Provinciaal blad van Noord-Brabant
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Noord-Brabant | Provinciaal blad 2020, 2722 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Noord-Brabant | Provinciaal blad 2020, 2722 | Overige besluiten van algemene strekking |
Rectificatie: Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant van 28 januari 2020 tot wijziging van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant in verband met de openstelling van nieuwe aanvraagtijdvakken voor de paragrafen 1 tot en met 4 en 8 van die regeling (Dertiende wijzigingsregeling Subsidieregeling natuur Noord-Brabant)
[Deze bekendmaking betreft een rectificatie omdat bij de oorspronkelijke publicatie de juiste toelichting ontbrak. De oorspronkelijke bekendmaking is op 4 februari 2020 bekendgemaakt, beschikbaar via Provinciaal Blad 2020, 623.]
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat het wenselijk is de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant te wijzigen in verband met de openstelling van nieuwe aanvraagtijdvakken voor subsidie op grond van de paragrafen 1 tot en met 4 en 8 van die regeling, alsmede enkele kleine wijzigingen;
Artikel I Wijziging Subsidieregeling natuur Noord-Brabant
De Subsidieregeling natuur Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);
Maatregelenkaart: maatregelenkaart voor biodiversiteit en leefgebieden, opgenomen in bijlage 7 bij deze regeling;
NNB: Natuur Netwerk Brabant, zijnde een samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is en het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft, en is opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;
prioritaire plant- of diersoorten: plant- of diersoorten, opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling;
rode lijst: nationale lijst van verdwenen, ernstig bedreigde, bedreigde, kwetsbare en gevoelige dier- en plantensoorten, waaraan bijzondere aandacht moet worden besteed voor de instandhouding, als bijlage opgenomen bij het Besluit Rode lijsten flora en fauna;
toelichting Maatregelenkaart: toelichting op de Maatregelenkaart, opgenomen in bijlage 8 bij deze regeling.
Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten
Artikel 1.5, eerste lid, komt te luiden:
Artikel 1.7 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1.8, onder b, wordt “voor 1 januari 2019” vervangen door: vóór de verlening van de subsidie.
De artikelen 1.9 tot en met 1.12 komen te luiden:
Artikel 1.9 Vereisten subsidieaanvraag
De hoogte van de subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van:
Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen de vastgestelde subsidieplafonds, genoemd in artikel 1.10, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende aanvragen op basis van de volgende afwegingscriteria:
Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door de hoogste score op basis van het afwegingscriterium, genoemd in het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, onderdeel b, onder 1°, onderdeel c, onder 1°, respectievelijk onderdeel d, onder 1°.
Artikel 1.13 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1.14 Prestatieverantwoording
Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger, indien de activiteiten betrekking hebben op gebieden gelegen buiten het NNB, desgevraagd aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:
Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger, indien de activiteiten betrekking hebben op gebieden gelegen buiten het NNB, bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:
Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger, indien de activiteiten betrekking hebben op gebieden gelegen buiten het NNB, bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:
Bij subsidies tot € 125.000 toont de subsidieontvanger, indien de activiteiten betrekking hebben op gebieden gelegen binnen het NNB, bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:
Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger, indien de activiteiten betrekking hebben op gebieden gelegen binnen het NNB, bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:
Artikel 1.15 Bevoorschotting en betaling
Na artikel 1.15 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1.15a Vaststelling subsidies tot € 125.000 voor projecten binnen het NNB
Bij subsidies tot € 125.000 die zijn verstrekt voor projecten binnen het NNB stellen Gedeputeerde Staten de subsidie ingevolge artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, in afwijking van de artikelen 13, eerste en tweede lid, en 20 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.
Artikel 2.1 wordt als volgt gewijzigd:
In de aanhef van artikel 2.2, tweede lid, wordt “het eerste lid, onder d” vervangen door: het eerste lid, onder c of d.
In artikel 2.5, onder b, wordt “1 januari 2019” vervangen door: 1 januari 2020.
Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2.7, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 2.8, onder d, wordt “1 januari 2019” vervangen door: 1 januari 2020.
De artikelen 2.9 en 2.10 komen te luiden:
Artikel 2.9 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van:
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4 vast op:
Artikel 2.11 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2.12 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2.13 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2.14 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 2.15, eerste lid, wordt “€25.000” vervangen door: € 25.000.
Na artikel 2.15 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.15a Vaststelling subsidies tot € 125.000
Bij subsidies tot € 125.000 stellen Gedeputeerde Staten de subsidie ingevolge artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, in afwijking van de artikelen 13, eerste en tweede lid, en 20 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.
Artikel 3.1 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 3.3, eerste lid, wordt “regeling” vervangen door: paragraaf.
Artikel 3.4, onderdeel a, onder 4°, komt te luiden:
Subsidie wordt geweigerd indien:
Artikel 3.6 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 3.7 wordt als volgt gewijzigd:
Onder vernummering van het derde tot het vierde lid, wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
Onverminderd het tweede lid komen voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, onderdeel a, onder 4°, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, kosten voor de ontgraving van een oppervlak in aanmerking, voor zover zij betrekking hebben op een oppervlakte van maximaal 1000 m2 en een inhoud van maximaal 250 m3.
De artikelen 3.9 en 3.10 komen te luiden:
Artikel 3.9 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van:
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4 vast op:
In artikel 3.11, onder c, wordt “50 %” vervangen door: 50%.
Artikel 3.12 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 3.13, eerste lid, onder e, komt te luiden:
In artikel 3.14, eerste lid, onder a, en tweede lid, onder a, wordt “opgenomen in artikel” vervangen door: bedoeld in artikel.
Artikel 3.15 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4.1, onder a en b, komt te luiden:
In artikel 4.3, eerste lid, wordt “deze regeling” vervangen door: deze paragraaf.
Artikel 4.4 wordt als volgt gewijzigd:
Subsidie wordt geweigerd indien:
Artikel 4.6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 4.7 vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding “1.” voor het eerste lid.
De artikelen 4.9 en 4.10 komen te luiden:
Artikel 4.9 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van:
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4.4 vast op:
In artikel 4.11 wordt “per faunavoorziening” gewijzigd in: per subsidieaanvraag.
Artikel 4.12 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4.14 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 8.1 wordt als volgt gewijzigd:
Onderdeel e (nieuw) komt te luiden:
landbouwgroepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 193);.
Artikel 8.5, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 8.6 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 8.7 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 8.8, eerste lid, komt te luiden:
In artikel 8.10, eerste en tweede lid, wordt “de periode genoemd” vervangen door: de periode, genoemd.
Artikel 8.11 wordt als volgt gewijzigd:
Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
Indien de aanvrager als privaatrechtelijke rechtspersoon of samenwerkingsverband actief is buiten de primaire landbouwproductie bedraagt de hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 8.4, onder b, onverminderd het tweede lid, ten hoogste een zodanig bedrag dat over een periode van drie belastingjaren het plafond voor de-minimissteun niet wordt overschreden.
Artikel 8.12 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 8.13 wordt als volgt gewijzigd:
Onder vernummering van het derde lid, dat aanvangt met “Gedeputeerde Staten kunnen”, en het vierde lid tot vijfde en zesde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
De ontvanger van subsidie als bedoeld in artikel 8.4, onder b, die als privaatrechtelijke rechtspersoon of samenwerkingsverband actief is in de primaire landbouwproductie houdt ingevolge artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.
Artikel 8.14 Prestatieverantwoording
In geval van een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 8.2, tweede lid, onder b of c, die actief is in de primaire landbouwproductie, stellen Gedeputeerde Staten de subsidie, bedoeld in artikel 8.4, onder b, ingevolge artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening, vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten. De vaststelling vindt plaats overeenkomstig artikel 21, eerste tot en met vierde en achtste lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant. In afwijking van het eerste lid, toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:
Bijlagen 2, 3 en 9 behorende bij de Subsidiereling natuur Noord-Brabant komen te luiden:
Bijlage 2 als bedoeld in de artikelen 3.6, tweede lid, onder a, en 3.8, onder i, van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant
Overzicht subsidiabel inheems plantmateriaal
Bijlage 3 als bedoeld in artikel 3.6, tweede lid, onder b, van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant
Overzicht vereisten voor aanleg van beplantingen
* Per beplantingsvak komt in beginsel slechts één beplantingsgroep voor subsidie in aanmerking. Alleen voor beplantingsvakken die smaller zijn dan 7 meter komen twee beplantingsgroepen voor subsidie in aanmerking.
Bijlage 9 als bedoeld in artikel 1.6, derde lid, van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant
De projectmonitoring is bedoeld om de resultaten van het herstelproject in beeld te brengen, te evalueren en zo nodig gedurende het project nog te kunnen bijsturen. De monitoring maakt integraal onderdeel uit van het herstelproject. Voor de projectmonitoring zijn de volgende keuzes gemaakt:
In alle vennen waar maatregelen worden uitgevoerd dient projectmonitoring plaats te vinden.
De effectmeting beperkt zich tot de per ven te benoemen doelsoorten (gewenste soorten) en overige aandachtsoorten (bijvoorbeeld soorten die juist zouden moeten verdwijnen). In de meeste gevallen zal het gaan om hogere planten (macrofyten), libellen of amfibieën. Het monitoren van fytoplankton, fytobenthos en macrofauna is alleen zinvol als daarvoor concrete doelen zijn opgenomen. Aangezien de aanwezigheid van flora en fauna in vennen vooral wordt bepaald door de fysisch-chemische waterkwaliteit en de vegetatiestructuur worden ook deze parameters gemeten. Daar waar grote variaties aan vegetaties in het ven voorkomen, is het zinvol op twee plaatsen in het ven de waterkwaliteit te meten. Bij de uitvoering van hydrologische maatregelen worden ook de effecten op de waterhoudendheid van het ven, het grondwaterpeil en grondwaterkwaliteit gemeten. Tabel 1 geeft een overzicht van te meten parameters.
Tabel 1 Overzicht projectmonitoring venherstel
Er worden 2 meetrondes en een veldcheck onderscheiden:
Omdat de fysisch-chemische waterkwaliteit en grondwaterstanden door het jaar heen behoorlijk kunnen fluctueren moet bij onderzoeksronde 1 en 3 op meerdere data worden bemonsterd. Voor de fysisch-chemische waterkwaliteit is het gebruikelijk dat dit op 4 data per jaar gebeurt (éénmaal in maart; éénmaal in april - begin mei; éénmaal eind mei - begin juni; éénmaal in juli – augustus). (Grond)Waterstanden wordt 2 keer per maand gemeten. Ook voor libellen en amfibieën is het zinvol op meerdere momenten in het betreffende jaar het ven te onderzoeken.
Meten, databeheer en rapportage
Alle meetgegevens en de bijbehorende rapportage worden in een overzichtelijk format aangeleverd aan de provincie bij de vaststelling van de subsidiebeschikking. Ze vormen de input voor de provincie brede rapportage over de voortgang van venherstel. Ook worden de gegevens die worden verzameld over het voorkomen van planten en dieren in de NDFF (Nationale Databank Flora en Fauna) ingevoerd, zodat ze ook voor andere doeleinden beschikbaar zijn.
Het opschrift van bijlage 7 komt te luiden:
Bijlage 7 als bedoeld in artikel 1.1 van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant
Het opschrift van bijlage 8 komt te luiden:
Bijlage 8 als bedoeld in artikel 1.1 van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant
Op subsidieaanvragen als bedoeld in de paragrafen 1 tot en met 4 van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant, die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, blijven de paragrafen 1 tot en met 4 van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant, zoals die luidden de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, van toepassing.
Op subsidieaanvragen als bedoeld in paragraaf 8 van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant, die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, blijven de artikelen 8.2, 8.5, 8.13 en 8.14 van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant, zoals die luidden op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, van toepassing.
’s-Hertogenbosch, 28 januari 2020
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris
drs. M.J.A. van Bijnen MBA
Toelichting behorende bij de Dertiende wijzigingsregeling Subsidieregeling natuur Noord-Brabant
Met deze regeling wordt de openstelling geregeld van nieuwe aanvraagtijdvakken voor de paragrafen 1 tot en met 4 en 8 van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant. Tevens zijn enkele kleine inhoudelijke en technische wijzigingen aangebracht. Deze worden, waar nodig, toegelicht in het artikelsgewijze gedeelte van deze toelichting.
Paragraaf 8 Leefgebied van de bij
Op grond van paragraaf 8 kan subsidie worden aangevraagd voor twee typen projecten, te weten 1): de volledige omschakeling naar ecologisch wegbermbeheer van gemeentewegen buiten de bebouwde kom, en 2): de verwezenlijking van agromilieuklimaatdoelstellingen door middel van het verbeteren van het leefgebied van bijen op percelen met een agrarische bestemming. Voor het eerste type projecten kan subsidie worden aangevraagd door gemeenten. Tot op heden kon voor het tweede type projecten alleen subsidie worden aangevraagd door MKB-ondernemingen die actief zijn in de primaire landbouwproductie, de verwerking van landbouwproducten en de afzet van landbouwproducten. In de afgelopen periode is gebleken dat ook andere organisaties mogelijkheden bieden om projecten tot uitvoering te brengen die gericht zijn op de verbetering van het leefgebied van bijen. Het aantal aanvragen door de momenteel in de subsidieparagraaf opgenomen doelgroep bleef bovendien ver achter bij de verwachting. Met deze regeling is de doelgroep daarom uitgebreid. Privaatrechtelijke rechtspersonen (al dan niet actief in de primaire landbouwproductie), samenwerkingsverbanden van dergelijke privaatrechtelijke rechtspersonen en gemeenten kunnen subsidie aanvragen voor het tweede type projecten. Voorts zijn onder meer wijzigingen aangebracht in de niet subsidiabele kosten en de subsidiehoogte. Deze worden in het artikelsgewijze gedeelte toegelicht.
In het onderstaande wordt, voor zover noodzakelijk, per artikel een toelichting gegeven.
Artikel I Wijziging Subsidieregeling natuur Noord-Brabant
In dit artikel is uitsluitend een aanscherping van de formulering en herschikking van de leden en onderdelen aangebracht. Hierdoor is duidelijker tot uitdrukking gebracht dat projecten alleen voor subsidie op grond van het tweede lid in aanmerking komen als zij niet reeds op grond van het eerste lid subsidiabel zijn en alleen op grond van het derde lid voor subsidie in aanmerking komen als zij niet reeds op grond van het eerste of tweede lid subsidiabel zijn.
De hoogte van de in de weigeringsgronden opgenomen subsidiebedragen is gewijzigd. Deze zijn thans meer afgestemd op de maximale subsidiebedragen (artikel 1.11) dan voorheen. Dit vergemakkelijkt het subsidieverleningsproces. Daarnaast is geregeld dat subsidie wordt geweigerd indien de uitvoering van het project is gestart vóór de indiening van de subsidieaanvraag.
Projecten die op andere types vennen betrekking hebben dan de in artikel 1.4, eerste lid, genoemde ecotooptypes, kunnen desondanks gesubsidieerd worden onder artikel 1.4, tweede of derde lid. Voor deze projecten gelden dan de bij die bepalingen behorende vereisten uit artikel 1.6 en tevens de daarbij behorende subsidieplafonds (artikel 1.10, tweede lid) en subsidiehoogtes (artikel 1.11, onder b tot en met d). Omgekeerd gelden laatstgenoemde bepalingen niet voor projecten die betrekking hebben op de ecotooptypes die wel expliciet genoemd worden in artikel 1.4, eerste lid.
Met deze wijziging is geregeld dat kosten niet worden vergoed indien zij gemaakt zijn vóór de subsidieverlening. Daarmee zijn dus ook de kosten die gemaakt zijn om de subsidieaanvraag mogelijk te maken, niet subsidiabel.
De subsidiehoogte voor de zogenoemde kleine kernen is naar beneden bijgesteld voor zover het communicatieprojecten betreft (artikel 1.4, tweede lid, onder c). Voorheen kon daarvoor maximaal € 100.000 aan subsidie verleend worden. Nu is dat maximaal € 50.000.
Om duidelijk te maken wat de provincie verwacht ten aanzien van de voortgang van het project, zijn er (nadere) eisen gesteld aan de start- en einddatum van de activiteiten. De startdatum dient opgenomen te zijn in het projectplan (zie artikel 1.6, eerste lid, onder e) en dient binnen vier maanden na de subsidieverlening gelegen te zijn. De einddatum is uiterlijk vijf jaar na de start van het project, met de mogelijkheid om de looptijd, na toestemming van Gedeputeerde Staten, tot een looptijd van maximaal zes jaar te verlengen.
Onderdelen I (artikel 1.14), K (artikel 1.15a), V (artikel 2.14) en X (artikel 2.15a)
Gelet op artikel 7, eerste lid, van Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187) (hierna: algemene groepsvrijstellingsverordening) worden subsidies verstrekt op basis van prestaties en gerealiseerde kosten, ook indien het gaat om subsidies tot € 125.000. Dit laatste wijkt af van de artikelen 13, eerste en tweede lid, 20 en 21, vijfde lid, Asv. De artikelen 1.14 en 2.14 (prestatieverantwoording) zijn hierop aangepast. De subsidieontvanger dient bij subsidies tot € 125.000 bij de aanvraag tot subsidievaststelling bewijsstukken te overleggen waaruit de gerealiseerde kosten blijken. Ook zijn twee artikelen toegevoegd (artikelen 1.15a en 2.15a), die zien op de vaststelling van subsidies tot € 125.000. De vaststelling geschiedt in dat geval overeenkomstig artikel 21, eerste tot en met vierde en achtste lid, Asv.
De begrippen “amfibieënbiotoop” en “basisbiotoop” zijn aan de begripsbepalingen toegevoegd. Het begrip “schraalland” is nader gespecificeerd door het te definiëren als: landbouwgrond waarvan de voedselrijke bovenlaag is verwijderd met als doel het creëren van een voedselarme uitgangssituatie voor natte of droge kruidenrijke vegetatie. Opgemerkt zij dat in de praktijk de kruidenrijke vegetatie kan worden gecreëerd met kruidenrijk maaisel van schraallandpercelen of door de grond in te zaaien met een passend inheems kruidenmengsel.
Voorts zijn de begrippen “ecologische verbindingszone”, “groenblauwe mantel” en “Natuur Netwerk Brabant” aangepast in verband met de inwerkingtreding van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (waarmee de Verordening ruimte Noord-Brabant is ingetrokken).
Onderdeel AA (artikel 3.4, onderdeel a, onder 4°)
Geregeld is dat projecten gericht op de aanleg van schraalland slechts subsidiabel zijn voor zover zij plaatsvinden in combinatie met de aanleg van beplanting, een poel of een natuurvriendelijke oever.
Aan artikel 3.5 is een onderdeel toegevoegd dat bepaalt dat subsidie wordt geweigerd indien voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van een provinciale subsidieregeling.
In artikel 3.6, eerste lid, onderdeel f, onder 3°, is geregeld dat in het projectplan een inrichtingsplan dient te worden opgenomen, waarin de inrichtingsmaatregel(en) en de daarbij behorende kadastrale aanduiding(en) en rijksdriehoekscoördinaten zijn aangegeven. Artikel 3.6, derde lid, dat betrekking heeft op de subsidievereisten in geval van de aanleg van een poel, is gewijzigd. Om voor subsidie in aanmerking te komen mogen er geen invasieve uitheemse water- of oeverplanten als bedoeld in bijlage 10 van de Regeling natuurbescherming aangeplant zijn. Voorts zijn in artikel 3.6, derde lid, enkele specifieke vereisten opgenomen voor projecten die zien op de aanleg van een poel die bestemd is als basisbiotoop. Deze vereisten zien op de taludlengte, diepte, oppervlakte en inhoud van de poel. Opgemerkt zij dat de aanleg van biotopen specifiek voor boomkikkers voorkomt in uitzonderlijke situaties en dat in de praktijk bij de feitelijk aanleg begeleiding van een professionele organisatie gewenst zal zijn.
Geregeld is dat kosten voor ontgraving enkel subsidiabel zijn indien het gaat om de aanleg van schraalland in combinatie met de aanleg van beplanting, een poel of een natuurvriendelijke oever. De kosten voor ontgraving zijn slechts subsidiabel voor zover die kosten betrekking hebben op een oppervlakte van maximaal 1000 m2 en een inhoud van maximaal 250 m3.
Verwezen wordt naar de toelichting bij onderdeel Y.
In onderdeel a is de passage “bij gemeentewegen” geschrapt, aangezien in de begripsbepaling van faunavoorziening reeds is opgenomen dat dit een voorziening bij een gemeentelijke weg is.
Er is een weigeringsgrond toegevoegd die impliceert dat per aanvraagtijdvak slechts één aanvraag kan worden ingediend. Wel is het mogelijk dat in één aanvraag subsidie wordt aangevraagd voor de aanleg dan wel het aanpassen van meerdere faunavoorzieningen tegelijkertijd.
Het subsidievereiste in artikel 4.6, eerste lid, onder a, is zodanig gewijzigd dat het project uitgevoerd dient te worden op een plaats die als knelpunt is opgenomen op de Knelpuntenkaart ontsnippering provincie Noord-Brabant, te raadplegen via https://noord-brabant.maps.arcgis.com/apps/webappviewer/index.html?id=0a606ae1d95e431abdb8dc966930e268. Op die manier wordt gegarandeerd dat het subsidieplafond wordt aangewend voor die projecten waar de aanleg dan wel het aanpassen van faunavoorzieningen het meest noodzakelijk is. Tevens is het vereiste in artikel 4.6, eerste lid, onder d, geschrapt aangezien dit een dubbeling vormt met artikel 4.6, eerste lid, onder c. In het begrip faunavoorziening komt tot uiting dat dit ook altijd een passende geleidevoorziening omvat. Gelet daarop is in artikel 4.6, eerste lid, onder c, reeds geregeld dat ook de geleidevoorziening geschikt dient te zijn voor de desbetreffende faunasoort.
Onderdelen RR (artikel 4.11) en TT (artikel 4.14)
Artikel 4.11 is zodanig gewijzigd dat de maximale subsidiehoogte geldt per subsidieaanvraag in plaats van per faunavoorziening. Op die manier kan een meer gelijkmatige spreiding van de subsidiegelden bewerkstelligd worden. Artikel 4.14, derde lid, is geschrapt nu de maximale hoogte van de subsidie € 50.000 bedraagt.
De doelgroep voor subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 8.4, onder b, is verruimd in die zin dat ook gemeenten, privaatrechtelijke rechtspersonen die niet actief zijn in de primaire landbouwproductie, en samenwerkingsverbanden van privaatrechtelijke rechtspersonen een aanvraag kunnen indienen.
Onderdelen WW, BBB, DDD en EEE (artikelen 8.5, tweede lid, 8.11, derde lid, 8.13 en 8.14)
Bij de verstrekking van subsidie in de zin van artikel 8.4, onder b, aan (samenwerkingsverbanden van) privaatrechtelijke rechtspersonen die actief zijn in de primaire landbouwproductie wordt gebruik gemaakt van toepassing van artikel 14 van Verordening (EU) 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 193) (hierna: landbouwgroepsvrijstellingsverordening). Gelet op artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening worden subsidies verstrekt op basis van prestaties en gerealiseerde kosten, ook indien het gaat om subsidies tot € 25.000. Dit laatste wijkt af van de artikelen 13, eerste lid, en 20 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (hierna: Asv). De artikelen 8.13 (verplichtingen van de subsidieontvanger) en 8.14 (prestatieverantwoording) zijn hierop aangepast. Privaatrechtelijke rechtspersonen (of samenwerkingsverbanden) die actief zijn in de primaire landbouwproductie dienen in geval van subsidie als bedoeld in artikel 8.4, onder b, een administratie bij te houden van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, Awb en deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten te overleggen. De vaststelling van dergelijke subsidies vindt plaats overeenkomstig artikel 21, eerste tot en met vierde en achtste lid, Asv. Genoemde subsidieontvangers dienen derhalve een aanvraag tot subsidievaststelling in te dienen, waarbij zij bewijsstukken overleggen waaruit de gerealiseerde kosten blijken. In artikel 8.5, tweede lid, is tot uiting gebracht dat genoemde weigeringsgronden betrekking hebben op privaatrechtelijke rechtspersonen (of samenwerkingsverbanden) die actief zijn in de primaire landbouwproductie.
Verstrekking van subsidie in de zin van artikel 8.4, onder b, aan (samenwerkingsverbanden van) privaatrechtelijke rechtspersonen die niet actief zijn in de primaire landbouwproductie geschiedt onder toepassing van Verordening (EU) 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352) (hierna: de-minimisverordening). Indien uit het aanvraagformulier blijkt dat de subsidieaanvrager eerder overheidssteun heeft ontvangen, komt de subsidieaanvrager enkel voor subsidie in aanmerking voor zover uit een de-minimisverklaring blijkt dat hij over het jaar van de aanvraag en de twee daaraan voorafgaande jaren niet meer dan het plafond aan de-minimissteun ontvangt. Dit is geregeld in artikel 8.11, derde lid.
Onderdeel ZZ (artikel 8.8, eerste lid)
Met dit onderdeel is geregeld dat kosten in verband met de inbreng van eigen uren en personeelskosten van de aanvrager subsidiabel zijn tot 50% van de totale subsidiabele kosten, indien de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon dan wel samenwerkingsverband van privaatrechtelijke rechtspersonen is.
Onderdeel BBB (artikel 8.11, tweede lid)
Met dit onderdeel is de maximale subsidiehoogte voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4, onder b, gewijzigd in 75%.
Onderdeel FFF (bijlagen 2 en 3 behorende bij de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant)
Bijlage 2 is opnieuw vastgesteld in verband met enkele aanpassingen in de subsidiabele soorten. In bijlage 3 is voor wat betreft de beplantingsgroep “laanbomen” toegevoegd dat de in de tabel opgenomen minimale plantafstand van 8 meter niet geldt indien sprake is van de aanplant van dergelijke boomgroepen in weides.
Uitgangspunt is dat een wijziging van een regeling onmiddellijke werking heeft en daardoor ook van toepassing is op hetgeen bij inwerkingtreding reeds bestaat. Dit artikel bevat overgangsrecht waarmee hiervan wordt afgeweken. Geregeld is dat ten aanzien van op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling reeds ingediende subsidieaanvragen (enkele artikelen van) de desbetreffende subsidieparagrafen blijven gelden, zoals die luidden de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling.
Gedeputeerde Staten van Noord Brabant,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2020-2722.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.