33 561 Structuurvisie Windenergie op Zee (SV WoZ)

Nr. 26 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 april 2016

Hierbij wordt u geïnformeerd over de resultaten van het «Vervolg Uitvoering Masterplan Wind op Zee» (VUM) zoals toegezegd in de brief van 6 december 2012 (Kamerstuk 33 400 A, nr. 22). Tevens wordt u geïnformeerd over de ontwikkeling van het generieke windenergie op zee ecologisch programma (Wozep).

Uitvoering Ecologisch Onderzoek effecten Wind op Zee

Over de effecten van windturbineparken op het ecosysteem van de Noordzee bestaan onzekerheden. Europese regelgeving vereist dat bij veel onbekendheid over ingreep-effectrelaties uit voorzorg een veilige marge moet worden aangenomen (toepassing voorzorgsbeginsel). Om deze redenen is vanaf 2010 in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu onderzoek uitgevoerd naar belangrijke ecologische vragen rond bouw en exploitatie van windparken op zee in het zogenoemde Shortlist-onderzoek (Kamerstuk 33 400 A, nr. 22). Dit onderzoek is gevolgd door het «Vervolg Uitvoering Masterplan Wind op Zee» (VUM). Met het VUM dat nu is afgerond is een grote stap voorwaarts gemaakt.1

De resultaten van het VUM hebben geleid tot methodologische aanpassingen van het beoordelingskader van ecologische effecten van windparken op zee.

De belangrijkste aanpassingen worden hieronder genoemd:

  • Vislarven: VUM-onderzoek toont aan dat het effect van directe mortaliteit op enkele representatieve vissoorten door het heien veel kleiner is dan verwacht. In de milieueffectrapportages (MER) en Passende Beoordelingen (PB) voor de kavelbesluiten kunnen effecten van directe mortaliteit van vislarven door heigeluid daarom worden uitgesloten.

  • Zeezoogdieren: Na het Shortlist-onderzoek en VUM-onderzoek blijkt dat niet de zeehond maar de bruinvis het meest gevoelig is voor het onderwatergeluid dat veroorzaakt wordt door heien. De resultaten van het VUM-onderzoek zijn verwerkt in het Kader Ecologie en Cumulatie (KEC).2 In de kavelbesluiten is een voorschrift opgenomen dat toeziet op een maximaal toegestane geluidsbelasting. Om aan de wensen van de windsector tegemoet te komen en minder milieubelastende turbinetypen te stimuleren is gekozen voor een flexibele geluidsnorm die afhankelijk is van het seizoen en het turbinetype.

  • Vleermuizen: Tot enkele jaren geleden was onbekend of en in welke mate vleermuizen boven zee voorkwamen. Onderzoek bij de bestaande windparken OWEZ en Amalia heeft aangetoond dat vleermuizen over zee migreren, onder meer van Groot- Brittannië naar het vaste land. In de kavelbesluiten wordt een voorschrift opgenomen om aanvaringsslachtoffers onder vleermuizen met windturbines te verminderen.

Daarnaast zijn de volgende punten gerealiseerd op basis van het VUM-onderzoek:

  • geluidsmodelleringen zijn geautomatiseerd/eenvoudiger uit te voeren (efficiëntieslag);

  • de inzet van akoestische afschrikmiddelen is beter te specificeren qua tijdsduur en afstand;

  • er is meer inzicht verkregen in de effecten op vogels (bv habitatverlies) en de mogelijke mitigerende maatregelen;

  • enkele methodische aannames zijn gevalideerd (representativiteit audiogram bruinvis, gebruikte vogelmodellen).

Tevens is er een toenemende aandacht voor internationale ontwikkelingen en afstemming. In de uitrol van de windparken op zee conform de routekaart is van deze kennis gebruik gemaakt.

Echter, bij een aantal ecologische onderdelen van het beleid voor windenergie op zee wordt nog steeds het voorzorgsbeginsel toegepast. Het is daarom van belang om aannames zoals die zijn gedaan in de milieueffectrapportages (MER), de vereiste Passende Beoordelingen (PB) en onderliggende documenten als het toetsingskader ecologie en cumulatie (KEC) verder te valideren.

Integrale benadering windenergie op zee ecologisch programma

In het Energieakkoord voor Duurzame Groei (september 2013) is afgesproken een versnelling van de realisatie van doelstellingen en een 40% kostenreductie voor windenergie op zee te realiseren (Kamerstuk 30 196, nr. 202). Om deze reden is in 2015 door het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu besloten een integraal monitoringprogramma in te zetten om de kennisleemtes met betrekking tot de effecten van windmolenparken op zee op het Noordzee ecosysteem te onderzoeken en om een verdere kostenreductie te realiseren binnen ecologische grenzen. Dit monitorings-en evaluatieprogramma Wozep (windenergie op zee ecologisch programma) richt zich op belangrijke ecologische vragen rond bouw en exploitatie van windparken op zee die vooral een generiek karakter hebben en niet zozeer windparkspecifiek zijn. Het Wozep vervangt de monitoringsverplichting per windpark. Zo wordt ook een efficiëntieslag gemaakt die bovendien bijdraagt aan een kostenefficiënte realisatie van de doelstellingen voor windenergie op zee.

Het Wozep zal starten in 2016 en zal vijf jaar duren. De Kamer zal aan het eind van de looptijd van het Wozep over de onderzoeksresultaten worden geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam


X Noot
1

Een samenvatting van de resultaten van het VUM-onderzoek en de volledige rapportages zijn te downloaden op het Informatiehuis Marien (www.informatiehuismarien.nl) en het Noordzeeloket (www.noordzeeloket.nl).

X Noot
2

In de Beleidsnota Noordzee als onderdeel van het Nationaal Waterplan 2016–2021 (NWP2) (Kamerstuk 31 710, nr. 45) staat dat toekomstige ruimtelijke besluiten, zoals kavelbesluiten, voor windenergie op zee worden beoordeeld aan de hand van het toetsingskader Ecologie en Cumulatie (KEC, openbaar beschikbaar op www.noordzeeloket.nl).

In het KEC zijn de ecologische effecten ten gevolge van de opgave voor windenergie op zee uit het Energieakkoord berekend. De resultaten van het KEC zijn gebruikt als input voor de milieueffectrapporten en Passende Beoordelingen die ten grondslag liggen aan de besluitvorming over kavelbesluiten voor de windparken uit de routekaart (Kamerstuk 33 561, nr. 11).

Het doel van het KEC is om op ecologisch verantwoorde wijze optimaal ruimtegebruik van de windmolenparken uit het SER-akkoord in de Noordzee toe te staan met inachtneming van de verantwoordelijkheid die het Ministerie van Economische Zaken (EZ) heeft op het gebied van natuur. De resultaten uit de VUM-onderzoeken zijn ook verwerkt in het KEC.

Naar boven