Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 29628 nr. 464 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 29628 nr. 464 |
Vastgesteld 15 augustus 2014
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 18 juni 2014 overleg gevoerd met Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over:
− de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 19 februari 2014 met een beleidsreactie op het onderzoek naar de aanstelling van aspirant-agenten niveaus 2 – 4 (Kamerstuk 29 628, nr. 436);
− de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 5 maart 2014 over de aanpak PTSS bij de Nationale Politie (Kamerstuk 29 628, nr. 437);
− de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 1 april 2014 over de voortgang omtrent de samenhang in toezicht en handhaving in de openbare ruimte (Kamerstuk 28 684, nr. 402);
− de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 28 maart 2014 met een reactie op het programma de Altijd Wat Monitor van de NCRV over aangifte doen bij de politie (Kamerstuk 29 628, nr. 447);
− de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 11 april 2014 inzake de aanbieding van het onderzoeksrapport «Bedreigen en Intimideren van OM- en politiemedewerkers» en de beleidsreactie hierop(Kamerstuk 29 628, nr. 450);
− de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 5 juni 2014 over bewapening en kleding van de politie (Kamerstuk 29 628, nr. 454);
− de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 10 juni 2014 ter aanbieding van de voortgangsbrief politie (Kamerstuk 29 628, nr. 456).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing
De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Hessing-Puts
Voorzitter: Jadnanansing
Griffier: Van Doorn
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Berndsen-Jansen, Dijkhoff, Helder, Jadnanansing, Kooiman, Marcouch en De Rouwe,
en Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
Aanvang 10.00 uur.
De voorzitter: Ik open de vergadering van de commissie voor Veiligheid en Justitie over politieonderwerpen en heet de mensen op de publieke tribune, de Minister, zijn ambtenaren, de politiecommissaris en natuurlijk mijn collega's welkom. De spreektijd is zeven minuten. Ik sta twee interrupties toe. De heer De Rouwe vervangt bij dit debat de heer Oskam.
De heer De Rouwe (CDA): Dank dat ik de heer Oskam mag vervangen tijdens deze vergadering. Hij is door privéomstandigheden op het laatste moment verhinderd. Ik heb een punt van orde. Waar is de coalitie? Ik zie de VVD binnenkomen. Hebben wij een afmelding van de PvdA?
De voorzitter: Ik heb geen afmelding van de PvdA. De heer Marcouch zal zo wel aanschuiven.
Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. De Minister schrijft in een van zijn brieven dat er in de afgelopen tijd veel gedaan is om geweld tegen en intimidatie en bedreiging van politiemedewerkers tegen te gaan en de gevolgen daarvan te beperken. Daarnaast is de Minister met de politie- en vakbonden in gesprek over verder te treffen maatregelen. De Kamer wordt hierover in het najaar geïnformeerd. De PVV heeft hierover een aantal vragen. Onlangs verschenen er namelijk cijfers van de organisatie Geweld tegen Politie. Dagelijks vinden er meer dan vier buitensporige incidenten plaats, waarbij diverse agenten fysiek worden belaagd en die zo ingrijpend zijn dat ze in de media verschijnen. Het zullen er vast meer zijn, maar deze hebben we gezien. De PVV vindt dit onacceptabel, zeker omdat het niet over bedreiging of scheldpartijen gaat. Die halen «helaas» de kranten niet meer. Politiebond ANPV geeft aan dat de cijfers uitwijzen dat de aanpak van het geweld tegen agenten en andere mensen met een publieke functie nog steeds niet voldoende is. Ook de ACP klaagt dat de Minister zich steeds beperkt tot een weergave van al genomen maatregelen en bestaand beleid, terwijl de positieve effecten daarvan uitblijven. Er wordt zelfs gedacht dat deze Minister de urgentie van het probleem niet onderkent. Daar sluit de PVV zich bij aan. De Minister krijgt vandaag de kans dit mondeling toe te lichten.
Daarnaast stoort het de PVV weer te moeten lezen dat de politie al jaren over zwaardere straffen voor de daders hoort, maar dat de daders er nog steeds met een taakstraf vanaf komen. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat dit soort delicten niet meer wordt bestraft met een taakstrafje? Weliswaar bepaalt de rechter welke straf wordt opgelegd, maar de Minister kan de rechterlijke macht altijd wijzen op het wetsartikel inzake het taakstrafverbod en het belang dat je met je vingers van onze hulpverleners af moet blijven. Dat heb ik hem meermalen horen zeggen.
Ik kom bij de brief over het doen van aangifte bij de politie. Volgens de Minister neemt de politie elke aangifte van een strafbaar feit op. Aangiften worden ter beoordeling voorgelegd aan een case screener, die beoordeelt of er sprake is van een opsporingsindicatie. High impact crimes hebben landelijke prioriteit en worden daardoor altijd onderworpen aan een vervolgonderzoek. Voor de mensen die meekijken: high impact crimes zijn overvallen, straatroof, geweld en woninginbraken. Er is een aanvang gemaakt met het treffen van maatregelen om het aangifteproces te verbeteren. Die maatregelen zullen volgens de Minister op 1 januari 2017 zijn gerealiseerd. De PVV acht de passage over de aangiften in de brief van de Minister onjuist. 80% van de aangiften wordt opzijgelegd en high impact crimes worden zeker niet altijd aan onderzoek onderworpen. Ik verwijs naar de uitzending van Altijd Wat op 12 maart van dit jaar. Daarin was een slachtoffer van een gewapende overval aan het woord, die van het kastje naar de muur werd gestuurd. Als gevolg daarvan is hij zelf naar de plaats delict gegaan, waar hij het mes heeft gevonden waarmee hij zegt te zijn bedreigd. Dit moet natuurlijk veel beter en niet pas per 1 januari 2017, maar per direct.
Vrachtwagenchauffeurs lopen volgens een ander bericht in de media de meeste kans om slachtoffer te worden van transportcriminaliteit als ladingsdiefstallen en overvallen. Klopt dit? Zo ja, wat gaat de Minister hieraan doen? Worden de zogenoemde security lanes verder uitgebreid en aangepast om deze trend te stoppen?
De PVV heeft nog drie andere vragen. De eerste vraag is wat de stand van zaken is inzake de aangehouden motie van de PVV, om het voorhanden hebben van professioneel inbrekerswerktuig strafbaar te stellen. De tweede vraag betreft het «wegpromoveren» van een kordate politiechef. Het staat met aanhalingstekens in de media, ik weet niet of dat klopt. Ik verwijs naar een bericht van 22 mei. Deze politiechef heeft een aparte aanpak van een aantal grote ergernissen. Dat heeft haar problemen opgeleverd. Ze heeft echter de wet niet overtreden, dus de PVV wil graag van de Minister weten hoe het nu verder gaat. De PVV houdt wel van aanpakken, dat weet de Minister. De Minister ook, zo kennen wij elkaar. Ik hoop dat deze politiechef naar tevredenheid geholpen zal worden.
De laatste vraag vergt wat meer tekst. Voordat de Wet identiteitsvaststelling verdachten, veroordeelden en getuigen (WIVVG) op 1 oktober 2010 in werking trad, konden vingerafdrukken en handpalmafdrukken van verdachten worden genomen. Nu mogen van een verdachte na de inverzekeringstelling alleen nog vingerafdrukken worden genomen om zijn identiteit direct of op een later moment te kunnen vaststellen. Handpalmafdrukken mogen alleen nog worden gemaakt na een opdracht van de officier van justitie, als dit in het belang van het onderzoek is. In de praktijk betekent dit dat er bijna geen handpalmafdrukken meer worden gemaakt. Dit heb ik gehoord tijdens een werkbezoek. De PVV heeft begrepen dat in Het Automatisch Vingerafdrukkensysteem Nederlandse Kollektie (HAVANK) sinds 2009 juist handpalmsporen kunnen worden gezocht. Bij onderzoek op de plaats delict worden regelmatig handpalmsporen aangetroffen, denk aan een kozijn na een inbraak. High impact crime, daar hebben we hem weer. Doordat handpalmen bijna niet meer worden afgenomen, daalt de pakkans. Een en ander schijnt te maken te hebben met de interpretatie van de zinsnede «in het belang van het onderzoek». De PVV wil van de Minister weten of hij bereid is te regelen dat de politie handpalmafdrukken van iedere verdachte afneemt, zeker gezien de prioriteit die de aanpak van woninginbraken heeft. Als dat niet mogelijk is, kan het wellicht voor een bepaalde groep verdachten worden ingesteld, zoals inbrekers. Als dit niet kan, overweegt mijn fractie een motie op dit punt. Ik wacht het antwoord van de Minister af.
In een artikel van 11 juni over verkeershandhaving las ik dat de politietop kritiek naast zich neerlegt en de verkeershandhaving goed vindt. In het artikel wordt door snelwegverkeersagenten geklaagd over het feit dat ze voor andere dingen worden ingezet. Hun expertise dreigt verloren te gaan. De PVV begrijpt dat er keuzes moeten worden gemaakt in de prioriteiten, maar dit is geen goede zaak. Wat vindt de Minister van de kritiek die is geuit door de snelwegpolitie? Is deze terecht en, zo ja, wat gaat hij hieraan doen?
Mevrouw Berndsen (D66): Voorzitter. Er staat veel op de agenda, dus moeten we keuzes maken. Laat ik vandaag eens beginnen met een compliment aan de politie. Er is sprake van een ingrijpende reorganisatie, terwijl er tegelijkertijd veel van de politie wordt verwacht. De Inspectie Veiligheid en Justitie (IVenJ) adviseerde al een tijdje terug om het tempo van de reorganisatie te heroverwegen. Mijn fractie heeft daar tot twee keer toe een motie over ingediend, maar de Minister wilde hier niet naar luisteren. Dat was zo tot vorige week. In zijn laatste brief geeft de Minister eindelijk toe dat de planning van de veranderagenda wordt bijgesteld. Voortschrijdend inzicht is geen zwakte, maar een kracht. Het kan echter niet zo zijn dat het imago van de politie en het vertrouwen van mensen in de politieorganisatie worden geschaad door het doen van onhaalbare politieke beloftes. De Minister is niet alleen verantwoordelijk voor zijn eigen politieke beloftes, maar ook voor het beheer van de Nationale Politie. Hij maakte hierover vorig jaar drie afspraken: de realisatie geschiedt binnen het vastgestelde budgettaire kader, de operationele sterkte van de politie blijft 49.500 fte en de politie levert de afgesproken prestaties. Ik moet concluderen dat deze beloftes grotendeels niet zijn waargemaakt.
Laten we maar beginnen met het eerste punt, de financiën van de Nationale Politie. In 2013 is in totaal 10 miljoen meer uitgegeven dan begroot. Dat komt vooral door te veel personele lasten. Dat was 120 miljoen meer dan verwacht. Dat baart ons zorgen voor de houdbaarheid van de financiën op de lange termijn en voor de transparantie. De kosten kunnen in de toekomst de beschikbare middelen overtreffen. Hoe wordt dit voorkomen? Krijgt de politie extra geld of worden de middelen en de capaciteit van de politie beperkt? Hangt deze beperking samen met een bijstelling van de prioriteiten? Hoe krijgen we inzicht in de bedragen die worden uitgegeven, de doelen die daarmee worden gerealiseerd en wat dit oplevert? Ik ben bijvoorbeeld benieuwd naar het bedrag dat wordt uitgegeven voor het ruimen van weetplantages, maar ook naar extra investeringen die worden gedaan zonder dat het rendement wordt aangegeven. De Algemene Rekenkamer heeft in haar rapportage hierover een opmerking gemaakt. Het lijkt me een mooie klus voor de Commissie van toezicht beheer nationale politie.
Mijn tweede punt van zorg is de operationele sterkte. Het streven van de Minister voor 2013 was 50.688 fte. Dit is uitgekomen op 51.598 fte. Dat zijn zo'n 900 fte te veel. De Minister geeft aan dat het teveel aan operationele sterkte zo snel mogelijk wordt afgebouwd door beperkte instroom en uitstroombevorderende maatregelen. Dat is een financiële maatregel, die op de korte en middellange termijn grote effecten kan geven. Wat zijn de gevolgen van een beperkte instroom voor het voortbestaan van de Politieacademie en de kwaliteit van het onderwijs? Wat zijn uitstroombevorderende maatregelen? Kunnen politieagenten de komende jaren op hun baan rekenen? Hoe wordt gewaarborgd dat er voldoende capaciteit overblijft voor alle taken van de politie? Collega Helder had het daar al even over. Het aantal staandehoudingen in verband met verkeersveiligheid is de afgelopen jaren ongeveer gehalveerd. Dit past in de trend van de afgelopen twee kabinetten, waarin ook andere kerntaken van de politie terzijde werden geschoven of zijn uitbesteed aan private partijen. De Minister kan mooie wetten maken, maar om deze te handhaven zijn mensen nodig.
Niet alleen de politie heeft last van de reorganisatie, ook de inwoners. De campagne van de Minister dat iedereen overal aangifte moet kunnen doen, is geen succes. Ook daarvoor is de Minister meermalen door deze commissie en door mij gewaarschuwd. De ICT-systemen sluiten niet op elkaar aan. Daarom moeten aangiften eerst worden uitgeprint en daarna per post naar de eenheid worden gestuurd waar het delict is gepleegd. Vervolgens moet de aangifte opnieuw handmatig worden ingevoerd. Conclusie: langere wachttijden voor de aangever en meer bureaucratie voor de politie. Hierdoor neemt het vertrouwen af. Het bevordert de aangiftebereidheid niet. Zo doet een op de drie winkeliers geen aangifte meer, omdat het toch geen zin heeft. De Minister is heel tevreden over het terugmelden op aangifte en de multi channel aanpak. Ook mijn fractie vindt terugkoppeling van groot belang, maar dan moet er wel iets mee gedaan kunnen worden. De IVenJ heeft nogmaals een waarschuwing afgegeven. Veel relevante informatie gaat verloren als er aangifte via internet wordt gedaan. Er is niet altijd voldoende capaciteit om een telefonische aangifte op te nemen. En als je aangifte doet in een andere eenheid dan die waar het delict heeft plaatsgevonden, duurt het vaak langer om de aangifte te behandelen. Ik gaf daarvan net een voorbeeld. Daar schieten mensen niets mee op. Hoe zorgt de Minister ervoor dat de dienstverlening aan mensen net zoveel prioriteit krijgt als alle andere veranderingen? Hoe wordt gegarandeerd dat er balans is tussen dienstverlening, resultaatgerichtheid en de professionele ruimte van de politiemedewerkers?
De professionele ruimte en de aandacht voor de gezondheid van politieagenten is cruciaal, vooral bij zo'n reorganisatie. Het voortbestaan van de stichting Hulp voor Hulpverleners staat onder druk, terwijl deze stichting voorziet in een grote behoefte van politieagenten en ambulance- en brandweerpersoneel. Is de Minister bereid de stichting te helpen overleven? Eind van het jaar loopt het Programma Mentale Weerbaarheid af. Dit programma was ingesteld voor drie jaar. Is de Minister bereid het langer te laten lopen, omdat het werk nog lang niet klaar is en de verankering van het programma nog onvoldoende is gewaarborgd? Hoe wordt ervoor gezorgd dat niet alleen aspiranten maar ook huidige medewerkers voldoende training krijgen? Mijn laatste punt bij dit onderwerp is de uitvoering van de motie van D66 en de Partij van de Arbeid. Op de valreep, vlak voor aanvang van deze vergadering, hebben wij een antwoord van de Minister gekregen. Uiteraard kom ik daar op een later moment op terug, omdat ik het goed moet bekijken.
De klachtenprocedure is aan de orde geweest in het vragenuur. De Staatssecretaris heeft namens de Minister antwoord gegeven. De Minister herinnert zich de discussie over de onafhankelijkheid van deze commissies nog wel. Enige voortvarendheid is hier geboden. De vindbaarheid van de klachtenprocedure op de website mag ook wel wat worden verbeterd. Wat gaat de Minister hieraan doen?
Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Ik heb altijd het gevoel dat we spreken over twee werkelijkheden als we het over de politie hebben: de werkelijkheid van deze Minister en de werkelijkheid van de werkvloer. Dat gevoel werd bevestigd toen ik het inspectierapport las. De IVenJ schrijft letterlijk dat er twee werkelijkheden zijn ontstaan: de werkelijkheid van de Minister en zijn realisatieplan. De politie heeft in de praktijk te maken met een aangepaste planning, omdat een aantal realisaties in het land zijn uitgesteld of gestopt. De IVenJ stelt dat doelen niet worden gehaald door de belemmeringen op ICT-gebied, in de capaciteit en de cultuur, en door het anticiperen op aanpassingen van de planning. Welke gevolgen heeft dit? Mevrouw Berndsen gaf al aan dat dit natuurlijk consequenties heeft voor de begroting en de capaciteit. Daar maak ik me grote zorgen over. Ik krijg hierover graag meer duidelijkheid van de Minister.
Ik heb al vaker gezegd dat het een bende was bij de Politieacademie. Er zijn problemen met roosters, lessen die uitvallen, uitval bij examens en er is weinig verbinding tussen de academie en de korpsen. Ik heb besloten zelf een dagje in de schoolbanken door te brengen bij de Politieacademie waar ik de meeste kritiek op had, te weten Rotterdam. Ik vond het fijn om van studenten en docenten te horen dat er veel is verbeterd. Dat vind ik een prestatie, omdat de Politieacademie een behoorlijke bezuiniging heeft verwerkt. Nu krijgt de academie weer een behoorlijke bezuinigingstaak opgelegd. Ik snap niet waarom de Minister ervoor kiest om de Politieacademie alles bij elkaar met de helft te korten, als hij staat voor goed aannamebeleid, kwaliteit van onderwijs en de dames en heren in blauw. De helft van het budget valt weg! Dat is in strijd met de rapporten van Cohen en van Vogelzang en met wat de korpschef heeft aangegeven tijdens het rondetafelgesprek. Ik wil dat de Minister staat voor zijn mensen in blauw en voor de kwaliteit van onderwijs. Ik wil dat hij stopt met bezuinigen op het onderwijs.
Bij de Politieacademie had ik een middag les over verkeer. Het leek meer op een lesje formulieren invullen. Soms moet een agent op straat tien kantjes papier invullen. Ik was verbaasd over de gang van zaken. Ik heb geleerd «botsen is blazen». Als er dan sprake is van alcohol moet weer een ander formulier worden ingevuld, omdat de Tweede Kamer het belangrijk vond dat daar actie op wordt ondernomen. Die agenten komen vervolgens op het bureau en moeten alles in de computer zetten. Waarom hebben ze geen mooie tablet, zodat ze de gegevens meteen kunnen invoeren? Zo zijn er tal van voorbeelden. Mijn collega's hebben er ook een aantal genoemd. Het kan veel praktischer, zodat we veel tijdwinst kunnen boeken.
Er is een mooi rapport verschenen over het selecteren van aspiranten. Op de academie hoorde ik dat daar alleen blanke jongens en meisjes binnenkomen. Bij een goed aannamebeleid zou de Nederlandse politie een afspiegeling van de Nederlandse bevolking moeten zijn. Wat gaat de Minister op dit punt ondernemen?
Over de commissie voor het beoordelen van posttraumatische stressstoornis (PTSS) is al veel gezegd. De Minister heeft de SP eerder toegezegd dat deze commissie zou worden verdubbeld. Dat was nodig, want de commissie kon alle 320 aangemelde zaken niet aan. We zijn inmiddels een paar maanden verder. We hebben hier in februari over gesproken tijdens een mondeling vragenuur. De vraag is hoeveel zaken de commissie nu al heeft behandeld. De Minister zegt dat eind 2014 ongeveer 95% van de 320 aangemelde zaken is beoordeeld. Waarom is dat 95% en waarom is dat pas aan het einde van dit jaar gehaald? Waarom is het niet 100% van alle gevallen? En wat gebeurt er met alle nieuwe gevallen? Moeten zij ook zo lang wachten? Er is veel onduidelijkheid. Kan de Minister hier meer helderheid over geven, ook voor de mensen die al zo lang wachten? Hij moet goed kijken naar de behandeling van deze zaken. Deze mensen moeten een incidentenformulier invullen, wat vaak tot herbeleving leidt. Het zijn heftige vragen over traumatische ervaringen. Soms ligt er al een diagnose, waarin heel veel staat, soms moet er nog een diagnose worden gesteld. Waarom kunnen we de bestaande diagnose niet gebruiken en het heftige incidentenformulier overslaan? Hulp voor Hulpverleners heeft in veel gevallen een belangrijke rol gespeeld in de ondersteuning van deze mensen. Collega Berndsen zei het al. Nu staat de financiering van deze stichting echter onder druk. Ik maak me daar grote zorgen over.
Ik ben blij dat er sinds 5 juni een coulancebeleid PTSS ligt. De Minister betracht coulance bij de verjaringstermijn. Hij maakt het mogelijk om de verjaringstermijn van vijf jaar tijdelijk op te rekken, zodat iedereen in aanmerking komt voor een voorvergoeding van medische kosten. Dit is een belangrijke stap, maar er speelt meer in termen van geleden schade. Er is ook geleden schade in inkomen. Veel van deze dienders hebben te maken met een inkomensachteruitgang. Ik wil graag dat daarover meer duidelijkheid komt. Het is een behoorlijke schadepost, waarvoor aandacht moet zijn.
Op de agenda staan diverse stukken over geweld tegen de politie. Er zijn veel vragen over gesteld. En, belofte maakt schuld, ook als het gaat om de drie keer hogere strafeis. Uit onderzoek van het Openbaar Ministerie (OM) en het WODC (Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum) blijkt dat dit niet gebeurt. Deze onderzoeken liggen er al een half jaar. Nu schrijft de Minister dat we nog een paar maanden moeten wachten tot er duidelijkheid is over de wijze waarop hij het gaat oppakken. Wordt er nieuw beleid ontwikkeld om te komen tot die drie keer hogere strafmaat? Ik word een beetje moe van het wachten. Telkens vragen we om onderzoek. Dat komt er dan, maar dan blijft het weer een paar maanden tot een half jaar liggen. Waarom kunnen we niet nu al beginnen met concrete acties? De politiebond ACP heeft destijds veel voorstellen gedaan om te komen met een aanpak. Graag actie.
Ik moet afronden. Ik was al bang dat ik te weinig tijd zou hebben. Er is al heel wat gezegd over de Altijd Wat Monitor van de NCRV. Ook de winkeliers zitten niet stil. Zij hebben beleid ontwikkeld over het afrekenen met winkeldieven. Zij lopen tegen een probleem aan. Ze komen wat minder gemakkelijk aan de NAW-gegevens om daadwerkelijk een schadeclaim in te kunnen dienen bij de boeven. Daarvoor moet een oplossing te vinden zijn, maar de winkeliers geven aan dat het lastig is. Zij willen zelf iets kunnen ondernemen, maar lopen tegen deze blokkade aan. Graag zie ik van de Minister concrete actie op dit punt.
De heer De Rouwe (CDA): Voorzitter. Ik wil graag vier onderwerpen aansnijden. De eerste is het doen van aangifte. Ik sta ook stil bij het geweld tegen onze politieagenten. Ik heb een blokje over het politieonderwijs en tot slot een stokje dat ik overneem van mijn collega Buma. Hij heeft in januari met de Minister gesproken over het blokkeren van mobieltjes.
Er is al veel gezegd over aangifte doen. Ik weet niet precies in welke krant het de afgelopen week stond, volgens mij een regionale. O, ik krijg ineens allerlei krantennamen naar mijn hoofd geslingerd. Dat geeft aan dat er wel over is geschreven. Ik doel op het AD en ik hoor nu van de Minister dat het op bladzijde 7 staat. Ik heb hier een artikel met als titel Aangifte doen blijft een crime. Je kunt het ook lezen als het Engelse «crime», maar dat gaat wel heel ver. Desalniettemin rept het artikel, dat via de persdienst naar buiten kwam, over het falende ICT-systeem, te weinig mankracht, liegende agenten – dat vond ik wel heel scherp – en het drama dat het is en blijft om aangifte te doen. We kennen de uitzending van Altijd Wat. Daarover is al veel gezegd. De Minister heeft erop gereageerd. Opvallend is dat hij in zijn reactie niet erg inhoudelijk ingaat op de bevindingen van Altijd Wat. Ik geef een paar voorbeelden. Eén voorbeeld betreft de wijze waarop de politie een keuze maakt. Wordt het direct opgepakt of later? Later is dan na zes maanden! Een ander betreft het rommelen in systemen van aangiftes en de druk die de politie voelt om hier goed mee om te gaan. Ik kwam het voorbeeld van de gestolen portemonnee in Maastricht tegen. Je woont in Rotterdam. Het is mooi dat je naar je eigen wijkagent of politiebureau kunt gaan om aangifte te doen, maar dan blijkt dat de ICT niet is aangesloten. De aangifteformulieren moeten per post worden opgestuurd. Dat is goed nieuws voor het noodlijdende TPG, maar dit is buitengewoon ouderwets. Kloppen deze berichten echt? Hoe zit dit precies? Wat is de aanpak hiervan?
Het Eindhovens Dagblad heeft een goed initiatief genomen. Het is een digitaal meldpunt begonnen, dat vraagt naar de ervaringen van mensen bij het digitaal aangifte doen. Ik ben benieuwd of de Minister dit meldpunt kent. Is hij ontvankelijk voor de actie van deze krant en staat hij open voor de ervaringen die hieruit naar voren komen? Het is een prima, laagdrempelig initiatief om van burgers via een andere weg te vernemen hoe zij dit ervaren.
Ik sta ook graag stil bij een aantal adviezen die zijn gegeven door de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen. Die staan in een rapport met als titel Op goede grond. Ik ga er niet over uitweiden, maar ik wil er één aanbeveling uit halen. Dat is de vijfde aanbeveling van de rapporteur, voor de fijnproevers. Die betreft het verlagen van de drempel voor het starten van een politieonderzoek. Kennelijk is die drempel voor slachtoffers best hoog. Ik kan me voorstellen dat het buitengewoon moeilijk is om met zo'n beladen verhaal naar de politie te stappen. Het is ingewikkeld als er dan ook een hoge drempel is. Het beeld ontstaat nog net niet dat je wordt ontmoedigd om aangifte te doen. Dat zal niet zo zijn bedoeld. Wijziging van de procedure zal veel impact hebben, maar toch vraag ik de Minister deze drempel uit de vijfde aanbeveling te verlagen zodat meer mensen aangifte doen en daarin doorpakken. Herkent de Minister het signaal? Wil hij het ter harte nemen? Wat kunnen wij van hem verwachten op dit punt?
Ik kom bij het onderwerp dat mij het meest aan het hart gaat, het geweld tegen politieagenten. Ik vervang de heer Oskam, dus ik ben de afgelopen dagen de stukken ingedoken. Wat zijn het rotberichten, waarin je leest dat geweld tegen agenten toeneemt. Ik kwam een artikel tegen in De Gelderlander. Ik lees op de een of andere manier allemaal regionale kranten. Het zijn goede kranten, ik kan ze bij iedereen aanbevelen. Ik las dat in 2012 61% van de politieagenten te maken heeft gehad met geweld. Dat is op zichzelf een bizar getal, meer dan de helft. Ik ken de ins en outs niet, maar ik spreek de Minister er toch op aan. Het artikel rept ervan dat het 10% meer is dan het jaar daarvoor. De Minister kondigt aan dat hij in het najaar met een plan van aanpak komt, maar mogen we ook even terugkijken? Klopt dit? Voelt de Minister zich verantwoordelijk als dit getal klopt? Hoe kan het dat er een toename van geweld is tegen zijn mensen? Deze Minister zit gelukkig al een aantal jaren. Daar zijn we blij mee, ook al zitten wij niet in de ondersteunende coalitie. Voelt de Minister zich aangesproken door dit getal? De ACP is hierin aardig actief. De bond heeft een aantal aanbevelingen gedaan over meer scholing en over een landelijk protocol voor aangifte, ook in de privésfeer. Ik roep de Minister op met deze mensen om tafel te gaan. Laten we uit het proces komen dat we tegenover elkaar staan. Dit kan toch geen onderwerp zijn waarover je van mening verschilt? Dat maakt het alleen maar schrijnender.
Ik kijk even naar de begroting voor het komende jaar. Klopt het dat wordt bezuinigd op het politieonderwijs, dat er een budget van 105 miljoen overblijft van het vroegere budget van 205 miljoen? Dat is een halvering. Kun je daarmee wel goed opleiden? We vragen zoveel van onze mensen. Komen de budgetten voor onderwijs en onderzoek niet onder te hoge operationele druk te staan?
Ten slotte mijn cliffhanger, de blokkering van mobieltjes. Wat is de stand van zaken? Mijn collega Buma heeft gevraagd of de Minister het mogelijk wil maken de IMEI-codes te blokkeren. Gestolen apparaten kunnen op die manier direct worden uitgeschakeld. Diefstal wordt daarmee overbodig gemaakt. Kill switch is een nieuwe term voor het op afstand uitzetten van iPhones. Ik dacht dat het een heel slechte film van Steven Seagal was. Misschien dat de Minister de film beter kent dan de toepassing. Dat was bij mij wel het geval. Klopt het dat op dit punt een beweging gaande is vanuit Amerika? Is dat hetzelfde als het blokkeren van de IMEI-codes? Wanneer neemt de Minister actie? Pakt hij het effectief aan met de komende wet of via de Amerikaanse route?
Ik vervang de heer Oskam. Ik heb om 13.00 uur een ander debat. Het is dus geen onfatsoen als ik voortijdig vertrek. Ik moet verschillende bordjes in de lucht houden.
De voorzitter: Dank voor de mededeling en de cliffhanger. Ik zie dat de Minister nu al in actie komt. Ik ben benieuwd.
De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. Ik probeer me te concentreren, terwijl ik beelden zie van de Minister met zo'n grote paardenstaart als Steven Seagal. Dat valt niet mee.
We hebben het eerste volle jaar van de Nationale Politie gehad. Daarin zien we dat er enorme veranderingen zijn en dat het werk ondertussen doorgaat. Sommige dingen lopen net zo voorspoedig als gehoopt en andere worden wat getemporiseerd. Dat is een mooi woord om aan te geven dat het iets minder loopt dan gehoopt en dat we het daarom aanpassen aan de realiteit. Dan komen we er ook, maar het duurt iets langer. Dat is prima als het over de gehele linie maar goed gaat. En het gaat goed, omdat ook op het operationele vlak flinke verbeteringen zijn geboekt terwijl het werk gewoon doorgaat. Vooral de verbeterde pakkans bij de high impact crimes is een prima prestatie en een groot compliment voor de politie waard. Dat compliment is echt groot, omdat dienders nu onzekerheden hebben en nieuwe dingen zien. Ze weten dat het beter gaat, maar ze zijn er nog niet. Ze doen hun best om zaken te verbeteren, zoals aangiftes. Omdat ze onder een vergrootglas liggen en de media er bovenop zitten, krijgen de dingen die minder goed gaan meer aandacht. Mevrouw Berndsen gaf het compliment ook al. De VVD sluit zich daarbij aan. De politieagenten hebben met al deze dingen te dealen en ondertussen houden ze Nederland veilig en presteren ze daarin beter dan het jaar ervoor. Dat is een knappe prestatie, maar we zijn er nog niet. Er is nog veel te doen en de ambities zijn nog groot. Iedereen bij de politie beseft dat. Het is een kwestie van koers houden en doorwerken.
De Minister heeft aangegeven dat de verbetering bij het doen van aangifte een van de cruciale zaken is waaraan je de Nationale Politie kunt herkennen. Daaraan kun je zien dat het beter is met 1 organisatie in plaats van met 26 koninkrijkjes, zoals het weleens werd genoemd. Het onderzoek over 2013 laat zien dat er nog wel flink wat te verbeteren is. Ik wil daarbij iets aantekenen. We kunnen heel verbaasd zijn dat het overal kunnen doen van aangifte achter de schermen niet soepel ICT-gestuurd verloopt, maar dat wisten we al. We begonnen op 1 januari 2013 met het omzetten van 26 systemen en werkmethodes naar 1. Je kunt zeggen: dat doen we eerst en daarna gaan we de burger er vruchten van laten plukken. Dan hadden we nu geen krantenbericht gehad dat de papieren moeten worden opgestuurd en gegevens opnieuw moeten worden ingeklopt, maar dan hadden burgers ook geen aangifte kunnen doen in Rotterdam, als ze bij thuiskomst ontdekken dat hun portemonnee in Maastricht is gestolen. Die kanttekening wil ik wel maken, want het is goed dat we ervoor kiezen om de burger meteen overal aangifte te laten doen en ondertussen de ICT op orde te brengen, in plaats van andersom.
Het beeld in de media was negatief. Ik las niet het artikel in de Leeuwarder Courant, maar ook in mijn geliefde krant het Brabants Dagblad (BD) en BN DeStem werd hier melding van gemaakt. We zijn nu een half jaar verder dan het onderzoek reikte. Kan de Minister uitleggen wat er sindsdien is gebeurd en verbeterd? Het gaat niet per se om een datum of een streefcijfer. We moeten ervoor oppassen vanuit de Kamer steeds dat soort eisen te stellen. Een kreet of een motie kan voor een diender op straat leiden tot drie extra formulieren. Zelfs met een smartphone blijft het een extra handeling, die misschien niet productief is maar wel verplicht, omdat wij dat wilden. We zagen in de rapportage dat dit het risico met zich meebrengt dat er op het proces en op vinkjes wordt gestuurd. De statistieken worden daarmee opgeleukt, maar we hebben liever een echte 7 dan een gepimpte 8. De Kamer moet niet de indruk wekken dat ze daarop wil sturen.
Burgers helpen vaak bij de opsporing. Social media maken nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Dat is weleens spannend. Gaan ze achter de goede aan? We zien tot nu toe geen heksenjacht, hoewel daarvoor wordt gewaarschuwd. De VVD is blij dat burgers meehelpen. De politie en de Minister ook, dachten we, zie ook Burgernet. Nu las ik in een krant – ik zal geen namen meer noemen – het bericht van de politie dat burgers het maar niet zelf moeten doen. Ze moeten niet te veel helpen en het werk aan de politie overlaten. Ik snap dat we willen waarschuwen voor uitwassen, maar ik wil de toegenomen betrokkenheid van de burgers koesteren en vasthouden. De overheid moet zorgen dat ze daar goed mee om kan gaan, in plaats van te zeggen dat burgers het moeten laten zitten. Burgers en politie als partners against crime, hoe ziet de Minister dat?
Ik sluit me aan bij de opmerkingen van mijn collega's over het geweld tegen de politie. We passen de wet aan om de straf te verhogen. Dan moeten we afwachten of de rechter de straf oplegt, maar als het OM de hogere straf niet eist zal een rechter die niet uit eigen beweging opleggen. Een paar maanden geleden spraken we hier ook over. Toen riep ik de Minister op tot actie. De Minister wilde eerst weten hoe het zat en onderzoek laten doen. Dat ligt er nu. Helaas is wat we toen dachten waar. Ik verwacht nu iets sneller een reactie om ervoor te zorgen dat het OM deze straf gaat eisen. De heer De Rouwe zegt terecht dat het schandalig is dat onze dienders zo worden bejegend. Het is moeilijk om te accepteren en onder ogen te zien dat dit nu eenmaal zo is. We zien wel dat het geweld afneemt als we er heel veel aandacht aan besteden en de zwaardere strafeisen er ook echt zijn, zoals bij de jaarwisseling. Dat sterkt de VVD in de gedachte dat de hogere strafeis zijn vruchten afwerpt en dat het staan voor onze mensen helpt in het terugdringen van het geweld.
Een ander aspect dat hiermee samenhangt, is de uitstraling van agenten. Er komt een nieuw uniform. Ik ben daar blij mee. In combinatie met de middelen waarover de Minister schreef, kan het helpen bij een moderne uitstraling van een robuuste politie. Ik bedoel de effectieve pepperspray en de uitschuifbare wapenstok. Als VVD zijn we niet bang dat de de-escalerende houding van onze agenten, de mentaliteit waarom ze worden geroemd, in gevaar komt. Dat zit hem meer in een open blik en een glimlach dan in een gedateerd uniform. Daar zijn we dus blij mee. Hoe rolt dit uit, niet letterlijk hoor, met die uitschuifbare wapenstok? Heeft straks 10% van de dienders deze middelen of worden ze breed ingezet? De Minister schrijft dat hij verder onderzoek doet naar nog meer nieuwe middelen. «Less than lethal» heten die spannend. Hoe breed gaat de Minister dit onderzoeken? Is er een behoefte, is er een gebrek in de huidige hulpmiddelen voor agenten, of gaan we aanbodgestuurd bij alles wat er op de markt komt, kijken of het nuttig is? Het koppel hangt een keer vol. Wij hebben liever Inspecteur Vlijmscherp dan Inspector Gadget. Wapens moeten er niet zijn omdat het kan.
Ik heb vragen gesteld over het doorrijden na tankdiefstal. Ik heb daarop een uitstelbericht ontvangen, maar nog geen antwoord. Daarom stel ik de vragen hier ook. Het verhaal is dat de politie naar pomphouders die aangifte doen communiceert dat er pas bij de derde keer dat iemand doorrijdt wordt ingegrepen, omdat iemand zich misschien twee keer vergist. Je kunt vergeten te betalen, maar ik ken niet veel mensen die per ongeluk vergeten te betalen. Dat lijkt me een uitzondering, waarop je niet je beleid moet stoelen. Ik hoor graag van de Minister of dit het beleid is en, zo ja, of hij bereid is het te veranderen. Eén keer stelen is ook stelen.
Mevrouw Kooiman (SP): De basis van een goede politie is goed politieonderwijs. Het budget voor het politieonderwijs wordt voor de helft gekort. Op dat budget kan de academie niet draaien. Ze zijn net met hun hoofd boven het maaiveld uitgekomen, ze hebben eindelijk een beetje lucht en hebben de bende opgeruimd. Dan krijgen ze nieuwe bezuinigingen voor hun kiezen. Ik kan mij niet voorstellen dat de VVD hier een voorstander van is. Is de VVD-fractie het met de SP eens dat we deze bezuinigingen een halt moeten toeroepen?
De heer Dijkhoff (VVD): Het antwoord op deze vraag is nee.
Mevrouw Kooiman (SP): Ik ben hier hoogst verbaasd en eigenlijk ook hoogst verbolgen over. Het gevolg is dat agenten op straat niet weerbaar zijn, dat er ongelukken gebeuren als politieagenten niet goed opgeleid zijn om de situatie op straat aan te kunnen. Politieagenten worden straks niet meer voldoende bijgeschoold, niet meer voldoende opgeleid, als het budget met de helft wordt gekort. Geen enkel bedrijf kan overleven als het budget wordt gehalveerd. Hoe kan de VVD hier droog verkondigen dat het oké is om met de helft van het politiebudget de politieacademie overeind te houden?
De heer Dijkhoff (VVD): Het is helder wat er zou gebeuren als mevrouw Kooiman de politieacademie zou leiden en met een bezuiniging aan de gang moest. Gelukkig werken daar mensen die er op een andere manier naar kijken. Het is niet zo dat minder geld een-op-een betekent dat mensen geen fatsoenlijk onderwijs meer krijgen of dat ze niet worden bijgeschoold. De problemen waarop mevrouw Kooiman wijst, waren er in het verleden bij het hogere budget ook. Die hebben te maken met de manier waarop de boel was geregeld, de sfeer die er hing, de beleving op de werkvloer en de invulling van de lesprogramma’s en het onderwijs. Daarin zijn de afgelopen jaren met weinig politieke strijd flinke verbeteringen aangebracht. We hebben goed bekeken hoe de structuur beter kan en welke taken in de onderzoeksfeer niet meer uitgevoerd worden. Het budget is krap. Het is sowieso geen vetpot, maar dat is in deze tijden nergens bij de overheid het geval. Ik heb er alle vertrouwen in dat de uitdaging wordt aangegaan. Mevrouw Kooiman heeft gezien en gehoord dat er nu een goede sfeer heerst. Ik heb er vertrouwen in dat het geld terechtkomt waar het hoort, namelijk in het primaire proces van het onderwijs. De dienders hebben de optimale benutting van het geld dat ervoor beschikbaar is.
Mevrouw Berndsen (D66): Ook ik heb hierover vragen gesteld. Vooral omdat er nu te veel politiemensen zijn, zal er op de instroom van politiemensen bezuinigd worden. Dat heeft consequenties voor de Politieacademie. Hoe ziet de heer Dijkhoff de Politieacademie overeind blijven als we heel erg fluctueren in de instroom?
De heer Dijkhoff (VVD): Op korte termijn heb je minder kosten als je minder opleidt, maar dat is te gemakkelijk. Ik ben het met mevrouw Berndsen eens. Ik heb hierover in eerdere debatten mijn zorgen geuit. We hebben een bult aan mensen op leeftijd. Dat heeft een negatieve invloed op de toestroom. Je kunt nu geen enorme bult jongeren toelaten, want dan heb je straks hetzelfde probleem nog een keer. Ik sprak destijds van de politiekameel. We moeten het gefaseerd doen. De Minister gaf aan dat hij hiermee in het nieuwe personeelsbeleid van de Nationale Politie rekening moet houden. Die zorg is er nog wel. Het feit heeft zijn weerslag op heel de organisatie, maar die organisatie moet worden ingericht op een toekomstig stabiel niveau en niet op een permanente situatie met pieken en dalen.
Mevrouw Berndsen (D66): Het weghalen van veel budget bij de Politieacademie gaat ten koste van de kwaliteit van het onderwijs. Hoe kunnen we die kwaliteit behouden? Moeten we daarvoor niet wat financiering overeind houden?
De heer Dijkhoff (VVD): Over de relatie tussen meer financiering en de kwaliteit van onderwijs zijn veel onderzoeken bekend bij de Kamer. Je kunt niet stellen dat het onderwijs met minder geld even goed blijft, maar het omgekeerde is ook niet waar. De Politieacademie was geen perfect geoliede machine waarbij geld erin stoppen meteen leidde tot betere kwaliteit, of andersom. Het is te gemakkelijk om die link een-op-een te leggen. Het is een uitdaging, net zoals de rest van de politie en alle takken van de overheid die op dit moment hebben. Daarbinnen moeten we schuiven. Als ik een geldboom in mijn tuin had, zoals we vroeger zongen, was het gemakkelijk uitdelen. Binnen het budget dat er is en de prioriteiten die we moeten stellen, zijn de prioriteiten juist gesteld.
De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. De vorming van de Nationale Politie is een ingewikkeld proces. Dat hebben we al eerder geconstateerd. Het is een van de grootste reorganisaties van de laatste jaren. In die zin sluit ik me aan bij de complimenten die zijn gemaakt. Ondanks de grote reorganisatie ligt de focus op de politietaken: boeven vangen, handhaven van de openbare orde en hulp verlenen aan hen die deze behoeven. Mijn pleidooi is dan ook om deze koers en deze focus vast te houden. Het is zeker de komende tijd een behoorlijke uitdaging om die grote reorganisatie zorgvuldig te doen en tegelijkertijd te blijven leveren en de burgers niet in de kou te laten staan als zij politie nodig hebben. De ambitie is dat op 1 januari 2015 de basisteams zijn gereorganiseerd en dat de districtsrecherche op orde is. Dat kan gepaard gaan met onrust over plaatsing en herplaatsing. Die geluiden hebben we de afgelopen periode vaak gehoord. Hoe behoudt de Minister de focus in de organisatie tijdens de reorganisatie? De winkel moet open blijven tijdens de verbouwing. Daarnaast moet er zorg voor het personeel zijn. Hoe zorgen we ervoor dat mensen niet in onzekerheid zitten over plaatsing en herplaatsing? Dat kunnen we niet los van elkaar zien. Als er onrust is onder het personeel, leidt het politiewerk daaronder.
Positief zijn de resultaten van het actieprogramma Minder regels, meer op straat. De ambitie is om dit programma in 2015 af te ronden. Dat kan ongeveer 5.000 fte opleveren, die kunnen worden ingezet als meer blauw op straat en meer recherche. Kan de Minister duidelijkheid geven over de inzet van deze vrijkomende fte?
Ik heb al eerder mijn zorgen geuit over het feit dat bij de vorming van de Nationale Politie veel specialistische afdelingen en eenheden opgaan in het geheel. Dat begrijp ik. Wat vroeger regionaal was georganiseerd, kan en moet nu nationaal worden georganiseerd, maar ik merk dat dit niet bij alles kan. Een goed voorbeeld is het projectteam in Zuid-Nederland dat zich bezighoudt met ladingdiefstal. Het is een mooi initiatief waarin overheid en private partijen samenwerken. Het is effectief voor de bestrijding van ladingdiefstal. De Nationale Politie wijst transportcriminaliteit als speerpunt aan, maar dat is iets heel anders dan het in stand houden van een specialistische eenheid. We moeten de opgebouwde kennis en expertise niet weggooien, maar koesteren en inzetten.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van het Landelijk Meldpunt Internetoplichting? Wordt dit opgenomen in de Nationale Politie? Hoe gaat het eruit zien? Het is een fenomeen dat we steeds meer zien.
We hebben in eerdere overleggen al gesproken over aangiften. De IVenJ laat in haar rapport zien dat er veel aan de hand is. Ik schrok zelf niet van de ICT-perikelen, hoewel dat natuurlijk wel beter moet. Je moet een aangifte die in Noord-Nederland is gedaan, kunnen opvragen in Zuid-Nederland. Ik schrok wel van de opmerkingen over de cultuur. Ik heb dit al eerder aangekaart onder de noemer «uitvoeringskwaliteit». We lopen daar iedere keer tegenaan. We maken afspraken over zwaardere strafeisen voor geweld tegen agenten, een zero tolerance-beleid, en dan blijkt in de kwaliteit van de uitvoering veel mis te gaan. Aangifte doen is het begin van de opsporing. Die aangifte moet worden opgenomen. Mensen moeten niet het gevoel hebben dat ze niet serieus worden genomen. Dan blijven ze weg. Dat is wat er gebeurt als politiemensen een vinkje plaatsen bij terugkoppeling, terwijl dit niet is gedaan. Ze laten daarmee zien dat ze de burger niet serieus nemen. Daar ligt het begin van het werken aan de bereidheid om aangifte te doen. Het is ook het vergroten van je informatiepositie. Hoe krijgt de kwaliteit van de uitvoering en het doen van aangifte verder vorm in de basisteams en de districtsrecherche? Ik hoorde van de week dat een mevrouw in Den Haag bij de voordeur van het Kruidvat werd beroofd. Kruidvatmedewerkers zeggen vervolgens dat de man die haar heeft beroofd op camera staat. Het slachtoffer meldt dit bij haar aangifte bij de politie en de politie zegt dat ze daar niets mee kan. Dat kan niet. Die mevrouw was kwaad, de informatie klopt niet en het draagt niet bij aan de kwaliteit van de opsporing. Tegelijkertijd raakt een slachtoffer dat voor de eerste keer slachtoffer was van straatroof, alle geloof in de rechtsstaat kwijt. Dat vind ik kwaliteit en het heeft te maken met cultuur. Hoe gaan we dit verbeteren? Het beleid is er, de afspraken zijn er, de politieke wil en ruimte zijn er. Ik geloof ook dat de Minister en de korpschef graag willen, maar het moet op straat en in het politiebureau gebeuren. Het contact moet goed zijn.
De Minister heeft in een vorig overleg aangegeven onderzoek te doen naar ethnic profiling. Dat onderzoek is er. Het lijkt allemaal mee te vallen, maar de werkelijkheid in buurten en wijken waar mensen klagen over ethnic profiling is anders. Hoe wil de Minister omgaan met de uitkomsten van het onderzoek, maar ook met de werkelijkheid van de klagende mensen? In dat kader steun ik het pleidooi van mevrouw Kooiman om serieus werk te maken van diversiteit. In veel wijken missen we politieagenten met een Marokkaanse of Antilliaanse achtergrond. Ik benoem het heel expliciet, omdat het probleem in die groepen gigantisch groot is. De afwezigheid van die mensen, die kwaliteiten, leidt ertoe dat de mensen die nu het werk moeten doen extra en onnodig worden belast.
Mevrouw Kooiman (SP): Ik denk dat de heer Marcouch wel kan raden wat ik wil vragen. Hij spreekt over kwaliteit in de uitvoering en het verbeteren van de aangiftes. Daar heb je goedgeschoolde agenten voor nodig. Nu blijkt dat de Politieacademie het met de helft minder budget moet doen. In tegenstelling tot wat er in de papieren van de Minister staat, heb ik op de academie van mensen gehoord dat hun budget wordt gehalveerd. Die halvering gaat ten koste van de kwaliteit van het onderwijs. Er moeten keuzes worden gemaakt, die direct gevolgen hebben voor de werkvloer. Ik kan me niet voorstellen dat de heer Marcouch het hiermee eens is, als ik zijn wensenlijst hoor. Is hij het met de SP en D66 eens dat we de bezuinigingen moeten stoppen?
De heer Marcouch (PvdA): Als ik meer geld vind, steek ik dat met alle liefde in extra training en opleiding van de politie. De financiën voor de basiskwaliteit zijn gewaarborgd. Ik sluit me aan bij datgene wat de heer Dijkhoff hierover heeft gezegd. Alle diensten moeten leveren. We hebben de afgelopen jaren ons best gedaan juist de politie te ontzien. Dat kan mevrouw Kooiman niet ontgaan zijn. Als ze ergens een pot geld vindt, wil ik graag meedenken. Ik ben het met haar eens dat je politiemensen goed moet trainen als je hen een wapenstok en pepperspray geeft. Het gaat niet eens zozeer om de kwaliteit van het wapen, maar om het goed toepassen ervan. Ik heb het rapport ook gelezen. Ik ben benieuwd naar de reactie van de Minister, maar ik ga ervan uit dat de basiskwaliteiten en de kwaliteit van de opleiding niet worden aangetast. Anders vragen we iets van mensen wat ze niet hebben geleerd.
Mevrouw Kooiman (SP): We hebben onderzoeken van Vogelzang en Cohen. De heer Marcouch kent het rapport heel goed en de heer Cohen misschien zelfs persoonlijk. Deze rapporten adviseren te stoppen met bezuinigingen op het politieonderwijs, omdat de academie dat niet aankan. De Politieacademie geeft het zelf ook aan. Destijds heeft de korpschef gezegd dat we niet vanuit de Nationale Politie een bezuiniging op de Politieacademie moeten leggen. Uit mijn hoofd wordt door de Nationale Politie een bedrag van 60 miljoen extra bezuinigd op de Politieacademie, terwijl er een belofte lag om dat niet te doen. Kunnen we vragen of de Minister de bezuinigingen op de initiële opleiding en de na- en bijscholing niet oplegt aan de Politieacademie?
De heer Marcouch (PvdA): Ook ik vind het te gemakkelijk om geld te linken aan kwaliteit. Er was een tijd waarin niet werd bezuinigd op de Politieacademie en er geen taakstelling was. De kwaliteit was toen niet veel beter. Het is belangrijk dat we niet afdingen op de kwaliteit van onderwijs. De taakstelling kan pijnlijk zijn, maar we zitten niet ruim in de middelen. Op alle terreinen moet er worden bezuinigd en zijn er taakstellingen, dus ook voor de academie. Dit mag wat ons betreft niet ten koste gaan van de kwaliteit, maar die twee dingen verbind ik niet zo gemakkelijk met elkaar.
Mevrouw Berndsen (D66): Ook ik ga hier nog even op door. Natuurlijk is er geen een-op-een relatie tussen de hoeveelheid geld en de kwaliteit. Er is wel een ondergrens om je kwaliteit van docenten binnen te houden. Dat vraagt om een bepaalde ondergrens. Ik zal straks de Minister vragen hoeveel er volgend jaar wordt ingekocht, als hij zo ontzettend moet bezuinigen op de hoeveelheid instroom. Hoe denkt de heer Marcouch de ondergrens te kunnen behouden?
De heer Marcouch (PvdA): Ik ga ervan uit dat de ondergrens bewaard blijft. Het kan niet zo zijn dat we een academie hebben die geen docenten heeft of niet de kwaliteit levert die op straat nodig is. Dat is waar de academie voor staat. Dit moet kunnen met deze taakstelling. De Minister heeft ons dat verzekerd. Ik ga ervan uit dat hij dit straks ook weer zegt.
Mevrouw Berndsen (D66): Ik zal geen als-danvraag stellen. Mag ik de conclusie trekken dat als die ondergrens bereikt is of als de academie daar doorheen zakt, wij de heer Marcouch aan onze zijde hebben om ervoor te zorgen dat dit niet gebeurt?
De heer Marcouch (PvdA): Mevrouw Berndsen kent de Minister. Die zal niet afdingen op de kwaliteit van de benodigde opleidingen. Daar gaat het om. We hebben een academie die kwaliteit levert, maar de academie is geen doel op zich. Het doel is het opleiden van goede politieagenten, die effectief kunnen werken aan de openbare orde, criminaliteitsbestrijding en hulpverlening aan hen die deze behoeven. De academie moet dat kunnen. Als dat niet kan, moeten we daar iets aan doen.
De voorzitter: Daarmee zijn we aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer.
De vergadering wordt geschorst van 10.59 uur tot 11.15 uur.
De voorzitter: Ik stel voor dat de Minister zijn antwoorden bundelt in blokjes. Aan het einde van ieder blokje sta ik in totaal twee interrupties per fractie toe.
Minister Opstelten: Voorzitter. Dank aan de commissieleden voor hun inbreng en vragen over de politie. Ik waardeer dat zeer. Ik dank iedereen voor de op zichzelf zeer terechte complimenten aan de Nationale Politie. De korpsleiding zal dat meenemen. De heer Bouman is in Amerika en laat de commissie groeten. De heer Bik vervangt hem op eminente wijze.
Het is niet zomaar een compliment. De heer Buma heeft het in een vorig overleg ook gezegd. Het gaat om een heel grote operatie. Op hoofdlijnen is de Nationale Politie erin geslaagd om het eerste jaar succesvol af te ronden. Financieel is het fantastisch gegaan. Er is een goedkeurende accountantsverklaring. De 10 miljoen die mevrouw Berndsen noemde is 0,2% van het totale budget. Dat past binnen de doelstellingen. Dat is een grote prestatie van de Nationale Politie en de korpsleiding. Voor de sterkte is de doelstelling dat het niet minder mag zijn dan 49.500 fte. Het zijn er meer. Dit geeft een bepaalde problematiek in relatie tot de financiën. Het is een grote prestatie om alle prioriteiten met goed resultaat af te leveren. Die prioriteiten zijn gefocust geformuleerd. Sommigen vinden dit te veel prioriteiten, ik niet. De winkel wordt verbouwd, maar de verkoop gaat door. Dat is heel belangrijk. Ook de cultuur krijgt aandacht binnen de reorganisatie. Dit is een kans, een uitdaging, om er als politie sterker uit te komen.
Ik heb veel werkbezoeken gebracht aan de werkvloer. Mijn uitgangspunt is geen deftig gedoe. Ik wil niet met de leiding maar met de werkvloer praten, om te voelen wat er leeft. Ik voel enthousiasme en de wil om veel sneller tot zaken te komen dan mogelijk is. De reorganisatie geeft ook onzekerheid bij het personeel. Daar moeten we heel zorgvuldig mee omgaan. Ik waardeer de samenwerking met de politiebonden op dit vlak. We houden elkaar vanuit onze verschillende verantwoordelijkheden scherp in de gaten. Dat is goed.
Het is een natuurlijk moment om te herijken, vandaar mijn brief. Eerst is de Nationale Politie aan zet, dan de stakeholders als OM, de burgemeesters en ikzelf. We komen zo in goed overleg waar nodig tot een herijking. Daarom is ervoor gekozen dat per 1 januari 2015 de basisteams en de districtsrecherches gereed zijn. Er lopen overal selectieprocessen. De leiding moet tijdig zijn ingevuld. Het gezag, de burgemeesters en het OM, weten dan met wie ze moeten werken. Dat proces loopt goed, we zijn op koers. Dat is in de eerste plaats een verdienste van de leiding van het korps en alle mensen die hen daarin bijstaan.
Er zijn een paar thema's die veel aandacht krijgen. Ik kijk even naar de punten van de heer De Rouwe. Hij moet om 13.00 uur weg. Ik ben meestal lang van stof, maar voor 13.00 uur moet ik het kunnen redden. Ik begin met de aangifte. Alle woordvoerders hebben daarover gesproken. De aangifte is het visitekaartje van de politie. Dat moet goed zijn, maar dat is niet in een keer goed. De korpsleiding heeft dat altijd gezegd, ik heb dat altijd gezegd en ik heb er brieven over geschreven. Ik heb het er in de werkbezoeken voortdurend over. De berichten in de media irriteren mij, maar ik kan niet zeggen dat ze niet kloppen. Ze houden ons scherp. Om het aangifteproces te verbeteren, worden verschillende maatregelen genomen. De eerste is de implementatie van de multi channel aanpak. De burger moet overal, altijd en op verschillende manieren aangifte kunnen doen. De tweede is het binnen twee weken telefonisch terugkoppelen op aangifte van high impact crimes. We zijn begonnen met de inbraken. De korpsleiding heeft dat vanaf 1 januari verbreed naar alle high impact crimes. Dat is een succes. We horen dat terug uit metingen die we daarover doen en uit reacties van de bevolking en de politiemensen. Niet iedereen is positief. Het is een verandering. Het werd niet gedaan, terwijl de afspraak was dat het moest gebeuren. We dwingen nu af dat het gebeurt. Je moet niet alleen de afspraak maken dat het moet, je moet ook controleren dat het gebeurt. Daarnaast wordt ingezet op terugkoppeling naar slachtoffers van andere delicten. Andere maatregelen zijn het verbeteren van de opleiding en het opleidingsniveau van intake- en servicemedewerkers en het eenduidig en uniform beleggen van de weging, selectie en opdracht van de aangifte binnen de robuuste basisteams. Er is een duidelijke richtlijn voor de politie voor het opnemen en afhandelen van aangiften op basis van de nieuwe OM-aanwijzing voor opsporing. 2.200 medewerkers zijn op training voor betere afhandeling van de aangiften. Dat is een onderdeel van de inzet van de extra middelen die de politie bij het regeerakkoord heeft gekregen. Dat is een bedrag van 105 miljoen.
Mevrouw Kooiman stelt op basis van de Altijd Wat Monitor dat winkeliers geen aangifte meer doen, omdat de politie het doen van aangifte ontmoedigt en aangifte doen te veel tijd kost. Winkeliers lopen tegen blokkades op. Een veelgehoord signaal van ondernemers is dat aangifte doen veel tijd kost en ingewikkeld is. Ik ontken dat niet. Daarom kunnen bedrijven via internet aangifte doen van winkeldiefstal, bedrijfsinbraak of -vernieling. Dit kan in een persoonlijke omgeving. Aangifte doen gaat sneller omdat persoonlijke gegevens en bedrijfsgegevens niet in iedere aangifte opnieuw ingevoerd hoeven te worden. Ook wordt een overzicht geboden van recent gedane aangiftes. Voor het doen van aangifte van winkeldiefstal op heterdaad is met de ondernemingsorganisaties een standaardformulier voor aangifte ontwikkeld. Ook is het mogelijk om telefonisch aangifte te doen van een heterdaadwinkeldiefstal.
Sinds november 2013 is het Meldpunt Tanken zonder Betalen geïntegreerd in de website www.politie.nl. Hier kunnen pomphouders snel en eenvoudig melding en aangifte doen als een klant wegrijdt zonder te betalen. Ik kom daar straks op terug. Mijn beleid is erop gericht de aangiftebereidheid verder te verhogen door aangifte doen gemakkelijker te maken, de kwaliteit van de intake te verhogen en het steeds beter organiseren van terugkoppeling over het verloop van de aangifte. Er is dan ook geen sprake – ik spreek dat spijkerhard tegen – van het structureel ontmoedigen van burgers of ondernemers om aangifte te doen. Ik zie een beweging in de goede richting, maar we zijn er nog niet. Ik vind dit zelf een heel belangrijk punt. Ik ben in gesprek met Detailhandel Nederland om het aangifteproces van onder andere winkeldiefstal beter te stroomlijnen. Dit valt binnen de algemene verbeterslag van het aangifteproces.
De heer De Rouwe vraagt waarom aangiftes die elders worden gedaan nog op papier worden doorgezonden. Hij wijst daarbij op het bericht op pagina 7 van het AD, dat uit een inspectierapport is gehaald. Ik benadruk dat we bereikt hebben dat het niet de burger is die naar het juiste bureau moet reizen. Die verbetering is er al en op die weg gaan we door. Zodra de integratie van de Basisvoorziening Handhaving (BVH) voltooid is, is ook de achterkant op orde. Dit is de binnenkant, waar de burger als het goed loopt niet veel last van heeft. Het beeld in zulke artikelen is vervelend, hoewel het nog wel klopt. In 2015 zal de BVH uit elf identieke systemen bestaan. De woordvoerders weten dat. In 2017 zal er één database zijn. Ik heb destijds in de Kamer de aap op mijn schouder genomen om de ICT van de politie op orde te brengen. Daar zijn we mee bezig. Dat doe ik heel precies. Ik wil geen enkele verwachting wekken als we de zaak op onderdelen nog niet op orde hebben. Daar is het te belangrijk voor. We hebben een gerichte focus en we hebben de prioriteiten. De Kamer kent het aanvalsplan. De focus ligt op het belang van de burger.
Het is niet zo dat 80% van de aangiftes terzijde wordt gelegd. Dit soort berichten neem ik heel serieus. Ik check alle berichten die ik lees. Elke ochtend voor 8.30 uur plegen we telefoontjes als er iets in de kranten staat. Alle aangiftes worden beoordeeld. Dat waren er in 2013 een miljoen. Een op twee leidde tot een vervolg en de helft daarvan leidt tot een verdachte. Dat zijn grosso modo de kengetallen.
De telefonische terugkoppeling vindt sinds januari plaats en gebeurt in ruim 90% van de gevallen. Dit geldt ook voor straatroof en overvallen. Dat is goed. De vinkjes in de systemen mogen uiteraard geen doel op zich zijn. De IVenJ constateert tot mijn tevredenheid dat er in de politieorganisatie veel begrip is voor het doen van de terugmelding. Men wil dat zelf ook. Het is niet juist dat terugmelding veel capaciteit en tijd kost. De korpschef zegt het treffend: het is per diender twee telefoontjes per maand. Zo hebben we het ook berekend toen we ermee begonnen.
Mevrouw Helder (PVV): Het is wel even op je tanden bijten als je zo lang moet wachten met je vraag. Het is fijn dat de Minister uitgebreid ingaat op dit belangrijke onderwerp, waarover alle collega's vragen hebben gesteld. Eerst horen we weer alle maatregelen. Dat geloven we wel. De persoon die dat vraagt, moet de brief lezen. Daar staat alles in. We hebben die maatregelen al eerder besproken. Ik heb zelfs de datum genoemd. De vraag is hoe er zoveel fout kan gaan, terwijl we deze maatregelen hebben. Ik heb niet voor niets die 80% genoemd. De Minister geeft aan dat hij dit soort berichten onmiddellijk checkt. Er gaan telefoontjes uit voor 8.30 uur de volgende dag. De Minister heeft veel ochtenden zo moeten beginnen, want het kan toch geen toeval zijn dat alle collega's over verschillende situaties hebben gesproken waarin het duidelijk niet zo gebeurt. Misschien is 80% door de media te leuk voorgesteld, maar het zal geen totale onzin zijn.
Minister Opstelten: 80% klopt niet. De cijfers die ik noemde, kloppen wel. Er zijn een miljoen aangiftes gedaan. Daarvan gaat de helft door. Van die helft leidt de helft tot vervolging. Natuurlijk kun je zeggen dat het beter moet. Ik ben de eerste om dat te beamen. We zijn bezig met de aanpak van de strafrechtketen. De politie moet aansluiten op OM. Het OM moet aansluiten op de zittende magistratuur. De uitspraak van de rechter moet leiden tot de executie van de straf. Natuurlijk is er ongeduld over de kwaliteitsbeheersing van de aangiftes, maar o o o, wat gaat het al veel beter dan het vroeger was.
Mevrouw Helder (PVV): Het is goed dat de Minister ambitie toont. Zo kennen we hem. Hij zegt dat een op de twee van de miljoen aangiftes tot vervolging leidt. Er wordt dus 50% terzijde gelegd en geen 80%. Die hebben we dan boven tafel. Het oplossingspercentage was nog geen 25% voor alle delicten. Kan de Minister dit verhelderen? Kan het zo zijn dat we hier alle situaties hebben uitgelicht van het percentage wat overblijft? Dat kan ik me niet voorstellen.
Minister Opstelten: In 2013 zijn een miljoen aangiften gedaan. Daarvan leidt een op de twee tot vervolg. Dat is op zichzelf een hoog cijfer. Niet elke aangifte hoeft te leiden tot een vervolg. Dat zegt de strafrechtketen ook. Daarom gaan we investeren in de persoon die de aangifte opneemt. Dat is kwaliteit. De helft van de aangiftes die tot een vervolg leiden, leiden tot een verdachte. Dat zijn 250.000 gevallen. We kunnen zeggen dat we streven naar 100%, maar dat zou rechtstatelijk volstrekt onjuist zijn. Natuurlijk wil ik ook dat het nog beter gaat, maar o o o, wat gaat het al beter dan vroeger. O o o, wat gaat die ICT beter dan vroeger. Laten we het daar verder niet over hebben. De ingezette koers leidt tot een verbetering, met de inzet van de korpsleiding en mijzelf.
De heer De Rouwe (CDA): Deze cijfers zijn nietszeggend, omdat het gaat om het oplossingspercentage. Dat is dramatisch laag. Daarvan kunnen we niet zeggen dat het goed gaat. Het oplossingspercentage is volgens mij geen 25%. Ik onderstreep dat er veel goed gaat, maar uiteindelijk is de burger geïnteresseerd in het oplossingspercentage. Het gaat niet om het aantal verdachten. Dat kan tot veel teleurstelling leiden. Hoe zit het met het imago en de reputatie van de Nationale Politie? Klopt het dat daar intern onderzoek naar is gedaan? Is de conclusie daarvan dat imago en reputatie heel slecht zijn, dat deze punten een 4,7 scoren bij de burgers? Klopt het dat het tijd wordt om daar meer en permanenter iets mee te doen? De interactie, de bejegening en de bereikbaarheid zijn de achilleshiel. Herkent de Minister dit beeld, inclusief het cijfer 4,7?
Minister Opstelten: Er zijn verschillende onderzoeken gedaan. Die zijn ook naar de Kamer gestuurd. Daarin zijn de scores voor het gezag en de performance van de politie hoog. We zijn daar tevreden over. De Nationale Politie doet continu metingen over het aangifteproces en de terugkoppeling. Dit proces leidt tot een verhoging van het cijfer dat de burger aan de politie geeft.
De laatste jaren zijn op alle fronten de oplossingspercentages omhoog gegaan, dus voor de high impact crimes, overvallen, straatroven, inbraken en geweldsdelicten. Dat is een stijgende lijn. Dat moet nog beter, maar kijk wat we bereikt hebben en waar we vandaan kwamen. Bij bijvoorbeeld overvallen is het oplossingspercentage 40% geworden. Het totale oplossingspercentage is 23%. Ik ben daar zeker niet tevreden over, maar het is beter dan het was. We gaan omhoog. Ik heb meer ambitie, net als de korpsleiding, de burgemeesters en het OM.
De heer De Rouwe (CDA): Wat moet het oplossingspercentage zijn aan het einde van de periode van deze Minister? Ik wil ook een scherper antwoord op mijn vraag over het rapportcijfer voor de Nationale Politie. Uit onderzoek door de eigen stafmedewerkers blijkt dat er een 4,7 wordt gegeven.
Minister Opstelten: De laatste rapportage geeft een 5,7 op de tevredenheid van de burger. We doen dit soort onderzoek continu. We doen daar niet geheimzinnig over. Het komt ook aan de orde in de politie- en veiligheidsmonitor. Het cijfer gaat in ieder geval omhoog en niet naar beneden. Dat is belangrijk. We zien het ook in andere beelden, bijvoorbeeld in de arbeidsmarktpositie van de politie. Men wil graag op het hoge echelon bij de politie werken. Binnen de overheidsorganisaties, de publieke organisaties, scoren we als een van de hoogste in de laatste Intermediairlijst. Verder is algemeen bekend dat veel mensen bij de politie willen werken. Dat heeft te maken met het gezag van en het klimaat binnen de politie.
De heer De Rouwe (CDA): Mag ik een punt van orde maken? Het wordt ingewikkeld. Ik vroeg of het klopte dat de uitkomst van een intern onderzoek een 4,7 is. De Minister noemt een 5,7 uit een nieuw onderzoek. Zijn er interne onderzoeken door de stafdienst van de Nationale Politie beschikbaar? Zo ja, kunnen die ook aan de Kamer worden toegestuurd? Anders is het heel moeilijk om hierover te debatteren.
Minister Opstelten: De heer De Rouwe noemt een cijfer dat ik niet ken. De korpsleiding kent het cijfer ook niet. Ik ben benieuwd welk onderzoek hij heeft en hoe hij daaraan komt. Ik vraag hem dat na afloop of en marge van dit overleg aan mij te geven.
De heer De Rouwe (CDA): Er kwam net een cijfer van 5,7 voorbij. Dat is wel bekend. Welk cijfer is dat dan? Ik heb het niet in de stukken gezien, maar we hebben het er nu wel over.
Minister Opstelten: Het komt uit de Integrale Veiligheidsmonitor onderdeel Tevredenheid burgerij, die we jaarlijks uitvoeren. We doen daar niet geheimzinnig over. Wij zijn zeer geïnteresseerd in eventuele andere rapporten.
Mevrouw Berndsen (D66): We staan heel uitvoerig stil bij de effecten van beleid. Dat is wel het beleid van deze Minister. Hij wil per se dat iedereen overal aangifte moet kunnen doen. Dat moest ingevoerd worden per 1 januari 2014. Er is vaak gewaarschuwd. De ICT was niet op orde, waardoor het zou leiden tot meer administratieve rompslomp voor de politieorganisatie. Dat blijkt nu ook. Het is niet terecht dat de politieprestaties hier worden uitvergroot. Ik wil van de Minister een reflectie op zijn eigen beleid. Hij wilde dit gerealiseerd hebben, tegen alle waarschuwingen in. We zien nu de consequenties.
Minister Opstelten: Dat wil ik graag doen. Natuurlijk is dat mijn beleid. Het werkt, want o o o wat gaat het beter dan het vroeger was. Het beleid wordt gesteund door de politie en de korpsleiding. De burger is het uitgangspunt. We aanvaarden dat er aan de achterkant, eigenlijk onzichtbaar en onmerkbaar, nog problemen zijn. Dat wil ik niet ontkennen. We hebben een keuze gemaakt om ergens te beginnen. Ik weet nog dat de korpschef dit benoemde als het visitekaartje dat we willen afgeven. Daar gingen we meteen mee aan de slag. De burger moet merken dat het beter gaat dan het vroeger ging met het aangifte doen. De burger wordt bediend, maar we zijn er nog niet. Ik heb aangegeven hoe het proces verder zal gaan.
Mevrouw Berndsen (D66): Het zijn weer de woorden van de Minister. De cijfers geven iets anders aan. Er zijn genoeg waarschuwingen uitgegaan, ook van de IVenJ. De Minister legt die gewoon terzijde. Dat is ontzettend jammer, want het tast het gezag van en het vertrouwen in de politie aan. Dat blijkt ook. Wij hebben het gezien met de temporisering van de reorganisatie. Daar wilde de Minister ook niet aan. Nu moeten we dat doen, omdat de plannen te veel consequenties hebben. Is het niet verstandig als de Minister zich ook eens op dit punt beraadt en pas verdere stappen zet als de ICT op orde is?
Minister Opstelten: Ik zou geen verantwoordelijkheid willen nemen voor de aanpak die mevrouw Berndsen schetst. Het doen van aangifte was in het oude bestel niet geweldig. We konden kiezen voor het scenario dat de burgers nog een aantal jaren moesten wachten, omdat de ICT nog niet op orde was. Daar hebben we niet voor gekozen. Wij zijn er meteen mee aan de slag gegaan. We vangen het aan de achterkant op. Dat is een verantwoord beleid, waarvoor ook de korpsleiding heel gemotiveerd heeft gekozen. Daarin zit geen spanning tussen de leiding, de politieorganisatie en mijzelf. We zitten op de natuurlijke lijn dat de burger er geen last van moet hebben dat wij af en toe intern nog een aantal problemen moeten oplossen. Ik ontken niet dat we dat nog moeten. Het aangiftebeleid is in de kern een succes. Het is zoveel beter dan het vroeger was.
Ik ga door met mijn betoog. Alle woordvoerders hebben het geweld tegen de politie aangekaart. Dat is een heel belangrijk punt. De vraag is wat de recente cijfers zijn en of het aantal gevallen is toegenomen. Er werden cijfers genoemd van 60%. Ik moet De Gelderlander toch beter gaan lezen. Dat beeld klopt niet. In 2013 zijn door de politie 5.520 incidenten en 4.332 aangiften van agressie en geweld tegen politieambtenaren geregistreerd. Elk geval is er een teveel, maar ten opzichte van 2012 is sprake van een daling. Toen waren er 6.033 incidenten en 4.628 aangiften. Dat is een daling van 9% respectievelijk 7%. Het geweld neemt dus niet toe. Dit neemt niet weg dat het een groot probleem is.
Het OM weegt altijd de 200% verhoging mee in de beoordeling van de ernst van het feit. Vervolgens is het de wettelijke taak van het OM om dit toe te passen op de concrete casus, met overwegingen van context, delict en persoon van de verdachte. Het OM doet dit in de praktijk goed. Dat blijkt uit het feit dat de straf van de rechter voor 90% op de eis van de officier zit. Dat is een belangrijk gegeven. Ik verschil daarover niet van mening met het OM. Het is onacceptabel dat er geweld tegen publieke ambtsdragers plaatsvindt. De 200%-regel moet herkenbaar naar voren komen. Dat is een kwestie van uitvoering. Iedere officier van justitie moet de 200%-regel meewegen.
Mevrouw Helder vraagt wat ik vind van een taakstraf bij geweld tegen agenten. Wettelijk is geregeld dat voor zware gewelds- en zedenzaken geen taakstraf meer mogelijk is. Dit betreft delicten waarvoor een gevangenisstraf van zes jaar of meer staat. Hiermee is geregeld dat voor de zwaardere geweldszaken, ook die tegen politie, brandweer en ambulancepersoneel, een taakstraf niet mogelijk is. Het verdient niet de voorkeur bij agressie of geweld tegen een werknemer met een publieke taak standaard het eisen van een taakstraf uit te sluiten. Een jeugdige first offender hoeft bij het roepen van een belediging naar een agent niet direct een vrijheidsstraf te krijgen. Het is aan het OM om alle omstandigheden van het geval af te wegen en tot een passende strafeis te komen. De wet regelt dat er een grens is.
Ik ben in gesprek met de ACP over de aanbevelingen. Ik neem die uiteraard serieus. Ik heb dit ook in mijn brief beschreven. Een aantal zaken waarop de ACP wijst, zijn al mogelijk of worden reeds uitgevoerd. Ik doel op het aantal trainingsuren voor politieagenten. Dit is uitgebreid met onder meer mentale krachttraining. Aangifte doen onder nummer is een belangrijk punt. Dit is mogelijk voor politiemensen die te maken hebben gehad met geweld of bedreiging. De politie beschikt over voorzieningen en regelingen voor het verhalen van schade. In het geval van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak, waaronder de politie, geldt de richtlijn van het OM. Sinds 1 januari past het OM verhoging ook toe bij werkgerelateerd geweld of agressie gepleegd tegen personen die behoren tot de familiekring. Ik zal het gesprek met de ACP en andere partijen hierover voortzetten. We hebben allemaal dezelfde doelstelling, om geweld tegen de politie drastisch te verminderen. Het is volstrekt onaanvaardbaar. Als het plaatsvindt, moet het een passende bestraffing krijgen die voor iedereen herkenbaar is. Voor iedereen is dan duidelijk dat wij dit niet willen in ons land.
De heer Dijkhoff (VVD): Het verhaal van de Minister duidelijk. Natuurlijk heeft het OM geen enkele ruimte om af te wijken van het meewegen van de hogere strafeis. Het heeft echter alle ruimte om te concluderen dat het meewegen niet leidt tot een hogere strafeis. Daar zit de bottleneck. Als de Minister zegt dat 90% van de eis wordt overgenomen door de rechter, word ik niet meteen vrolijk. Ik heb liever dat we eerst zien dat de rechters aan de hogere eisen moeten wennen, dus dat het percentage zaken waarin de rechter de eis overneemt wat lager is, en dat we de ontwikkeling zo vormgeven dat je, als je een agent aanpakt, altijd zwaarder wordt gestraft. Hoe kan de Minister het OM bewegen tot een trend waarbij we zien dat bij geweld tegen agenten de strafeis hoger is, binnen de bevoegdheden en de vrijheden die iedereen heeft?
Minister Opstelten: Ik doe dit al. Wij hebben het rapport ontvangen. Het is door een onafhankelijke partij beoordeeld. De Kamer kent het ook. Het College van procureurs-generaal heeft het besproken. Het college legt overal in het veld uit hoe men erin staat. We willen dat het nog beter gaat, want het kan nog scherper. De woordvoerders kennen mijn ambitie op dit punt. Wij blijven het continu volgen. Het is niet het laatste onafhankelijke rapport dat hierover wordt gemaakt. Ik blijf hierover uiteraard in gesprek met het OM.
De heer Dijkhoff (VVD): Ik snap dat de Minister niet kan opleggen dat officieren hogere straffen eisen. Ik ga er wel van uit dat we in de rapportages een stijgende lijn zullen zien. Bij de jaarwisseling is het gelukt. Daar was een breed besef dat het anders moest en dat geweld onacceptabel is. Toen heeft de druk vanuit de samenleving geleid tot hogere eisen en hogere straffen. Dat moeten we blijven doen, zodat we het terugzien in de volgende rapportage.
Minister Opstelten: Dat ben ik met de heer Dijkhoff eens. Dat is absoluut ook de ambitie van het OM en het College van procureurs-generaal.
De heer De Rouwe (CDA): Ik wil bij dit onderwerp inzoomen op geweld tegen en intimidatie van gezinnen van politieagenten. Ik wil daarop een nadere reactie van de Minister. Vorig jaar kwam de ACP met een enquête. Daaruit blijkt dat agenten het gevoel hebben dat dit soort agressie erg toeneemt. Klopt het dat hiernaar op dit moment onderzoek wordt gedaan? Wat is de reikwijdte van dat onderzoek? Van agenten blijf je af en van hun gezinnen al helemaal. Geweld tegen deze groep is volstrekt onacceptabel. Wat is de stand van zaken? Wordt overwogen om eventueel supersnelrecht toe te passen? Dan heeft dit de hoogste prioriteit. Kijk of je met het OM dit soort zaken met voorrang kunt voorbrengen. Kan de Minister hierover een toezegging doen?
Minister Opstelten: Het past in de richtlijn die het OM heeft voor dienders. Dat zijn precies dezelfde zaken. Daarin kan snelrecht en supersnelrecht plaatsvinden. Dit past binnen de huidige normen. Er loopt een onderzoek bij de Politieacademie. Dat is na de zomer gereed. Ik zal daar snel op reageren en het onderzoek met mijn concrete reactie en invulling naar de Kamer sturen.
De heer De Rouwe (CDA): Graag, daar komen we dan op terug. De politievakbonden zijn hier redelijk alert op. Zij hebben het pleidooi gehouden om schade gemakkelijker te kunnen verhalen, misschien via een landelijk protocol. Mogen wij van de Minister verwachten dat als dit rapport er is, er ook een inhoudelijke reactie volgt op de voorstellen die al gedaan zijn? We kunnen dan snel tot een goede beraadslaging komen.
Minister Opstelten: Het antwoord daarop is ja. Het is niet zo dat we stilzitten, alleen maar wachten op rapporten en niets extra's doen. We zijn hier continu mee bezig, want het is een heel ernstige kwestie. Los van de cijfers is elk geval er een te veel. Daar moeten we scherp aandacht aan besteden. Het is echt onaanvaardbaar als men de gezinsleden erbij betrekt.
Mevrouw Berndsen (D66): Ik heb een punt van orde, maar ik aarzel een beetje. Ik vraag me af of geweld binnen gezinnen van politieagenten onderwerp van gesprek moet zijn in een Tweede Kamercommissie. Ik heb daar erg veel moeite mee. Ik kan me goed voorstellen dat wij spreken over geweld tegen de beroepsgroep, maar als het die andere dimensie betreft heb ik daar grote aarzelingen bij.
De voorzitter: Ik stel voor dat we het rapport afwachten en vervolgens besluiten of we het bespreken.
Minister Opstelten: Ik vind wel dat dit onderwerp aan de orde kan komen. We bespreken geen concrete situaties. Het is al eerder aan de orde geweest. We hebben gezegd dat we hiertegen maatregelen nemen en dat we dit aspect daarbij betrekken. Wij vinden het onacceptabel als gezinnen er last van hebben. Dat mogen we hier benoemen. De korpsleiding doet dat ook in openbare betogen en op bijeenkomsten van de politie. Wij staan daarvoor.
De heer De Rouwe (CDA): Ik voel me aangesproken, want ik kaartte het punt aan. Voor ons is het echt een aangelegen punt. Van politieagenten blijf je af. Daar maken we opmerkingen over. Als criminelen aan gezinnen van agenten komen, mogen we het van D66 kennelijk niet benoemen. Dat kan toch niet? We bepalen zelf onze prioriteiten. Voor ons is dit een prioriteit. Van de kinderen van agenten blijf je als crimineel af. Als er intimidatie plaatsvindt en daar is onderzoek naar geweest, dan kaart het CDA dit aan. Ik heb goed nieuws voor mevrouw Berndsen: dat zullen we regelmatig blijven doen.
Minister Opstelten: Dan kom ik bij het onderwerp PTSS en de weerbaarheid. Het Meldpunt PTSS Politie en de commissie functioneren momenteel naar behoren. Er is ingegrepen. Het meldpunt zal alle 320 verzoeken die zijn ingediend voor 1 januari 2015 hebben afgehandeld. Van deze 320 dossiers heeft het meldpunt op dit moment nog 156 dossiers in behandeling. Daarvan zijn er 93 doorgezonden naar de commissie ten behoeve van een advies voor besluit. Eind dit jaar zijn alle dossiers afgehandeld. Inmiddels hebben 42 verzoekers een besluit ontvangen. 40 hiervan waren positief, 2 gevallen zijn niet aangemerkt als beroepsziekte.
Verder was de vraag of het coulancebeleid voor de zomer kan worden afgerond, zodat de betreffende medewerkers en ex-medewerkers duidelijkheid hebben. Ik heb inmiddels met de politievakorganisaties in het Centraal Georganiseerd Overleg Politie (CGOP) overeenstemming bereikt over de PTSS-verjaringstermijnen. Dat beleid bepaalt de soepelheid waarmee de Nationale Politie en ikzelf willen omgaan met de vergoeding voor medische kosten van oud-politiemensen, die door hun werk PTSS opliepen. Politie- en vakorganisaties hebben vanaf 11 juni politiemedewerkers geïnformeerd over het bereikte resultaat. Ten aanzien van de overige rechtspositionele aanspraken vindt op 5 juli nader overleg in het CGOP plaats. Denk hierbij aan het uitkeren van smartengeld. In de rechtspositie zit al het recht op smartengeld.
De taken en activiteiten van het Programma Mentale Weerbaarheid worden op dit moment geëvalueerd om te bezien hoe deze het beste in de politieorganisatie kunnen worden geborgd. Als het nodig is het programma op onderdelen te verlengen, zal dat gebeuren. De Kamerleden weten dat ik dit heel belangrijk vind. Mentale krachttraining loopt door tot eind 2015. Elementen daaruit worden al verwerkt in de trainingen van de integrale beroepsvaardigheden (IBT).
Mevrouw Kooiman (SP): Ik ben blij te horen dat alle 320 zaken eindelijk eind dit jaar zijn afgerond, in tegenstelling tot de 95% die in de brief van de Minister staat. Het is een verbetering. Er is natuurlijk nog meer geleden schade, bijvoorbeeld in de inkomensachteruitgang. Dienders komen ongewild in een uitkeringspositie. De Minister spreekt over de vergoeding van de medische kosten. Ik had het over inkomensachteruitgang en wanneer daar duidelijkheid over komt. Op dat antwoord wachten de dienders ook.
Minister Opstelten: Het overleg hierover loopt. Op 5 juli hebben we daar weer een CGOP-vergadering over.
Mevrouw Kooiman (SP): Het is een eindeloze zaak. Ik kan mij voorstellen dat dienders die ermee te maken hebben, zuchten als ze dit overleg volgen op hun computer. Het sleept al zo ontzettend lang. Het is voor hen traumatisch dat ze in deze positie zitten. Het is fijn als de Minister een concrete datum kan noemen waarop hij de Kamer informeert. Ik weet dat hij 5 juli gaat overleggen, maar ik weet niet wanneer deze dienders meer te horen krijgen.
Minister Opstelten: We hebben in het CGOP een aantal zaken afgerond en forse stappen gezet. Op 5 juli zullen we het onderwerp smartengeld bespreken binnen het CGOP. Ik hoop dat we daar conclusies kunnen trekken en ik zal de Kamer daarover informeren. De Kamer is dan al op reces, maar als we een knoop hebben doorgehakt, laat ik het weten. We zullen zorgen dat de politieorganisatie dat dan ook weet.
Ik kom bij het politieonderwijs. Daarover is van alles gezegd. We hebben een- en andermaal over de Politieacademie gesproken, ook over de taakstellingen. Er is een wetsontwerp in de maak. We zijn met de Politieacademie onder leiding van het college van bestuur goed op koers. Dat verdient een compliment. Het college kan de doelstellingen realiseren binnen de ruimte die er is. Er werd gevraagd naar de gevolgen van de taakstelling op de politieacademie. Er is geen sprake van een korting van 50%. Ik hoorde dat getal hier in het debat voor het eerst. Dat zijn heel andere cijfers dan die waar ik voortdurend naar kijk en die we in eerdere debatten aan de orde hebben gehad. De rijksbijdrage daalt inderdaad van 142 miljoen in 2013 naar 100 miljoen in 2017, in beheersbare stappen. De zogenaamde contractbaten dalen van 50 miljoen in 2013 naar 37 miljoen in 2014 en stijgen dan weer naar 42 miljoen in 2017. Het is een tijdelijke daling. Die is logisch gezien de fasering van de reorganisatie van de Nationale Politie. De academie wordt overigens niet per student bekostigd. Als er minder studenten zijn, is er wat minder te doen met dezelfde organisatie. Dan is er een klas leeg. Financieel heeft dat geen enkele consequentie. De structurele financiering is verzekerd. De beperking in aspiranten betekent hoogstens kleinere klassen op de academie. Dat is goed voor de kwaliteit van het onderwijs. De taakstelling slaat geen extra gat.
Door inbedding in het bestel valt op de bedrijfsvoering grote doelmatigheidswinst te behalen. Iedereen die de Politieacademie kent, weet welke discussies daar de afgelopen twintig jaar hebben gespeeld. Die kan bevroeden dat we eindelijk op de goede weg zijn en grote doelmatigheidswinst kunnen halen. De gelden zullen ten goede komen aan de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek. Onderwijs en onderzoek zijn dus niet in het geding. Ik zeg niet dat het gemakkelijk is, maar ook deze taakstelling is een kans om de organisatie goed op orde te krijgen en de kwaliteit van het onderwijs te versterken.
Wat betekenen de uitstroombevorderende maatregelen? Kunnen politiemensen op hun baan rekenen? Ik heb toegezegd dat niemand gedwongen wordt ontslagen. Dat gebeurt niet, daar kom ik niet op terug. Voor bepaalde functies is sprake van overbezetting, van een kwantitatieve mismatch. Die politiemensen zullen naar een andere functie worden begeleid, binnen of buiten de politie.
Mevrouw Kooiman (SP): Ik word onwijs moe van het gegoochel met cijfers. De Minister meent dat er geen gat valt bij de Politieacademie. Nee, je kunt namelijk niet spreken van een gat. Als je de nieuwe budgetten vergelijkt met voorgaande jaren wordt er geen gat geslagen, maar wordt de helft van het budget weggevaagd. Dat is een discussie van een andere orde. Ik haal er één punt uit, waarvan ik denk dat de Minister het nog kan fixen. Vanuit de Nationale Politie wordt bijscholing ingekocht bij de Politieacademie. Dit zijn de postinitiële opleidingen, de Minister kent ze wel. Daar hoort een budget bij van ongeveer 60 miljoen. De Nationale Politie koopt deze opleidingen niet meer in bij de Politieacademie. Dat zijn de zorgen die momenteel spelen. Het gaat niet eens om meer geld voor de Politieacademie, het gaat om geld dat er was maar nu niet meer ter beschikking komt.
Minister Opstelten: Dat is precies wat ik heb gezegd. Er is geen sprake van een korting van 50%. Ik herhaal dat nog een keer. Wij hebben het over de contractbaten van de Politieacademie. Die dalen van 50 miljoen in 2013 naar 37 miljoen in 2015, waarna ze weer stijgen naar 42 miljoen in 2017. Dat is een tijdelijke daling en stijging, als logisch gevolg van de fasering van de reorganisatie van de Nationale Politie. Je gaat geen contracten sluiten als je ze niet nodig hebt.
Mevrouw Kooiman (SP): Ik herhaal mijn punt nog een keer voor de Minister. Ik adviseer hem om in ieder geval met de mensen op de academie te spreken. Ik heb dat ook gedaan. Zij geven aan dat ze te maken hebben met een halvering van het budget. Zij hebben het daar moeilijk mee. Ze hebben de chaos bijna overleefd en de bende opgeruimd, maar de put is nu leeg. Het kan niet meer. Het enige wat zij nu vragen, is de inkoop van de Nationale Politie te laten zoals die in 2013 was. Die 60 miljoen is de helft van het budget dat ze normaal gesproken van de Nationale Politie krijgen. Deze cijfers krijg ik van de Politieacademie. Als de Minister nu weer in zijn eigen werkelijkheid blijft hangen, adviseer ik hem in ieder geval in gesprek te gaan met de Politieacademie en het bestuur.
Minister Opstelten: We zullen de ervaringen van mevrouw Kooiman, die zij opdeed toen zij in Rotterdam lessen heeft gevolgd, overbrengen aan het college van bestuur. Een bedrag van 50 miljoen voor contractonderwijs loopt in twee jaar 13 miljoen terug. Daarna stijgt het weer. Bij contractonderwijs zijn er baten waar een tegenprestatie tegenover staat. Wij sluiten een contract. Een normale organisatie moet daaraan kunnen voldoen. We zullen het signaal dat mensen het beeld hebben van een korting van 50% overbrengen aan het college van bestuur. Op de academie moet men in de communicatie volstrekt helder zijn en aangeven wat er gebeurt. Er is geen sprake van een korting van 50%.
Ik kom bij het blokje «diversen». Als eerste de stand van zaken inzake het Landelijk Meldpunt Internetoplichting. De situatie blijft even zoals die nu is. Dit soort meldpunten proberen we via www.politie.nl te ontsluiten. Er is nog niet besloten hoe het verder gaat, maar de kennis, kunde en functionaliteiten blijven geborgd.
De afname van handpalmsporen gebeurt niet standaard bij aanhouding, maar op bevel van de hoofdofficier van justitie in het belang van het onderzoek. Het rendement van handpalmsporen is relatief laag. Er worden vaak partiële sporen gevonden, waardoor het effect van de database laag is. Ik zal dit bezien in het kader van de integrale herziening van het Wetboek van Strafvordering. Ik check het signaal, maar dit is het beeld van het OM.
De Regeling klachtbehandeling politie wordt aangepast nu de adviezen van de regioburgemeesters en het College van procureurs-generaal binnen zijn. De klachtenbehandeling moet onafhankelijker worden, zoals ik heb afgesproken bij de behandeling van de Politiewet, mede op initiatief van mevrouw Berndsen. Daar sta ik voor. We zullen ervoor zorgen dat de procedure gemakkelijk benaderbaar is op de politiesite. Ik zal daar mijn ambitie in tonen.
Mevrouw Helder sprak gisteravond ook over verkeershandhaving. Het antwoord is vandaag hetzelfde, de eenheid van beleid hangt niet van de dag af. Het is niet zo dat er geen aandacht voor is. De landelijke prioriteiten staan. Dit zijn helm, gordel, rood licht, alcohol en snelheid. Lokale prioriteiten hangen samen met de lokale problematiek. Binnen de eenheden zijn Teams Verkeer. Daarnaast kijken dienders steeds vaker meteen of iemand ook boetes heeft of iets dergelijks. Zij vullen op deze wijze de rol van het gezag in. Ik moet me wel eens inhouden, omdat ik er niet altijd over ga. Ik kan wel mensen aanspreken als ik het beeld heb dat het iets scherper kan. Daarin luister ik natuurlijk naar de Nationale Politie.
Er was een vraag over het vertrek van de kordate politiechef. Welke chef is niet kordaat? Het vertrek van deze chef was onvermijdelijk. Ik waardeer daadkracht en creativiteit, maar er mag nooit licht zitten tussen de politie en het gezag. Verzelfstandiging van de politie is nooit goed, het gezag moet bepalen wat de politie doet. De bewuste teamchef is niet ontslagen, maar krijgt een vergelijkbare functie elders.
Het Team Ladingdiefstallen is een bovenregionaal rechercheteam. Die functionaliteit en expertise blijven behouden en gaan over naar de recherche, een tak van de dienst Infrastructuur van de Landelijke Eenheid. Ik kan de heer Marcouch dus geruststellen. De expertise blijft behouden en wordt per eenheid georganiseerd.
Wat doe ik aan de ladingdiefstal en de secure lanes? In pps-verband wordt in mijn opdracht gewerkt aan het Barrièremodel Ladingdiefstal. Op deze manier wordt gezocht naar kansrijke interventies. Daartoe zijn al een aantal maatregelen genomen. Een ander privaat initiatief is de lancering van de website Preventie In Zicht. Ondernemers en chauffeurs krijgen handvatten om ladingdiefstal te voorkomen. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie financiert het Keurmerk Transport & Logistiek, waarbij veiligheid en preventie speciale aandacht krijgen. Het is een soort ISO-certificering. Ik werk met mijn collega's van Infrastructuur en Milieu en van Economische Zaken aan een continuering en uitbreiding van de beschikbaarheid van beveiligde parkeerplaatsen in Nederland, de secure lanes. Dit doen we in goed overleg met de brancheorganisaties.
De heer Dijkhoff sprak over de inzet van burgers bij opsporing. De politie laat in de krant weten dat burgers niet moet helpen bij opsporing. Dit kun je zo niet stellen. Dit krantenbericht betreft een Facebook-account waarop mensen elkaar ophitsen om te zoeken naar een dader van mishandeling en deze aan te pakken. Dat kan inderdaad niet. De hulp van de burgers bij opsporing is echter essentieel. Het is de moderne manier waarop de politie wil werken. Je ziet het in wijken, je ziet het in opsporing. Het uitgangspunt is dat we samen meer bereiken. Burgers hebben vaak informatie die de politie nog niet heeft. We moeten voorkomen dat mensen op basis van verkeerde informatie handelen en vermeende daders aanpakken. Dat is niet de bedoeling, daar denken we allemaal hetzelfde over. We willen geen eigenrichting. We moeten voorkomen dat onschuldige mensen verdacht worden gemaakt of worden aangepakt. De politieleiding en het departement zitten bovenop dit soort berichten. Burgerparticipatie bij opsporing is welkom en essentieel, maar wel in samenwerking met de politie. Daarom steun ik initiatieven als Burgernet en AMBER Alert, waarin burgers met de politie verdachte en vermiste personen opsporen.
Het IMEI-wetsvoorstel wordt door Minister Kamp en mijzelf voor de zomer aangeboden aan de Kamer. Ik verken momenteel een versnelling. Ik verken of toestelblokkering een alternatief kan zijn zonder wetgeving. We zitten op twee sporen. Het wetgevingsproces loopt keihard door, maar we zitten ook met partijen aan tafel. Het voordeel is dat blokkering ook buiten Nederland werkt, in tegenstelling tot de IMEI-werkwijze. Daarin vinden hoopvolle ontwikkelingen plaats. Hopelijk stel ik hiermee de heer De Rouwe en zijn fractievoorzitter gerust.
Het rapport van de Universiteit Leiden gaat over ethnic profiling in de eenheid Den Haag. We hebben daar al eerder over gesproken. Ik heb met belangstelling kennisgenomen van het rapport. Het wordt nu zorgvuldig bestudeerd. Het bevoegd gezag in Den Haag is ook aan zet in de gemeenteraad. Voor het zomerreces stuur ik de Kamer mijn reactie op dit rapport toe. Overeenkomstig de toezegging die ik daarover heb gedaan, zal ik daarbij ingaan op de vraag of aanvullende maatregelen nodig zijn om het etnisch profileren verder tegen te gaan. Het vereist wat nadere studie van onze kant en overleg met de korpsleiding, die het moet gaan doen.
Alle agenten op straat krijgen de uitschuifbare wapenstok. De politie stelt een visie op over de behoefte aan geweldsmiddelen. Op basis daarvan worden keuzes gemaakt. Die keuzes worden niet bepaald door het aanbod. We kijken eerst of het werkt en of we het nodig hebben. Dan wordt beoordeeld of het zinvol is en wat de ervaringen elders zijn, ook internationaal. Vervolgens doen we een pilot om te bekijken hoe het valt bij de politiemensen. Daarna wordt een conclusie getrokken, waarin ook de financiën een rol spelen. We moeten niet allerlei andere nieuwe dingen invoeren naast het nieuwe pistool en de uitschuifbare wapenstok. Daarin moeten we zorgvuldig opereren.
Mevrouw Helder vroeg naar de stand van zaken in de inbrekerswerktuigdiscussie. Dit is opgenomen in de WODC-onderzoeksprogrammering. Zodra de uitkomsten bekend zijn, bericht ik de Kamer.
De heer De Rouwe wil een reactie op de aanbeveling van mevrouw Detmeijer. Ik onderschrijf deze aanbeveling. Onnodige drempels moeten zo veel mogelijk worden weggenomen. De Kamer ontvangt voor het zomerreces mijn reactie op het rapport van de nationale rapporteur. Daaraan wordt nu hard gewerkt. Deze reactie wordt opgenomen in de voortgangsbrief over geweld in afhankelijkheidsrelaties van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en mijzelf. In dit geval moet de Kamer denken aan maatwerk, bijvoorbeeld in herkenbaarheid voor de slachtoffers.
Mevrouw Berndsen vroeg naar de subsidie van Hulp voor Hulpverleners. Ik ben hierover in gesprek met de stichting. Ik hoop dat we op hetzelfde spoor zitten. Dat gevoel heb ik wel. Het is een prettige club, die een bepaalde rol moet vervullen. Dat is niet de rol die de werkgever moet invullen, maar een andere, een meer stimulerende, vertegenwoordigende rol. Het is een organisatie die anderen scherp houdt. Wij komen op dit punt terug, maar we zijn in goed gesprek met het bestuur.
Verschillende woordvoerders noemden het diversiteitsbeleid in relatie tot het selectieproces bij de politie. Wij hanteren als kabinet geen streefcijfers over allochtone medewerkers. Het centrale begrip in het personeelsbeleid van de Nationale Politie is kwaliteit: de beste persoon op de juiste plaats, ongeacht afkomst, geslacht, kleur of leeftijd. Dat neemt niet weg dat een divers personeelsbestand in belangrijke mate bijdraagt aan het verder vergroten van de kwaliteit van de taakuitvoering en aan de legitimiteit van de politie in de samenleving. Politiemedewerkers moeten herkenbaar zijn en blijven voor alle burgers. Wij hebben aandacht voor de samenstelling van de teams. Teams zijn en blijven divers van samensteling.
Mevrouw Berndsen vraagt om inzicht in de financiën, de kosten en de prestaties. De Rekenkamer heeft dit ook gevraagd. We staan op het punt met alle burgemeesters, de politie en het OM het beleid en de bijbehorende prioriteiten voor de komende vier jaar vast te stellen. De Kamer krijgt deze plannen voor de zomer. De politie wordt zo veel mogelijk in één bedrag bekostigd. Daar staan taken en prestaties tegenover. Hoe de politie deze prestaties realiseert, is haar professionaliteit. De komende jaren zullen prestaties, kosten, beleid en beheer meer aan elkaar worden gekoppeld, maar zeker niet tot op detailniveau. Het zijn geen doeluitkeringen. We gaan niet bepalen hoeveel mensen moeten worden ingezet voor de high impact crimes. Dan kun je geen korps leiden. Een interdepartementaal beleidsonderzoek naar de effectiviteit van de politie kan hierbij helpen. Dat onderzoek start later dit jaar.
De heer Marcouch vroeg naar de opbouw van de doelstelling voor minder administratieve lasten. De doelstelling van 5.000 fte is mede berekend op basis van onderzoek door een extern bureau. Dit betreft de verhouding tussen uitvoerend werk en administratieve lasten. De ambities moeten aan beide kanten hoog zijn. We moeten weg van alle administratieve rompslomp die geen functie heeft. Er zijn inderdaad veel formulieren. Ik heb daarom besloten om de administratieve lasten van de politie met 25% te verlagen. Dat impliceert een ambitie van 5.000 fte minder. Dat zijn uren werktijd, die beschikbaar zijn voor het werk op straat. De huidige bereikte productiviteitswinst is ruim 3.000 fte. Dit is mede dankzij integrale bevraging, BOB-kamers en SummIT. Deze uren komen ten goede aan de kwaliteit, betere informatie en capaciteit voor de uitvoering van de prioriteiten. Het betekent meer politiekracht op straat.
Welke mogelijkheden zijn er om NAW-gegevens te verstrekken aan ondernemers die zelf delicten willen afhandelen? Voorop staat dat ondernemers het recht niet in eigen hand mogen nemen. Dat is duidelijk. Een ondernemer kan wel na zijn aangifte op de hoogte worden gehouden van het onderzoek. Er is vanwege de Wet politiegegevens geen ruimte voor het delen van de NAW-gegevens. Wel kan de organisatie Slachtoffer in Beeld op verzoek bemiddelen tussen dader en slachtoffer. Mijn departement steunt deze organisatie ook financieel.
Ik heb wat gezegd over ladingdiefstal. In 2013 zagen we een stijging naar 432 aangiften. In 2012 waren het er 287. Er is blijvende aandacht voor de transportcriminaliteit. De Landelijke Eenheid heeft het als speerpunt benoemd. Er is op dit punt samenwerking met private partijen en de brancheorganisaties. Er is ook een centraal dossierhouder voor de aanpak van de transportcriminaliteit.
Het aanpakken van tanken zonder betalen is een combinatie van strafrecht en civiel recht. We hebben daartoe een aantal maatregelen genomen, waarbij zowel voor politie en OM als voor de pomphouders een rol is weggelegd. Niet iedereen die wegrijdt zonder te betalen kan een crimineel genoemd worden. Iedereen kan het een keer vergeten, maar daar gaat het hier niet om. Met de branche zijn heldere afspraken gemaakt. Voor de pomphouder bestaat de mogelijkheid om een gerechtsdeurwaarder of incassokantoor in te schakelen om de gederfde inkomsten te verhalen. Pomphouders treffen preventieve maatregelen. Die zijn het meest effectief en zijn een belangrijke voorwaarde voor de afspraken over de inzet van OM en politie. Zo zorgen de pomphouders bijvoorbeeld voor cameratoezicht, zodat kentekens zichtbaar zijn. De pomphouder doet aangifte. Indien sprake is van een heterdaadsituatie is er een dader en een opsporingsindicatie en zal hiervan conform de geldende aanwijzing direct proces-verbaal worden opgemaakt. Dat geldt ook als er sprake is van een first offender. Ik zal met het OM bespreken of de aanpak in de praktijk goed verloopt. Het kan niet zo zijn dat het beeld ontstaat dat er pas na drie keer doorrijden een aangifte wordt opgepakt. Dat is onacceptabel.
De heer Marcouch (PvdA): Mijn vraag gaat over het rapport over werving en selectie en diversiteit. Ik ben blij dat de Minister diversiteit van belang vindt voor de effectiviteit van de politie. Het gaat mij echter niet louter en alleen om een afspiegeling van de samenleving. Het gaat mij om het vergroten van de politie-effectiviteit en de legitimatie van het gezag. Dat betekent dat we moeten zoeken naar heel specifieke kwaliteiten en dat we die binnen de organisatie moeten halen. Ik zie in dit rapport niet dat er op enige manier aandacht is voor de specifieke kwaliteiten, die nodig zijn om in bepaalde wijken effectief te zijn, zeker in de Randstad. De politieagenten die daar nu werken zijn overbelast, omdat ze met problemen in aanraking komen die ze niet begrijpen. Het is van belang, het is urgent, het is geen liefdadigheid. Het is niet dat ouderwetse denken van diversiteit. Kan de Minister hier met enige urgentie naar kijken? Kan hij het serieuzer laten terugkomen in de manier waarop de werving plaatsvindt? Deze mensen komen niet vanzelf. We zien ze niet in de schoolbanken van de academie, zoals mevrouw Kooiman ook zei.
Mevrouw Helder (PVV): Ik wil graag een punt van orde maken. Op deze manier wordt de spreektijd uitgebreid. Kan de heer Marcouch gewoon een vraag stellen?
De voorzitter: Wat is uw vraag, meneer Marcouch?
De heer Marcouch (PvdA): Mijn vraag is of de Minister wat meer urgentie kan geven aan het diversiteitsbeleid. Een andere vraag...
De voorzitter: Als u die vraag stelt, hebt u geen interrupties meer. Dat is dan uw tweede vraag.
De heer Marcouch (PvdA): Ik heb de indruk dat andere woordvoerders wat meer interrupties mochten plegen. Mag ik nog een vraag stellen over de klachtenregeling? Misschien dat collega Berndsen er dan nog op terugkomt. We hebben de Minister in een eerder overleg gevraagd om de klachtenregeling te onderzoeken, maar ook om te kijken of de wet zoals die nu is ervoor zorgt dat veel klagers niet tot een klacht komen, omdat ze via de politie moeten. Wil de Minister in zijn brief over dit onderwerp aandacht besteden aan de rol van de burgemeester en het feit dat veel klagers misschien niet bij de klachtencommissie komen?
Minister Opstelten: Het antwoord op de eerste vraag van de heer Marcouch is ja. Dat heb ik toegezegd. We nemen diversiteit heel serieus en komen daarop op korte termijn terug, na bestudering van het rapport van de Universiteit Leiden.
Ik heb net aangegeven dat ik urgentie geef aan het tot stand brengen en de invulling van de klachtenregeling met de onafhankelijke voorzitters. Daar hebben we overeenstemming over en dat is in gang gezet. Natuurlijk wordt ook dit facet van de Politiewet geëvalueerd in de normale evaluatie. De evaluatiecommissie, onder leiding van de heer Rinnooy Kan, is inmiddels benoemd. De commissie loopt zich warm en krijgt allerlei impulsen van mijn kant. We gaan eerst de klachtenregeling uitvoeren zoals we in het debat over de Politiewet hebben afgesproken.
De voorzitter: Er is behoefte aan een tweede termijn van de kant van de Kamer. De spreektijd is twee minuten. Ik sta één interruptie toe.
Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording van de vragen. De Minister meldt dat er een miljoen aangiften zijn gedaan. Een op de twee leidt tot vervolg. Daarvan leidt 50% tot een verdachte. De Minister zei diverse malen dat het zoveel beter gaat dan vroeger. Hij vindt 50% veel. Het ligt eraan hoe je het bekijkt. Hij heeft gelijk, maar ook niet. Een optimist zegt dat het glas halfvol is, een pessimist dat het halfleeg is. De 50% die «in de kou blijft staan» is wel veel, maar ik ga ervan uit dat de Minister zo meteen zegt dat het zijn blijvende aandacht heeft. Kritiek is ook wat de burger ervaart, namelijk dat de aangifte niet wordt opgenomen. Zelfs als daar een goede reden voor is, wil de burger horen waarom het niet tot verdere actie leidt of waarom de aangifte niet wordt opgenomen. Misschien kan er niets worden gedaan met camerabeelden, omdat de verdachte er bijvoorbeeld niet duidelijk op staat. Dat moet duidelijk zijn voor de burger. De burger is in dit geval leidend.
De Minister zei verder dat het OM de 200% hogere strafeis meeweegt bij geweld tegen hulpverleners. Meewegen is niet hetzelfde als eisen. Dat zet de 90% die de Minister daaraan koppelt in het niets. Die kan ik niet plaatsen. Kan de Minister dit nader onderbouwen?
Bij het taakstrafverbod zei de Minister dat een first offender die een agent beledigt natuurlijk geen gevangenisstraf moet krijgen. Dat was mijn vraag ook niet. Ik verwees naar ernstige geweldsdelicten. De Minister zei dat de taakstraf bij dit soort delicten «niet de voorkeur verdient». Ik ga ervan uit dat de Minister dit in zijn gesprekken met de Raad voor de Rechtspraak blijft bespreken. Hij heeft ook gezegd dat het herkenbaar moet zijn. Dat geldt ook voor de rechterlijke macht. Zij hebben in dit geval een heel belangrijke taak. Zij gaan over de strafoplegging.
Ik heb gevraagd naar de stand van zaken van het onderzoek naar het strafbaar stellen van het voorhanden hebben van inbrekerswerktuigen. Dit loopt mee in een WODC-onderzoek. Daar ben ik blij mee. Kan de Minister bij benadering een datum noemen waarop hij verwacht dat het onderzoek gereed is?
Het maken van handpalmafdrukken zorgt voor een verhoging van de pakkans. Ik wil de Minister buiten deze vergadering aangeven waar ik ben geweest, waar ze dit doen. Ik heb het gezien en ik was zeer onder de indruk. Het moet beter. De Minister checkt het signaal dat ik geef. Dat is positief. Het feit dat hij het meeneemt in de herijking van het Wetboek van Strafvordering is te mager. Ik vraag een VAO aan om op dit punt een motie in te dienen. Dan heb ik nog tijd om de Minister hiervan te overtuigen en kan ik de motie indien nodig aanhouden.
Mevrouw Berndsen (D66): Voorzitter. Eerst het punt financiën. Ik heb het überhaupt niet over een doeluitkering gehad. Dat leg ik naast mij neer. De Minister bagatelliseert het, geredeneerd naar de 10 miljoen. Het gaat om 120 miljoen meer dan begroot aan personele lasten en opleidingskosten. Dan hebben we het wel ergens over. Ik kan er ook bij het WGO over het jaarverslag op terugkomen, maar het is voor mij van belang omdat de Minister in 2012 nog een instroom wilde van 2.500 studenten. Dat heeft nu zijn doorwerking in de financiën. Er moet nu worden gecorrigeerd. We zien dat het aantal executieve politiemensen hoger is dan het aantal waarvoor de Minister geld heeft. Daarom kan er nu minder instroom plaatsvinden op de Politieacademie en staat bijvoorbeeld het diversiteitsbeleid, waarvoor ik me al jaren hard maak bij de politie, helaas enorm onder druk. Het heeft wel degelijk te maken met een meerjarenbeleid. Ik vind financiën op zich niet zo interessant, maar het is een randvoorwaarde om je beleid goed te kunnen uitvoeren. De Minister moet hier iets serieuzer naar kijken.
Het aangiftebeleid van overal en op elk moment aangifte kunnen doen, legt een enorme druk op de organisatie, hoe de Minister het ook wendt of keert. Ik zal het kritisch blijven volgen en constateer dat de Minister bij nieuwe wetgeving «ICT op orde» als randvoorwaarde stelt. Dat is grote winst. Voor de wet die gisteravond is behandeld, moet eerst de ICT op orde zijn en dan pas wordt de wet toegepast. De Minister toont lerend vermogen.
Wil de Minister in de volgende voortgangsrapportage de stand van zaken inzake het Programma Mentale Weerbaarheid meenemen? De Kamer kan daar dan misschien nog op interveniëren.
Ik begrijp dat de Minister de stichting Hulp voor Hulpverleners een warm hart toedraagt. Ik wacht de resultaten van de besprekingen af.
De Minister noemde de oude HelmGRAS-delicten in zijn antwoord over verkeershandhaving. Daar gaat het hier niet om. Het gaat hier om de Landelijke Eenheid die constateert dat er minder capaciteit beschikbaar is om staandehoudingen te kunnen verrichten ten aanzien van ernstige verkeersdelicten. Dat is van een andere orde dan dit terug te brengen naar het lokale niveau, waarover de Minister spreekt.
Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Ik heb het idee dat de Minister weer een goocheldoos cijfers over de Politieacademie tevoorschijn tovert. Het is heel vervelend als hij de Kamer verkeerd informeert. Daarom wil ik iets checken. Enkele jaren geleden was het budget van de Politieacademie 205 miljoen. Dit bedrag is in de afgelopen periode verlaagd naar circa 175 miljoen. Er kwam een taakstelling van 70 miljoen bovenop, dus er bleef 105 miljoen over. Dat is de helft. Dat is geen gat, maar het wegvagen van de helft van het geld. De academie moest van 1.700 fte naar 1.000 fte. In de conceptopleidingsplannen van de Nationale Politie zou staan dat het korpsbudget voor opleidingen wordt verlaagd van 65 miljoen naar 25 miljoen. Die plannen heeft de Kamer niet. Ik weet dat dus niet zeker. Hier had ik het over in het laatste interruptiedebatje met de Minister. Wil de Minister het conceptopleidingsplan naar de Kamer sturen, zodat wij onze controlerende taak kunnen uitvoeren? Als hij dat niet wil doen, kan hij dan een overzicht geven van het korpsbudget voor opleidingen van de afgelopen jaren en het komende jaar? We kunnen de cijfers dan zelf vergelijken. Eventuele misverstanden zijn dan de wereld uit.
Het is goed dat alle PTSS-zaken worden afgehandeld voor het einde van dit jaar. Ik wacht met spanning de uitkomsten van het overleg op 5 juli af.
Ik sluit me aan bij de opmerkingen van mevrouw Berndsen over Hulp voor Hulpverleners.
Tot slot het geweld tegen de politie. Ik wil even stilstaan bij de hogere strafeis. Het automatisch systeem van BOS/Polaris komt niet altijd tot die drie keer hogere straf. Er wordt vaak wel een hogere straf geëist, maar niet drie keer hoger zoals is afgesproken. Dat komt ook uit de onderzoeken van het OM en het WODC naar voren. Ik wil graag dat de Minister hierop actie onderneemt, zodat we daadwerkelijk komen tot het hanteren van de drie keer hogere strafeis, zoals ook in het regeerakkoord staat. Dat lijkt mij een mooi resultaat.
De heer De Rouwe (CDA): Voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Mijn vraag over het digitaal meldpunt van het Eindhovens Dagblad is nog niet beantwoord. Het verzoek was daarvoor open te staan. De Minister zegt terecht dat aangifte doen het visitekaartje van de politie is. Het is het eerste moment, het eerste contact. Dat is cruciaal. Het is goed om dit leergeld op te halen. Wellicht kan de Minister de Kamer informeren over de acties die hij gaat ondernemen als het meldpunt is gesloten.
Ik dank de Minister voor zijn alertheid op het geweld tegen politie, in het bijzonder ook tegen hun gezinnen. Het meest kwetsbare wat een agent heeft, is zijn gezin. Dat vraagt de allerhoogste prioriteit. Onderzoeken daarover volgen, dus daar spreken we nog over. Datzelfde geldt voor het onderzoek naar kindermisbruik en de wijze waarop een binnengekomen melding op een goede manier kan worden begeleid. Dat wachten we af. Daarover zal nadere beraadslaging plaatsvinden.
Ik heb toegezegd dat ik de Minister informeer over het rapportcijfer 4,7, dat de Nationale Politie begin dit jaar kreeg op basis van een eigen onderzoek. Ik kom mijn toezeggingen na, net als de Minister. Laten we deze discussie hier niet voortzetten. Mijn verzoek is of de Minister hiernaar wil kijken en de Kamer daar vervolgens over wil informeren. Dan kunnen we zien of we iets hebben gemist.
In dit overleg ging het ook even over de verkeersdelicten. Ik heb het artikel in De Telegraaf met veel interesse gelezen. Ik heb me er niet op voorbereid, maar er komt een algemeen overleg over verkeersveiligheid met beide Ministers. Daar kijken we naar uit. Daar doen we altijd goede zaken, dus ik sluit niet uit dat we dan op dit punt terugkomen.
Ik verlaat nu dit debat om naar mijn volgende vergadering te gaan. Ik dank de andere woordvoerders voor de gelegenheid om aan dit overleg deel te nemen.
De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. Ik sluit aan bij een punt dat mevrouw Kooiman en mevrouw Berndsen ook gemaakt hebben. Dan wordt het oppassen. Het betreft de stichting Hulp voor Hulpverleners. De Minister is in gesprek. Het moet zorgvuldig, maar soms is er verschil in het ervaren van tijdsduur. Een maand is voor de een niet hetzelfde als voor de ander. Voor een ministerie waar dagelijks veel moet gebeuren, is een maand zo voorbij, maar voor mensen die plannen hebben waar al een tijd welwillend naar wordt gekeken maar die ook voor hen persoonlijk veel betekenen, is een maand erg lang. Kan het goede gesprek constructief en duidelijk blijven? Als zaken na een heel lang traject worden afgewezen, is dat extra lastig als dat op grond van argumenten gebeurt die men van tevoren had kunnen verzinnen. De discussie spitst zich nu toe op de vraag of de politie en de Minister ruimte zien om dit extern te doen. Inhoudelijk kun je dit afwegen. Je kunt zeggen dat het aan de werkgever is om het te regelen, maar het kan ook vertrouwen geven als het op afstand staat. Daarin kun je wellicht samenwerken met andere hulpverleners. Dit soort vragen kun je stellen aan het begin van het proces. Het is belangrijk dat deze mensen meteen te horen krijgen welke deur opengaat, als er een deur dicht zou gaan. Het moet inhoudelijk goed worden geregeld. De VVD deelt de sympathie van de Minister voor de stichting en de ideeën die de stichting heeft ontwikkeld om de zaak te professionaliseren.
Mevrouw Helder sprak over het inbrekerswerktuig. In het verlengde daarvan zien we gemeenten worstelen met een fenomeen als de rooftas. De VVD-fracties in Utrecht en Amsterdam hebben daarover vragen gesteld. Men probeert het vaak via de algemene plaatselijke verordening (APV) te regelen. Dat lijkt me logisch. Het is prima als gemeenten het kunnen toespitsen. Het hoeft geen eenheidsworst te zijn. De vraag is of het überhaupt past binnen de APV, omdat zo'n rooftas in een winkel zit. Ik geloof niet dat die tas een dubbele functie heeft, dat je er ook aardbeien koud mee kunt houden. Zo'n tas is maar voor één ding geschikt: ellende en diefstal. Wil de Minister bezien of hij hetzij landelijk iets moet doen in wetgeving, hetzij de gemeenten moet helpen hiertegen op een goede manier te kunnen optreden?
Ik ben blij dat de Minister het eens is met het standpunt van de VVD over brandstofdiefstal. Eén keer stelen is ook stelen. Natuurlijk kan iemand het een keer vergeten, maar we hebben een goede rechtsstaat waarin je dat kunt aantonen. Dan vervalt de strafbaarheid, dan is er geen opzet in het spel en geen oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening. Daarin voorziet het systeem. Daar hoeven we niets bij te verzinnen. De geluiden dat het beleid of zelfs een wettelijke regeling is dat iemand drie keer moet stelen, waren wel stevig. Ik ben blij dat de Minister zegt dat het anders moet en dat hij hierover met het OM zal spreken. Ik hoef niet nu te horen hoe dat uitpakt, maar ik wil wel graag een datum hebben waarop wij horen hoe het gesprek is verlopen. Ik ben benieuwd naar het antwoord op de vraag die boven de markt zweeft, of de wet de aanpak verhindert of dat het toch wat anders ligt.
De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording. Ik heb nog drie punten. We spraken net over diversiteitsbeleid. Ik begrijp dat de Minister dit sterk betrekt op het onderzoek naar ethnic profiling, maar het zijn twee verschillende dingen. Ik wil graag duidelijkheid over de inspanningen die worden gepleegd om diversiteit binnen de politieorganisatie actief te realiseren.
De Minister sprak over het betrekken van burgers bij politiewerk. Daar zijn wij als fractie erg voor. Ik begrijp dat er bij de Vrije Universiteit een onderzoek loopt in opdracht van het ministerie. Wat is de stand van zaken van dat onderzoek? Hoe kijkt de Minister naar het betrekken van buurtbewoners bij lokale prioriteiten? Dat kan bijvoorbeeld door daarvoor een politiebudget beschikbaar te stellen. Ik ben benieuwd naar de visie van de Minister hierop. Die hoeft hij niet vandaag te geven, dat kan ook in de reactie op dat nieuwe onderzoek.
Tot slot de klachtenregeling. De onafhankelijke voorzitters moeten nog worden benoemd. Het gaat mij erom dat burgemeesters ook een stevige positie willen in het proces. Zij willen weten wie er geklaagd heeft. Zij hebben daarin een rol. Net zoals een wijkagent lokaal betrokken is, is een burgemeester betrokken bij zijn gemeente. Ik wil ook aandacht voor het feit dat veel mensen geen klacht indienen, omdat ze dat niet willen doen bij de agent die hen bijvoorbeeld net vernederd heeft. Dat is een drempel. Het is zaak zulke drempels weg te nemen, want ook de politie heeft er baat bij dat de klachten terechtkomen waar ze thuishoren, niet alleen de burger.
Mevrouw Berndsen (D66): Het verbaast mij een beetje dat de heer Marcouch hiermee komt. We hebben hierover uitvoerig gediscussieerd bij de totstandkoming van de nieuwe Politiewet. Daar hebben we gezegd dat de politie een lerende organisatie moet zijn. Als je alles in de klachtensfeer onafhankelijk maakt, krijgt de organisatie niet de gelegenheid om intern de zaken te verbeteren. Hoe wil de heer Marcouch het dan bewerkstelligen?
De heer Marcouch (PvdA): Ik ben het eens met mevrouw Berndsen. De klachten moeten zo veel mogelijk volgens de standaardprocedure lopen, maar ik wil ook mogelijkheden hebben voor mensen die de procedure, om welke reden dan ook, niet volgen. Dat is de werkelijkheid. Mensen zijn soms getraumatiseerd. Het uitgangspunt is dat men klachten indient bij de politie, bij het bedrijf waarover men klaagt. Er moet een mogelijkheid zijn voor het geval dat niet kan. Die mogelijkheid wil ik onderzocht hebben. Dat kan nu niet. Het is een gemis als het zo blijft.
Mevrouw Berndsen (D66): Dat kan wel. Mensen kunnen rechtstreeks naar de onafhankelijke klachtencommissie. Daar zit hem juist de kneep, want dat staat niet helder op de website van de politie. Daarom heb ik gevraagd of de klachtenprocedure meer naar voren kan worden gehaald en of de politie daar duidelijker over kan zijn.
De heer Marcouch (PvdA): Dan is het probleem eenvoudig op te lossen. Feit is wel dat nu veel mensen worden verwezen naar het wijkbureau. Ze moeten hun klacht indienen bij de chef van degene over wie ze wat te klagen hebben. Dat werkt voor veel mensen wel, maar voor veel anderen niet. Dat moeten we oplossen, want het is goed voor de politie en voor de burgers dat de klacht binnenkomt.
Minister Opstelten: Voorzitter. Dank aan de woordvoerders voor hun vragen in tweede termijn.
We volgen het aangifteproces continu. De Kamerleden kunnen ervan op aan dat het mijn blijvende aandacht heeft.
De 200%-BOS/Polarisrichtlijn is door bijna alle woordvoerders genoemd. Ik heb hem in overleg met de toenmalige voorzitter van het College van procureurs-generaal, de heer Brouwer, geformuleerd. Ik herhaal wat ik eerder heb gezegd. We hameren er continu op, maar iedere officier van justitie is rechtstatelijk gehouden bij de uitvoering hiervan andere factoren mee te wegen in zijn of haar opsporingsbeleid en conclusie. We volgen het op de voet. Ik benadruk dat het OM dit beleid uitdraagt naar de mensen die het betreft.
Mevrouw Helder (PVV): Ik heb er niets op tegen dat het OM andere factoren meeweegt. Zo hoort het. Het is echter meewegen, waarop vervolgens het antwoord uitblijft. Zo blijft de 90% die door de rechterlijke macht wordt gevolgd in de lucht hangen. Dat zijn zaken waarin de hogere straf wel wordt geëist, waarin het wegen heeft geleid tot uitvoering van de richtlijn. Kan de Minister cijfers geven waaruit blijkt wanneer het meewegen wel en niet heeft geleid tot een hogere eis? Dan kunnen we de 90% beter plaatsen. Hij kan deze informatie meenemen in de volgende voortgangsrapportage.
Minister Opstelten: Ik zal dit punt aan de orde stellen in het overleg met het OM en in de voortgangsrapportages die wij hierover maken. Ik wil wel voorkomen dat we het OM en daardoor de politie belasten met extra administratieve lasten. Dat is niet de bedoeling. Het punt is genoteerd en heeft mijn serieuze aandacht.
Over de taakstraffen ben ik helder geweest.
Het WODC-rapport waarin ook het hebben van inbrekerswerktuigen wordt meegenomen, komt dit jaar.
Ik zal de effectiviteit van de handpalmafdruk nogmaals nagaan en met het OM bespreken. Ik zeg toe dat ik daar schriftelijk op reageer. De vraag van mevrouw Helder is begrijpelijk, maar er spelen verschillende aspecten van juridische en technische aard. Ik bericht de Kamer na het reces hierover.
Ik verval in antwoord op de vraag van mevrouw Berndsen over de financiën niet in een herhaling van zetten. Ik neem het punt heel serieus, daar hoeft geen twijfel over te bestaan. Ik was daarom trots op de wijze waarop de politie dit eerste jaar heeft geacteerd. Het was allemaal nieuw, maar het was in een keer goed. Het is een meerjarenraming en een meerjarensturing van de sterkte. In zo'n grote reorganisatie weet je niet alles van tevoren. De doelstelling van de vorige kabinetten waarin ik zitting had, is altijd 49.500 fte geweest. Dat hebben we nu ook gehanteerd. Er is wel een sterktebijstelling naar 49.800 fte. Dat is een structurele ophoging van 300 fte. We nemen de financiën heel serieus. Het is ingewikkeld om dit proces te sturen. We zullen elkaar goed in de gaten houden op dit punt. Dat waardeer ik.
Ik zal het Programma Mentale Weerbaarheid in de voortgangsrapportage meenemen.
Bij de Landelijke Eenheid is op de afdeling Verkeersdelicten niet minder capaciteit aanwezig. Die misvatting wil ik wegnemen. Er wordt gestuurd op verkeersveiligheid, niet op het aantal boetes. Het gezag prioriteert op onderwerpen binnen de verkeershandhaving. Ik kom hier in het algemeen overleg over verkeersveiligheid graag op terug.
Ik kan mijn betoog aan mevrouw Kooiman uit eerste termijn herhalen. Dat zijn de juiste cijfers. Ik hou ook niet van die welles-nietesdiscussies over cijfers. Ik zeg toe dat ik het voor de Kamer in een brief op een rijtje zet. Dat kan op heel korte termijn.
Mevrouw Kooiman (SP): Het is fijn als het budget wordt afgezet tegen dat van de afgelopen jaren. Ik wil zicht hebben op het korpsbudget. Ik denk dat dit voor ons allemaal geldt. De korpschef heeft in het rondetafelgesprek toegezegd dat er niet wordt bezuinigd op het politieonderwijs. Hij vindt dat heel belangrijk. Ik wil daar dus zicht op hebben.
Minister Opstelten: Ik heb dat ook gezegd in het rondetafelgesprek. Ik zal de cijfers in een brief vatten. De Kamer ontvangt die voor de behandeling van de begroting.
Mevrouw Kooiman (SP): Het is fijn als dat ruim voor de begroting kan. We moeten de informatie goed kunnen bestuderen.
Minister Opstelten: Het is niet ingewikkeld om de cijfers te verzamelen, maar ik wil het wel op een passend moment doen. Het is onderdeel van de begrotingsvoorbereiding. Het moge duidelijk zijn dat ik hierover geen zorgen heb. Het is vervelend als cijfers kennelijk nog niet duidelijk zijn. Ik moet die duidelijkheid geven en ik doe dat graag. De Kamer heeft de gegevens met Prinsjesdag.
Ik ken het digitale meldpunt van het Eindhovens Dagblad niet. Ook die krant lezen we niet elke dag. Ik zal de Kamer hierover schriftelijk informeren. Alles wat de aangifte gemakkelijker maakt, heeft in principe mijn steun. Ik moet even weten waar het precies over gaat. Ik dank de heer De Rouwe voor zijn informatie.
We hadden recent een goed gesprek met Hulp voor Hulpverleners, dat wordt voortgezet op 5 juli. Het is een heel constructief overleg. Ik sta positief tegenover de stichting, maar het is niet nodig dat zij dingen doet die wij al doen en moeten doen. We bekijken welke dingen zij wel moeten doen en wat daar tegenover staat.
Ik kom bij de rooftassen. Ik zal met de politie en met de VNG in het Strategisch Beraad Veiligheid bespreken of er in verband met de APV behoefte is aan landelijke maatregelen. Wij kennen die signalen niet. We bekijken het en informeren de Kamer daarover. Dat kan in één brief.
De regeling voor brandstofdiefstal is geformuleerd in richtlijnen van het OM. Dat is geen wetgeving. Ik kan me niet voorstellen dat hiervoor wetgeving moet worden veranderd. Misschien dat de richtlijn daartoe aanleiding geeft. Ik bespreek het met het OM. Ik zal in de brief over de rooftassen de Kamer ook over de stand van zaken op dit punt informeren. Dat moet snel kunnen.
De heer Marcouch heeft gelijk met zijn betoog over diversiteit. Het betreft de vorming van de basiseenheden en de districtsrecherches. Het is niet alleen een reactie op het onderzoek van de Universiteit Leiden, het is breder. We zullen het onderzoek als vehikel gebruiken om te reageren op dit punt.
Ik moet nagaan wat de stand van zaken is in het onderzoek naar het betrekken van burgers bij de opsporing. Ik neem dat mee in mijn brief.
We gaan de klachtenregeling uitvoeren zoals die in de wet is overeengekomen. We zorgen dat dit goed en professioneel op de website naar voren komt. De burgemeester wordt overigens altijd geïnformeerd over de klachten die zich in zijn of haar gemeente voordoen. De klachtenbehandeling wordt onderzocht door de commissie-Rinnooy Kan en wordt ook meegenomen in de volgende ronde van de IVenJ, inclusief de eerste bejegening van de klager door de politie. Ik heb de IVenJ gevraagd de twee punten door te lichten.
De voorzitter: Daarmee zijn we aan het einde van de tweede termijn van de Minister. Er zijn veel toezeggingen gedaan. Luistert u goed mee. Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd.
− De Minister zal de Kamer zo snel mogelijk na 5 juli een terugkoppeling geven van de uitkomsten van het CGOP over PTSS.
− In het najaar stuurt de Minister het onderzoek van de Politieacademie naar werkgerelateerd geweld in de privésfeer van agenten, met een beleidsreactie aan de Kamer toe.
− De Minister stuurt de Kamer zo snel mogelijk de kabinetsreactie op het rapport inzake ethnic profiling bij de politie van de Universiteit Leiden.
− Dit jaar nog wordt het WODC-rapport over inbrekerswerktuigen naar de Kamer gestuurd.
− Na het zomerreces komt er een brief over de handpalmafdruk.
− De Kamer krijgt voor de begrotingsbehandeling een overzicht van het korpsopleidingsbudget van de afgelopen en komende jaren.
− De Kamer ontvangt een schriftelijke reactie op het digitaal meldpunt van het Eindhovens Dagblad.
− De Kamer ontvangt een reactie op het waarderingscijfer van 4,7 voor de Nationale Politie.
− De Minister overlegt met de VNG over rooftassen en informeert de Kamer over de uitkomsten.
− De Minister informeert de Kamer over de uitkomsten van het overleg met het OM over brandstofdiefstal.
De heer Dijkhoff (VVD): Is er een indicatie voor een termijn op de laatste twee punten?
Minister Opstelten: Het is ook mijn taak om het de Kamerleden gemakkelijk te maken. Ik stuur alle informatie in één brief aan de Kamer toe. Dat wordt na het zomerreces, maar voor de begrotingsbehandeling.
De voorzitter: Er is een VAO aangevraagd, met als eerste spreker mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (PVV): Ik handhaaf dat ondanks de toezeggingen. Dank aan de Minister voor de toezegging over de handpalmafdruk. Als het resultaat van de check echter is dat de Minister het nu prima vindt, verschil ik met hem van mening. Ik wil dan mijn motie achter de hand hebben, zodat ik een uitspraak van de Kamer kan vragen. Ik wacht het antwoord van de Minister af, maar dien de motie wel in.
De voorzitter: Dan zijn we aan het einde van dit overleg. Ik dank de mensen op de publieke tribune, de Minister, zijn ambtenaren en mijn collega's.
Sluiting 13.20 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29628-464.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.