Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 april 2013
Op 12 maart 2013 heb ik uw Kamer op de hoogte gebracht van de stand van zaken omtrent
de meldkamerlocaties van de regionale eenheden Midden-Nederland en Noord-Holland (Kamerstuk
29 628, nr. 373). In die brief heb ik u geïnformeerd dat er voor de meldkamerlocatie in Noord-Holland
nog geen bestuurlijk draagvlak bestond.
Tijdens het Algemeen Overleg van 13 maart jl. heb ik uw Kamer toegezegd een financiële
vergelijking te laten maken tussen de mogelijke meldkamerlocaties Schiphol en Alkmaar.
Ik heb aangegeven dat de Auditdienst Rijk deze financiële vergelijking zal uitvoeren.
In het overleg is ook afgesproken om een risicoanalyse te laten uitvoeren naar de
meldkamerlocatie Schiphol door een onafhankelijke instantie. Ik heb TNO verzocht deze
risicoanalyse van de meldkamerlocatie Schiphol uit te voeren.
Conform mijn toezegging tijdens het Algemeen overleg informeer ik u over de opdrachtformulering
van beide onderzoeken.
De opdrachtformulering voor de risicoanalyse door TNO, is als volgt:
-
• breng de locatiespecifieke risico’s van de beoogde meldkamerlocatie Schiphol naast
de A4 in kaart.
-
• beschouw het effect van de genomen en voorziene maatregelen op de onderkende risico’s
en
-
• geef aan welke maatregelen eventueel nog te treffen zijn.
In het onderzoek ligt de nadruk op risico’s die onderscheidend zijn voor de beoogde
meldkamerlocatie op Schiphol. Hierbij worden alle risico’s en dreigingen bekeken en
wordt ook specifiek aandacht besteed aan de punten die in het Algemeen Overleg naar
voren zijn gebracht. TNO kijkt hierbij naar de volgende potentiële risico’s:
-
• het neerstorten van vliegtuigen;
-
• ongelukken met gevaarlijke stoffen;
-
• terreurdreiging;
-
• ernstige verkeerscongestie (o.a. treinongeluk in de spoortunnel);
-
• overstromingsdreiging mede verband houdend met extreem weer;
-
• onderbrekingen in de energievoorziening en ICT en
-
• op uw verzoek wordt tevens gekeken naar internationale ervaringen met meldkamerlocaties
waaronder de ervaringen met de aanslagen in New York van 11 september 2001.
De opdrachtformulering voor het financiële onderzoek door de Auditdienst Rijk is als
volgt: «Is er – geredeneerd vanuit het perspectief van de burger – een substantieel kostenverschil
te verwachten tussen de meldkamerlocaties van Alkmaar en Schiphol?»
Bij deze formulering worden de volgende opmerkingen geplaatst:
-
• voor de locatie Alkmaar wordt ten behoeve van het onderzoek verondersteld dat er nieuwbouw
voor de politie zal plaatsvinden. De meldkamer zou dan naast politie, diensten van
de veiligheidsregio Noord-Holland-Noord en GGD deze nieuwbouw betrekken;
-
• gelet op de voor het onderzoek beschikbare tijd wordt de door de ADR voorgestelde
onderzoeksmethodiek gehanteerd waarbij een studie van bestaande bronnen wordt gecombineerd
met interviews met de stellers van deze documenten.
Ik wil nogmaals benadrukken, dat ik mijn besluit voor de juiste locatiekeuze zal nemen
mede op basis van de uitkomsten van de genoemde onderzoeken en het benodigde bestuurlijke
draagvlak. In mei zal ik uw Kamer informeren over de resultaten van deze onderzoeken,
de locatie keuze en de stand van zaken van het traject «meldkamer van de toekomst».
Ten slotte maak ik van de gelegenheid gebruik om met deze brief terug te komen op
een door mij gedane uitspraak tijdens het Algemeen Overleg van 13 maart jl. Daarbij
heb ik aangegeven dat het Openbaar Ministerie tot nieuwbouw in Groningen zal overgaan.
Dit berust echter op een misverstand. Van nieuwbouw is geen sprake. Het Openbaar Ministerie
maakt door tussenkomst van de Rijksgebouwendienst gebruik van een bestaand pand.
De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten