29 628 Politie

Nr. 216 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juli 2010

Tijdens het spoeddebat van uw Kamer woensdag, 23 juni 2010 over de 13 politiekorpsen die onder preventief toezicht zijn geplaatst, is door het lid Van Raak een motie ingediend (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 628, nr. 212) In deze motie verzoekt de indiener «deze demissionaire regering, de invulling van de bezuinigingen op de politie te stoppen».

Op dinsdag 29 juni 2010 is de motie bij stemming aangenomen, met het verzoek aan het Kabinet om per omgaande aan te geven op welke wijze de motie wordt uitgevoerd.

Ik heb kennis genomen van deze motie. Blijkens de procedurevergadering van 1 juli jl. heeft uw Kamer aangegeven ervan uit te gaan dat de motie wordt meegenomen bij de begroting van 2011. T.a.v. de huidige begroting kan ik melden dat er geen verdere ombuigingen voor 2010 voorzien zijn. De uitgaven voor de politie waartoe de Staten-Generaal mij bij de aanvaarde begroting voor 2010 heeft gemachtigd zullen volledig worden gedaan.

De motie zal, zoals gevraagd, worden betrokken bij de voorbereiding en behandeling van de begroting 2011, dan wel aan de orde komen bij de besprekingen over de vorming van een nieuw kabinet. Gezien de demissionaire status van dit kabinet kunnen hierover thans geen toezeggingen worden gedaan.

Overigens merk ik op dat bij de uitvoering van de begroting in overleg met het dagelijks bestuur van het korpsbeheerdersberaad gekozen is voor een invulling waarbij de operationele sterkte (blauw op straat en recherche) prioriteit heeft ten opzichte van overheadkosten. Gestreefd wordt naar het zo doelmatig mogelijk uitgeven van de gelden door o.a. te werken aan het Politiedienstencentrum, gezamenlijke inkoop en overhead reductie.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven