Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juli 2012
In het VAO Waterkwantiteit van 17 april jl. (Handelingen II 2011/12, nr. 77, item 26, blz. 37–43) heb ik de toezegging gedaan om op korte termijn, voordat ik in overleg
treed met de regio, uw Kamer een beeld te geven van de geraamde kosten en baten van
de drie opties (versterking, nieuwbouw of een naviduct) voor het opnemen van grotere
sluizen in de plannen voor de opknapbeurt voor de Afsluitdijk.
Kostenindicatie
Op basis van een ruwe inschatting van de kosten (prijspeil 2012) bedragen de geraamde
initiële kosten (exclusief beheer en onderhoud) van de verschillende opties:
-
(a) versterking van de schutsluis bij Kornwerderzand € 33 miljoen (+/– 25%),
-
(b) nieuwbouw van de schutsluis € 91 miljoen (+/– 25%),
-
(c) drie verschillende varianten (+/– 40%) van een naviduct van ca. € 200 miljoen (variant c1;
onderdoorgang met sluis klasse Va), ca. € 225 miljoen (variant c2; onderdoorgang met
sluis klasse Vb) en ca. € 450 miljoen (variant c3; onderdoorgang incl. wensen uit
de markt voor grote sluis geschikt voor toekomstige omvang schepen).
Bepalend voor de kosten van een naviduct zijn de volgende parameters: het aantal kolken,
afmetingen van de sluis, aantal m2 van de onderdoorgang, breedte van het wegprofiel (aantal vluchtstroken en rijbanen).
De kosten van beheer en onderhoud variëren in deze varianten (c1 t/m 3) van € 1,5–€ 3,3 miljoen
per jaar.
De benodigde informatie over versterking en nieuwbouw, is vorig jaar in het kader
van de totstandkoming van de Structuurvisie Toekomst Afsluitdijk gegenereerd. Voor
de kostenraming van een naviduct zijn in de afgelopen weken, samen met de regio, meerdere
varianten voor een naviduct bepaald, op basis waarvan een ruwe inschatting van de
kosten is gemaakt.
Maatschappelijke kosten en baten
Het Centraal Planbureau (CPB) heeft in haar Kosteneffectiviteitsanalyse van juni 2011
onderzoek gedaan naar de maatschappelijke kosten en baten. Na de aanleg van een naviduct
ondervindt het wegverkeer geen oponthoud meer van openstaande bruggen en ook het scheepvaartverkeer
heeft minder reistijdverlies. Dit geldt met name voor de recreatievaart (ca. 15 minuten
minder wachttijd, ca. € 3 mln. minder kosten).
Omdat het aantal vrachtschepen dat door de sluizen gaat slechts enkele schepen per
dag bedraagt en vrachtschepen voorrang krijgen op de recreatievaart, is de kans beperkt
dat grotere sluizen leiden tot wachttijdreductie voor de beroepsvaart.
Dagelijks rijden zo’n 19 000 voertuigen over de Afsluitdijk. De bruggen bij Kornwerderzand
worden ongeveer 7000 keer per jaar geopend. Wachten voor een openstaande brug levert
een gemiddelde vertraging van 4,5 minuten op. Uitgedrukt in «value of time», waarmee
reistijd in geld wordt uitgedrukt, zou dit ca. € 13 mln. aan kosten betekenen voor
het wegverkeer.
Het synergie effect (uitgespaarde kosten) met de versterking van de schutsluis is
gering; dat is meer bij nieuwbouw van de sluis.
Uit de Kosteneffectiviteitsanalyse volgt dat het meest doelmatige scenario is om de
sluizen, zoals de schutsluis Kornwerderzand, te versterken. De sluizen hebben immers
nog een restlevensduur tot ca. 2050. Nieuwbouw van de sluiscomplexen is om die reden
in de komende jaren niet doelmatig. Investeren in een naviduct, zo heeft het CPB aangegeven,
is alleen te overwegen indien nieuwbouw doelmatig zou zijn. Nu dat niet het geval
is, is een investering in een naviduct derhalve ook niet doelmatig. De totale baten
van een naviduct zijn door het CPB niet als hoog aangemerkt, en afgezet tegen de hoge
kosten is het kosten-batensaldo van een naviduct bij Kornwerderzand door het CPB als
negatief aangemerkt.
In de Structuurvisie Toekomst Afsluitdijk is bepaald dat rond 2050 een nieuwe afweging
rondom een naviduct zal plaatsvinden, als nieuwbouw van de sluizen aan de orde is.
Overleg regio
Binnenkort vindt overleg plaats met de regio over de wenselijkheid, haalbaarheid en
financierbaarheid. Conform mijn toezegging wordt uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten
daarvan.
De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J. J. Atsma