Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2011, 369 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2011, 369 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, in het hoger onderwijs nieuwe mogelijkheden te introduceren om studenten te selecteren en in samenhang daarmee meer differentiatie in de hoogte van het collegegeld mogelijk te maken alsmede de toelatingsvereisten voor aansluitende masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs aan te scherpen en in verband daarmee de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 6.6 worden vijf nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
1. Onze minister kan op aanvraag van het instellingsbestuur toestemming verlenen gegadigden bij de inschrijving voor een opleiding te selecteren volgens door het instellingsbestuur vast te stellen criteria en in samenhang daarmee, in afwijking van artikel 7.43, voor de geselecteerde studenten een collegegeld vast te stellen, dat hoger is dan het wettelijk collegegeld, bedoeld in dat artikel.
2. De toestemming van Onze minister heeft betrekking op een bepaalde opleiding of op een bepaald programma binnen een opleiding waarvan de studielast en eindtermen gelijk zijn aan die van de opleiding.
3. Onze minister verleent uitsluitend zijn toestemming, indien:
a. de aanvraag kleinschalig en intensief onderwijs betreft, dat is gericht op een bovengemiddeld onderwijsrendement en waarbij de activiteiten binnen en buiten het curriculum met elkaar zijn verbonden; en
b. de toestemming geen afbreuk doet aan de kwaliteit of de toegankelijkheid van het hoger onderwijs.
4. Het hogere collegegeld, bedoeld in het eerste lid, bedraagt ten hoogste vijf maal het wettelijke collegegeld, bedoeld in artikel 7.43.
1. Aan de toestemming, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, zijn de volgende verplichtingen voor het instellingsbestuur verbonden:
a. het selecteren van gegadigden;
b. het vaststellen van een regeling voor de selectiecriteria en -procedure;
c. het vaststellen van een regeling voor de criteria en procedure voor dispensatie van betaling van het hogere collegegeld; en
d. het meewerken aan een eenmalige toetsing aan de praktijk als bedoeld in artikel 6.7c.
2. Onze minister kan andere verplichtingen aan de toestemming, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, verbinden.
1. Het instellingsbestuur dient een aanvraag als bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, in bij het accreditatieorgaan.
2. Na ontvangst van een aanvraag stelt het accreditatieorgaan ten behoeve van de beslissing van Onze minister, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, een advies op over:
a. het aspect, bedoeld in artikel 6.7, derde lid, onder a, en;
b. de vraag, of de desbetreffende opleiding of het desbetreffende programma binnen een opleiding als bedoeld in artikel 6.7, tweede lid, ondanks de kwalificatie door het instellingsbestuur, moet worden beschouwd als een nieuwe opleiding
3. Het accreditatieorgaan zendt het advies, bedoeld in het tweede lid, vergezeld van de aanvraag, binnen zes maanden na indiening van de aanvraag aan Onze minister.
4. Onze minister kan nadere regels stellen met betrekking tot het indienen van aanvragen en de daarbij over te leggen gegevens en bescheiden.
5. In het accreditatiekader, bedoeld in artikel 5a.8, eerste lid, legt het accreditatieorgaan het advieskader en zijn werkwijze vast.
1. Indien Onze minister aan het instellingsbestuur toestemming als bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, heeft verleend, laat het instellingsbestuur het aspect, bedoeld in artikel 6.7, derde lid, onder a, van de desbetreffende opleiding of het programma binnen de opleiding, bedoeld in artikel 6.7, tweede lid, door het accreditatieorgaan zes jaar na de verlening éénmalig toetsen aan de praktijk.
2. Bij het verlenen van de toestemming, bedoeld in artikel 6.7, kan Onze minister bepalen dat de toetsing aan de praktijk op een ander tijdstip dan het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, plaatsvindt dan wel dat de toetsing achterwege kan blijven, omdat daarvan geen nieuwe inzichten zijn te verwachten.
3. Het accreditatieorgaan zendt zijn bevindingen naar aanleiding van een toetsing aan de praktijk aan Onze minister.
4. Onze minister kan nadere regels stellen met betrekking tot de toetsing aan de praktijk, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid.
Onze minister kan de toestemming, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, intrekken, indien:
a. de opleiding dan wel het programma binnen een opleiding, bedoeld in artikel 6.7, tweede lid, niet langer voldoet aan het aspect, bedoeld in artikel 6.7, derde lid, onder a;
b. de opleiding of het programma binnen een opleiding, bedoeld in artikel 6.7, tweede lid, moet worden beschouwd als een nieuwe opleiding;
c. de kwaliteit of de toegankelijkheid van het hoger onderwijs in gevaar komt; of
d. het instellingsbestuur de verplichtingen, bedoeld in artikel 6.7a, niet naleeft.
B
Aan artikel 6.13, vierde lid, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
r. of Onze minister met betrekking tot een opleiding toestemming heeft verleend voor het hanteren van specifieke selectiecriteria, bedoeld in artikel 6.7, en in samenhang daarmee voor het vaststellen van een hoger collegegeld als bedoeld in dat artikel,
s. of binnen de opleiding een programma wordt aangeboden ten aanzien waarvan Onze minister toestemming heeft verleend voor het hanteren van specifieke selectiecriteria, bedoeld in artikel 6.7, en in samenhang daarmee voor het vaststellen van een hoger collegegeld als bedoeld in dat artikel.
C
Artikel 6.15 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid wordt vernummerd tot vierde lid.
2. Er wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:
3. Onze minister wijzigt de registratie van het gegeven, bedoeld in artikel 6.13, vierde lid, onderdeel r of s, overeenkomstig het besluit, bedoeld in artikel 6.7d.
D
Na artikel 7.9a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien een instellingsbestuur binnen een opleiding een speciaal traject aanbiedt, dat is gericht op het behalen van een hoger kennisniveau van studenten, kan het instellingsbestuur daarvoor studenten selecteren.
2. Het instellingsbestuur stelt regels vast met betrekking tot de selectie, bedoeld in het eerste lid.
E
Artikel 7.13, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel u vervalt: «en».
2. Aan het einde van onderdeel v wordt de punt vervangen door een komma.
3. Na onderdeel v worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
w. indien van toepassing: de wijze waarop de selectie van studenten voor een speciaal traject binnen een opleiding, bedoeld in artikel 7.9b, plaatsvindt, en
x. de procedureregels die gelden bij de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 7.30a, eerste lid, derde volzin.
F
In artikel 7.30a, eerste lid, derde volzin, wordt «besluiten» vervangen door «desgevraagd besluiten» en wordt «onder de voorwaarde dat is voldaan aan bij de onderwijs- en examenregeling van de desbetreffende masteropleiding te stellen eisen» vervangen door: voor zover het achterwege laten van de inschrijving gelet op het belang dat de voorgaande volzinnen beogen te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
G
In artikel 7.34, eerste lid, onder a, wordt na « de artikelen» ingevoegd: 6.7a,.
H
Artikel 7.57e, eerste lid, komt te luiden:
1. Met inachtneming van de toelatingsrechten, bedoeld in artikel 7.57c, eerste lid, kan een instellingsbestuur een door hem te bepalen percentage van de opleidingsplaatsen van een opleiding toewijzen aan door hemzelf geselecteerde gegadigden die naar zijn oordeel beschikken over bijzondere kwalificaties.
I
Aan artikel 9.15, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel i door een komma een onderdeel toegevoegd, luidende:
j. de uitvoering van de artikelen 6.7a en 7.9b.
J
In hoofdstuk 18 wordt na artikel 18.66 een nieuwe titel ingevoegd, luidende:
Onze minister kan ten aanzien van één of meer instellingen tot 1 juni 2012 besluiten, dat de derde volzin van het eerste lid van artikel 7.30a, zoals die volzin luidt na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van de wet van 8 juli 2011 (Stb. 369) ten aanzien van de desbetreffende instelling of instellingen tot 1 september 2013 buiten toepassing blijft.
Indien het bij koninklijke boodschap van 18 december 2008 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten onder meer in verband met de verbetering van het bestuur bij de instellingen voor het hoger onderwijs, de collegegeldsystematiek en de rechtspositie van studenten (versterking besturing) (31 821) tot wet is of wordt verheven en voor de onderdelen waarop dit artikel ziet in werking treedt voor of op het tijdstip waarop dit wetsvoorstel tot wet wordt verheven en in werking treedt dan worden in dit wetsvoorstel de volgende wijzigingen aangebracht:
A
1. In artikel I, onderdeel A, komt artikel 6.7, eerste lid, als volgt te luiden:
1. Onze minister kan op aanvraag van het instellingsbestuur toestemming verlenen gegadigden bij de inschrijving voor een opleiding te selecteren volgens door het instellingsbestuur vast te stellen criteria en in samenhang daarmee voor de geselecteerde studenten een collegegeld vast te stellen dat hoger is dan het bedrag van het wettelijk collegegeld dat op grond van artikel 7.45, zevende lid, bij algemene maatregel van bestuur is vastgesteld en op de wijze daarin bepaald is geïndexeerd.
2. In artikel I, onderdeel A, komt artikel 6.7, vierde lid, als volgt te luiden:
4. Het hogere collegegeld bedoeld in het eerste lid, bedraagt ten hoogste vijf maal het bedrag van het wettelijk collegegeld dat op grond van artikel 7.45, zevende lid, bij algemene maatregel van bestuur is vastgesteld en op de wijze daarin bepaald is geïndexeerd.
B
In artikel I, onderdeel B, worden de onderdelen r en s verletterd tot s en t.
C
Artikel I, onderdeel E, komt te luiden:
E
Artikel 7.13, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eind van onderdeel u vervalt «en».
2. Na onderdeel u worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
v. indien van toepassing: de wijze waarop de selectie van studenten voor een speciaal traject binnen een opleiding, bedoeld in artikel 7.9b, plaatsvindt, en
w. de procedureregels die gelden bij de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 7.30a, eerste lid, derde volzin.
D
Artikel 9.33a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onder b, wordt «de hoogte van het instellingscollegegeld dient te blijken» vervangen door: de hoogte van het instellingscollegegeld en die van het collegegeld, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, dienen te blijken.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Aan het slot van onderdeel a vervalt het woord «en».
b. In onderdeel b, wordt «het instellingscollegegeld, bedoeld in artikel 7.46,» vervangen door: het instellingscollegegeld, bedoeld in artikel 7.46 en het collegegeld, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid,.
c. Onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel c door een komma, worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:
d. de regeling die het instellingsbestuur vaststelt voor de selectiecriteria en de selectieprocedure bedoeld in artikel 6.7a, eerste lid, onder b,
e. de regeling die het instellingsbestuur vaststelt voor de criteria en de procedure voor dispensatie van betaling van het hogere collegegeld, bedoeld in artikel 6.7a, eerste lid, onder c, en
f. de regels die het instellingsbestuur vaststelt met betrekking tot de selectie, bedoeld in artikel 7.9b, eerste lid.
E
Artikel 10.20a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onder b, wordt «de hoogte van het instellingscollegegeld dient te blijken» vervangen door: de hoogte van het instellingscollegegeld en die van het collegegeld, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, dienen te blijken.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Aan het slot van onderdeel a vervalt het woord «en».
b. In onderdeel b, wordt «het instellingscollegegeld, bedoeld in artikel 7.46,» vervangen door: het instellingscollegegeld, bedoeld in artikel 7.46 en het collegegeld, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid,.
c. Onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel c door een komma, worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:
d. de regeling die het instellingsbestuur vaststelt voor de selectiecriteria en de selectieprocedure bedoeld in artikel 6.7a, eerste lid, onder b,
e. de regeling die het instellingsbestuur vaststelt voor de criteria en de procedure voor dispensatie van betaling van het hogere collegegeld, bedoeld in artikel 6.7a, eerste lid, onder c, en
f. de regels die het instellingsbestuur vaststelt met betrekking tot de selectie, bedoeld in artikel 7.9b, eerste lid.
F
In artikel I, onderdeel J, wordt artikel 18.66 vernummerd tot artikel 18.76, wordt «Titel 11» vervangen door «Titel 12» en wordt artikel 18.67 vernummerd tot 18.77.
Indien het bij koninklijke boodschap van 18 december 2008 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten onder meer in verband met de verbetering van het bestuur bij de instellingen voor het hoger onderwijs, de collegegeldsystematiek en de rechtspositie van studenten (versterking besturing) (31 821) tot wet is of wordt verheven en voor de onderdelen waarop dit artikel ziet in werking treedt na het tijdstip waarop dit wetsvoorstel tot wet wordt verheven en in werking treedt, worden in het eerstgenoemde wetsvoorstel de volgende wijzigingen aangebracht:
A
In artikel I, onderdeel AT, komt de wijziging onder 8 als volgt te luiden:
8. Aan het vierde lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
t. indien artikel 5a.9, zevende lid, van toepassing is: de door het accreditatieorgaan vastgestelde termijn, bedoeld in de tweede volzin van dat artikellid.
B
In artikel I, onderdeel BI, vervalt de wijziging onder 3.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot
Gegeven te ’s-Gravenhage, 8 juli 2011
Beatrix
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
H. Zijlstra
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M. J. M. Verhagen
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. P. H. Donner
Uitgegeven de zesentwintigste juli 2011
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2011-369.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.