29 544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 406 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2012

Hierbij zend ik uw Kamer, mede namens de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een bundel rapporten van recent afgerond onderzoek1. Tegelijk reageer ik op de brief van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 april 2012, met het verzoek om voor de toekomst onderzoeksrapportages afzonderlijk aan de Kamer aan te bieden in plaats van gebundeld.

Gebundelde verzending onderzoeken

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft verzocht om af te stappen van de gebundelde toezending van onderzoeksrapport naar de Tweede Kamer. Dit omdat de gebundelde rapporten op diverse beleidsterreinen betrekking hebben en het voor de commissie niet goed mogelijk zou zijn om één besluit over de wijze van behandeling te nemen. Ook zou het onduidelijk zijn welk onderdeel van de aanbiedingsbrief en welke bijlage bij deze brief geagendeerd moet worden voor welk algemeen overleg.

Ik begrijp de wens, maar ik wil graag vasthouden aan het streven om nieuwe onderzoeksrapportages drie maal per jaar gebundeld aan uw Kamer aan te bieden. Het voordeel hiervan is dat op een ordelijke, ongefragmenteerde en efficiënte wijze een overzicht wordt geboden van de afgeronde onderzoeken. Uiteraard zullen toezeggingen gestand gedaan worden en zullen spoedeisende en/of politiek gevoelige onderzoeken zo spoedig mogelijk aan uw Kamer worden aangeboden. Daarnaast zal ik in deze en toekomstige gebundelde verzending van onderzoeken rekening houden met de wensen van uw Kamer. In het bijzonder zal voortaan duidelijk worden aangegeven bij welke onderwerpen in algemene overleggen de verschillende onderzoeken en beleidsreacties het beste besproken kunnen worden.

Onderzoeksrapportages

Deze toezending betreft de volgende rapportages die in de bijlage nader afzonderlijk besproken worden:

  • 1. Evaluatie Wet Participatieplaatsen

  • 2. Monitor Arbeidsmarkt

  • 3. Inspectierapport Metaal

  • 4. Inspectierapport Grond-, weg- en waterbouw

  • 5. Inspectierapport Agressie en geweld

  • 6. Inspectierapport Kiezen voor het delen van informatie

Relatie met Algemene overleggen

De eerste twee onderzoeken lijken relevant voor het eerstvolgende Algemeen Overleg Arbeidsmarkt. De vier inspectierapporten zouden geagendeerd kunnen worden voor het eerstvolgende Algemeen Overleg Arbeidsomstandigheden.

Relatie met moties en toezeggingen

In de Monitor Arbeidsmarkt april 2012 wordt ingegaan op de bijeenkomst op 28 maart van de staatssecretaris met diverse organisaties waarin afspraken zijn gemaakt om de overgang tussen praktijkonderwijs en speciaal onderwijs naar de arbeidsmarkt beter te laten verlopen. Dit komt tegemoet aan de motie Sterk (Kamerstukken II, 2011/12, 33 000 XV, nr. 41).

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. G. J. Kamp

Beleidsreacties per onderzoek

1 Evaluatie Wet Participatieplaatsen

In het rapport wordt de wet geëvalueerd waarmee de participatieplaatsen mogelijk zijn gemaakt (Stb. 2008, 284), hierna te noemen de Wet participatieplaatsen. In de Wet stimulering arbeidsparticipatie (Stb. 2008, 590) zijn de voorwaarden van de participatieplaatsen nader aangevuld. In de Wet participatieplaatsen is bepaald dat de Staten-Generaal binnen vier jaar een verslag ontvangt over de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk.

De evaluatie is uitgevoerd door Research voor Beleid en EIM.

Participatieplaatsen zijn tijdelijke, onbeloonde en additionele werkzaamheden met behoud van uitkering in het kader van de re-integratie van uitkeringsgerechtigden met een kleine kans op inschakeling in het arbeidsproces en die daardoor vooralsnog niet bemiddelbaar zijn op de arbeidsmarkt.

Enkele belangrijke bevindingen uit het onderzoek:

  • Het aantal gemeenten dat gebruik maakt van het instrument neemt toe van achttien procent in 2009 tot dertig procent medio 2011. UWV zet het instrument beperkt in.

  • Gemeenten hebben in de periode 2009 tot medio 2011 in totaal 14 000 nieuwe participatieplaatsen gerealiseerd. Medio 2011 zetten de gemeenten gezamenlijk bijna 6 000 participatieplaatsen in.

  • Participatieplaatsen zijn niet primair gericht op uitstroom naar werk, omdat deze vooral zijn bedoeld voor personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. De doorstroom naar regulier werk varieert in de onderzoeksperiode van 15 tot 22 procent.

  • Een meerderheid van de gemeenten vindt het instrument van toegevoegde waarde. Veel gemeenten zien echter voldoende alternatieven voor de doelgroep. Bij deze alternatieven ontbreken de eisen van scholing, additionaliteit en premies, die de participatieplaats tot een betrekkelijk duur instrument maken.

Uit de evaluatie komt verder naar voren dat gemeenten van mening verschillen over de vraag of premies aan de deelnemers doeltreffend zijn. Een deel van de gemeenten vindt het een rem op doorstroom naar regulier werk. Dit roept de vraag op of er sprake moet zijn van een premie bij deelname aan een participatieplaats.

2 Monitor Arbeidsmarkt

De Monitor Arbeidsmarkt bericht de Kamer tweemaal per jaar over de meest recente ontwikkelingen op het gebied van de werkgelegenheid en werkloosheid, arbeidsmarktmaatregelen, uitkeringen, en re-integratie inspanningen.

De kernboodschap van de Monitor Arbeidsmarkt april 2012:

  • Na de economische krimp in 2009 trok de economie in 2010 weer aan met 1,7 procent. In 2011 kon deze groei door de eurocrisis niet worden vastgehouden. In het derde en vierde kwartaal van 2011 was sprake van krimp, waarmee de Nederlandse economie weer in een recessie kwam.

  • Zowel de werkgelegenheid als de werkloosheid is van 2010 op 2011 vrijwel gelijk gebleven, op (afgerond) 7,4 miljoen werkenden respectievelijk 420 duizend werklozen (5,4%).

  • Ondanks deze ontwikkeling hebben veel werklozen in 2011 de stap naar werk kunnen maken door gebruik te maken van de baanopeningen die er – ook in deze arbeidsmarkt – zijn. Zij deden dat vaak ook op eigen kracht, en soms met hulp in de vorm van re-integratie.

In de Monitor Arbeidsmarkt april 2012 wordt ook ingegaan op de bijeenkomst op 28 maart van de staatssecretaris met diverse organisaties waarin afspraken zijn gemaakt om de overgang tussen praktijkonderwijs en speciaal onderwijs naar de arbeidsmarkt beter te laten verlopen. Dit in relatie tot de motie Sterk (Kamerstukken II, 2011/12, 33 000 XV, nr. 41).

3 / 4 Inspectierapportages Metaal en Grond-, weg- en waterbouw

In de geïnspecteerde sectoren worden door werkgevers en werknemers activiteiten ontwikkeld en uitgevoerd gericht op het verbeteren van de veiligheid en gezondheid van werknemers. Zo hebben de sociale partners in deze sectoren arbocatalogi opgesteld. Voor het beheersen van allerlei risico’s, zoals lasrook en schadelijk geluid, zijn daarin oplossingen en aanpakken geformuleerd. Voorts zijn sociale partners in de metaalsector actief in het programma 5x beter. Dit programma wordt gefinancierd door de sector zelf en voorziet in ondersteuning en advisering van bedrijven op het gebied van gezond en veilig werken. Ik ben blij dat te kunnen vaststellen. De zelfwerkzaamheid is goed op gang gekomen. Ik beschouw de initiatieven als waardevol en hoop dat deze worden voortgezet.

De rapportages van de Inspectie laten ook zien dat verbeteringen mogelijk en noodzakelijk zijn. Belangrijke risico’s in de metaal zijn machineveiligheid, onveilige arbeidsplaatsen, gevaarlijke stoffen, geluid en fysieke belasting. Met vijf dodelijke en 175 ernstige ongevallen was het aantal dodelijke en ernstige ongevallen in 2010 in de metaalsector twee keer zo hoog als het gemiddelde in Nederland. In de grond-, weg- en waterbouw (GWW) zijn fysieke belasting, geluid en aanrijdgevaar belangrijke risico’s. Eén op de drie werknemers in de GWW heeft klachten als gevolg van fysieke belasting en één op de achttien werknemers verzuimt jaarlijks vanwege een ongeval.

Gezond en veilig werken is primair een verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Ik roep werkgevers en werknemers daarom op om zelf met oplossingen te komen om deze risico’s in de metaal en de grond, weg en waterbouw aan te pakken, bijvoorbeeld door bij de verdere ontwikkeling van arbocatalogi daarover afspraken te maken en te zorgen voor doorwerking daarvan naar de werkvloer.

Met de sectoraanpakken ondersteunt de Inspectie SZW werkgevers en werknemers bij het verder verbeteren van arbeidsomstandigheden. Dit gebeurt onder andere met voorlichting in vakbladen, met branchebrochures en door tijdens inspecties te wijzen op goede voorbeelden uit de sector zelf. Daarnaast blijft de Inspectie actief inspecteren in beide sectoren. In 2012 en 2013 worden diverse inspectieprojecten uitgevoerd. Dit gebeurt risicogericht, zodat de inspectiecapaciteit daar wordt ingezet waar deze het hardst nodig is. Bedrijven die de regels stelselmatig overtreden worden hard aangepakt en sneller beboet.

5. Inspectierapport Agressie en geweld

Het totaalbeeld uit ongeveer 2 550 inspecties verricht bij ca. 1 800 organisaties is dat maatregelen ter bescherming tegen agressie en geweld meer aandacht hebben gekregen de afgelopen jaren. Brancheorganisaties en werkgevers zien in toenemende mate de noodzaak tot het nemen van concrete maatregelen. Steeds vaker worden trainingen gegeven aan personeel en worden meldingen geregistreerd en opgevolgd. Positief vind ik dat gemeenten, UWV en de veiligheidregio’s steeds vaker speciale agressie-coördinatoren benoemen en hiermee structureel aandacht geven aan dit onderwerp. Ook over de aanpak van de Taskforce Veiliger Openbaar Vervoer ben ik positief. Als OV bedrijven op deze wijze doorgaan is er geen aanleiding om op korte termijn opnieuw op dit onderwerp bij deze bedrijven te gaan inspecteren. Binnen de sector van de gerechtsdeurwaarders zie ik als positieve ontwikkeling het opnemen van het agressieprotocol in de tweejaarlijkse audits van gerechtsdeurwaarderskantoren. Ik roep ook andere organisaties op dergelijke goede praktijken over te nemen.

In een aantal sectoren zijn echter nog wel verdere stappen nodig. Meer aandacht voor melden, registreren, terugkoppelen, analyseren en evalueren van gebeurtenissen met agressie en geweld is nodig om te komen tot een betere en concrete maatregelen op de werkvloer. Ook voorlichting en instructie kunnen nog verder verbeterd worden. Tot slot moeten organisaties meer aandacht schenken aan het doorvertalen van hun beleid ten aanzien van agressie en geweld, naar concrete acties op de werkvloer. De aanpak van agressie en geweld heeft de hoogste prioriteit. Ik vind agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak totaal onaanvaardbaar.

De Inspectie SZW zal blijven inspecteren bij de organisaties die tot de veelovertreders behoorden. De inspectie blijft daarbij gebruik maken van het voorlichtingsmateriaal dat vanuit het Programma is ontwikkeld, zoals de flyer en Zelfinspectietool. Daarnaast loopt inmiddels een programma in de zorg, met aandacht voor psychosociale arbeidsrisico’s (waarvan agressie en geweld ook deel uitmaakt).

6. Inspectierapport Kiezen voor het delen van informatie

De Inspectie SZW heeft onderzoek gedaan naar de werking van het protocol over de wederzijdse informatie-uitwisseling tussen de inspectie en de certificerende- en keurende instellingen (cki’s). Het protocol is een bilaterale afspraak tussen de Inspectie SZW en de cki’s. De evaluatie beslaat de periode 2010/2011. De evaluatie wijst uit dat cki’s bereid zijn om te handelen op basis van aangeleverde informatie vanuit de Inspectie SZW en tevens dat zij relevante informatie aanleveren naar de Inspectie SZW. Ik vind dit een goede uitkomst. De evaluatie wijst ook uit dat er (nog) onderlinge interpretatieverschillen zijn tussen cki’s bij de toepassing van het protocol. In 2012 zijn zowel het informatie-uitwisselingsprotocol als de vigerende regelgeving gewijzigd. Bij deze wijziging is het protocol beter sluitend gemaakt met de regelgeving.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven