Wet van 6 juni 2011 tot wijziging van de Monumentenwet 1988 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in verband met de modernisering van de monumentenzorg

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de monumentenzorg te moderniseren en daarom onder meer de aanwijzingsmogelijkheden van beschermde monumenten aan te passen, subsidieverstrekking in verband met herbestemming van onroerende monumenten mogelijk te maken en bij eenvoudige ingrepen de vergunningverlening bij beschermde monumenten te vereenvoudigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Monumentenwet 1988 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel b, onder 1, vervalt de zinsnede «alle vóór tenminste vijftig jaar».

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt.

2. Het derde tot en met zevende lid worden vernummerd tot tweede tot en met zesde lid.

3. In het derde lid (nieuw) en het vijfde lid (nieuw) wordt telkens «derde lid» vervangen door: tweede lid.

4. In het derde lid (nieuw) vervalt de zinsnede «, en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker».

5. In het zesde lid (nieuw) vervalt de zinsnede «, dan wel indien om aanwijzing is verzocht, binnen tien maanden na ontvangst van dat verzoek».

C

In artikel 5, eerste lid, wordt «artikel 3, vierde lid,» vervangen door «artikel 3, derde lid,» en wordt «artikel 7, vierde lid,» vervangen door: artikel 7, derde lid,.

D

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 3, derde tot en met zevende lid,» vervangen door: artikel 3, tweede tot en met zesde lid,.

2. Het derde lid vervalt.

3. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.

E

In artikel 12, eerste lid, wordt na «artikel 11, tweede lid» een komma geplaatst.

F

In artikel 17, derde lid, wordt «Algemene wet bestuursrechtspraak» vervangen door: Algemene wet bestuursrecht.

G

In artikel 22 wordt na «artikel 11, tweede lid» een komma geplaatst.

H

Aan artikel 34 worden twee leden toegevoegd die luiden:

  • 6. Onze minister kan tevens subsidie verstrekken in verband met de herbestemming van onroerende monumenten.

  • 7. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot het verstrekken van de subsidie, bedoeld in het zesde lid. De tweede volzin van het derde lid is van toepassing en het vierde lid is van overeenkomstige toepassing.

I

In artikel 36, tweede en derde lid, wordt telkens «de Onze Minister» vervangen door: Onze minister.

J

In artikel 41a wordt na «41, eerste lid» een komma geplaatst.

ARTIKEL II

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 3.2 wordt een artikel ingevoegd dat luidt:

Artikel 3.2a

Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, ter zake van een kerkelijk monument als bedoeld in artikel 1, onder e, van de Monumentenwet 1988, neemt het bevoegd gezag geen beslissing dan na overleg met de eigenaar. Voor zover het betreft een beslissing waarbij wezenlijke belangen van het belijden van de godsdienst of levensovertuiging in dat monument in het geding zijn, neemt het bevoegd gezag geen beslissing dan in overeenstemming met de eigenaar.

B

Artikel 3.10, eerste lid, onder d, komt te luiden:

  • d. een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, voor zover voor die activiteit krachtens artikel 2.26, derde lid, een adviseur is aangewezen;.

C

Artikel 3.14 vervalt.

D

Artikel 4.2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen a tot en met k worden geletterd c tot en met m.

2. Voor onderdeel c (nieuw) worden twee onderdelen ingevoegd, die luiden:

  • a. artikel 2.1, eerste lid, onder a, b, c of h, voor zover daaraan in het belang van de archeologische monumentenzorg voorschriften zijn verbonden,

  • b. artikel 2.1, eerste lid, onder b of c, voor zover daarbij de omgevingsvergunning in het belang van de archeologische monumentenzorg is geweigerd,.

E

In artikel 6.1, tweede lid, onder a, wordt «artikel 2.1, eerste lid, onder b, g of h,» vervangen door: artikel 2.1, eerste lid, onder b, f, g of h,.

ARTIKEL III

  • 1. Aanvragen om een aanwijzing als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Monumentenwet 1988, zoals dit luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet alsmede bezwaar- en beroepschriften tegen een besluit op grond van deze aanvragen, worden afgehandeld overeenkomstig de Monumentenwet 1988, zoals deze luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

  • 2. Aanvragen om een omgevingsvergunning die geheel of gedeeltelijk betrekking hebben op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht die ingediend zijn voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet worden afgehandeld overeenkomstig de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL IV

De Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel b, onder 3, wordt «artikel 3, vierde lid,» vervangen door: artikel 3, derde lid,.

B

In artikel 1, onderdeel b, onder 4, en artikel 15, tweede lid, onderdeel d, wordt telkens «artikel 7, vierde lid,» vervangen door: artikel 7, derde lid,.

ARTIKEL V

  • 1. De artikelen van deze wet, met uitzondering van artikel II, onderdeel D, treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2. Artikel II, onderdeel D, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 oktober 2010.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 6 juni 2011

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Uitgegeven de dertigste juni 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 32 433

Naar boven