Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 februari 2019
Uw Kamer heeft bij brief van 28 december jl. verzocht om een schriftelijke reactie
naar aanleiding van het bericht «De documentaire Verdacht brengt etnisch profileren
pijnlijk in beeld». Met onderhavige brief geef ik gevolg aan uw verzoek. De documentaire
laat het verhaal horen van mensen die het gevoel hebben gediscrimineerd te zijn door
de politie. Ik vind het pijnlijk wat deze mensen hebben meegemaakt. Ik sta voor een
rechtsstaat met een rechtvaardige overheid die een samenleving waarborgt waaraan alle
burgers op basis van gelijkwaardigheid kunnen deelnemen. De politie heeft met de geïnterviewde
personen, afgezien van een aantal van wie de identiteit niet bekend is, gesproken
over de controles en hoe die door hen ervaren zijn. Ook heeft de politie contact met
de makers van de documentaire om te bespreken op welke wijze de documentaire een plek
kan krijgen in het curriculum en overigens kan worden besproken binnen de politie-organisatie.
De politie beschikt als vertegenwoordiger van de overheid over bevoegdheden die diep
kunnen ingrijpen in levens van burgers. De politie wil voorkomen dat zij onderscheid
maakt bij (proactief) politieoptreden zonder dat daarvoor een objectieve rechtvaardiging
is. Dat is van cruciaal belang voor de legitimiteit van het optreden van de politie,
het maatschappelijk vertrouwen van een ieder in de politie en de effectiviteit van
het politieoptreden. Uit eerder onderzoek1 blijkt niet dat er sprake is van een trend van (onbewuste) discriminatie, maar dat
het probleem niet ontkend kan worden. Politiemedewerkers blijken zich er niet altijd
van bewust te zijn wat een staandehouding voor mensen in het algemeen en personen
met een andere etnische achtergrond in het bijzonder betekent.
Om mogelijke vooroordelen en (onbewuste) discriminatie aan te pakken, zijn er in het
meerjarige programma van de politie «De Kracht van het Verschil» uiteenlopende maatregelen
geformuleerd en geïmplementeerd. Zo is er een handelingskader proactief controleren2 opgesteld dat inmiddels in alle eenheden is geïntroduceerd. Politiemedewerkers worden
getraind in de toepassing ervan. Aan de MEOS-applicatie is een functie toegevoegd
waarmee politiemedewerkers op basis van autokentekens kunnen achterhalen of een auto
al eerder aan de kant is gezet en aldus de afweging kunnen maken of het in de rede
ligt om de auto wederom aan de kant te zetten. De werking van het handelingskader
in combinatie met de MEOS-app wordt op dit moment onderzocht door de Politieacademie
bij tien basisteams. Daarnaast is de aandacht voor diversiteit en discriminatie in
het algemeen in het basispolitieonderwijs versterkt en wordt er ingezet op een meer
diverse samenstelling van het politiepersoneel. De politie.nl-app is uitgebreid zodat
burgers op laagdrempelige wijze een klacht kunnen indienen over een in hun ogen onterechte
staandehouding. In het jaar 2017 heeft de politie zesenveertig klachten ontvangen
en in 2018 drieënveertig. De politie neemt de klachten serieus. Zij heeft voor de
behandeling van klachten een procedure in het leven geroepen die is gericht op het
herstel van het vertrouwen van de burger in de politie en op het uitgangspunt dat
de politie kan leren van klachten.
Met de onder de vlag van het programma «De Kracht van het Verschil» ingezette beweging
wordt er gewerkt aan het voorkomen van (onbewuste) discriminatie. Voldoende tijd en
ruimte zijn echter randvoorwaarden om de benodigde verandering te bewerkstelligen.
Aangezien het hier met name gaat om een proces van bewustwording en gedragsaanpassing
heeft de politieorganisatie tijd nodig om de verandering te internaliseren. Het programma
«De Kracht van het Verschil» wordt dit jaar voortgezet. Zoals ik uw lid Den Boer (D66)
heb toegezegd zal ik de interne evaluatie van het programma met de Korpschef bespreken
en u daarover informeren3.
De Korpschef en ik blijven in gesprek over de ontwikkelingen op dit terrein. In de
zomer van dit jaar zullen de resultaten van het onderzoek van de Politieacademie beschikbaar
komen. Dat lijkt mij dan ook het moment om te bekijken waar wij staan en of er aanvullende
maatregelen nodig en mogelijk zijn. Ook kan dan worden bekeken of de door de politie
genomen maatregelen bij andere organisaties die onder mijn verantwoordelijkheid functioneren,
kunnen worden ingevoerd. Zoals toegezegd op 11 december jl. tijdens het mondelinge
vragenuur (Handelingen II 2018/19, nr. 34, item 4) zal ik u in de zomer van 2019 nader informeren.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus