Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 21501-28 nr. 167 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 21501-28 nr. 167 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 november 2017
Inleiding
Op 13 november jl. vond de Raad Buitenlandse Zaken met Ministers van Defensie plaats in Brussel. Na de ondertekening van de gezamenlijke notificatie voor deelname aan Permanent gestructureerde samenwerking (PESCO), hadden de Ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken een gezamenlijke werklunch waarin zij spraken over PESCO en het Europees Defensiefonds. Daarna spraken de Ministers van Defensie over EU-Navo samenwerking en kwamen zij bijeen als bestuursraad van het Europees Defensie Agentschap. Hierbij bied ik u het verslag van deze vergadering aan.
Agenda onderwerp 1: Gezamenlijke werklunch met Ministers van Buitenlandse Zaken over veiligheid en defensie
De Ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken van 231 lidstaten, waaronder Minister Zijlstra en ikzelf, ondertekenden tijdens een gezamenlijke ceremonie voorafgaand aan de werklunch de gezamenlijke notificatie voor PESCO. Hiermee informeerden zij de Raad en EU Hoge Vertegenwoordiger (HV) over hun voornemen om aan PESCO deel te nemen. Met deze notificatie zal de permanent gestructureerde samenwerking na een besluit in de Raad Buitenlandse Zaken van 11 december a.s. een feit zijn.
Concreet richt PESCO zich op het gezamenlijk ontwikkelen en aanschaffen van defensiecapaciteiten en op de bereidheid tot deelname aan EU-missies en operaties. Hiermee zijn schaalvoordelen en een verbeterde interoperabiliteit te behalen.
Nu is het van belang om de gestructureerde samenwerking concreet te maken. De komende periode zullen diverse PESCO-projecten worden opgestart. Daarin zullen PESCO-leden in kleinere verbanden in specifieke projecten op het gebied van capaciteitsontwikkeling en voorbereidingen op EU-missies en operaties gaan samenwerken.
Door de PESCO-notificatie te ondertekenen, kiest Nederland ervoor om binnen de EU op defensiegebied efficiënter en nauwer met elkaar samen te werken. Deze meer gestructureerde manier van samenwerken moet ervoor zorgen dat Europese defensiesamenwerking de norm wordt in plaats van de uitzondering. Daar waar Nederland op defensiegebied al intensief samenwerkt met strategische partners zoals Duitsland en België, is dergelijke samenwerking voor veel andere EU-lidstaten eerder een uitzondering. De bedoeling is dat PESCO een impuls geeft aan het creëren van nieuwe samenwerkingsverbanden. Een sterker Europees defensiebeleid leidt ook tot een sterker Europees aandeel binnen de Navo.
In de gezamenlijke notificatie geven de deelnemende EU-lidstaten aan dat zij van plan zijn om aan PESCO deel te nemen, dat zij aan de criteria voor PESCO deelname (artikel 1, protocol 10 EU-verdrag) voldoen en dat zij bereid zijn om zich op een aantal doelstellingen te committeren (artikel 2, protocol 10 EU-verdrag). De criteria en commitments van protocol 10 van het EU-verdrag zijn in de notificatietekst verder uitgewerkt. Het gaat onder meer om een inspanningsverplichting op het gebied van investeringen in materieel, onderzoek en ontwikkeling, deelname aan Europese capaciteitsprojecten, een algemene bereidheid tot deelname aan EU-missies en operaties, en het verbeteren van de inzetbaarheid en interoperabiliteit van militaire eenheden. Deze commitments sluiten goed aan bij de Nederlandse doelstellingen op EU-defensiegebied en Nederland wil aan deze commitments voldoen. Veel van de commitments zijn niet nieuw, omdat ze zijn afgeleid van eerdere afspraken, zoals de benchmarks van het Europees Defensieagentschap (EDA) uit 2007 en eerdere Raadsconclusies op defensiegebied.
De commitments zijn bindend in de zin dat de deelnemers aan PESCO zich ervoor moeten inspannen om de genoemde doelstellingen te realiseren. Het Europees Defensie Agentschap zal jaarlijks een rapport opstellen waarin wordt beoordeeld of de PESCO-landen aan de criteria en commitments voldoen.
Conform de toezegging die ik tijdens het algemeen overleg op 7 november jl. (Kamerstuk 21 501-28, nr. 166) deed, heb ik mij tijdens de Raad Buitenlandse Zaken op 13 november jl. sterk gemaakt voor transparantie over PESCO en het belang om in heel Europa helder en transparant te zijn over wat deze samenwerking behelst. Daarom treft u in de bijlage de getekende notificatie2.
Besluiten over latere toelating van lidstaten tot PESCO, of het schorsen van lidstaten uit PESCO, worden genomen met gekwalificeerde meerderheid. Alle andere besluiten binnen PESCO worden genomen op basis van unanimiteit. Dan gaat het bijvoorbeeld om besluiten over het opstarten van, of het wel of niet toestaan van deelname door niet EU-lidstaten aan, bepaalde PESCO-projecten. Nederland behoudt te allen tijde de zeggenschap over de inzet van Nederlandse militairen en de nationale capaciteitsontwikkelingsplannen.
Grensoverschrijdend militair transport
Op dit moment kan ik melden dat Nederland samen met een aantal andere lidstaten voorstelt om een PESCO-project te starten voor het verbeteren van grensoverschrijdend militair transport binnen Europa. Om dit onderwerp hoog op de politieke agenda te houden, heeft de Raad afgesproken regelmatig op dit onderwerp terug te komen. Daarnaast verwelkomde de Raad het voornemen van de Hoge Vertegenwoordiger en de Commissie om in maart 2018 een actieplan op het gebied van militaire mobiliteit te presenteren. De bedoeling is dat dit actieplan voortbouwt op het werk van de EDA ad hoc werkgroep dat ik hieronder toelicht.
Ik heb in het algemeen overleg van 7 november jl. toegezegd in dit verslag de Kamer te informeren over de administratieve belemmeringen die met het plan voor een «militaire snelweg» worden weggenomen. In het EDA is mede op Nederlands initiatief een ad hoc werkgroep gestart die de verschillende belemmeringen in kaart moet brengen. Daaraan nemen de EU-lidstaten deel, alsmede relevante onderdelen van de Commissie. Ook de Navo zit aan tafel. De eerste vergadering van deze werkgroep vond plaats op 19 oktober jl. De werkgroep moet de huidige belemmeringen in kaart brengen en een actieplan maken waarin taken, verantwoordelijkheden en een bijbehorend tijdspad uiteen worden gezet. Dat moet in maart 2018 gereed zijn. Nederland zal, net als de andere lidstaten, de specifieke belemmeringen in kaart moeten brengen.
In algemene zin, kan men denken aan regels voor de douane, de vereisten voor veilig transport en milieuwetgeving. Ook gaat het om de beschikbaarheid en toereikendheid van relevante transport-infrastructuur in Europa. Het gaat zowel om EU-regelgeving als nationale wetgeving die aangepast, gestandaardiseerd en vereenvoudigd zal moeten worden, waarbij uiteraard de nationale soevereiniteit voorop blijft staan.
Nederland heeft tijdens de werksessie over EU-Navo samenwerking aangegeven blij te zijn met grensoverschrijdend militair transport als nieuwe strategische prioriteit. Veel andere lidstaten spraken hiervoor ook hun steun uit. De SG Navo verwelkomde de gezamenlijke mededeling van de Hoge Vertegenwoordiger en de Commissie over «het verbeteren van militaire mobiliteit in de EU» die op 10 november jl. is gepubliceerd. Binnen zes weken komt uw Kamer via de reguliere procedure een BNC-fiche toe over dit voorstel.
Nederland heeft sinds begin dit jaar, toen Nederland het initiatief voor een «militaire snelweg» presenteerde, op dit dossier een belangrijke rol gespeeld en het huidige kabinet zal deze lijn voortzetten.
Overige projecten
Daarnaast verkent Nederland samen met België de mogelijkheid tot een project op het gebied van maritieme mijnenbestrijdingssystemen en is Nederland geïnteresseerd in projectvoorstellen van andere lidstaten op het gebied van cyber, medische capaciteiten en logistiek.
Europees industrieel ontwikkelingsprogramma
Commissaris Bienkowska informeerde de Ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken over de vorderingen die zijn gemaakt met betrekking tot het Commissievoorstel voor een industrieel ontwikkelingsprogramma (European Defence Industrial Development Programme (EDIDP)) dat onderdeel is van het Europees Defensiefonds. De besprekingen over het voorstel zijn nog gaande.
Nederland meent dat het industrieel ontwikkelingsprogramma kansen kan bieden voor de Nederlandse defensiesector, zeker wanneer de toewijzingscriteria voor financiering uit het programma dusdanig kunnen worden geformuleerd dat grensoverschrijdende markttoegang voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) en middel grote bedrijven in de Europese toeleveringsketens wordt bevorderd. Nederland heeft zich daar samen met een aantal andere lidstaten hard voor gemaakt. Het streven is dat grensoverschrijdende deelname van een mkb-speler als onderdeel van een consortium of als onderaannemer voordeel oplevert binnen het EDIDP, bijvoorbeeld door het toekennen van een financiële bonus voor consortia die het grensoverschrijdende mkb inschakelen. Verder zullen projectvoorstellen waarschijnlijk worden beoordeeld op basis van excellentie, innovatie, competitiviteit en de beoogde bijdrage aan de industriële autonomie van de EU.
Projecten die zowel nationale als EU-capaciteitstekorten adresseren, zullen leidend zijn voor de financiering uit het industrieel ontwikkelingsprogramma. Door de Nederlandse defensie industrie vroegtijdig te informeren over de kansen en mogelijkheden die het EDIDP biedt, kunnen Nederlandse bedrijven goed worden gepositioneerd. Het informeel overleg hierover met vertegenwoordigers van de Nederlandse defensie-industrie wordt dan ook voortgezet. Ik ben hier ook over in gesprek met mijn collega van Economische Zaken en Klimaat. Hiermee doe ik mijn toezegging aan uw Kamer van 7 november jl. gestand.
Het streven is dat de onderhandelingen over de EDIDP-verordening binnen de Raad nog dit jaar worden voltooid, zodat gesprekken met het Europees Parlement, dat meebeslist, snel van start kunnen gaan.
Agenda onderwerp 2: EU-Navo samenwerking
Tijdens deze werksessie spraken de Ministers van Defensie over de uitvoering van de gezamenlijke EU-Navo verklaring die op 8 juli 2016 en marge van de Navo top in Warschau is uitgegeven.
HV Mogherini en Navo secretaris-generaal (SG) Stoltenberg onderstreepten het belang van implementatie van de 42 voorstellen voor EU-Navo samenwerking en lichtten toe dat nieuwe voorstellen in de maak zijn op het gebied van contraterrorisme, «vrouwen, vrede en veiligheid» en grensoverschrijdend militair transport. Dat laatste onderwerp beschouwt de Navo, samen met de EU, als topprioriteit. De nieuwe voorstellen voor EU-Navo samenwerking moeten duidelijke toegevoegde waarde hebben en passen binnen het bestaande raamwerk, aldus de HV en SG Navo.
De Ministers omarmen de nieuwe EU-Navo voorstellen in december aanstaande.
Agenda onderwerp 3: EDA-bestuursraad
Tijdens de EDA-bestuursraad van 13 november jl. is gesproken over het EDA budget voor 2018 en het daarbij behorende driejarenplan (2018–2020). Het EDA-budget is verhoogd van 31 miljoen euro in 2017 naar 32,5 miljoen euro in 2018. Hiermee zal de Nederlandse bijdrage in 2018 met ongeveer 71.000 euro stijgen ten opzichte van 2017. Dit wordt opgevangen binnen de defensiebegroting.
Nederland heeft tijdens de vergadering haar steun uitgesproken voor de betrokkenheid van het EDA bij de recente initiatieven zoals de Coordinated Annual Review on Defence (CARD), PESCO en het Europees Defensiefonds. Het EDA kan bijdragen aan de ontwikkeling van coherente Europese defensiecapaciteiten. Daarbij is het belangrijk dat de lidstaten aan het stuur blijven en dat er prioriteiten worden gesteld.
De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Alle EU-lidstaten met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Ierland, Portugal en Malta.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-28-167.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.