederlandse samenleving, waaronder vigerende normen en waarden.
-
– Het inburgeringsexamen is voor alle betrokkenen van gelijke opzet.
-
– De vereiste mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid is gesteld op het niveau A2
van het Europese Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen (Common European Framework of
Reference for Languages, CEF).
Het taalverwervingniveau A2 is in het CEF als volgt geformuleerd:
Betrokkene kan zinnen en regelmatig voorkomende uitdrukkingen begrijpen die verband
hebben met zaken van direct belang (bijvoorbeeld persoonsgegevens, familie, winkelen,
plaatselijke geografie, werk). Hij kan communiceren in simpele en alledaagse taken
die een eenvoudige en directe uitwisseling over vertrouwde en alledaagse kwesties
vereisen. In eenvoudige bewoordingen kan hij aspecten van de eigen achtergrond, de
onmiddellijke omgeving en kwesties op het gebied van diverse behoeften beschrijven.
Het inburgeringsexamen wordt centraal afgenomen en bestaat uit de volgende vijf onderdelen:
-
– KNS = Kennis van de Nederlandse Samenleving (netto 45 minuten)
-
– TGN = Toets Gesproken Nederlands (netto 15 minuten)
-
– Lezen (netto 50 minuten)
-
– Luisteren (netto 35 minuten)
-
– Schrijven (netto 35 minuten)
-
– De totale afnametijd van het examen, inclusief 15 minuten instructietijd per examen,
bedraagt 255 minuten. De kandidaat mag alle onderdelen op één dag afleggen; hij kan
er ook voor kiezen de verschillende onderdelen over meerdere dagen te verspreiden.
De verschillende examenonderdelen worden als volgt afgenomen:
-
– het examenonderdeel KNS wordt met een computer afgenomen. De kennis van de Nederlandse
samenleving op verschillende domeinen als werk en inkomen, gezondheidszorg, onderwijs,
geschiedenis en staatsinrichting, normen en waarden, wordt aan de hand van meerkeuzevragen
getoetst. De examenkandidaat leest de vragen op het beeldscherm en hoort ze tevens
via een hoofdtelefoon. Hij kiest het juiste antwoord door dit met de computermuis
aan te klikken.
-
– Het examenonderdeel TGN toetst op directe wijze de spreekvaardigheid waarbij de kandidaat
door een hoofdtelefoon mondelinge opdrachten krijgt. Hierbij wordt gebruik gemaakt
van een telefoonverbinding met een (sprekende) computer. De kandidaat moet in een
microfoon zinnen nazeggen, vragen kort beantwoorden, een woord met een tegenovergestelde
betekenis noemen en in eigen woorden een kort verhaal navertellen.
-
– Het examenonderdeel Lezen wordt met de computer afgenomen. Aan de hand van meerkeuzevragen
wordt de leesvaardigheid getoetst. De examenkandidaat leest teksten op het beeldscherm
en krijgt daarover vragen. Hij kiest het juiste antwoord door dit met de computermuis
aan te klikken.
-
– Het examenonderdeel Luisteren wordt met de computer afgenomen. Aan de hand van meerkeuzevragen
wordt de luistervaardigheid getoetst. De examenkandidaat hoort via een koptelefoon
gesproken tekstfragmenten en krijgt daarover vragen. De mogelijke antwoorden worden
ook getoond op het beeldscherm. Hij kiest het juiste antwoord door dit met de computermuis
aan te klikken.
-
– Het examenonderdeel Schrijven wordt op papier afgenomen. Middels het aanvullen van
zinnen, het invullen van formulieren en het maken van korte schrijfopdrachten wordt
de schrijfvaardigheid getest. De examenkandidaat krijgt bij aanvang van het examenonderdeel
een ‘boekje’ met daarin de vragen / opdrachten. De antwoorden dient de kandidaat in
het zelfde ‘boekje’ op te schrijven.
Afname van de examens
Het examen wordt afgelegd bij DUO op één van de examenlocaties in Amsterdam, Rotterdam,
Rijswijk , Eindhoven, Nijmegen en Zwolle.
Bijzondere examenomstandigheden
Een kandidaat die door een belemmering of handicap niet in staat is om het inburgeringsexamen
op de gebruikelijke wijze af te leggen, kan door DUO in de gelegenheid worden gesteld
om het examen op een aan zijn belemmering of handicap aangepaste manier af te leggen.
De mogelijke bijzondere omstandigheden waarin DUO kan voorzien, worden genoemd en
beschreven in hoofdstuk 2.
2. MEDISCH PROTOCOL
2.1 Begrippen
2.2 Algemeen
Dit medisch protocol bevat ten behoeve van de medisch adviseur aanwijzingen, richtlijnen
en feiten om door middel van anamnese en lichamelijk onderzoek tot een goed oordeel
en een onderbouwd advies te komen in het kader van een aanvraag voor ontheffing van
het inburgeringsexamen.
De medisch adviseur kan al dan niet tot de overtuiging komen dat betrokkene op grond
van medische stoornissen en daaruit voortvloeiende beperkingen niet in staat is het
gehele inburgeringsexamen, binnen vijf jaar, ondanks de bijzondere examenomstandigheden
(succesvol) te behalen.
Bij deze beoordeling wordt ook het voorbereidingstraject tot het afleggen van het
inburgeringsexamen betrokken. Wanneer betrokkene niet zonder lichte aanpassingen in
dit voorbereidingstraject het inburgeringsexamen kan behalen, zal hij moeten worden
ontheven. Zijn de aanpassingen in het voorbereidingstraject gering, dan is dat geen
reden voor een ontheffing.
Er wordt vanuit gegaan dat voor het kunnen afleggen van het voorbereidingstraject
dezelfde vaardigheden van belang zijn als bij het kunnen behalen van het inburgeringsexamen.
Mochten lichte aanpassingen nodig zijn voor het afleggen van het voorbereidingstraject
dan zal de medisch adviseur dit in het advies aangeven.
Naast het protocol gelden uiteraard de gedragsregels van artsen zoals die door de
KNMG zijn vastgesteld en tevens de in de medische adviespraktijk gangbare inzichten
(indicerende en adviserende artsen, verzekeringsartsen). Zo zal het onderzoek door
de medisch adviseur op een voor betrokkene zo min mogelijk belastende wijze plaatsvinden.
Lichamelijk onderzoek zal achterwege kunnen blijven indien de medisch adviseur op
grond van de anamnese voldoende overtuiging voor zijn oordeel heeft verkregen. Bovendien
zal reeds beschikbare informatie van de behandelsector in de overwegingen worden betrokken
en kan indien nodig en met gerichte toestemming van betrokkene nadere informatie bij
de behandelaar worden ingewonnen. De medisch adviseur zal (verdere) medicalisering
zoveel mogelijk vermijden.
Bij evidente gronden voor ontheffing kan sprake zijn van een verkorte procedure. De
medisch adviseur stelt een medisch advies op aan de hand van bekendheid bij DUO, eerdere
sociaal-medische adviezen en/of medische documentatie waaruit blijkt dat iemand niet
in staat is het inburgeringsexamen te behalen. In het geval betrokkene bijvoorbeeld
doof en/of blind is of het syndroom van Down heeft, kan sprake zijn van een evidente
ontheffing. Bij evidente gronden voor ontheffing is het niet nodig dat betrokkene
persoonlijk door de medisch adviseur wordt gezien.
2.3 Beperkingen
Er zijn meerdere beperkingen die tot gevolg kunnen hebben dat betrokkene het voorbereidingstraject
op het afleggen van het inburgeringsexamen niet kan doen of het inburgeringsexamen
niet kan halen.
Er zijn vele verschillende stoornissen waaruit beperkingen kunnen voortkomen die invloed
kunnen hebben op de stem en/of de spraak, de visus, het gehoor, de motoriek en/of
het cognitief functioneren.
De aard en de ernst van de stoornissen en beperkingen dienen altijd geobjectiveerd
te worden door de medisch adviseur. In het advies zal worden gemotiveerd in hoeverre
deze stoornissen en beperkingen leiden tot belemmeringen en kan een advies voor ontheffing
voor deelname aan het inburgeringsexamen worden gegeven.
2.4 Anamnese en lichamelijk onderzoek
Hieronder zijn vragen opgenomen die gebruikt kunnen worden bij de gerichte anamnese.
Deze vragen zijn niet uitputtend. Per geval zullen de specifieke vragen verschillen.
De medisch adviseur zal tot de overtuiging moeten komen dat betrokkene wel, niet of
met aanpassingen in staat is zich voor te bereiden op het afleggen van het examen
en het examen zelf met goed gevolg af te leggen.
Inleiding
Waarom een aanvraag voor ontheffing op dit moment?
Specifiek
Ter bepaling van de subjectieve belemmering:
-
– Wat is volgens betrokkene de oorzaak van de belemmering?
-
– Hoe redt betrokkene zich in het dagelijks leven?
-
– Welke problemen/belemmeringen ondervindt betrokkene door stoornis of beperking?
Ter objectivering van de beperkingen:
-
– Sinds wanneer heeft betrokkene de stoornis of beperking?
-
– Wat is de medische voorgeschiedenis?
-
– Wat is het medicijngebruik?
-
– Is de stoornis/beperking van blijvende aard?
-
– Wanneer en door welke arts is de oorzaak vastgesteld?
-
– Is betrokkene onder behandeling voor de stoornis of beperking?
-
– Welke hulpmiddelen zijn in gebruik (bril, loep, hoortoestel etc)?
-
– Welke opleiding heeft betrokkene gevolgd (wanneer, waar, diploma)?
-
– Welke werkzaamheden zijn of worden verricht, voor/na de stoornis?
Gevolgen beperkingen
Welke beperkingen ondervindt betrokkene ten aanzien van:
Hierbij kan gebruik gemaakt worden van een voorbeeld van het beeldscherm dat betrokkene
zal moeten kunnen aflezen.
Maakt betrokkene gebruik van een hoortoestel? Beoordeling verstaanbaarheid gewone
spraak tijdens spreekuur.
Is het mogelijk om een gesprek te voeren waarin beide personen in staat zijn elkaar
te begrijpen.
Is het mogelijk om een muis en toetsenbord te bedienen, en pen en papier te gebruiken.
Mocht betrokkene geen pen en papier kunnen gebruiken maar wel kunnen typen, dan kan
de schrijfvaardigheid met behulp van de computer worden getoetst3.
Is het mogelijk om de tekst en beelden goed waar te nemen op een beeldscherm.
Heeft betrokkene een dyslexieverklaring.
Is het mogelijk om met de verstandelijke handicap alle facetten van het inburgeringsexamen
goed af te ronden. Is reeds verblijf in een instelling geïndiceerd, wordt speciaal
onderwijs gevolgd, is een IQ test gedaan.
Is het mogelijk om met de geestelijk stoornis alle onderdelen van het inburgeringsexamen
succesvol af te ronden.
2.5 Weging en beoordeling
Beoordelingsnormen
Naast aandoeningen die blijvend van aard zijn, zijn er aandoeningen die tijdelijk
zijn. Het is hierbij van belang om vast te stellen op welke termijn een dermate verbetering
zal optreden waarna iemand wel in staat is het inburgeringsexamen te behalen. In sommige
gevallen zullen behandeling en/of hulpmiddelen nodig zijn om een verbetering te bewerkstelligen.
Hierbij wordt alleen uitgegaan van algemeen gebruikelijke behandelingen en/of hulpmiddelen.
Er mag niet van betrokkene verwacht worden dat hij buitensporige inspanningen zal
verrichten ten aanzien van de (medische) behandeling.
Er komen situaties voor waarbij het zeer onduidelijk is hoe de prognose zal zijn,
als een ziekte binnen korte termijn aanzienlijk kan verbeteren of verslechteren. De
medisch adviseur kan in zo’n geval met toestemming van betrokkene besluiten het medisch
advies eenmalig voor maximaal drie maanden aan te houden. Het aanhouden van het advies
– in feite het opschorten van de conclusie van het advies – is alleen mogelijk indien
de medisch adviseur dit redelijkerwijs noodzakelijk acht en kan motiveren.
Prognose van de beperkingen
Het gaat bij de medische advisering niet primair om het stellen van een diagnose met
de daarbij behorende prognose. Aan de hand van aandoeningen, stoornissen en beperkingen
stelt de medisch adviseur een advies op ten aanzien van het wel of niet kunnen voorbereiden
op het inburgeringsexamen (met lichte aanpassingen), het behalen van het examen, dan
wel het examen afleggen met gebruikmaking van bijzondere examenomstandigheden. Het
gaat hierbij, zoals eerder gesteld, om de overtuiging van de medisch adviseur.
2.6 Bijzondere examenomstandigheden
De volgende bijzondere examenomstandigheden zijn mogelijk:
Het examen wordt in een andere locatie dan de standaard examenlocatie afgenomen (te
denken valt aan vestiging Visio, ziekenhuis, ander "soort" gebouw). Van belang is
te onderkennen dat de specifieke technische mogelijkheden ter plaatse moeten voldoen
aan de eisen van de digitale examens.
Daarnaast is het mogelijk dat het examen in een andere examenzaal dan de standaardexamenzaal
(examen in apart lokaal) wordt afgenomen. Deze voorziening is standaard aanwezig in
de toetslocaties van de DUO.
De examenkandidaat mag, indien mogelijk, langer over het examen doen. Dit kan bij
de examenonderdelen KNS en Lezen, Luisteren en Schrijven. Bij het examenonderdeel
TGN is dit niet mogelijk.
De kandidaat mag rustmomenten tijdens de examenonderdelen nemen. Dit kan bij de examenonderdelen
KNS en Lezen, Luisteren en Schrijven . Bij het examenondedeel TGN kan dit niet.
De kandidaat wordt bijvoorbeeld aan het begin van de dag of juist aan het eind van
de dag ingeroosterd, de kandidaat krijgt meer tijd tussen de examensessies door, de
kandidaat wordt apart gehouden van andere kandidaten. Dit is bij alle examens mogelijk.
De aangepaste inroostering kan tot gevolg hebben dat de kandidaat niet alle examens
op een of twee dagen kan afleggen.
Een medewerker van DUO dan wel een door DUO aangewezen begeleider die de kandidaat
helpt bij het examen. Voorbeelden hiervan zijn hulp bij inloggen, muisklikken, headset
opzetten als mede persoonlijke begeleiding. Dit is bij alle examens mogelijk.
De kandidaat kan het examen maken achter een groter beeldscherm dan standaard is voorzien.
Dit geldt alleen voor de examenonderdelen KNS en Lezen, Luisteren. Het standaard beeldscherm
is 15 of 17 inch.
Het examenonderdeel Schrijven, evenals de instructie voor het examenonderdeel TGN,
kunnen in de papieren versie worden vergroot.
Bij de examenonderdelen KNS, Lezen en Luisteren kan met behulp van een loep via een
standaard Windows functionaliteit een gedeelte van een scherm worden uitvergroot.
Bij deze aanpassing kan gebruik worden gemaakt van 2 monitoren.
Bij het examenonderdeel Schrijven kan de kandidaat het examen afleggen met behulp
van (een regulier) toetsenbord en monitor. Dit in plaats van de gebruikelijke wijze
van afnemen middels pen op papier.
In dit geval krijgt de kandidaat de geschreven teksten op het beeldscherm voorgelezen
middels een koptelefoon. Dit geldt alleen voor de examenonderdelen KNS, Lezen en Luisteren
Een en ander is vervat in het volgende overzicht:
|
KNS
|
Lezen
|
Luisteren
|
Schrijven
|
TGN
|
a. aangepaste
|
|
|
|
|
|
locatie
|
mogelijk
|
mogelijk
|
mogelijk
|
mogelijk
|
mogelijk
|
b. verlenging
|
|
|
|
|
|
examentijd
|
mogelijk
|
mogelijk
|
mogelijk
|
mogelijk
|
niet mogelijk
|
c. onderbroken
|
|
|
|
|
|
examenafname
|
mogelijk
|
mogelijk
|
mogelijk
|
mogelijk
|
niet mogelijk
|
d. aangepaste
|
|
|
|
|
|
inroostering
|
mogelijk
|
mogelijk
|
mogelijk
|
mogelijk
|
mogelijk
|
e. examenhulp
|
mogelijk
|
mogelijk
|
mogelijk
|
mogelijk
|
mogelijk
|
f. grootbeeld
|
mogelijk
|
mogelijk
|
mogelijk
|
nvt
|
nvt
|
g. grootschrift
|
|
|
|
|
|
(papier)
|
nvt
|
nvt
|
nvt
|
mogelijk
|
Mogelijk (alleen instructie)
|
h. loepfunctie
|
mogelijk
|
mogelijk
|
mogelijk
|
niet mogelijk
|
niet mogelijk
|
i. typen i.p.v.
|
|
|
|
|
|
schrijven
|
nvt
|
nvt
|
nvt
|
mogelijk
|
nvt
|
j. voorleesfunctie
|
mogelijk
|
mogelijk
|
mogelijk
|
niet mogelijk
|
nvt
|
BIJLAGE 1
Begrippen- en afkortingenlijst
- Betrokkene:
-
Degene die het inburgeringsexamen moet afleggen in het kader van de Wet inburgering,
de Vreemdelingenwet 2000 of de Rijkswet op het Nederlanderschap.
- Inburgeringsexamen:
-
Examen waarmee aan het minimum inburgeringsvereiste kan worden voldaan. In het examen
worden zowel de Nederlandse taalvaardigheid (spreken, lezen, luisteren, schrijven)
op taalniveau A2 van het Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen getoetst,
als kennis van de Nederlandse samenleving.Het examen wordt afgenomen door DUO.
- IND:
-
Immigratie- en Naturalisatiedienst.
- DUO:
-
Dienst Uitvoering Onderwijs
- KNS:
-
Examenonderdeel Kennis van de Nederlandse Samenleving.
- Lezen:
-
Examenonderdeel lezen
-
Luisteren:
-
Examenonderdeel luisteren
- Schrijven:
-
Examenonderdeel schrijven
- Taalniveau
-
Het inburgeringsexamen wordt voor het onderdeel Nederlands als Tweede taal op taalniveau
A2 van het Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen afgenomen. Op dit niveau
wordt er vanuit gegaan dat iemand zich sociaal redt.
- TGN
-
Examenonderdeel Toets Gesproken Nederlands. Toetst spreek- en luistervaardigheid.
- WI
-
Wet Inburgering
BIJLAGE 2
BIJLAGE 3
TOELICHTING
I. Algemeen
1. Inleiding
De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Regeling inburgering en enkele
andere regelingen in verband met de inwerkingtreding van de wet van 13 september 2012
tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking
van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb. 2012, 430) (hierna: de wetswijziging) en het besluit van 25 september 2012 tot wijziging van
het Besluit inburgering en enkele andere besluiten in verband met de versterking van
de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb. 2012, 432) (hierna; het wijzigingsbesluit). De wetswijziging bevat – voor zover hier relevant
– de volgende wijzigingen:
-
• De inburgeringsplicht geldt voor vreemdelingen die vanaf de inwerkingtreding van de
wetswijziging rechtmatig verblijf in Nederland hebben verkregen en (direct of op een
later moment) een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd hebben verkregen voor een
niet-tijdelijk doel (asiel of gezinsvorming/hereniging) of als geestelijke bedienaar.
-
• De inburgeringsplichtige is zelf verantwoordelijk voor zijn inburgering en kan daarbij
een keuze maken voor een opleidingsniveau dat bij hem past, waarbij een minimum taalniveau
geldt (A2 van het Europese Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen).
-
• Het verplichte gemeentelijke aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de daarmee gepaard
gaande uitvoeringskosten voor gemeenten vervallen.
-
• Inburgeringsplichtigen die over onvoldoende middelen beschikken om hun cursus te betalen,
kunnen in aanmerking komen voor een sociale lening. De lening staat, onder bepaalde
voorwaarden, ook open voor EU-onderdanen en Turkse onderdanen. Zij zijn niet inburgeringsplichtig,
maar zij kunnen desgewenst een cursus volgen die opleidt tot het inburgeringsexamen
of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II.
-
• De vormgeving van het inburgeringsexamen is vereenvoudigd.
De wetswijziging noopte tot wijziging van het Besluit inburgering voor wat betreft
de beperking van de doelgroep, het vervallen van de rol van de gemeente bij de uitvoering
en de handhaving van de wet, het vervallen van de inburgeringsvoorziening, de aanpassing
van het inburgeringsexamen, de aanpassing van het leenstelsel en het vervallen van
het vergoedingenstelsel. Voor een verdere toelichting op de inhoud en achtergronden
van het nieuwe inburgeringsstelsel wordt verwezen naar de memorie van toelichting
bij de wetswijziging (Kamerstukken II 2011/12, 33 086, nr. 3) en de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit (Stb. 2012, 432). In paragraaf 3.3 van de memorie van toelichting bij de wetswijziging en paragraaf
10 van de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit is tevens uitvoerig ingegaan
op de gevolgen van de wijziging van het inburgeringsstelsel voor de administratieve
lasten en de nalevingskosten.
Bovengenoemde wijzigingen werken door in de Regeling inburgering voor wat betreft
de vrijstelling van de inburgeringsplicht, de aanpassing van het inburgeringsexamen,
de aanpassing van de leenfaciliteit, het vervallen van de vergoedingenfaciliteit en
het vervallen van het gemeentelijk aanbod van inburgeringsvoorzieningen aan geestelijke
bedienaren. De wetswijziging en het wijzigingsbesluit leiden verder tot een aantal
wijzigingen van technische aard van de Regeling inburgering en enkele andere regelingen.
2. Inburgeringsexamen
De vormgeving van het inburgeringsexamen is gewijzigd. Het praktijkdeel waarin op
basis van een gekozen profiel een portfolio moest worden samengesteld en de kandidaat
een aantal assessmentopdrachten moest verrichten, is komen te vervallen, evenals het
elektronisch praktijkexamen. De verschillende profielen zijn ook komen te vervallen.
Alle examenonderdelen worden nu alleen nog centraal afgenomen en voor alle kandidaten
gelden daarbij dezelfde eindtermen. Deze wijzigingen werken door in de Regeling inburgering.
De eindtermen van het praktijkdeel en van het elektronisch praktijkexamen komen te
vervallen. Als eindtermen voor de onderdelen lezen, luisteren, schrijven en spreken
van het inburgeringsexamen geldt niveau A2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader
voor Moderne Vreemde Talen (in de Nederlandse vertaling uitgegeven door de Nederlandse
Taalunie, 2008). De eindtermen van het onderdeel kennis van de Nederlandse samenleving
blijven ongewijzigd. Verder zijn, met het komen te vervallen van het portfolio en
het assessment, ook de voorschriften en modellen voor het portfolio en de handleiding
voor het assessment in de regeling komen te vervallen.
Ook is de inzet van examinatoren gewijzigd. In het vroegere inburgeringsexamen namen
examinatoren het praktijkdeel van het examen af waarbij het portfolio werd beoordeeld
en/of een assessment werd afgenomen. In het gewijzigde examen worden examinatoren
uitsluitend ingezet voor de beoordeling van het onderdeel schrijven van het inburgeringsexamen.
Dientengevolge komt er voor de nieuwe taak van de examinatoren een nieuwe training
en komt de bestaande examinatorentraining te vervallen. Het vereiste profiel voor
kandidaten van de examinatorentraining blijft ongewijzigd.
Voorts is de Commissie van Beroep komen te vervallen. Deze commissie was ingesteld
vanwege de decentrale opzet van het praktijkdeel van het examen en de belangrijke
rol van examinatoren in het praktijkdeel. Nu alle examenonderdelen uitsluitend centraal
worden afgenomen en de beoordeling grotendeels geautomatiseerd geschiedt, komt de
instelling van een Commissie van Beroep te vervallen. Voor het onderdeel schrijven,
waarvoor nog wel examinatoren worden ingezet, wordt een methode van beoordeling gekozen
die de nodige objectiviteit en controle waarborgt.
Omdat het examen uitsluitend nog centraal wordt afgenomen, komt ook de aanwijzing
van verschillende exameninstellingen en het toezicht daarop te vervallen. Wel komt
er een examenreglement waarin de procedure met betrekking tot de afname van het examen
(aanmelding, identificatie, betaling, wijze van bekendmaking van de uitslag, wijze
van afhandeling van klachten) nauwkeurig wordt vastgelegd.
Tot slot komt ook het bijzondere aanbod van inburgeringsvoorzieningen aan de geestelijke
bedienaar te vervallen. Voor alle inburgeringsplichtigen gelden thans dezelfde eindtermen.
3. Vrijstelling
In het Besluit inburgering is geregeld in welke gevallen vrijstelling of ontheffing
van de inburgeringsplicht kan worden verkregen. In artikel 2.3, eerste lid, van dit
besluit is opgesomd welke documenten leiden tot vrijstelling van de inburgeringsplicht.
In het tweede lid is bepaald dat bij ministeriële regeling kan worden voorzien in
vrijstelling van de inburgeringsplicht op grond van andere diploma’s, certificaten
of documenten dan genoemd in het eerste lid. In de artikelen 2.2a tot en met 2.2c
van de Regeling inburgering is voorzien in (gedeeltelijke) vrijstelling van het inburgeringsexamen.
In deze regeling is in het nieuwe artikel 2.2d daaraan toegevoegd een gedeeltelijke
vrijstelling van het inburgeringsexamen, indien de inburgeringsplichtige de betreffende
onderdelen op het niveau van het Staatsexamen NT2 I of II met goed gevolg heeft afgelegd.
Hiermee krijgt de inburgeringsplichtige de mogelijkheid om bepaalde onderdelen op
een hoger niveau dan het inburgeringsexamen af te leggen. Deze vrijstelling geldt
ook voor personen die op grond van het overgangsrecht het oude inburgeringsexamen
willen afleggen.
4. Faciliteiten
Lening
Bij het vaststellen van de hoogte van het leenbedrag wordt een inkomenstoets gehanteerd.
Op basis van het verzamelinkomen of het belastbaar loon wordt de draagkracht per jaar
bepaald. Aangezien de kosten van een inburgeringscursus gemiddeld genomen over 2 jaar
worden gespreid, wordt verondersteld dat de inburgeraar een bedrag van 2 maal de vastgestelde
draagkracht zelf kan betalen. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op het maximale
leenbedrag van € 5.000, -. Wordt bijvoorbeeld op basis van het toetsinkomen berekend
dat de inburgeraar € 250’ per jaar zelf kan betalen, dan is het maximale leenbedrag
€ 4.500’ (€ 5.000’ minus 2 maal € 250’). In verband met de kosten van de inning van
de lening geldt een minimumbedrag van € 180’.
Voor de goede orde wordt opgemerkt dat in artikel 4.1a, vierde lid, van het besluit
is bepaald dat de inkomenstoets niet geldt voor de asielgerechtigde en zijn gezinsleden.
Zij kunnen op grond van artikel 4.1a, derde lid, van het besluit maximaal € 10.000’
lenen, welk bedrag zij ook kunnen aanwenden voor het volgen van een alfabetiseringscursus.
Voor deze inburgeringsplichtigen wordt verondersteld dat zij niet beschikken over
enige financiële draagkracht om (een deel van) hun inburgering zelf te bekostigen.
Zij komen om die reden in aanmerking voor het maximale leenbedrag bij gegeven kosten
van cursus en examen.
Vergoedingen
Met de inwerkingtreding van de wetswijziging is de mogelijkheid vervallen om een financiële
vergoeding uit te keren aan inburgeringsplichtigen die op eigen initiatief de voorbereiding
op het inburgeringsexamen ter hand nemen en binnen drie jaar het examen behalen. Het
uitkeren van een vergoeding strookt niet met het uitgangspunt dat inburgeringsplichtigen
zelf verantwoordelijk zijn voor hun inburgering en hiervoor zelf moeten betalen. De
personen die inburgeringsplichtig blijven op grond van het overgangsrecht, blijven
in aanmerking komen voor een vergoeding. Oudkomers die geen inburgeringsvoorziening
van de gemeente aangeboden hebben gekregen en die zich zelfstandig op het inburgeringsexamen
voorbereiden, kunnen tot uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van de wetswijziging
in aanmerking komen voor een vergoeding.
5. Overgangsrecht
In de wetswijziging is geregeld dat in een aantal gevallen de bepalingen van de Wet
inburgering zoals deze luidde voor de inwerkingtreding van die wetswijziging van toepassing
blijven. Dit overgangsrecht werkt door in het Besluit inburgering en in de Regeling
inburgering. De bepalingen (met bijbehorende bijlagen) betreffende de inburgeringsplicht,
de vrijstellingen, de ontheffingen, het niveau van kennis en vaardigheden, de leenfaciliteit,
de vergoedingfaciliteit, de handhaving en de gegevensregistratie in het Informatiesysteem
Inburgering, blijven van toepassing op alle inburgeringsplichtigen, ten aanzien van
wie de termijn om aan de inburgeringsplicht te voldoen uiterlijk 31 december 2012
bij beschikking van de gemeente is vastgesteld of van rechtswege is gestart, en die
nog niet hebben voldaan aan hun inburgeringsplicht.
Verder blijft van toepassing de gemeentelijke verplichting om een inburgeringsaanbod
te doen aan de asielgerechtigde die uiterlijk op 31 december 2012 een verblijfsstatus
heeft verkregen, en aan de geestelijke bedienaar die uiterlijk op deze datum een verblijfsvergunning
heeft gekregen. Dit betekent voor de Regeling inburgering dat de daarin opgenomen
bepalingen over het gemeentelijke aanbod en het persoonlijk inburgeringsbudget voor
die inburgeringsplichtigen ook van toepassing blijven. Oudkomers voor wie vóór 1 januari
2013 de inburgeringstermijn niet is vastgesteld door de gemeente, kunnen tot drie
jaar na die datum in aanmerking komen voor de vergoedingenfaciliteit.
De bepalingen over de vergoedingenfaciliteit in de Regeling inburgering blijven daarom
op deze groep personen van toepassing tot 3 jaar na inwerkingtreding van deze regeling.
Tot slot is in de wetswijziging geregeld dat personen die onder het overgangsrecht
vallen, binnen een door de minister bij regeling vast te stellen termijn, ervoor kunnen
kiezen om het oude of het nieuwe inburgeringsexamen af te leggen en is in het wijzigingsbesluit
geregeld dat hoofdstuk 3 van het Besluit inburgering binnen een door de minister vast
te stellen termijn van toepassing blijft. In deze regeling is bepaald dat het oude
inburgeringsexamen tot en met 31 december 2014 kan worden afgelegd, waarbij hoofdstuk
3 van het Besluit inburgering en de betreffende bepalingen in de Regeling inburgering
van toepassing blijven. Naast inburgeringsplichtigen kunnen ook vrijwillige inburgeraars
het oude inburgeringsexamen afleggen. Van de nieuwe gedeeltelijke vrijstelling in
artikel 2.2d van de Regeling inburgering in de gevallen waarin de inburgeringsplichtige
een of meer onderdelen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal met goed heeft
afgelegd, kan ook door deze personen gebruik worden gemaakt. Voorts is het model van
het inburgeringsdiploma voor het afleggen van het oude inburgeringsdiploma aangepast
aan de departementale herindeling en de verwijzing naar de Wet inburgering. Tot slot
zijn de bedragen voor het afleggen van de verschillende onderdelen van het oude inburgeringsexamen
aangepast aan prijsstijgingen. Omdat de examengelden voor het inburgeringsexamen vanaf
2007 niet zijn aangepast aan prijsstijgingen heeft er een bijstelling van die bedragen
plaatsgevonden.
II. Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
De wijziging van artikel 1, onderdeel b, houdt verband met de overgang van het inburgeringsbeleid
naar de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In onderdeel e is de verwijzing
naar het staatsexamen Nederlands als tweede taal aangepast.
Onderdeel B
Artikel 1.2 is aangepast naar aanleiding van de wijzigingen van de Wet inburgering
en het Besluit inburgering voor wat betreft de grondslag voor de aanwijzing van het
keurmerk. Deze is thans opgenomen in artikel 4.1a, vijfde lid, van het besluit.
Onderdeel C
In het eerste lid van artikel 1.3 is aangesloten bij artikel 3.4, eerste lid, onderdeel
g, van het Vreemdelingenbesluit 2000 voor wat betreft de formulering van de beperking
verband houdende met het verrichten van arbeid als geestelijke voorganger of godsdienstleraar.
De verwijzing naar de definitie van de geestelijke bedienaar is aangepast naar aanleiding
van de wijziging van de betreffende bepaling in de Wet inburgering.
Onderdeel D
Artikel 2.2 is aangepast aan de formulering van artikel 2.3, eerste lid, onderdeel
f, van het besluit, dat aan de staatkundige wijzigingen binnen het Koninkrijk is aangepast.
Onderdeel E
De verwijzing naar de onderdelen van het inburgeringsexamen in artikel 2.2a, eerste
lid, is aangepast aan de nieuwe formulering van de onderdelen van het inburgeringsexamen
in artikel 3.9, eerste lid, van het besluit.
Onderdeel b van het eerste lid vervalt in verband met de beperking van de doelgroep
tot nieuwkomers.
Onderdeel F
De verwijzing in artikel 2.2b is aangepast aan de nieuwe formulering van de onderdelen
van het inburgeringsexamen in artikel 3.9, eerste lid, van het besluit. Verder is
van de gelegenheid gebruikgemaakt om de formulering beter aan te laten sluiten bij
de formulering van artikel 3.98a, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 voor
wat betreft de onderdelen van het basisexamen inburgering.
Onderdeel G
De verwijzing in artikel 2.2c naar het inburgeringsexamen is aangepast aan de nieuwe
formulering van de onderdelen van het inburgeringsexamen in artikel 3.9, eerste lid,
van het besluit.
Onderdeel H
Op grond van het nieuwe artikel 2.2d is de inburgeringsplichtige vrijgesteld van een
onderdeel van het inburgeringsexamen, indien hij een soortgelijk onderdeel van het
staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II heeft behaald.
Onderdeel I
Artikel 2.3 vervalt in verband met het vervallen van artikel 2.7 van het besluit,
waarin de korte vrijstellingstoets was geregeld.
Onderdeel J
Artikel 2.4, tweede lid, onderdeel a, is aangepast, omdat er geen voorbereidingstraject
voor het inburgeringsexamen van overheidswege wordt aangeboden. Inburgeringsplichtigen
kiezen in het nieuwe inburgeringsstelsel zelf hoe zij aan hun inburgeringsplicht voldoen.
Voor het verlenen van ontheffing blijft echter het uitgangspunt dat bekeken wordt
of de inburgeringsplichtige in staat kan worden geacht ten minste het taalniveau A2
van het Raamwerk NT2 te verwerven door middel van het afleggen van het inburgeringsexamen.
Uitgangspunt blijft ook dat bekeken wordt of de inburgeringsplichtige zich, al dan
niet met lichte aanpassingen, op dat examen kan voorbereiden. Met de termijn van 5
jaar wordt aangesloten bij de termijn, genoemd in artikel 2.8, vierde lid, van het
besluit.
Het in het derde lid bedoelde medisch protocol dat in bijlage 4 van de regeling is
opgenomen, is ook aangepast aan het nieuwe inburgeringsstelsel.
Onderdeel K
De formulering van artikel 2.5 is aangepast aan de nieuwe formulering van de onderdelen
van het inburgeringsexamen. De eindtermen als opgenomen in bijlage 5 van de regeling
hoeven niet te worden gewijzigd.
Onderdeel L
Omdat de examengelden voor de onderdelen van het inburgeringsexamen vanaf 2007 niet
zijn aangepast aan prijsstijgingen heeft er een bijstelling van de bedragen plaatsgevonden.
Het examengeld voor de onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid en schrijfvaardigheid
van het inburgeringsexamen bedraagt per onderdeel € 50, -. Voor het onderdeel spreekvaardigheid
bedraagt het examengeld € 60’ en voor het onderdeel kennis van de Nederlandse samenleving
is dat € 40, -.
Onderdeel M
Voor het onderdeel schrijfvaardigheid is typen als bijzondere examenomstandigheid
opgenomen. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan personen die vanwege hun lichamelijke
beperking niet in staat zijn het examen af te leggen met pen en papier, maar die wel
in staat zijn het examen op de computer af te leggen. Personen die moeite hebben met
lezen, omdat ze bijvoorbeeld dyslectisch zijn, kunnen gebruikmaken van de zogenoemde
voorleesfunctie. De tekst wordt dan automatisch voorgelezen als de betrokkene daar
met de cursor overheen gaat.
Onderdeel N
De artikelen 3.4 tot en 3.7 vervallen in verband met het vervallen van het praktijkexamen.
Onderdeel O
Het opschrift van paragraaf 3 is gewijzigd in verband met het vervallen van de bepalingen
betreffende de commissies van beroep.
Onderdeel P
De wijzigingen van artikel 3.8 houden verband met het vervallen van de bepalingen
in het besluit betreffende de exameninstellingen en de examencommissies.
Onderdeel Q
Artikel 3.9 vervalt in verband met het vervallen van de bepalingen in het besluit
betreffende de commissies van beroep.
Onderdelen R, S, T, U en V
De wijzigingen van de artikelen 3.10 en 3.13 en het vervallen van de artikelen 3.11,
3.12, 3.14, paragraaf 6 en paragraaf 7 van hoofdstuk 3 houden verband met het vervallen
van de rol van de exameninstellingen bij de examinering van het inburgeringsexamen
en het vervallen van het toezicht door het Kwaliteitscentrum examinering inburgering.
Onderdeel W
In artikel 4.1a, eerste lid en derde lid, van het besluit zijn thans de maximale leenbedragen
opgenomen. Om deze reden hoeft dat in artikel 4.1 van de regeling niet te worden bepaald.
In artikel 4.1 van de regeling is bepaald dat van de lening tweemaal de draagkracht
wordt afgetrokken. Hierbij is de aanname gehanteerd dat de kosten voor inburgering
gemiddeld in twee jaar worden gemaakt. De draagkrachttoets geldt niet voor inburgeringsplichtige
asielgerechtigden en hun gezinsleden. Daarom wordt alleen verwezen naar artikel 4.1a,
eerste lid, van het besluit. Indien hieruit een maximaal bedrag van € 180’ volgt,
wordt vanwege de kosten van de inning geen lening verstrekt.
Onderdeel X
De wijziging van artikel 4.2, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdelen d
en e, houdt verband met de nieuwe formulering van het inburgeringsexamen. De wijziging
van onderdeel c houdt verband met het vervallen van de inburgeringsplicht voor oudkomers.
In onderdeel c is thans opgenomen dat diegenen die een alfabetiseringscursus volgen
en in aanmerking komen voor een lening voor het volgen van die cursus, de betreffende
facturen verstrekken ten behoeve van de betaling van de lening. Het gaat dan om asielgerechtigden
of hun gezinsleden die op grond van artikel 4.1a, derde lid, de lening ook kunnen
aanwenden voor het volgen van een alfabetiseringscursus.
De onderdelen d en e in het tweede lid vervallen. De vermelding van de codes om het
staatsexamen te onderscheiden van het inburgeringsexamen en om de wijze waarop de
inburgeringsplichtige zich heeft aangemeld voor het inburgeringsexamen zijn niet relevant
voor het uitbetalen van de lening.
Onderdeel Y
Op grond van artikel 4.5 van het Besluit inburgering wordt het rentepercentage dat
gehanteerd wordt voor de terugbetaling van leningen die zijn verstrekt op grond van
artikel 16, eerste lid, van de Wet inburgering voor het volgen van inburgeringscursussen,
jaarlijks vastgesteld. In artikel 4.3 is het rentepercentage voor 2013 vastgesteld.
Onderdeel Z
Het rentepercentage wordt voor de aanloopfase en de eerste vijf jaar van de terugbetalingstermijn
vastgesteld. Daarna wordt het dan geldende rentepercentage vastgesteld voor de resterende
terugbetalingsperiode van maximaal vijf jaar.
Hiermee is aangesloten bij de systematiek zoals deze wordt gehanteerd in het kader
van de vaststelling van het rentepercentage bij het terugbetalen van studiefinanciering.
Onderdeel AA
Indien uit de draagkrachtberekening blijkt dat de debiteur minder dan € 180’ per jaar
kan terugbetalen, wordt het maandelijkse termijnbedrag vastgesteld op nihil.
Onderdeel BB
De voorwaarden voor het sociaal leenstelsel zijn voor alle debiteuren gelijk. Er worden
geen uitzonderingen gemaakt voor debiteuren die algemene bijstand ontvangen. Om deze
reden vervalt artikel 4.8.
Onderdeel CC
De wijziging van het tweede lid is technisch van aard. In het vierde lid wordt naast
een technische wijziging de draagkracht verhoogd van 8% naar 12% van het inkomen boven
de draagkrachtvrije voet. Hiermee is aangesloten bij de systematiek zoals deze wordt
gehanteerd voor het vaststellen van de draagkracht bij de verlening van studiefinanciering.
Onderdeel DD
De artikelen 4.18 tot en met 4.21 vervallen in verband met het vervallen van de vergoedingenfaciliteit.
Onderdeel EE
Hoofdstuk 5 en daarmee artikel 5.1 vervallen in verband met de beperking van de doelgroep
tot nieuwkomers en het vervallen van de rol van de gemeente bij het aanbieden van
inburgeringsvoorzieningen.
Onderdeel FF
De wijziging van artikel 6.1 betreft de aangepaste verwijzingen naar de gewijzigde
artikelen in de wet.
Onderdeel GG
Het eerste lid, onderdeel b, van artikel 6.2 vervalt in verband met het vervallen
van artikel 52 van de wet. De wijziging van het derde lid houdt verband met de wijziging
van artikel 7 van de wet en het vervallen van de artikelen 23 en 25 van de wet. De
eerste volzin van het vijfde lid vervalt, omdat de minister, anders dan de gemeenten,
niet werkt met persoonsgebonden dossiers.
Onderdeel HH
In artikel 6.8 van het besluit is reeds bepaald dat de minister de verantwoordelijke
is in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens. De omschrijving in artikel 6.3,
tweede lid, van de verantwoordelijke wordt om deze reden aangepast.
Onderdeel II
In artikel 6.4, onderdeel a vervalt ‘het persoonsgebonden dossier en’ omdat de minister,
anders dan de gemeenten, niet werkt met persoonsgebonden dossiers.
In de onderdelen b en c wordt de omschrijving van de verantwoordelijke in de zin van
de Wet bescherming persoonsgegevens gewijzigd in ‘de minister’ omdat in artikel 6.8
van het besluit is reeds bepaald dat de minister de verantwoordelijke is.
Onderdeel JJ
Van de grondslag in artikel 50 van de wet om bij algemene maatregel van bestuur andere
instanties dan de minister aan te wijzen die bijzondere persoonsgegevens kunnen verwerken
is geen gebruikgemaakt. Om deze reden kan artikel 6.5 komen te vervallen.
Onderdeel KK
In bijlage 2 is het overzicht van de diploma’s, certificaten en andere documenten,
behaald in het Nederlandstalig onderwijs op Bonaire, Sint Eustatius, Aruba, Curaçao
of Sint Maarten, op grond waarvan de inburgeringsplichtige vrijgesteld wordt van de
inburgeringsplicht, geactualiseerd.
Onderdeel LL
De bijlagen 3 en 7 tot en met 16 vervallen in verband met het vervallen van de korte
vrijstellingstoets en het praktijkexamen.
Onderdeel MM
Het medisch protocol in bijlage 4, het model van het inburgeringsdiploma in bijlage
6 en de modelverklaring examinator in bijlage 17 zijn aangepast aan de wijzigingen
van de betreffende bepalingen in de wet, het besluit en de regeling.
Artikelen II
Met de wijziging van de bijlage bij artikel 2.1 van de Regeling inburgering zoals
die komt te luiden nadat het Besluit modern migratiebeleid in werking treedt, worden
enkele onvolkomendheden in de verwijzing naar de verblijfsdoelen in het Besluit modern
migratiebeleid hersteld.
Artikelen III tot en met VII
De artikelen III tot en met VIII Bevatten enkele wijzigingen van technische aard in
verband met de verwijzingen naar de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de
Regeling inburgering.
Artikel VIII
In overeenstemming met het systeem van vaste verandermomenten treedt deze regeling
met ingang van 1 januari 2013 in werking, tegelijkertijd met de inwerkingtreding van
de wetswijziging en het wijzigingsbesluit. Er kon niet worden voldaan aan de eis van
publicatie in de Staatscourant minimaal twee maanden voor de inwerkingtreding van
de regeling. Het rentepercentage in artikel 4.3 van de Regeling inburgering wordt
vastgesteld aan de hand van cijfers over de maand oktober die eerst half november
bekend worden. Deze regeling volgt verder op de wetswijziging en het wijzigingsbesluit
die op 25 september 2012 in het Staatsblad zijn bekendgemaakt. Over de wijziging van
het inburgeringsstelsel is voorts steeds uitvoerig met de uitvoeringsorganisaties
overleg gevoerd en het ministerie is nauw betrokken bij de implementatie van het nieuwe
stelsel door DUO en de uitfasering van het oude stelsel door de gemeenten.
Artikel II bevat verder overgangsrecht. Een aantal rechten en verplichtingen die voortvloeien
uit de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering zoals deze
luidden op 31 december 2012 blijven van toepassing op inburgeringsplichtigen voor
wie de termijn voor het behalen van het inburgeringsexamen uiterlijk op die datum
is aangevangen. In de Regeling inburgering blijft verder het gemeentelijk aanbod van
een bijzondere inburgeringsvoorziening aan de geestelijke bedienaar die uiterlijk
op 31 december 2012 inburgeringsplichtig is geworden en nog geen inburgeringsvoorziening
aangeboden heeft gekregen, van toepassing. Verder blijven de bepalingen over de vergoedingfaciliteit
ook nog drie jaar gelden voor de oudkomer. Hij kan, indien hij uiterlijk op 31 december
2015 alsnog het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of
II heeft behaald, in aanmerking komen voor een vergoeding. Voorts is in deze regeling
bepaald dat het inburgeringsexamen zoals dit op 31 december 2012 was vormgegeven,
nog twee jaar kan worden afgelegd door de inburgeringsplichtige en de vrijwillige
inburgeraar. Van de nieuwe gedeeltelijke vrijstelling in artikel 2.2d van de Regeling
inburgering voor personen die een of meer examenonderdelen van het staatsexamen Nederlands
als tweede taal I of II hebben afgelegd, kan ook door deze personen gebruik worden
gemaakt. Tot slot is het inburgeringsdiploma voor het oude inburgeringsexamen aangepast
aan de departementale herindeling en de wijziging van de Wet inburgering en zijn de
examengelden voor dat examen verhoogd in verband met een prijsbijstelling.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher.