33 118 Omgevingsrecht

34 682 Nationale Omgevingsvisie

Nr. 102 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 maart 2018

Tijdens het WGO-debat op 11 december 2017 heb ik u toegezegd u, zoals mij door de commissie IWO van de Eerste Kamer tijdens mijn kennismakingsbezoek op 28 november 2017 gevraagd is, ook te zullen informeren over de planning van de invoering van de Omgevingswet en de daarmee samenhangende wetgevingstrajecten, de stand van zaken van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en de concretisering van de taakverdeling tussen mijn collega-bewindspersonen van IenW en mij als gevolg van de departementale herindeling (Kamerstuk 34 775 XVIII, nr. 39). Een gelijkluidende brief stuur ik aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

In deze brief zal ik u eerst informeren over de voortgang van de stelselherziening en wat dit betekent voor de inwerkingtreding, inclusief de stand van zaken NOVI en de relatie hiervan met de stelselherziening. Daarna geef ik een concreet overzicht van dossiers die onder de verantwoordelijkheid van mijn collega-bewindspersonen van IenW of mijzelf vallen.

1. Stelselherziening omgevingsrecht

De transitie naar een nieuw stelsel voor het omgevingsrecht moet leiden tot een stelsel dat eenvoudiger en beter is, voor bedrijven, burgers en overheden. Bij aanvang van deze transitie zijn de volgende verbeterdoelen geformuleerd:

  • Het vergroten van de inzichtelijkheid, de voorspelbaarheid en het gebruiksgemak van het omgevingsrecht;

  • Het bewerkstelligen van een samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving in beleid, besluitvorming en regelgeving;

  • Het vergroten van de bestuurlijke afwegingsruimte door een actieve en flexibele aanpak mogelijk te maken voor het bereiken van doelen voor de fysieke leefomgeving;

  • Het versnellen en verbeteren van besluitvorming over projecten in de fysieke leefomgeving.

Om dit te bereiken wordt een nieuw wetgevingsstelsel opgebouwd dat digitaal wordt ondersteund. Dit wetgevingsstelsel zal vanaf 1 januari 2021 in werking treden. Vanzelfsprekend wordt voorzien in overgangsrecht, waarmee we op een zorgvuldige en rechtszekere manier overgaan naar het nieuwe stelsel. Om het beoogde effect van het nieuwe wetgevingsstelsel te realiseren in de praktijk is een andere manier van werken nodig bij overheden; die cultuurverandering vraagt om een goede begeleiding en kost ook tijd. De transitie naar een nieuw stelsel is een omvangrijke opgave, die zoals is afgesproken met de bestuurlijke partners, in 2029 zal zijn afgerond.

Keulen en Aken zijn niet op één dag gebouwd. Dat geldt ook voor de stelselherziening: stapsgewijs, gefaseerd en beheerst wordt toegewerkt naar een afronding van deze transitie in 2029. Vanaf de fundamenten wordt een nieuw wetgevingsstelsel gebouwd: niet alle wetgevingsproducten worden tegelijkertijd in één keer ontwikkeld, maar ze bouwen voort op elkaar en worden in nauwe samenhang met elkaar tot stand gebracht. Eerst bereikten we overeenstemming op de hoofdlijnen en grondslagen, daarna volgt een concrete uitwerking binnen deze kaders. Hiermee staat op 1 januari 2021 een nieuw wetgevingsstelsel dat logisch, samenhangend en werkbaar is. Op dezelfde manier wordt een Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) gebouwd. Via een agile werkwijze wordt stapje voor stapje toegewerkt naar een DSO dat aansluit op de wetgeving en dat werkt in de praktijk; bij de bouw van dit systeem wordt uiteraard ook het BIT-advies benut. De gebruikers van het wetgevingsstelsel en van het digitaal stelsel bereiden zich ondertussen voor op de overgang naar dit nieuwe stelsel, want de benodigde verandering in instrumenten, werkwijze en cultuur vraagt tijd. Dit doet het kabinet in overleg met alle betrokkenen en voortdurend toetsend of het «klopt» en bijdraagt aan de verbeterdoelen.

De Eerste Kamer heeft mij gevraagd inzicht te geven in de planning van de invoering van de Omgevingswet en de daarmee samenhangende wetgevingsproducten. Dit zal ik doen door eerst in te gaan op de voortgang van zowel de ontwikkeling van de wetgevingsproducten als die van de implementatie. Daarna zal ik een duiding van de voortgang geven zodat u zich een beeld kunt vormen wat dit betekent voor de inwerkingtreding.

1.1 Voortgang wetgevingsproducten stelselherziening omgevingsrecht

Voordat ik in ga op de voortgang van elk specifiek wetgevingsproduct licht ik graag nog een keer de opbouw van het stelsel toe. De stelselherziening van het omgevingsrecht bestaat uit drie sporen:

  • In het hoofdspoor wordt het nieuwe wetgevingsstelsel gebouwd: de inmiddels aangenomen Omgevingswet (Kamerstuk 33 962), met bijbehorende uitvoeringsregelgeving (vier AMvB’s en een regeling, Kamerstuk 33 118, nr. 31)).

  • De overgang van het bestaande naar het nieuwe wetgevingsstelsel wordt geregeld via het invoeringsspoor: dit omvat de Invoeringswet met onderliggende invoeringsregelgeving.

  • Via de aanvullingssporen worden beleidsontwikkelingen en een aantal lopende wetgevingsproducten opgenomen in de Omgevingswet. De bedoeling is dat de wetgevingsproducten uit de aanvullingssporen bij inwerkingtreding integraal onderdeel vormen van de omgevingswetgeving. Zodat er bij de inwerkingtreding één wet, vier AMvB’s en één regeling zijn.

In de volgende figuur is weergegeven hoe deze sporen met elkaar samenhangen.

1.1.1. Voortgang hoofdspoor: ontwikkeling van een nieuw stelsel

In het hoofdspoor wordt het nieuwe wetgevingsstelsel gebouwd, bestaande uit de Omgevingswet, vier AMvB’s en de Omgevingsregeling. Deze wetgevingsproducten worden gefaseerd uitgewerkt en gepubliceerd, zij zullen tegelijkertijd in werking treden, namelijk op 1 januari 2021.

De Omgevingswet is in maart 2016 aangenomen door de Eerste Kamer en gepubliceerd in het Staatsblad (Stcrt. 2016, nr. 156); dit is het eerste wetgevingsproduct van de totale stelselherziening dat is afgerond. De Omgevingswet bevat de grondslagen voor de AMvB’s en de ministeriële regeling.

Vier nieuwe AMvB’s bundelen een groot aantal bestaande AMvB’s en geven uitvoering aan de Omgevingswet:

  • Het Omgevingsbesluit (Ob): bevat zowel algemene als procedurele bepalingen die voor alle doelgroepen relevant zijn, dus voor zowel burgers en bedrijven, als overheden;

  • Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl): stelt inhoudelijke normen aan het handelen van bestuursorganen;

  • Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal): stelt algemene, rechtstreeks werkende regels aan met name milieubelastende activiteiten en lozingsactiviteiten in de leefomgeving. Dit besluit is gericht op iedereen die deze activiteiten uitvoert, maar met name op bedrijven;

  • Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl): bevat algemene, rechtstreeks werkende regels aan bouwwerkgerelateerde activiteiten in de leefomgeving. Ook dit besluit is gericht op iedereen die deze activiteiten uitvoert, met name op burgers en bedrijven.

Op 19 december 2016 heeft in het kader van de voorhang het notaoverleg over deze ontwerp-AMvB’s met uw Kamer plaatsgevonden (Kamerstuk 33 118, nr. 83); de Eerste Kamer heeft op 30 mei 2017 de AMvB’s besproken (Handelingen I 2016/17, nr. 29, item 7). De moties en toezeggingen uit deze debatten zijn in de ontwerp-AMvB’s verwerkt en deze zijn vervolgens voor de zomer 2017 voor advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State aangeboden. Op 22 december 2017 heeft de regering het advies op deze AMvB’s ontvangen. Na verwerking van het advies worden de AMvB’s gepubliceerd in het Staatsblad; ik verwacht dat de AMvB’s rond de zomer 2018 worden gepubliceerd. Ik zal u, zoals toegezegd tijdens het debat met de Eerste Kamer op 30 mei 2017, de gepubliceerde AMvB’s en het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State ter informatie toesturen.

De ministeriële regeling onder de Omgevingswet, de Omgevingsregeling, is het sluitstuk van het hoofdspoor en bevat vooral uitvoeringstechnische en administratieve bepalingen ter uitvoering van de Omgevingswet en de vier AMvB’s. Deze Omgevingsregeling bundelt de regels uit diverse bestaande ministeriële regelingen en levert daarmee een belangrijke bijdrage aan de verbeterdoelstelling van de stelselherziening van het omgevingsrecht.

De ontwikkeling van de Omgevingsregeling is begin 2017 van start gegaan. Het afgelopen jaar zijn er expert- en werksessies georganiseerd om kennis en expertise vanuit de praktijk bij de ontwikkeling van de regeling te betrekken. De input hiervan wordt nu verwerkt in een ontwerpOmgevingsregeling, die naar verwachting begin 2019 in toetsing en consultatie zal gaan. De planning is erop gericht de regeling in de zomer van 2019 te publiceren.

1.1.2 Voortgang Invoeringsspoor: de overgang naar een nieuw stelsel

Het invoeringsspoor is nodig om het nieuwe stelsel in werking te kunnen laten treden. Dit spoor regelt de overgang van het bestaande naar het nieuwe wetgevingsstelsel: bestaande wet- en regelgeving wordt aangepast of ingetrokken. Ook regelt het invoeringsspoor het overgangsrecht dat onder meer helderheid geeft over de rechtsgeldigheid van besluiten die onder het «oude» recht zijn genomen, zoals omgevingsvergunningen of bestemmingsplannen, en de procedures die onder het «oude» recht zijn gestart maar na de inwerkingtreding van de Omgevingswet moeten worden afgehandeld. Dit spoor vult daarnaast het hoofdspoor op een aantal belangrijke inhoudelijke onderdelen aan; hierover is op 19 mei 2016 een brief1 aan uw Kamer gezonden.

Dit spoor bestaat uit de Invoeringswet Omgevingswet, het Invoeringsbesluit en de Invoeringsregeling. Ook deze wetgevingsproducten worden gefaseerd uitgewerkt en gepubliceerd en zullen op 1 januari 2021 in werking treden.

Na verwerking van de consultatiereacties is de concept Invoeringswet voor de zomer van 2017 voor advies aan Raad van State aangeboden, tegelijkertijd met de vier AMvB’s uit het hoofdspoor, conform de toezegging in het nader rapport bij de Omgevingswet en tijdens de voorhangprocedure van de AMvB’s in de Eerste Kamer. De regering heeft op 22 december 2017 het advies van de Raad van State ontvangen en ik verwacht dat het wetsvoorstel deze zomer aan uw Kamer kan worden aangeboden. Na behandeling in uw Kamer, waarbij u uiteraard uw eigen agenda bepaalt, wordt het voorstel aan de Eerste Kamer aangeboden.

Het Invoeringsbesluit bouwt voort op de Invoeringswet. Het besluit vult de vier AMvB’s uit het hoofdspoor aan, zorgt voor intrekking en wijziging van andere AMvB’s en regelt het overgangsrecht. Het besluit zal eind 2018 ter toetsing en consultatie worden voorgelegd. Voorhang van het ontwerp-Invoeringsbesluit is voorzien voor voorjaar 2019. Ik informeer u daarvoor nog over de hoofdlijnen van het Invoeringsbesluit.

Het sluitstuk van het invoeringsspoor is de Invoeringsregeling. De ambtelijke voorbereiding hiervan zal in de zomer van 2018 worden opgestart.

1.1.3 Voortgang Aanvullingssporen: beleidsontwikkelingen landen in het nieuwe stelsel

Parallel aan het hoofd- en invoeringsspoor worden vier aanvullingswetten en bijbehorende onderliggende regelgeving opgesteld. Deze wetgevingsproducten zullen deel uitmaken van het nieuwe stelsel en zullen dus tegelijkertijd met het hoofdspoor en het invoeringsspoor op 1 januari 2021 in werking treden.

Tijdens het opstellen van de Omgevingswet werd op een aantal thema’s nog volop gewerkt aan beleidsontwikkeling, namelijk bodem, geluid en grondeigendom. Om over deze beleidsvernieuwingen zorgvuldig het debat te kunnen voeren, is ervoor gekozen deze thema’s geen onderdeel te laten uitmaken van het hoofdspoor, maar deze via zogenaamde aanvullingssporen in het stelsel te laten opgaan. Voor elk van de drie genoemde thema’s zullen aanvullingswetten met uitvoeringsregelgeving worden opgesteld. Via een vierde aanvullingsspoor wordt de Wet natuurbescherming (Kamerstuk 33 348), die eind 2015 door de Eerste Kamer is aangenomen (Handelingen I 2015/16, nr. 13, item 7), inclusief onderliggende regelgeving, beleidsneutraal opgenomen in het nieuwe stelsel.

Aanvullingswet bodem

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft voor de zomer 2017 ook advies uitgebracht over het voorstel voor de Aanvullingswet bodem. Dit wetsvoorstel is door de Staatssecretaris van IenW op 23 januari 2018 ter behandeling aan uw Kamer aangeboden2 en zal mogelijk najaar 2018 aan de Eerste Kamer worden aangeboden, waarbij uiteraard beide Kamers de eigen agenda bepalen.

Ondertussen wordt ook gewerkt aan het Aanvullingsbesluit bodem. In de zomer 2018 zal gestart worden met de toetsing en consultatie. Na verwerking van deze reacties zal dit besluit begin 2019 ter voorhang worden aangeboden.

Aanvullingswet geluid

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft voor de zomer 2017 advies uitgebracht over het voorstel voor de Aanvullingswet geluid. Het wetsvoorstel zal naar verwachting voorjaar 2018 ter behandeling aan uw Kamer worden aangeboden. De Staatssecretaris IenW zal het wetsvoorstel naar verwachting najaar 2018 aan de Eerste Kamer aanbieden. Ondertussen wordt ook gewerkt aan het Aanvullingsbesluit geluid. In de zomer van 2018 zal gestart worden met de toetsing en consultatie. Na verwerking van deze reacties zal dit besluit begin 2019 ter voorhang worden aangeboden.

Aanvullingswet grondeigendom

De Aanvullingswet grondeigendom heeft in de zomer van 2016 ter toetsing en consultatie voorgelegen. Naar aanleiding van de uitkomsten van de toetsing en consultatie is uw Kamer op 20 januari 20173 geïnformeerd over de positie en de bescherming van de eigenaar in de onteigeningsregeling zoals die in de consultatie- en toetsversie van het wetsvoorstel was opgenomen. Het afgelopen jaar is het voorstel om de voorgestelde onteigeningsprocedure zo te versterken dat de bestuursrechter bij elke onteigening betrokken zal zijn, in overleg met meest betrokken partijen uitgewerkt en zijn de uitkomsten uit de toetsing en consultatie in het wetsvoorstel verwerkt. Op 25 oktober 2017 is uw Kamer geïnformeerd over de planning van het wetsvoorstel voor de Aanvullingswet grondeigendom4. Er wordt toegewerkt naar het aanbieden van het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State in het voorjaar van 2018. Na verwerking van het advies van de Raad van State zal het voorstel eind 2018/begin 2019 aan u worden aangeboden en zo mogelijk tweede helft 2019 aan de Eerste Kamer.

Ook voor deze aanvullingswet zal onderliggende regelgeving worden opgesteld; de start van de voorhang van het Aanvullingsbesluit grondeigendom staat gepland voor medio 2019.

Aanvullingswet natuur

De inhoud van de Wet natuurbescherming en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving zal via een aanvullingsspoor bij inwerkingtreding van de Omgevingswet in het nieuwe stelsel opgaan. Via de Aanvullingswet natuur wordt de Omgevingswet aangevuld. De consultatiereacties zijn verwerkt in het wetsvoorstel, waarna het voorstel voor advies aan de Raad van State is aangeboden. Na verwerking van het advies zal het wetsvoorstel later dit jaar aan uw Kamer worden aangeboden.

Er wordt op dit moment ook gewerkt aan het Aanvullingsbesluit natuur; de voorhang is voorzien voor eerste helft 2019.

1.1.4 Overzicht: een stapsgewijze opbouw van het nieuwe stelsel

De hoofdlijnen van de hiervoor beschreven voortgang van de wetgevingsproducten van de stelselherziening vindt u samengevat in onderstaande figuur.

Zoals hierboven is geschetst wordt het nieuwe stelsel stapsgewijs opgebouwd. Dat gaat via het hoofdspoor, het invoeringsspoor en de aanvullingssporen. Uiteindelijk ontstaat daardoor een samenhangend en coherent vernieuwd stelsel van omgevingsrecht.

Het is belangrijk dat ook tijdens de bouw van het nieuwe stelsel de samenhang en de gevolgen van de diverse onderdelen inzichtelijk zijn. Om die reden zijn het voorstel voor de Invoeringswet en de ontwerpen van de vier AMvB’s tegelijk voor advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State voorgelegd. Dit advies is vervolgens onderdeel van de Kamerstukken voor de parlementaire behandeling van het voorstel voor de Invoeringswet Omgevingswet. Bij de behandeling van de Invoeringswet in uw Kamer bestaat dus een goed beeld van de voortgang en samenhang van alle wetgevingsproducten alsook de voortgang van het DSO, zoals ik u verderop in deze brief zal toelichten.

Daarnaast wordt per onderdeel van de stelselherziening inzichtelijk gemaakt op welke wijze dit doorwerkt in het stelsel van de Omgevingswet. Zo is tegelijk met de internetconsultatie van het voorstel voor de Invoeringswet Omgevingswet een geconsolideerde tekst bijgevoegd van de Omgevingswet met de daarin voorgestelde wijzigingen via het voorstel voor de Invoeringswet.

Op die manier wordt helder hoe de voorgestelde wijzigingen in de tekst van de Omgevingswet doorwerken en ontstaat een geïntegreerd beeld. Dit is ook gedaan bij de internetconsultatie van het voorstel voor de Aanvullingswet natuur en zal in de toekomst ook worden gedaan bij de voorhangprocedure van de wijzigingen van de vier AMvB’s op grond van de Omgevingswet via het Invoeringsbesluit en de Aanvullingsbesluiten.

Door deze aanpak kan uw Kamer stapsgewijs, gedurende het totstandkomingsproces, niet alleen de afzonderlijke wetgevingsproducten behandelen, maar bij de parlementaire behandeling ook betrekken wat de gevolgen zijn voor de samenhang binnen het nieuwe stelsel.

1.2 Voortgang implementatie stelselherziening omgevingsrecht

Om gemeenten, provincies, Rijk en waterschappen, burgers en bedrijven voor te bereiden op de implementatie van het hiervoor beschreven nieuwe stelsel is het interbestuurlijke implementatieprogramma Aan de Slag met de Omgevingswet ingesteld. Dit programma, dat georganiseerd wordt door de koepels en het Rijk, heeft tot doel dat alle betrokkenen goed voorbereid zijn op de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Gezamenlijk werken Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen via het implementatieprogramma Aan de slag met de Omgevingswet aan de implementatie van de Omgevingswet langs twee hoofdsporen: Invoeringsondersteuning en de ontwikkeling van een Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Door ervaring op te doen met de Crisis- en herstelwet wordt toegewerkt naar de implementatie van de Omgevingswet.

1.2.1 Invoeringsondersteuning: voorbereiden op de komst van het nieuwe stelsel

Het eerste spoor binnen het implementatieprogramma is de Invoeringsondersteuning. Ondersteuning is van groot belang voor een succesvolle invoering van het nieuwe stelsel, ik zet daar dus samen met de medeoverheden vol op in. Ik geef u een aantal voorbeelden. Bij Invoeringsondersteuning worden overheden, bedrijven en burgers op een praktische en vraaggerichte manier ondersteund bij de invoering van het stelsel. De Invoeringsondersteuning richt zich op het leren werken met de wet en het vergroten van de kennis over de nieuwe wetgeving.

Het leren werken met de wet in deze fase van de implementatie gebeurt veel door in de praktijk te oefenen, bijvoorbeeld via gaming (Buurtje Bouwen5), waarmee invulling wordt gegeven aan de motie Smaling om interactieve games te ontwikkelen6, en interbestuurlijke leerreizen, waarin deelnemers met elkaar antwoorden op vragen en dilemma’s vinden. Resultaten zijn en worden breed gedeeld.

Kennis van de wet is van groot belang om te kunnen implementeren. Er wordt kennis gedeeld via de website van het programma7 en het achterliggende Informatiepunt. Er worden veel bijeenkomsten in het land georganiseerd op allerlei terreinen en kennisproducten ontwikkeld over bijvoorbeeld de samenhang van de wettelijke instrumenten. Zo zijn groepen overheden samen met enkele consortia uit het bedrijfsleven staalkaarten voor het Omgevingsplan aan het maken; dit zijn voorbeelden van hoe men bijvoorbeeld de energietransitie kan verwerken in het omgevingsplan. In de inspiratiegids participatie8 komen kennis van en ervaringen met participatie samen; dit is rondom gezondheid ook gerealiseerd in een Gids Gezonde Leefomgeving9.

Sinds een jaar komen elk kwartaal implementatiemanagers van overheden in regionaal verband via het programma bij elkaar. Rondom kerninstrumenten, digitalisering en vele gedragskanten van deze transitie leren en werken ze met elkaar, en geven mede vorm aan de Invoeringsondersteuning die zij nodig achten voor een succesvolle implementatie.

De benodigde transitie naar het nieuwe stelsel gaat verder dan een «wetsimplementatie», het gaat ook om een andere manier van werken. Daar sluiten de betrokken overheden, die individueel ook zeer actief zijn, en gezamenlijk de Invoeringsondersteuning uitvoeren, zoveel mogelijk bij aan.

Een onderdeel van Invoeringsondersteuning is de implementatiemonitor. Uit de lopende monitor blijkt dat bijna alle overheden bezig zijn met de wet en dat de bewustwording bij andere overheden succesvol is. Inmiddels zitten de overheden in de verdiepingsfase, maar blijft de bewustwordingsfase voor nieuwe doelgroepen doorlopen. In deze verdiepingsfase wordt op veel deelaspecten geoefend en zal kennis worden ontwikkeld en gedeeld. Voordat de wet in werking treedt, zal ook nog een fase aanbreken waarbij de werkprocessen bij en tussen de vele overheden bekeken worden en aangepast. Het implementatieprogramma zal dat zo goed mogelijk vraaggestuurd ondersteunen.

Sinds 2010 vinden via de Crisis- en herstelwet (Chw) bij gemeenten en provincies experimenten plaats die steeds vaker worden gekoppeld aan de voorbereidingen op de Omgevingswet. Daarmee wordt de Chw een steeds belangrijker instrument voor de voorbereiding op de invoering. Realisatie van woningbouwprojecten wordt bijvoorbeeld door de Chw versneld omdat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State voor projecten van meer dan 11 woningen binnen een half jaar uitspraak doet in een zaak. Dat is twee keer zo snel als normaal.

De Chw heeft verschillende experimenteersporen, onder andere experimenteermogelijkheden om op een innovatieve en duurzame manier maatschappelijke problemen aan te pakken.

Steeds meer gemeenten maken van die mogelijkheid gebruik en willen starten met een experiment onder de Chw. Zo experimenteren gemeenten met bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte en bestemmingsplannen-plus, vooruitlopend op de omgevingsplannen uit de Omgevingswet. Al 180 gemeenten, ofwel meer dan een derde van alle Nederlandse gemeenten, is gestart met één of meer van deze twee bijzondere voorzieningen. En dat aantal loopt nog steeds op. Ik heb in het Algemeen Overleg met uw Kamer van 31 januari jl. naar aanleiding van vragen van de heer Ronnes (CDA) aangegeven dat ik de Chw wil aanpassen om de realisatie van de woningbouwproductie te versnellen. Ik streef ernaar om de aanpassing van de Crisis- en herstelwet voor de zomer naar uw Kamer te zenden. Ik wil de Chw op drie onderdelen aanpassen:

  • 1. Vereenvoudigen van de aanwijzingsprocedure voor duurzame innovatieve experimenten, door aanpassing van de criteria voor aanwijzing;

  • 2. Verkorten van de aanwijzingsprocedure van duurzame innovatieve experimenten en ontwikkelingsgebieden, door het toevoegen van nieuwe projecten aan bestaande experimenten bij ministeriële regeling te laten plaatsvinden;

  • 3. Verbreden van de reikwijdte van de Chw, zodat experimenten nog beter kunnen aansluiten bij de Omgevingswet.

Daarnaast ben ik in gesprek met maatschappelijke partijen om in kaart te brengen tegen welke knelpunten wordt aangelopen bij de realisatie van de woningbouwproductie. Dit gebruik ik bij de uitvoering van de motie van de heer Ronnes10.

1.2.2 Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO): digitale ondersteuning van het nieuwe stelsel

Het tweede spoor binnen het implementatieprogramma is de ontwikkeling van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Tegelijk met de inwerkingtreding van de Omgevingswet zal het DSO in werking treden. Het is een digitaal stelsel van landelijke en lokale voorzieningen dat de processen van de Omgevingswet ondersteunt. Het biedt het bevoegd gezag de mogelijkheid omgevingsdocumenten aan te bieden, een ieder kan kennis nemen welke regels er gelden op een locatie, de initiatiefnemer kan checken of hij een vergunning nodig heeft en deze indienen, het bevoegd gezag kan deze aanvraag of melding ontvangen en via zijn eigen systeem afhandelen.

De komende jaren zal de landelijke voorziening van het DSO stapsgewijs worden ontwikkeld. Dit biedt de kans om voor inwerkingtreding van de wet onderdelen in de praktijk te toetsen en het bevoegd gezag kan zich dan voorbereiden op aansluiting van hun eigen systemen, gebruik en vulling van het DSO. Bij de ontwikkeling wordt zoveel mogelijk aangesloten op bestaande systemen en voorzieningen, zoals de voorziening die nu wordt gebruikt voor bekendmaken en beschikbaar stellen van overheidspublicaties.

Dit sluit aan bij het Bestuursakkoord waarin met de andere overheden is afgesproken om het DSO stapsgewijs te realiseren, waarbij bij inwerkingtreding een basis wordt gelegd die vergelijkbaar is met het huidige dienstverleningsniveau.

Het Bureau ICT-Toetsing (BIT) is in 2017 gevraagd om het programma DSO te toetsen. Deze toets heeft in het voorjaar van 2017 plaats gevonden. Het BIT geeft aan waardering te hebben voor het streven om de wetten en regels, het aanvragen van vergunningen en het doen van meldingen eenvoudig en inzichtelijk te maken voor burgers en bedrijven, en wil met het advies bijdragen aan de bespoediging van de ambitie uit het bestuursakkoord.

Het BIT heeft in zijn advies twee hoofdaanbevelingen gedaan. Ten eerste adviseert het BIT om het DSO te beperken tot een minimale invulling van het huidige dienstverleningsniveau en van daaruit gecontroleerd verder te werken. Ten tweede adviseert het BIT om de invloed van het bevoegd gezag op het ontwerp van het DSO te versterken.

Er is naar aanleiding van het BIT een Taskforce ingesteld om met een voorstel te komen voor de door het BIT geadviseerde minimale invulling bij inwerkingtreding. Over het voorstel van de Taskforce moet nog interbestuurlijke besluitvorming plaats vinden. Vervolgens zal dit worden vertaald in een implementatiestrategie. Deze implementatiestrategie tot aan inwerkingtreding geeft weer welke no-regret stappen moeten worden gezet en helpt partijen in de keten om ook tijdig de benodigde maatregelen te treffen voor inwerkingtreding. Ook over de invulling van het tweede advies van het BIT dient nog interbestuurlijke besluitvorming plaats te vinden.

Ik zal uw Kamer over de uitkomsten van de interbestuurlijke besluitvorming informeren, zoals toegezegd in mijn brief met de reactie op het BIT-advies11.

De voortgang van de implementatie wordt bewaakt via de implementatiemonitor. Dit is voor mij een belangrijk instrument om te zien wat de stand van de implementatie is op basis waarvan ik kan bijsturen. Uw Kamer wordt jaarlijks over de monitor, de implementatie en de voortgang op de ontwikkeling van het DSO geïnformeerd. Dit geeft u het inzicht hoe de voorbereidingen op de implementatie verlopen. Daarnaast ontvangt uw Kamer jaarlijks de Voortgangsrapportage Crisis- en herstelwet.

1.2.3 Stand van zaken Nationale Omgevingsvisie

In de Omgevingswet is opgenomen dat gemeenten, provincies en het Rijk een Omgevingsvisie moeten opstellen. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) wordt de Omgevingsvisie voor het Rijk; vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt dus deze eerste Nationale Omgevingsvisie opgesteld. De NOVI wordt conform de Omgevingswet op rijksniveau de strategische langetermijnvisie op de ontwikkeling van de gehele fysieke leefomgeving. Voor het Rijk geldt daarmee dat de NOVI een belangrijk onderdeel is van haar eigen implementatietraject van de Omgevingswet.

Nederland heeft een beperkt grondgebied dat intensief wordt bewoond en gebruikt. Desondanks hebben wij een goed functionerende en hoogwaardige leefomgeving weten te bereiken en behouden. De Omgevingswet – in al zijn facetten – moet ertoe bijdragen dat dit ook in de toekomst zo zal zijn. De NOVI is één van de belangrijke instrumenten daarin. De druk op de leefomgeving vraagt voortdurend om afweging van verschillende belangen welke voortkomen uit urgente en grote opgaven, waaronder wonen, duurzame economie, energie & klimaat, bereikbaarheid, landbouw en natuur en de unieke (cultuurhistorische) waarden van Nederland. Al deze opgaven spelen dwars door schaalniveaus, beleidsterreinen en bestuurlijke grenzen heen. De opgaven en ambities leggen allemaal claims op de leefomgeving, zowel in ruimtelijke zin als op aspecten als milieu, gezondheid en veiligheid. Dit maakt keuzes en combinaties noodzakelijk. Keuzes die in gezamenlijkheid en integraal gemaakt moeten worden over hoe de leefomgeving wordt ingericht en de manier waarop daar gebruik van wordt gemaakt nu en in de toekomst. Daarmee geeft de NOVI ook uitvoering aan de verbeterdoelstellingen van het nieuwe stelsel: door een samenhangende benadering binnen de fysieke leefomgeving en door de afwegingsruimte zoveel mogelijk op lokaal en regionaal niveau te leggen. Bij de uitvoering wordt gebruik gemaakt van de instrumenten van het vernieuwde omgevingsrecht die de inzichtelijkheid, het gebruiksgemak en de besluitvorming over de projecten zullen verbeteren.

In de NOVI worden de keuzes vastgelegd die op nationaal niveau worden gemaakt inzake de uiteenlopende belangen die claims leggen op de fysieke leefomgeving.

De Nationale Omgevingsvisie komt in ieder geval in de plaats van het strategische gedeelte van het nationale waterplan de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en delen van het nationale natuurbeleidsplan (natuurvisie in de Wet natuurbescherming) en het nationale milieubeleidsplan.

Ik vind het van belang om met u het gesprek te voeren over de Nationale Omgevingsvisie. In februari 2017 heeft u de startnota «De opgaven voor de Nationale Omgevingsvisie»12 ontvangen. In de startnota worden de trends en ontwikkelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving, de sectorale opgaven en de vier strategische opgaven geagendeerd: naar een duurzame en concurrerende economie, naar een klimaatbestendige en klimaatneutrale samenleving, naar een toekomstbestendige en bereikbare woon- en werkomgeving en naar een waardevolle leefomgeving. Na een in 2017 uitgevoerde ambtelijke verdiepende verkenning van beleidsopties voor deze vier strategische opgaven zullen keuzes worden gemaakt die verder worden uitgewerkt tot de ontwerp NOVI.

Ik bereid de Nationale Omgevingsvisie voor op grond van de eisen van huidige wetgeving en de eisen van de Omgevingswet. Zodoende kan de visie al worden vastgesteld voordat de Omgevingswet in werking treedt. Ik geef op dat moment ook aan welke delen van structuurvisies met deze visie worden vervangen. Zodoende krijgt de NOVI al zijn werking. De NOVI zal ook voldoen aan de eisen die op grond van de Omgevingswet aan een Omgevingsvisie worden gesteld.

Voor de Nationale Omgevingsvisie wordt een planMER opgesteld. Dit voorjaar zal ik een kennisgeving cf. artikel 7.9 van de Wet milieubeheer uitdoen.

Ik zal u binnenkort informeren over de inhoudelijke richting waarin de NOVI verder wordt uitgewerkt. Ik streef ernaar om medio dit jaar de hoofdlijnen van de NOVI, en eind 2018 de ontwerp NOVI gereed te hebben, welke ik aan uw Kamer zal toesturen. De Nationale Omgevingsvisie kan dan in 2019 worden vastgesteld.

1.3 Financiële consequenties stelselherziening omgevingsrecht

De Eerste Kamer heeft mij via het verslag van de commissievergadering IWO op 12 december 201713 gevraagd in te gaan op de financiële aspecten van de invoering van de Omgevingswet. Op 8 december 2017 heb ik een brief aan uw Kamer gestuurd14, waarin ik aangaf samen met mijn collega van IenW te werken aan de overdracht van de Omgevingswet. Inmiddels is de nota van wijziging van de begroting van BZK vastgesteld.

Zoals per brief van 6 oktober 201715 is toegezegd, zal ik u bij Voorjaarsnota meer duidelijkheid geven over de financiële consequenties van de herplanning en de opvolging van het BIT-advies.

1.4 Samengevat: duiding inwerkingtreding stelselherziening omgevingsrecht

Ik heb u bovenstaand inzicht gegeven in de voortgang van de wetgevingsproducten en de implementatie. De wetgevingsproducten worden in samenhang met elkaar ontwikkeld. Er wordt een ondersteunend digitaal systeem gebouwd. Overheden moeten zich op het nieuwe stelsel voorbereiden. Ook bedrijven en burgers in Nederland krijgen hiermee te maken.

De overgang naar het nieuwe stelsel doen we langs een beheerste overgang, een transitie. Deze heb ik al eerder in mijn brief toegelicht.

Alle producten worden in samenspraak met de uitvoeringspraktijk ontwikkeld. Via botsproeven, overleggen en toetsing en consultatie worden overheden, bedrijven en burgers betrokken bij de ontwikkeling van wetgevingsproducten. Daarnaast worden zij ook al in een vroeg stadium van deze ontwikkeling gevraagd hun kennis en expertise in te brengen en worden tussenproducten getoetst en afgestemd. Het DSO en de invoeringsondersteuning worden ontwikkeld via een interbestuurlijk opdrachtgever- en opdrachtnemerschap. Medeoverheden zijn op deze manier direct betrokken bij de ontwikkeling ervan, waardoor het stelsel straks aansluit op hun behoeftes. De agile werkwijze waarlangs het DSO wordt ontwikkeld zorgt ervoor dat straks ook daadwerkelijk het systeem wordt opgeleverd dat gebruikt wordt in de praktijk.

Deze uitgebreide afstemming met alle betrokken partijen kost uiteraard tijd, maar zorgt er ook voor dat alle producten die ontwikkeld worden, straks breed gedragen zullen zijn.

Het parlement is steeds nauw betrokken. Niet alleen via debatten en uw gebruikelijke rol als parlement, maar ook door u bijvoorbeeld vroegtijdig te informeren over voorgenomen stappen via beleidsbrieven. Ook in de toekomst zal het kabinet dit blijven doen. Ik heb u bijvoorbeeld toegezegd dat ik u ook zal informeren over de hoofdlijnen van het Invoeringsbesluit. En ik blijf u informeren over de voortgang van de implementatie, onder andere via de eerder genoemde implementatiemonitor.

De uitgebreide interdepartementale en interbestuurlijke afstemming waarlangs producten tot stand komen en uw parlementaire betrokkenheid, betekenen dat producten keer op keer getoetst worden aan de doelstellingen van de stelselherziening, op uitvoerbaarheid, werkbaarheid, consistentie et cetera. Deze aanpak geeft vertrouwen dat er straks op 1 januari 2021 een robuust en vernieuwend stelsel staat dat een breed draagvlak zal kennen.

Tot slot wil ik graag benadrukken dat in de eerder genoemde brief van 6 oktober 2017 aan u is toegezegd dat ik de voortgang van de stelselherziening elk jaar zal monitoren en toetsen en dat u hierover jaarlijks geïnformeerd zult worden.

2. Taakverdeling bewindspersonen BZK en IenW

Bij koninklijk besluit16; zijn taken op het terrein van ruimtelijke ontwikkeling, ruimtelijke ordening, de stelselherziening Omgevingsrecht en het Kadaster onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) gebracht; deze taken vielen voordien onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Milieu (IenM). De Eerste Kamer heeft mij om een nadere uitwerking van de overheveling van de in het Besluit benoemde taken gevraagd. Hieronder heb ik deze taken geconcretiseerd naar specifieke thema’s en aangegeven of deze onder de verantwoordelijkheid van de Minister van BZK, de Minister van IenW of de Staatssecretaris van IenW vallen.

De Minister van Binnenlandse Zaken is in deze (o.a.) verantwoordelijk voor:

  • Ruimtelijke ontwikkeling (inclusief Structuurvisie en Nationale Omgevingsvisie), ruimtelijke ordening en Wet ruimtelijke ordening (Wro), wat onder meer de volgende thema’s omvat:

    • Programma Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

    • Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet

    • Exploitatie en doorontwikkeling Basisregistraties

    • Basisregistratie Ondergrond

    • Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

    • Beleid GEO informatie

    • Kadaster

    • Digitaal Stelsel (Ruimtelijke Plannen en Omgevingsloket)

    • Verkenningen op het gebied van ruimtelijk beleid

    • Krimp/Leegstand

    • Stad/Verstedelijking

    • Erfgoed en Ruimte

    • Ontwikkeling en Monitoring

    • Proeftuinen van Morgen/Wij maken Nederland

    • Ruimtelijke Ordening Internationaal

    • Energie en Ruimte

    • Aansturing PBL

    • Ruimtelijk ontwerp

    • Structuurvisie Buisleidingen

    • Structuurvisie Wind op Zee

    • Structuurvisie Wind op Land

    • Structuurvisie Elektriciteitsvoorziening

    • Ruimtelijk-economisch beleid

    • Regionale doorvertaling ruimtelijk beleid

    • Beheer Nieuwe Sleutelprojecten (NSP), Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK), Bestaand Rotterdams Gebied (BRG) en nota ruimte budgetten

    • Rijk-Regioprogramma-Amsterdam-Almere-Markermeer (RRAAM)

    • Ontheffingen Barro en schorsing/vernietiging in het kader van de Wet ruimtelijke ordening

    • Kustpact

    • Interdepartementale Commissie Rijksvastgoed (ICRV)

    • MIRT: gebiedsagenda’s en strategische gebiedsoverleggen

  • Stelselherziening omgevingsrecht (inclusief implementatieopgave)

  • Crisis- en herstelwet

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat is in deze (o.a.) verantwoordelijk voor:

  • Schipholvraagstuk: primair bij IenW, in samenwerking met BZK

  • Luchthavenbesluit: primair bij IenW, in samenwerking met BZK

  • Klimaatadaptatie en Nationale Adaptiestrategie: voortouw bij IenW, in samenwerking met BZK

  • Global Centre of Excellence on Climate Adaptation

  • Gebiedsaanpak Grote Wateren

  • MIRT: Bereikbaarheidsprogramma’s en vervolgstappen

  • Tracéwet/Tracébesluit

  • Opdrachtgeversrelatie PBL

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat is in deze (o.a.) verantwoordelijk voor:

  • Aanvullingsspoor bodem

  • Aanvullingsspoor geluid

  • Structuurvisie ondergrond

  • Coördinatie Planbureau Leefomgeving

  • Wet VTH (inclusief de taken en verantwoordelijkheden voor de omgevingsdiensten)

De overheveling van deze specifieke taken is inmiddels geformaliseerd tussen de Ministeries van IenW en BZK.

Ik hoop dat ik u met deze brief voldoende inzicht heb gegeven in de inwerkingtreding van de stelselherziening omgevingsrecht, de stand van zaken NOVI en de thema’s die geraakt worden door departementale herindeling tussen de departementen van BZK en IenW.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Kamerstuk 33 962, nr. 185.

X Noot
2

Kamerstuk 34 864, nr. 1.

X Noot
3

Kamerstuk 33 118, nr. 84.

X Noot
4

Kamerstuk 33 118, nr. 99.

X Noot
5

Een game op de smartphone waarbij ruimtelijke vraagstukken in de stedelijke omgeving centraal staan. Deelnemers kruipen in de huid van een buurtbewoner met eigen wensen voor de herinrichting van de buurt.

X Noot
6

Kamerstuk 33 962, nr. 131.

X Noot
10

Kamerstuk 29 383, nr. 288.

X Noot
11

Kamerstuk 33 118, nr. 98.

X Noot
12

Kamerstuk 34 682, nr. 1.

X Noot
13

Korte aantekeningen vergadering commissie Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) van 12 december 2017.

X Noot
14

Kamerstuk 33 118, nr. 100.

X Noot
15

Kamerstuk 33 118, nr. 98.

X Noot
16

Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 44.

Naar boven