Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 november 2012
Hierbij informeer ik u, conform artikel 8 van de Wet marktordening gezondheidszorg
(WMG), over de zakelijke inhoud van de aanwijzing die ik van plan ben op grond van
artikel 7 van die wet aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) te geven. Ik ga niet
eerder over tot het geven van de aanwijzing dan dertig dagen na verzending van deze
brief. Indien van de zijde van de Kamers der Staten-Generaal geen vragen zijn gesteld,
verzend ik de aanwijzing aan de NZa zo spoedig mogelijk na die periode. Indien van
de zijde van de Kamers wel vragen zijn gesteld zal ik die beantwoorden en daarna –
afhankelijk van de vragen – zo spoedig mogelijk de aanwijzing aan de NZa verzenden.
Van de aanwijzing wordt mededeling gedaan door publicatie in de Staatscourant.
Zoals toegelicht in de voorhangbrief «Integrale tarieven langdurige zorg en de gehele
ggz» van 1 juli 20111 en de voorhangbrief «Invoering prestatiebekostiging tweedelijns curatieve ggz» van
21 februari 20122 zullen per 2013 de kapitaallasten in de hele geestelijke gezondheidszorg (ggz) worden
bekostigd op basis van zogenaamde normatieve huisvestingscomponenten (nhc’s). Een
normatieve huisvestingscomponent (nhc) is een normatieve vergoeding voor (vervangende)
nieuwbouw en instandhouding per dbc-verblijfsdag. Binnen de AWBZ-gefinancierde ggz
zijn de nhc’s al per 2012 geïntroduceerd. Per 2013 volgt nu ook de introductie van
de nhc in de tweedelijns curatieve (Zvw-gefinancierde) ggz.
De introductie van de nhc als basis voor de bekostiging van kapitaallasten in de gehele
ggz betekent dat vanaf dan de huidige gebudgetteerde ggz-instellingen ook risico gaan
lopen over hun totale ggz-vastgoed. Instellingen worden dan namelijk – ook voor wat
betreft hun curatieve ggz gerelateerde kapitaallasten – niet meer (geheel) nagecalculeerd
op hun werkelijke kapitaallasten. In plaats daarvan wordt de vergoeding die zij ter
dekking van hun kapitaallasten ontvangen (aanvankelijk deels en uiteindelijk geheel)
productieafhankelijk.
Om dit proces verantwoord te laten verlopen is door de NZa – in lijn met de al genoemde
voorhangbrief van 1 juli 2011 en de daarop volgende aanwijzing aan de NZa3 – een overgangsregeling vastgesteld.4 Deze overgangsregeling voorziet erin dat instellingen voor een steeds kleiner percentage
worden nagecalculeerd op hun werkelijke kapitaallasten en dat de gerealiseerde nhc-productie
van instellingen (waarover tussen aanbieder en verzekeraar overeenstemming is) voor
een steeds groter percentage bepalend wordt voor de vergoeding die instellingen per
saldo ontvangen ter dekking van hun kapitaallasten. Deze overgangsregeling loopt tot
en met 31 december 2017. Dat betekent dat instellingen met ingang van 1 januari 2018
niet meer (ook niet voor een deel) worden nagecalculeerd op hun werkelijke kapitaallasten,
maar uitsluitend nog normatieve huisvestingscomponenten ontvangen ter dekking van
hun kapitaallasten.
In de beleidsregels van de NZa is nog niet vastgesteld hoe de financiële verrekening
van de overgangsregeling plaatsvindt. Ik zal de NZa een aanwijzing geven om deze verrekening
via het Zorgverzekeringsfonds te laten verlopen. Dit betekent dat, voor zover de nhc-omzet
van een instelling5 afwijkt van waar die instelling op grond van de overgangsregeling recht op heeft,
het verschil wordt verrekend met het Zorgverzekeringsfonds. Als de nhc-omzet hoger
is dan waar de instelling op basis van de overgangsregeling recht op heeft, moet de
instelling het meerdere afdragen aan het Zorgverzekeringsfonds. Als de nhc-omzet kleiner
is dan waar de instelling op basis van de overgangsregeling recht op heeft, ontvangt
de instelling het verschil uit het Zorgverzekeringsfonds door middel van het instrument
«beschikbaarheidbijdrage». In verband met de inzet van het instrument «beschikbaarheidbijdrage»
is een aanwijzing aan de NZa op grond van artikel 59 van de WMG noodzakelijk.
Ik hoop u op deze wijze voldoende te hebben geïnformeerd.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. I. Schippers