Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 januari 2015
Op 31 juli 2014 ontving uw Kamer de kabinetsreactie op de evaluatie van de Europese
terugkeerrichtlijn1. In de kabinetsreactie wordt een aanpassing van het beleid inzake de uitvaardiging
van het lichte inreisverbod aangekondigd («trap-op-trap-af»-systematiek). Deze beleidswijziging
volgt op het signaal uit het evaluatierapport van het Wetenschappelijk Onderzoek-
en Documentatiecentrum (WODC) dat vreemdelingen op het moment dat ze eenmaal een inreisverbod
hebben, geen prikkel meer voelen om te vertrekken2. In deze brief informeer ik u hier nader over. Met de toezending van deze brief voldoe
ik aan mijn eerdere toezegging om uw Kamer over deze aanpassing van het beleid te
informeren3.
Het kabinet heeft zichzelf in het regeerakkoord ten doel gesteld om een actief terugkeerbeleid
te voeren en in het beleid rekening te houden met de draagkracht van de samenleving.
Wie hier niet mag blijven, moet vertrekken. Het kabinet kan en wil er niet in berusten
dat er onnodig groepen mensen in Nederland leven die niet of slechts beperkt deel
uitmaken van het openbare bestaan. Dat is de situatie die ontstaat wanneer wij als
samenleving zouden berusten in de aanwezigheid van onrechtmatig in Nederland verblijvende
vreemdelingen. In lijn met deze doelstellingen is de «trap-op-trap-af»-systematiek
nader uitgewerkt.
Uitgangspunt bij de invoering van de beleidswijziging is dat vreemdeling die langdurig
tegen de regels in verblijf heeft in Nederland en ook niet de verantwoordelijkheid
neemt om actief te werken aan vertrek, een inreisverbod van lange duur krijgt («trap-op»).
Hoe langer het onrechtmatig verblijf duurt, hoe langer de duur van het inreisverbod.
Dit kan oplopen tot een inreisverbod van maximaal vijf jaar, waar dit op dit moment
twee jaar bedraagt.
Hier staat tegenover dat op de duur van het inreisverbod voor de onrechtmatig verblijvende
vreemdeling die wel zijn verantwoordelijkheid neemt en vertrekt, twee jaar in mindering
kan worden gebracht («trap-af»). Indien een inreisverbod van een jaar is opgelegd
kan dit komen te vervallen. Van vermindering van de duur of het vervallen van het
inreisverbod zal pas sprake zijn op het moment dat vaststaat dat de vreemdeling daadwerkelijk
uit Nederland vertrekt.
De nieuwe systematiek introduceert, meer dan nu het geval is, prikkels om de onrechtmatig
verblijvende vreemdeling tot vertrek aan te zetten. De vreemdeling wordt nadrukkelijker
geconfronteerd met de negatieve gevolgen van langdurig onrechtmatig verblijf, terwijl
vroegtijdig vertrek loont.
De invoering van de «trap-op-trap-af»-systematiek wordt ook gebruikt om de duur van
het inreisverbod voor vreemdelingen die veroordeeld zijn tot een vrijheidsstraf van
minder dan zes maanden te verhogen van drie naar vijf jaar. Dat op dit moment een
inreisverbod van drie jaar wordt opgelegd, is, mede gelet op de overige situaties
waarin een inreisverbod van vijf jaar wordt opgelegd en het zwaardere gewicht dat
onder de nieuwe systematiek aan eerder niet rechtmatig verblijf zal worden gehecht,
niet langer te rechtvaardigen.
In overleg met de betrokken uitvoerende diensten (politie, Immigratie- en Naturalisatiedienst,
Dienst Terugkeer en Vertrek en de Koninklijke Marechaussee) en na consultatie van
het IOM is ten behoeve van deze beleidswijziging een aanpassing van de regelgeving
voorbereid. Uitgangspunt daarbij is geweest dat de nieuwe systematiek, die is vervat
in een aanpassing van het Vreemdelingenbesluit 2000, zo veel mogelijk aansluit bij
de bestaande wet- en regelgeving en uitvoeringspraktijk en dat de regeldruk waar mogelijk
wordt verlaagd.
Om te voorkomen dat het kabinet belangwekkende elementen bij de uitwerking over het
hoofd ziet, is vandaag een uitgewerkt voorstel tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit
aangeboden aan de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) en IOM. Ook wordt
een internetconsultatie gestart via www.internetconsultatie.nl waar burgers en maatschappelijke organisaties kennis kunnen nemen van dit voorstel
en hun ideeën hierover kenbaar kunnen maken. De internetconsultatie loopt tot maart
2015. In aanvulling hierop wordt in de eerste helft van 2015 een uitvoeringstoets
uitgevoerd met als doel de uitvoeringsgevolgen van het nieuwe beleid in kaart te brengen.
Na verwerking van de uitkomsten uit het consultatieproces en de uitvoeringstoets zal
het reguliere regelgevings- en implementatieproces worden vervolgd.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven