Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 december 2010
In mijn brief van 16 augustus 2010 (kamerstuk 32 432, nr. 5) met betrekking tot het versterken van de governance en de cultuur van de financiële toezichthouder wordt een externe toetsing door het
IMF van de stabiliteit van de Nederlandse financiële sector aangekondigd. Hiertoe heeft een IMF-missie van 22 november 2010
tot 14 december 2010 Nederland bezocht. Vooruitlopend op de vaststelling van het definitieve rapport heeft het IMF zijn voorlopige
conclusies uitgebracht. Deze treft u bijgaand aan1. Uit de voorlopige conclusies komt het volgende beeld naar voren.
Nederland heeft de kredietcrisis effectief aangepakt. Hierbij is het zogenaamde Twin Peaks model een bruikbaar toezichtmodel
gebleken, dat inmiddels door vele landen wordt gevolgd. Dat neemt niet weg, dat de financiële sector stevig is geraakt onder
andere resulterend in staatsteun en de déconfiture van een bank.
De macro-economische ontwikkeling van Nederland steekt relatief gezien gunstig af bij andere landen. Wel wijst het IMF op
de hoge concentratie van financiële instellingen in vooral de bankensector.
De stabiliteit van de Nederlandse financiële sector beoordeelt het IMF in zijn algemeenheid als positief en bestand tegen
extreme schokken. De gezondheid van het bankwezen is vergeleken met 2008 verbeterd. Verzekeraars hebben te lijden van onder
ander de lage economische groei en de lage interestvoet. Hiernaast wijst het IMF erop, dat levensverzekeraars worden geconfronteerd
met een imagoprobleem, dat vraagt om een andere werkwijze, die rekening houdt met de nieuwe omgeving. De pensioensector staat
ook onder druk; stresstesten wijzen op kwetsbaarheden. Het IMF verwelkomt op dat punt de proactieve opstelling in Nederland
om de problemen aan te pakken.
Het IMF acht de Nederlandse financiële sector vooral kwetsbaar voor externe schokken en de hoge schuldpositie van Nederlandse
huishoudens met name in de sfeer van hypotheken. Overigens staat hier in Nederland relatief hoog gespaard pensioenkapitaal
tegenover.
Het IMF wijst op het open karakter van Nederland en het feit, dat de financiële sector wordt gedomineerd door grote financiële
instellingen. Dat betekent volgens het IMF dat hiermee bij het toezicht rekening dient te worden gehouden. Het IMF benadrukt
het belang van de onafhankelijkheid van de toezichthouders. Het IMF constateert dat DNB gericht en op intensieve wijze aan
geuite kritiek probeert tegemoet te komen. Met het oog op een intensiever toezicht vindt het IMF het belangrijk, dat de juridische
aansprakelijkheid van de toezichthouders in lijn wordt gebracht met die van andere landen. Hiernaast geeft het IMF aan, dat
de kredietcrisis een gebrekkige informatievoorziening aan het licht heeft gebracht. Informatievergaring is volgens het IMF
te zeer als een administratieve last gezien zonder dat de toegevoegde waarde daarvan adequaat is meegewogen.
Met betrekking tot de implementatie van de Basel core principles (banken) is het beeld positief, al geeft het IMF aan dat
er op een aantal gebieden nog ruimte voor verbetering is. Ten aanzien van de IAIS core principles (verzekeraars) ziet het
IMF een sterke verbetering ten opzichte van de vorige beoordeling in 2004, waaronder een versterking van de toezichtaanpak
door DNB. Met de implementatie van de Solvency II richtlijn zal het beeld verder verbeteren. Wel tekent het IMF aan dat de
toezichtpositie van DNB en de AFM met betrekking tot groepen van verzekeraars en producten versterking behoeft. Ten aanzien
van de IOSCO core principles (effectenmarkten) wijst het IMF erop dat de toezichtpositie van de AFM en de financiële verslaglegging
op een aantal gebieden moet worden versterkt.
Op het relatief nieuwe terrein van het macro-prudentieel toezicht wijst het IMF op het belang van de totstandbrenging van
een adequaat instrumentarium en het aanwijzen van gedelegeerde toezichthouders. Meer in het bijzonder acht het IMF het van
belang dat de leencapaciteit van een consument voor hypothecair krediet in relatie tot de waarde van een woning wordt gelimiteerd. In het kader van Basel III wordt
in het kader van het macro-prudentieel toezicht veel werk verzet om de buffers van banken te versterken. Het IMF acht het
verder aangewezen om het depositogarantiestelsel te versterken en de financiering een ex ante in plaats van een ex post karakter
te geven. Uitbouw van het crisismechanisme dient onverkort door te gaan en het IMF verwelkomt de exit-strategieën met betrekking
tot de aan banken en verzekeraars verleende staatssteun.
Naar aanleiding van de missie van het IMF bereidt het IMF een Financial System Stability Assessment (FSSA) voor. Dit is een
document waarin de belangrijkste bevindingen en conclusies worden samengevat. Deze FSSA wordt eerst besproken tijdens de artikel
IV-missie die in het eerste helft van volgend jaar gepland staat. Vervolgens worden het FSSA-rapport en het artikel IV-rapport
gezamenlijk besproken in de Executive Board van het IMF, naar verwachting rond juni 2011. Na de bespreking in de Executive
Board van het IMF, zullen de FSSA en de achtergronddocumenten normaal gesproken openbaar worden gemaakt via de website van het IMF. Het spreekt voor zich zelf dat ik u hierop zal attenderen.
De minister van Financiën,
J. C. de Jager