De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat slechts 30% van het zorgpersoneel is gevaccineerd tegen griep en
dat deskundigen stellen dat patiënten beter beschermd zijn bij een fors hogere vaccinatiegraad;
constaterende dat Staatssecretaris Blokhuis nu onderzoekt of de jaarlijkse griepprik
verplicht kan worden gesteld voor (al het) zorgpersoneel en dat de uitkomsten er in
het najaar zijn;
overwegende dat een lage vaccinatiegraad van zorgpersoneel tegen griep met name in
bijvoorbeeld de acute zorg nadelige gevolgen kan hebben, omdat enerzijds personeel
dan sneller de griep krijgt en uitvalt (en de personeelstekorten al groot zijn), en
omdat anderzijds kwetsbare patiënten dan sneller met het griepvirus in aanraking kunnen
komen;
overwegende dat er veel weerstand is van zorgpersoneel tegen een algehele verplichting
voor de griepprik, maar dat het onderzoek van de Staatssecretaris vooralsnog alleen
daarop toeziet;
overwegende dat het voor zorginstellingen (bijvoorbeeld in de acute zorg) juridisch
nu nog niet mogelijk dan wel lastig is om in de arbeidsvoorwaarden afspraken te maken
over de griepprik;
overwegende dat deze minder vergaande variant wellicht minder weerstand oproept en
juist meer kan bijdragen aan bewustwording onder nieuwe medewerkers, en daarmee ook
aan een hogere vaccinatiegraad en betere bescherming van kwetsbare patiënten;
verzoekt de regering, in het onderzoek ook als optie mee te nemen «het in de arbeidsvoorwaarden
kunnen opnemen van afspraken over de griepprik door zorginstellingen»,
en gaat over tot de orde van de dag.