19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2769 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 september 2021

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft mij op 14 juni jl. het algemeen ambtsbericht inzake Syrië aangeboden. Op basis van dit ambtsbericht heb ik beoordeeld of het huidige beleid moet worden herijkt.

De aard van het inmiddels ruim tien jaar durende conflict in Syrië verschuift. Uit het ambtsbericht kan worden opgemaakt dat de verslagperiode, tussen mei 2020 en april 2021, een periode van relatieve en fragiele rust betekende. Er was nog altijd sprake van beschietingen, ontvoeringen en aanslagen, maar in algemene zin waren er minder veiligheidsincidenten en waren deze minder grootschalig dan tijdens eerdere verslagperiodes. In enkele centrale gebieden zoals Hama, Homs, Damascus en Rif Damascus, vonden tijdens de verslagperiode in het geheel geen grootschalige veiligheidsincidenten plaats. Flagrante mensenrechtenschendingen van de zijde van de Syrische regering en de verschillende machthebbers in het noorden van Syrië, vinden echter nog altijd op grote schaal plaats in het gehele land en zijn van onverminderd brute aard.

Een groot aantal veiligheidsdiensten in Syrië controleert alle aspecten van het dagelijks leven in zowel het gebied onder controle van de Syrische regering, als de gebieden in het noorden die onder controle van verschillende gewapende oppositiefracties staan. De Syrische autoriteiten onderdrukten afwijkende meningen en vermeende oppositie op gewelddadige wijze middels willekeurige arrestaties, detentie en foltering. Ook in oppositiegebieden geldt een aanmerkelijk risico om gezien te worden als opposant of regeringsgezind en daarmee op arrestatie, gedwongen verdwijning of marteling. Fysieke aanwezigheid in een gebied of bijvoorbeeld een bepaalde etnische of religieuze achtergrond kan voldoende zijn om aan personen, groepen of steden een politieke overtuiging toe te dichten. In alle gebieden in Syrië worden arrestaties uitgevoerd zonder wettelijk bevel. Eenmaal in detentie lopen Syriërs een risico op allerlei vormen van zware foltering. Er is geen sprake van eerlijke rechtsgang. Bekentenissen die onder marteling zijn afgedwongen kunnen de basis vormen voor een veroordeling. Zogeheten verzoeningsovereenkomsten die met de regering bij wijze van schikking kunnen worden getroffen, kunnen later alsnog leiden tot arrestatie, marteling of verdwijning. Dit risico wordt ook gelopen door Syriërs die vanuit het buitenland terugkeren.

Vanwege de ernstige mensenrechtensituatie in Syrië en de onvoorspelbaarheid van zowel regime als oppositionele machthebbers, handhaaf ik het huidige beleid voor Syrië. Het algemeen uitgangspunt bij de beoordeling van een aanvraag voor een asielvergunning bij asielzoekers uit Syrië, blijft derhalve dat zij bij terugkeer een reëel risico lopen op ernstige schade. Indien uit de individuele beoordeling blijkt dat er in een specifiek geval van vrees geen sprake is, bijvoorbeeld omdat een Syriër op eigen initiatief terugreist, kan hiervan worden afgeweken. Ook een vreemdeling waarvan is gebleken dat hij een actieve aanhanger is van het regime vormt een uitzondering op het algemeen uitgangspunt.

Ik blijf de situatie in Syrië nauwgezet volgen en zal het Ministerie van Buitenlandse Zaken vragen om volgend jaar een nieuw ambtsbericht op te stellen.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol

Naar boven