Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant van 28 januari 2020 tot wijziging van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant in verband met de openstelling van nieuwe aanvraagtijdvakken voor de paragrafen 1 tot en met 4 en 8 van die regeling (Dertiende wijzigingsregeling Subsidieregeling natuur Noord-Brabant)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat het wenselijk is de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant te wijzigen in verband met de openstelling van nieuwe aanvraagtijdvakken voor subsidie op grond van de paragrafen 1 tot en met 4 en 8 van die regeling, alsmede enkele kleine wijzigingen;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel I Wijziging Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

 

De Subsidieregeling natuur Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

 

Artikel 1.1 komt te luiden:

 

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);

Maatregelenkaart: maatregelenkaart voor biodiversiteit en leefgebieden, opgenomen in bijlage 7 bij deze regeling;

NNB: Natuur Netwerk Brabant, zijnde een samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is en het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft, en is opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

prioritaire plant- of diersoorten: plant- of diersoorten, opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling;

rode lijst: nationale lijst van verdwenen, ernstig bedreigde, bedreigde, kwetsbare en gevoelige dier- en plantensoorten, waaraan bijzondere aandacht moet worden besteed voor de instandhouding, als bijlage opgenomen bij het Besluit Rode lijsten flora en fauna;

toelichting Maatregelenkaart: toelichting op de Maatregelenkaart, opgenomen in bijlage 8 bij deze regeling.

 

B.

 

Artikel 1.4 komt te luiden:

 

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het behoud of herstel van vennen met ecotooptype V1, V2, V3 of V6 als bedoeld in de Maatregelenkaart of de toelichting Maatregelenkaart, in de vorm van:

    • a.

      uitvoeringsprojecten;

    • b.

      onderzoeksprojecten ter voorbereiding op projecten als bedoeld onder a.

  • 2.

    Subsidie kan worden verstrekt voor projecten uitgevoerd door gemeenten met minder dan 25.000 inwoners, gericht op het behoud of herstel van leefgebieden van prioritaire plant- of diersoorten, anders dan bedoeld in het eerste lid, in de vorm van:

    • a.

      uitvoeringsprojecten in:

      • 1°.

        agrarische gebieden;

      • 2°.

        stedelijke gebieden; of

      • 3°.

        natuurgebieden;

    • b.

      projecten gericht op:

      • 1°.

        onderzoek ter voorbereiding op projecten als bedoeld onder a;

      • 2°.

        onderzoek naar innovatieve oplossingen ten behoeve van de uitvoering van projecten als bedoeld onder a; of

    • c.

      projecten gericht op communicatie over en draagvlakvergroting van projecten als bedoeld onder a.

  • 3.

    Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het behoud of herstel van leefgebieden van prioritaire plant- of diersoorten, anders dan bedoeld in het eerste of tweede lid, in de vorm van:

    • a.

      uitvoeringsprojecten in:

      • 1°.

        agrarische gebieden;

      • 2°.

        stedelijke gebieden; of

      • 3°.

        natuurgebieden;

    • b.

      projecten gericht op:

      • 1°.

        onderzoek ter voorbereiding op projecten als bedoeld onder a;

      • 2°.

        onderzoek naar innovatieve oplossingen ten behoeve van de uitvoering van projecten als bedoeld onder a; of

    • c.

      projecten gericht op communicatie over en draagvlakvergroting van projecten als bedoeld onder a.

 

C.

 

Artikel 1.5, eerste lid, komt te luiden:

  • 1.

    Subsidie wordt geweigerd indien:

    • a.

      het aangevraagde subsidiebedrag:

      • 1°.

        hoger is dan € 1.000.000 voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid;

      • 2°.

        lager is dan € 25.000, met uitzondering van projecten als bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, onder c, en derde lid, onder c;

      • 3°.

        hoger is dan € 50.000 voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, onder c, en derde lid, onder c;

      • 4°.

        hoger is dan € 100.000 voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, onder a en b, en derde lid, onder b;

      • 5°.

        hoger is dan € 1.500.000 voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, derde lid, onder a;

    • b.

      de uitvoering van het project reeds is gestart vóór de indiening van de subsidieaanvraag;

    • c.

      het project behoort tot de wettelijke taken van de subsidieaanvrager;

    • d.

      voor het project reeds provinciale subsidie is verstrekt;

    • e.

      voor het project subsidie kan worden aangevraagd op grond van paragraaf 2 van deze regeling.

 

D.

 

Artikel 1.6 komt te luiden:

 

Artikel 1.6 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in of is gericht op de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project heeft betrekking op een maatregel als opgenomen in de Maatregelenkaart of de toelichting Maatregelenkaart;

    • c.

      het project is gericht op het behoud of herstel van leefgebieden van prioritaire plant- of diersoorten;

    • d.

      het project is gericht op:

      • 1°.

        vergroting van de kennis over het leefgebied van de desbetreffende plant- of diersoort;

      • 2°.

        verbetering van het leefgebied van de desbetreffende plant- of diersoort; of

      • 3°.

        behoud of herstel van vennen;

    • e.

      aan het project ligt ten grondslag:

      • 1°.

        een projectplan dat een uitwerking bevat van de maatregel, bedoeld onder b, en waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        ondersteunend kaartmateriaal;

      • 3°.

        een planning; en

      • 4°.

        een sluitende en realistische begroting.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie voor uitvoeringsprojecten als bedoeld in artikel 1.4 in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat aan het project een monitoringsplan ten grondslag ligt, waarin de wijze van monitoring gedurende de looptijd van het project is beschreven.

  • 3.

    Het monitoringsplan, bedoeld in het tweede lid, voldoet bij subsidies, bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder a, aan de vereisten opgenomen in bijlage 9 bij deze regeling.

  • 4.

    Onverminderd het eerste en tweede lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat de aanvrager een gemeente betreft met minder dan 25.000 inwoners.

 

E.

 

Artikel 1.7 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het tweede lid wordt “hanteren” vervangen door: hanteert.

  • 2.

    In het derde en vierde lid wordt na “berekeningswijzen” ingevoegd: subsidies.

 

F.

 

In artikel 1.8, onder b, wordt “voor 1 januari 2019” vervangen door: vóór de verlening van de subsidie.

 

G.

 

De artikelen 1.9 tot en met 1.12 komen te luiden:

 

Artikel 1.9 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1.

    Subsidieaanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, worden ingediend binnen de tenderperiodes van:

    • a.

      5 februari 2020 tot en met 3 maart 2020;

    • b.

      1 september 2020 tot en met 1 oktober 2020.

  • 2.

    Subsidieaanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, tweede en derde lid, worden ingediend binnen de tenderperiode van 5 februari 2020 tot en met 3 maart 2020.

 

Artikel 1.10 Subsidieplafond

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, vast op:

    • a.

      € 1.000.000 voor de tenderperiode, genoemd in artikel 1.9, eerste lid, onder a;

    • b.

      € 1.000.000 voor de tenderperiode, genoemd in artikel 1.9, eerste lid, onder b.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies voor de tenderperiode, genoemd in artikel 1.9, tweede lid, vast op:

    • a.

      € 250.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, tweede, lid;

    • b.

      € 6.000.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, derde lid, onder a;

    • c.

      € 500.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, derde lid, onder b;

    • d.

      € 250.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, derde lid, onder c.

 

Artikel 1.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van:

  • a.

    € 1.000.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid;

  • b.

    € 1.500.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, derde lid, onder a;

  • c.

    € 100.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, onder a en b, en derde lid, onder b;

  • d.

    € 50.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, onder c, en derde lid, onder c.

 

Artikel 1.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen de vastgestelde subsidieplafonds, genoemd in artikel 1.10, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende aanvragen op basis van de volgende afwegingscriteria:

    • a.

      voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder a:

      • 1°.

        de mate waarin het project bijdraagt aan herstel of behoud van het ven, te waarderen met maximaal 80 punten;

      • 2°.

        de mate waarin derden financieel bijdragen aan het project, te waarderen met maximaal 10 punten;

      • 3°.

        de mate waarin de subsidieaanvrager zelf financieel bijdraagt aan het project, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • b.

      voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, onder a, en derde lid, onder a:

      • 1°.

        de mate waarin het project bijdraagt aan de verbetering van de leefgebieden van bedreigde soorten, te waarderen met maximaal 60 punten;

      • 2°.

        het leveren van een bijdrage aan de verbetering van het leefgebied van bijen, te waarderen met 5 punten;

      • 3°.

        het leveren van een bijdrage aan de verbetering van het leefgebied van broedvogels in stedelijk gebied, te waarderen met 5 punten;

      • 4°.

        de mate waarin eventuele vervolgprojecten een bijdrage leveren aan systeemherstel, te waarderen met maximaal 10 punten;

      • 5°.

        de mate waarin derden financieel bijdragen aan het project, te waarderen met maximaal 10 punten;

      • 6°.

        de mate waarin de subsidieaanvrager zelf financieel bijdraagt aan het project, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • c.

      voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder b, tweede lid, onder b, en derde lid, onder b:

      • 1°.

        de kwaliteit van het onderzoeksproject, te waarderen met maximaal 55 punten;

      • 2°.

        de kwantitatieve reikwijdte in leefgebiedenbenadering, te waarderen met maximaal 25 punten;

      • 3°.

        de mate waarin derden financieel bijdragen aan het project, te waarderen met maximaal 10 punten;

      • 4°.

        de mate waarin de subsidieaanvrager zelf financieel bijdraagt aan het project, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • d.

      voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, onder c, en derde lid, onder c:

      • 1°.

        de mate waarin het project de doelgroep bereikt, te waarderen met maximaal 80 punten;

      • 2°.

        de mate waarin derden financieel bijdragen aan het project, te waarderen met maximaal 10 punten;

      • 3°.

        de mate waarin de subsidieaanvrager zelf financieel bijdraagt aan het project, te waarderen met maximaal 10 punten.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door de hoogste score op basis van het afwegingscriterium, genoemd in het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, onderdeel b, onder 1°, onderdeel c, onder 1°, respectievelijk onderdeel d, onder 1°.

  • 3.

    Indien toepassing van het tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

  • 4.

    De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5.

    De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 6.

    De subsidie wordt overeenkomstig de rangschikking verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

 

H.

 

Artikel 1.13 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

      • a.

        het project is uiterlijk vijf jaar na de in het projectplan opgenomen startdatum gerealiseerd, met een verlengingsmogelijkheid tot een looptijd van maximaal zes jaar;

      • b.

        het project start binnen 4 maanden na verlening van de subsidie;

      • c.

        de subsidieontvanger stelt de resultaten van het project ter beschikking van de provincie.

  • 2.

    Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

    • 2.

      Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder a, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk voor de datum van het verstrijken van de looptijd van het project.

 

I.

 

Artikel 1.14 komt te luiden:

 

Artikel 1.14 Prestatieverantwoording

  • 1.

    Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger, indien de activiteiten betrekking hebben op gebieden gelegen buiten het NNB, desgevraagd aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 1.13, derde lid, onder a;

    • b.

      indien van toepassing, enkele foto’s van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing, een proces verbaal van oplevering.

  • 2.

    Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger, indien de activiteiten betrekking hebben op gebieden gelegen buiten het NNB, bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 1.13, derde lid, onderdeel b, onder 1°;

    • b.

      indien van toepassing, enkele foto’s van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing, een proces verbaal van oplevering;

    • d.

      indien van toepassing, de resultaten van de monitoring, bedoeld in artikel 1.6, tweede lid;

    • e.

      indien van toepassing, een file geodatabase, waarin minimaal de locatie, de oppervlakte en een korte omschrijving van de uitgevoerde maatregelen is weergegeven, volgens de systematiek van de Maatregelenkaart.

  • 3.

    Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger, indien de activiteiten betrekking hebben op gebieden gelegen buiten het NNB, bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 1.13, derde lid, onderdeel c, onder 1°;

    • b.

      indien van toepassing, enkele foto’s van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing, de resultaten van de monitoring, bedoeld in artikel 1.6, tweede lid;

    • d.

      een financieel verslag als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1°, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

    • e.

      een controleverklaring als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 2°, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

    • f.

      indien van toepassing, een file geodatabase, waarin minimaal de locatie, de oppervlakte en een korte omschrijving van de uitgevoerde maatregelen is weergegeven, volgens de systematiek van de Maatregelenkaart.

  • 4.

    Bij subsidies tot € 125.000 toont de subsidieontvanger, indien de activiteiten betrekking hebben op gebieden gelegen binnen het NNB, bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing, enkele foto’s van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing, een proces verbaal van oplevering;

    • d.

      indien van toepassing, de resultaten van de monitoring, bedoeld in artikel 1.6, tweede lid;

    • e.

      bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening waaruit de gerealiseerde kosten blijken;

    • f.

      indien van toepassing, een file geodatabase, waarin minimaal de locatie, de oppervlakte en een korte omschrijving van de uitgevoerde maatregelen is weergegeven, volgens de systematiek van de Maatregelenkaart.

  • 5.

    Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger, indien de activiteiten betrekking hebben op gebieden gelegen binnen het NNB, bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing, enkele foto’s van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing, de resultaten van de monitoring, bedoeld in artikel 1.6, tweede lid;

    • d.

      een financieel verslag als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1°, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

    • e.

      een controleverklaring als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 2°, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

    • f.

      indien van toepassing, een file geodatabase, waarin minimaal de locatie, de oppervlakte en een korte omschrijving van de uitgevoerde maatregelen is weergegeven, volgens de systematiek van de Maatregelenkaart.

 

J.

 

Artikel 1.15 komt te luiden:

 

Artikel 1.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2.

    Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 3.

    Het voorschot, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt in een keer betaald.

 

K.

 

Na artikel 1.15 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 1.15a Vaststelling subsidies tot € 125.000 voor projecten binnen het NNB

  • 1.

    Bij subsidies tot € 125.000 die zijn verstrekt voor projecten binnen het NNB stellen Gedeputeerde Staten de subsidie ingevolge artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, in afwijking van de artikelen 13, eerste en tweede lid, en 20 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

  • 2.

    De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats overeenkomstig artikel 21, eerste tot en met vierde en achtste lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

 

L.

 

Artikel 2.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onderdeel a komt te luiden:

    • a.

      algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);.

  • 2.

    In onderdeel j wordt “Natura 2000- maatregelen;” vervangen door: Natura 2000-maatregelen:.

  • 3.

    Onderdeel k komt te luiden:

    • k.

      Natuur Netwerk Brabant: samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is en het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft, en is opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;.

  • 4.

    In onderdeel n wordt “, als bedoeld” vervangen door: als bedoeld.

  • 5.

    Aan het slot van onderdeel p wordt de punt vervangen door een puntkomma.

 

M.

 

In de aanhef van artikel 2.2, tweede lid, wordt “het eerste lid, onder d” vervangen door: het eerste lid, onder c of d.

 

N.

 

In artikel 2.5, onder b, wordt “1 januari 2019” vervangen door: 1 januari 2020.

 

O.

 

Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Aan het slot van het eerste lid, onderdeel b, onder 2°, wordt de punt vervangen door een puntkomma.

  • 2.

    In de aanhef van het tweede lid wordt “het volgende vereiste” vervangen door: de volgende vereisten.

 

P.

 

Artikel 2.7, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Aan het slot van onderdeel i wordt de punt vervangen door een puntkomma.

  • 2.

    In onderdeel j wordt “kosten van derden” vervangen door: kosten derden.

 

Q.

 

In artikel 2.8, onder d, wordt “1 januari 2019” vervangen door: 1 januari 2020.

 

R.

 

De artikelen 2.9 en 2.10 komen te luiden:

 

Artikel 2.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van:

  • a.

    15 februari 2019 tot en met 3 december 2019;

  • b.

    5 februari 2020 tot en met 3 december 2020.

 

Artikel 2.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4 vast op:

  • a.

    € 3.000.000 voor de periode, genoemd in artikel 2.9, onder a;

  • b.

    € 3.000.000 voor de periode, genoemd in artikel 2.9, onder b.

 

S.

 

Artikel 2.11 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid wordt “artikel 2.4, onder a en b” vervangen door: artikel 2.4, onder a en b,.

  • 2.

    In het tweede lid wordt “artikel 2.4, onder c bedraagt 100 %” vervangen door: artikel 2.4, onder c, bedraagt 100%.

  • 3.

    In het derde lid wordt “het eerste en tweede lid” vervangen door: het eerste of tweede lid.

 

T.

 

Artikel 2.12 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Aan het slot van het derde lid wordt de puntkomma vervangen door een punt.

  • 2.

    Het vijfde en zesde lid komen te luiden:

    • 5.

      De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

    • 6.

      De subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen in de rangschikking die volledig gehonoreerd kunnen worden.

  • 3.

    Het zevende en achtste lid vervallen.

 

U.

 

Artikel 2.13 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de aanhef van het tweede lid wordt “van€ 25.000 tot €125.000” vervangen door: van € 25.000 tot € 125.000.

  • 2.

    In de aanhef van het derde lid wordt “€125.000” vervangen door: € 125.000.

 

V.

 

Artikel 2.14 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid, onder d, komt te luiden:

    • d.

      bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening waaruit de gerealiseerde kosten blijken.

  • 2.

    In het tweede lid, onder c, wordt “, als bedoeld” vervangen door “als bedoeld” en “onder 1” door: onder 1°.

  • 3.

    In het tweede lid, onder d, wordt “, als bedoeld” vervangen door “als bedoeld” en “onder 2” door: onder 2°.

 

W.

 

In artikel 2.15, eerste lid, wordt “€25.000” vervangen door: € 25.000.

 

X.

 

Na artikel 2.15 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 2.15a Vaststelling subsidies tot € 125.000

  • 1.

    Bij subsidies tot € 125.000 stellen Gedeputeerde Staten de subsidie ingevolge artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, in afwijking van de artikelen 13, eerste en tweede lid, en 20 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

  • 2.

    De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats overeenkomstig artikel 21, eerste tot en met vierde en achtste lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

 

Y.

 

Artikel 3.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het opschrift wordt “begripsbepalingen” vervangen door: Begripsbepalingen.

  • 2.

    Onder verlettering van de onderdelen b tot en met k tot d tot en met m worden na onderdeel a twee onderdelen ingevoegd, luidende:

    • b.

      amfibieënbiotoop: biotoop specifiek voor amfibieën, bestaande uit een poel voor voortplanting, niet zijnde een poel waarin vissen of watervogels zijn uitgezet of hemelwater wordt opgevangen, en een ruigte waarin geleefd kan worden;

    • c.

      basisbiotoop: biotoop specifiek voor boomkikkers;.

  • 3.

    In onderdeel d (nieuw) wordt “Wegenverkeerswet” vervangen door: Wegenverkeerswet 1994.

  • 4.

    De onderdelen g, i, k en m (nieuw) komen te luiden:

    • g.

      ecologische verbindingszone: gebied waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden, en dat is opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

    • i.

      groenblauwe mantel: gebieden als opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant, die een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water hebben en overwegend grenzen aan het Natuur Netwerk Brabant en ecologische verbindingszones of deze verbinden;

    • k.

      Natuur Netwerk Brabant: samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is en het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft, en is opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

    • m.

      schraalland: landbouwgrond waarvan de voedselrijke bovenlaag is verwijderd met als doel het creëren van een voedselarme uitgangssituatie voor natte of droge kruidenrijke vegetatie.

 

Z.

 

In artikel 3.3, eerste lid, wordt “regeling” vervangen door: paragraaf.

 

AA.

 

Artikel 3.4, onderdeel a, onder 4°, komt te luiden:

4°. schraalland in combinatie met onderdeel 1°, 2° of 3°; of.

 

BB.

 

Artikel 3.5 komt te luiden:

 

Artikel 3.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de subsidieaanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • b.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling.

 

CC.

 

Artikel 3.6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het opschrift wordt “subsidievereisten” vervangen door: Subsidievereisten.

  • 2.

    Het eerste lid, onder f, wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      In onderdeel 2° wordt na “sluitende” ingevoegd: en realistische.

    • b.

      Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel 2° door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

      • 3°.

        een inrichtingsplan waarin in ieder geval de inrichtingsmaatregelen en daarbij behorende kadastrale aanduidingen en rijksdriehoekscoördinaten zijn opgenomen.

  • 3.

    Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      Aan het slot van onderdeel a, onder 1°, vervalt: of,.

    • b.

      Aan het slot van onderdeel a, onder 2°, vervalt de komma.

    • c.

      De onderdelen d tot en met g komen te luiden:

      • d.

        de poel is uitsluitend bestemd voor een amfibieënbiotoop;

      • e.

        in de poel zijn geen invasieve uitheemse water- of oeverplanten als bedoeld in bijlage 10 van de Regeling natuurbescherming aangeplant;

      • f.

        meer dan 50% van de taludlengte van de poel is flauw en:

        • 1°.

          minimaal 1:3, indien het een amfibieënbiotoop, niet zijnde een basisbiotoop, betreft;

        • 2°.

          minimaal 1:8 en maximaal 1:10, indien het een basisbiotoop betreft;

      • g.

        de diepte van de poel is maximaal:

        • 1°.

          1,7 meter, indien het een amfibieënbiotoop, niet zijn een basisbiotoop, betreft;

        • 2°.

          1,5 meter, indien het een basisbiotoop betreft.

    • d.

      Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

      • h.

        de poel heeft gemeten vanuit de insteek van het talud:

        • 1°.

          een oppervlakte van maximaal 500 m2 en een inhoud van maximaal 500 m3, indien het een amfibieënbiotoop, niet zijnde een basisbiotoop, betreft;

        • 2°.

          een oppervlakte van maximaal 2000 m2 en een inhoud van maximaal 700 m3, indien het een basisbiotoop betreft.

  • 4.

    Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde tot en met zevende lid tot vierde tot en met zesde lid.

  • 5.

    Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:

    • 5.

      Onverminderd het eerste lid wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onderdeel a, onder 4°, in aanmerking te komen voldaan aan het vereiste dat de locatie waar het project wordt uitgevoerd, wordt ontgraven ten behoeve van het ontstaan van schraalland.

 

DD.

 

Artikel 3.7 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid, onder c, wordt “20 procent” vervangen door: 20%.

  • 2.

    Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      In onderdeel c wordt “10 procent” vervangen door: 10%.

    • b.

      De onderdelen d en e vervallen, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door een punt.

  • 3.

    Onder vernummering van het derde tot het vierde lid, wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

    • 3.

      Onverminderd het tweede lid komen voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, onderdeel a, onder 4°, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, kosten voor de ontgraving van een oppervlak in aanmerking, voor zover zij betrekking hebben op een oppervlakte van maximaal 1000 m2 en een inhoud van maximaal 250 m3.

  • 4.

    In het vierde lid, onder g (nieuw), wordt “tien procent” vervangen door: 10%.

 

EE.

 

De artikelen 3.9 en 3.10 komen te luiden:

 

Artikel 3.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van:

  • a.

    15 februari 2019 tot en met 3 december 2019;

  • b.

    5 februari 2020 tot en met 3 december 2020.

 

Artikel 3.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4 vast op:

  • a.

    € 255.000 voor de periode, genoemd in artikel 3.9, onder a;

  • b.

    € 255.000 voor de periode, genoemd in artikel 3.9, onder b.

 

FF.

 

In artikel 3.11, onder c, wordt “50 %” vervangen door: 50%.

 

GG.

 

Artikel 3.12 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Aan het slot van het derde lid wordt de puntkomma vervangen door een punt.

  • 2.

    In het achtste lid wordt na “over” ingevoegd: opeenvolgende.

 

HH.

 

Artikel 3.13, eerste lid, onder e, komt te luiden:

  • e.

    in afwijking van artikel 16, onder a, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant neemt de subsidieontvanger een instandhoudingsperiode als bedoeld in dat onderdeel in acht van 10 jaar na realisering.

 

II.

 

In artikel 3.14, eerste lid, onder a, en tweede lid, onder a, wordt “opgenomen in artikel” vervangen door: bedoeld in artikel.

 

JJ.

 

Artikel 3.15 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid wordt “100 %” vervangen door: 100%.

  • 2.

    In het derde lid wordt “€25.000” vervangen door: € 25.000.

 

KK.

 

Artikel 4.1, onder a en b, komt te luiden:

  • a.

    ecologische verbindingszone: gebied waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden, en dat is opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

  • b.

    Natuur Netwerk Brabant: samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is en het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft, en is opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;.

 

LL.

 

In artikel 4.3, eerste lid, wordt “deze regeling” vervangen door: deze paragraaf.

 

MM.

 

Artikel 4.4 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel a vervalt: bij gemeentewegen.

  • 2.

    Aan het slot van onderdeel b wordt een punt geplaatst.

 

NN.

 

Artikel 4.5 komt te luiden:

 

Artikel 4.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de subsidieaanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • b.

    aan de subsidieaanvrager in het kader van hetzelfde aanvraagtijdvak reeds subsidie is verstrekt op grond van deze subsidieparagraaf.

 

OO.

 

Artikel 4.6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onderdeel a komt te luiden:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in een gebied dat als knelpunt is opgenomen op de Knelpuntenkaart ontsnippering provincie Noord-Brabant, die te raadplegen is via https://noord-brabant.maps.arcgis.com/apps/webappviewer/index.html?id=0a606ae1d95e431abdb8dc966930e268;.

  • 2.

    Onderdeel d vervalt, onder verlettering van onderdeel e tot onderdeel d.

 

PP.

 

In artikel 4.7 vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding “1.” voor het eerste lid.

 

QQ.

 

De artikelen 4.9 en 4.10 komen te luiden:

 

Artikel 4.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van:

  • a.

    15 februari 2019 tot en met 3 december 2019;

  • b.

    5 februari 2020 tot en met 3 juli 2020.

 

Artikel 4.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4.4 vast op:

  • a.

    € 250.000 voor de periode, genoemd in artikel 4.9, onder a;

  • b.

    € 250.000 voor de periode, genoemd in artikel 4.9, onder b.

 

RR.

 

In artikel 4.11 wordt “per faunavoorziening” gewijzigd in: per subsidieaanvraag.

 

SS.

 

Artikel 4.12 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De puntkomma aan het slot van het derde lid wordt vervangen door een punt.

  • 2.

    In het achtste lid wordt na “over” ingevoegd: opeenvolgende.

 

TT.

 

Artikel 4.14 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het tweede lid wordt “van € 25.000 tot € 125.000” gewijzigd in: vanaf € 25.000.

  • 2.

    Het derde lid vervalt.

 

UU.

 

Artikel 8.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onder verlettering van de onderdelen a tot en met d tot c tot en met f worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

    • a.

      de-minimis verordening: Verordening (EU) 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352);

    • b.

      de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in de de-minimis verordening;.

  • 2.

    Onderdeel e (nieuw) komt te luiden:

    • e.

      landbouwgroepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 193);.

 

VV.

 

Artikel 8.2 komt te luiden:

 

Artikel 8.2 Doelgroep

  • 1.

    Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 8.4, onder a, kan worden aangevraagd door gemeenten.

  • 2.

    Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 8.4, onder b, kan worden aangevraagd door:

    • a.

      gemeenten;

    • b.

      privaatrechtelijke rechtspersonen;

    • c.

      een samenwerkingsverband van privaatrechtelijke rechtspersonen.

  • 3.

    Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het tweede lid, onder c, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

 

WW.

 

Artikel 8.5, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de aanhef wordt na “indien” ingevoegd: de aanvrager als privaatrechtelijke rechtspersoon of samenwerkingsverband actief is in de primaire landbouwproductie en.

  • 2.

    In de onderdelen a en b wordt “, als bedoeld” vervangen door: als bedoeld.

  • 3.

    Aan het slot van onderdeel c wordt toegevoegd: of.

 

XX.

 

Artikel 8.6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid, onder b, aanhef, komt te luiden:

    • b.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:.

  • 2.

    In het tweede lid wordt “het projectplan als bedoeld” vervangen door “het projectplan, bedoeld” en wordt “na afloop van de subsidie” vervangen door: na afronding van het project.

  • 3.

    Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      Onderdeel b vervalt, onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel b.

    • b.

      In onderdeel b (nieuw) wordt “als bedoeld” vervangen door “, bedoeld” en wordt “na afloop van de subsidie” vervangen door: na afronding van het project.

 

YY.

 

Artikel 8.7 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste en tweede lid wordt “onder artikel 8.4” vervangen door: in artikel 8.4.

  • 2.

    In het tweede lid wordt “niet productieve investeringen” vervangen door: niet-productieve investeringen.

 

ZZ.

 

Artikel 8.8, eerste lid, komt te luiden:

  • 1.

    Kosten in verband met de inbreng van eigen uren en personeelskosten van de aanvrager komen in afwijking van artikel 8.7 niet voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4 in aanmerking:

    • a.

      indien de subsidieaanvrager een gemeente is;

    • b.

      voor zover zij meer dan 50% van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 8.7, betreffen en de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon dan wel samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 8.2, tweede lid, onder b of c, is.

 

AAA.

 

In artikel 8.10, eerste en tweede lid, wordt “de periode genoemd” vervangen door: de periode, genoemd.

 

BBB.

 

Artikel 8.11 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het tweede lid wordt “50%” vervangen door: 75%.

  • 2.

    Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

    • 3.

      Indien de aanvrager als privaatrechtelijke rechtspersoon of samenwerkingsverband actief is buiten de primaire landbouwproductie bedraagt de hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 8.4, onder b, onverminderd het tweede lid, ten hoogste een zodanig bedrag dat over een periode van drie belastingjaren het plafond voor de-minimissteun niet wordt overschreden.

 

CCC.

 

Artikel 8.12 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het vijfde lid komt te luiden:

    • 5.

      De subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen in de rangschikking die volledig gehonoreerd kunnen worden.

  • 2.

    Het zesde lid vervalt.

 

DDD.

 

Artikel 8.13 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      In onderdeel a, aanhef, wordt “De subsidieontvanger” vervangen door: zij.

    • b.

      De punt aan het slot van onderdeel b, onder 2°, wordt vervangen door een puntkomma.

    • c.

      De aanhef van onderdeel c komt te luiden:

      • c.

        zij draagt er zorg voor dat het ecologisch wegbermbeheer in ieder geval aan de volgende eisen voldoet:.

  • 2.

    Onder vernummering van het derde lid, dat aanvangt met “Gedeputeerde Staten kunnen”, en het vierde lid tot vijfde en zesde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

    • 4.

      De ontvanger van subsidie als bedoeld in artikel 8.4, onder b, die als privaatrechtelijke rechtspersoon of samenwerkingsverband actief is in de primaire landbouwproductie houdt ingevolge artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 3.

    In het vijfde lid (nieuw) wordt “als bedoeld” vervangen door: , bedoeld.

  • 4.

    In het zesde lid (nieuw) wordt “als bedoeld in het derde lid” vervangen door: als bedoeld in het vijfde lid.

 

EEE.

 

Artikel 8.14 komt te luiden:

 

Artikel 8.14 Prestatieverantwoording

  • 1.

    De subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project.

  • 2.

    In geval van een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 8.2, tweede lid, onder b of c, die actief is in de primaire landbouwproductie, stellen Gedeputeerde Staten de subsidie, bedoeld in artikel 8.4, onder b, ingevolge artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening, vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten. De vaststelling vindt plaats overeenkomstig artikel 21, eerste tot en met vierde en achtste lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant. In afwijking van het eerste lid, toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening waaruit de gerealiseerde kosten blijken.

 

FFF.

 

Bijlagen 2, 3 en 9 behorende bij de Subsidiereling natuur Noord-Brabant komen te luiden:

 

Bijlage 2 als bedoeld in de artikelen 3.6, tweede lid, onder a, en 3.8, onder i, van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

 

Overzicht subsidiabel inheems plantmateriaal

 

Subsidiabel bosplantsoen

Nederlandse naam

Wetenschappelijke naam

Appel, wilde

Malus sylvestris

Berk, ruwe

Betula pendula

Berk, zachte

Betula pubescens

Bes, aal-

Ribes rubrum

Bes, zwarte

Ribes nigrum

Beuk

Fagus sylvatica

Bosroos

Rosa arvensis

Eglantier

Rosa rubiginosa

Eik, zomer-

Quercus robur

Eik, winter-

Quercus petrea

Els, zwarte

Alnus glutinosa

Gagel

Myrica gale

Gelderse roos

Viburnum opulus

Haagbeuk

Carpinus betulus

Hazelaar

Corylus avellana

Heggeroos

Rosa corymbifera

Hondsroos

Rosa canina

Hulst

Ilex aquifolium

Iep, steel-

Ulmus laevis

Kardinaalsmuts

Euonymus europaeus

Kastanje, tamme

Castanea sativa

Kers, zoete

Prunus avium

Kornoelje, rode

Cornus sanguinea

Kornoelje, gele

Cornus mas

Kraagroos

Rosa agrestis

Krenteboompje

Amelanchier lamarckii

Liguster, wilde

Ligustrum vulgare

Linde, kleinbladige

Tilia cordata

Linde, Hollandse

Tilia vulgaris

Lijsterbes

Sorbus aucuparia

Meidoorn, eenstijlige

Crataegus monogyna

Meidoorn, tweestijlige

Crataegus laevigata

Mispel

Mespilus germanica

Peer, wilde

Pyrus communis

Sleedoorn

Prunus spinosa

Veldesdoorn

Acer campestre

Vlier, gewone

Sambucus nigra

Vlier, tros

Sambucus racemosa

Vogelkers, inheemse

Prunus padus

Vuilboom

Rhamnus frangula

Wegedoorn

Rhamnus catharticus

Wilg, amandel-

Salix triandra

 Wilg, bittere

Salix purpurea

Wilg, bos-

Salix caprea

Wilg, grauwe

Salix cinerea

Wilg, kat-

Salix viminalis

Wilg, geoorde

Salix aurita

Wilg, kraak-

Salix fragilis

Wilg, laurier-

Salix pentandra

Wilg, schiet-

Salix alba

 

Subsidiabele laanbomen

Nederlandse naam

Wetenschappelijke naam

Abeel, grauwe

Populus canescens

Berk, ruwe

Betula pendula

Beuk

Fagus sylvatica

Eik, zomer-

Quercus robur

Eik, winter-

Quercus petrea

Els, zwarte

Alnus glutinosa

Esdoorn, gewone

Acer pseudoplatanus

Haagbeuk

Carpinus betulus

Iep

Ulmus

Kastanje, tamme

Castanea sativa

Kers, zoete

Prunus avium

Linde, kleinbladige

Tilia cordata

Linde, Hollandse

Tilia vulgaris

Noot

Juglans regia

Populier, zwarte

Populus nigra

Populier – ‘Canadapopulier’

Populus x canadensis

Wilg, schiet-

Salix alba

Hoogstamfruitbomen

Diverse soorten

 

 

Bijlage 3 als bedoeld in artikel 3.6, tweede lid, onder b, van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

 

Overzicht vereisten voor aanleg van beplantingen

Beplantings-groep*

Minimale leeftijd/maat

Maximaal te subsidiëren aantal per oppervlakte- /of lengte eenheid

Te

subsidiëren sortiment

Maximaal aantal te subsidiëren per project

Bosplantsoen

2-jarig bosplantsoen, minimaal maat 60-80 cm 

plantverband minimaal 1,25m x 1,25m of 1,50m x 1,00m

Zie bijlage 2, onder bosplantsoen

 n.v.t.

Bosplantsoen voor hagen

2-jarig bosplantsoen, minimaal maat 60-80 cm

4 st per meter haag

Zie bijlage 2, onder bosplantsoen

Bij 100% beuk Fagus sylvatica) maximaal 100 meter of 400 st

Veren

Lengte minimaal 150 cm

12 st per 100 meter; plantafstand minimaal 8 meter

Zie bijlage 2, onder laanbomen

n.v.t.

Laanbomen

 

Minimaal maat 10-12 cm; 2x verplant

12 st per 100 meter; plantafstand minimaal 8 meter, tenzij sprake is van aanplant in een solitaire boomgroep als vrijliggend element

Zie bijlage 2, onder laanbomen

n.v.t.

Hoogstamfruitbomen

Minimaal maat 8-10 cm

plantafstand minimaal 10 meter

Zie bijlage 2, diverse soorten hoogstamfruitbomen

Maximaal 10 st

Knotwilgen

Onbewortelde of bewortelde stek

20 st per 100 meter; plantafstand minimaal 5 meter

Schietwilg (Salix alba)

n.v.t.

Snelgroeiend loofhout

Onbewortelde of bewortelde stek

625 st per hectare

Zwarte populier (Populus nigra), Canadapopulier (Populus x canadensis) en schietwilg (Salix alba)

n.v.t.

 

* Per beplantingsvak komt in beginsel slechts één beplantingsgroep voor subsidie in aanmerking. Alleen voor beplantingsvakken die smaller zijn dan 7 meter komen twee beplantingsgroepen voor subsidie in aanmerking.

 

Bijlage 9 als bedoeld in artikel 1.6, derde lid, van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

 

Monitoring venherstel

 

Projectmonitoring venherstel

De projectmonitoring is bedoeld om de resultaten van het herstelproject in beeld te brengen, te evalueren en zo nodig gedurende het project nog te kunnen bijsturen. De monitoring maakt integraal onderdeel uit van het herstelproject. Voor de projectmonitoring zijn de volgende keuzes gemaakt:

 

Welke vennen?

In alle vennen waar maatregelen worden uitgevoerd dient projectmonitoring plaats te vinden.

 

Wat meten?

De effectmeting beperkt zich tot de per ven te benoemen doelsoorten (gewenste soorten) en overige aandachtsoorten (bijvoorbeeld soorten die juist zouden moeten verdwijnen). In de meeste gevallen zal het gaan om hogere planten (macrofyten), libellen of amfibieën. Het monitoren van fytoplankton, fytobenthos en macrofauna is alleen zinvol als daarvoor concrete doelen zijn opgenomen. Aangezien de aanwezigheid van flora en fauna in vennen vooral wordt bepaald door de fysisch-chemische waterkwaliteit en de vegetatiestructuur worden ook deze parameters gemeten. Daar waar grote variaties aan vegetaties in het ven voorkomen, is het zinvol op twee plaatsen in het ven de waterkwaliteit te meten. Bij de uitvoering van hydrologische maatregelen worden ook de effecten op de waterhoudendheid van het ven, het grondwaterpeil en grondwaterkwaliteit gemeten. Tabel 1 geeft een overzicht van te meten parameters.

 

Tabel 1 Overzicht projectmonitoring venherstel

Wat meten?

Te meten parameters zijn afhankelijk van de doelstellingen per ven.

De parameters met * hoeven alleen in specifieke gevallen te worden gemeten (zijn afhankelijk van het type ven)

pH

Buffercapaciteit

Totaal-P (zomergem)

Totaal-N (zomergem)

Orthofosfaat

Ammonium (indicator verzuring)

Macro-ionen (invloed grondwater)

HCO3- (Bicarbonaat) mate voor buffering

Nitraat

Waterdiepte/watervoerendheid

Dikte sliblaag

Grondwaterstand

pH grondwater*

Nitraat grondwater*

Sulfaat grondwater*

Fosfaat grondwater*

HCO3- grondwater*

Macro-ionen grondwater*

Fe (ijzer) grondwater*

Macrofyten (soorten SNL monitoring)

Vegetatiebeeld/structuur

Amfibieën*

Libellen*

Overige fauna*

Frequentie

2 momenten: vóór en 4 jaar na uitvoering van de maatregelen

 

Frequentie

Er worden 2 meetrondes en een veldcheck onderscheiden:

  • 1.

    Vóór de uitvoering een meetronde. Meestal zijn de gegevens al aanwezig in de vorm van een onderzoeksrapport, dat de basis vormt voor het uitvoeringsplan. Zo niet, dan zal de meting alsnog voordat de uitvoering start moeten gebeuren.

  • 2.

    2 jaar na uitvoering een veldcheck op de ontwikkeling van planten en bosopslag op de oevers. Hiermee kan eventueel bijsturing richting de gewenste ontwikkeling plaatsvinden.

  • 3.

    Een herhalingsmeetronde 4 jaar na uitvoering. Hiermee worden effecten op de langere termijn in beeld gebracht.

Omdat de fysisch-chemische waterkwaliteit en grondwaterstanden door het jaar heen behoorlijk kunnen fluctueren moet bij onderzoeksronde 1 en 3 op meerdere data worden bemonsterd. Voor de fysisch-chemische waterkwaliteit is het gebruikelijk dat dit op 4 data per jaar gebeurt (éénmaal in maart; éénmaal in april - begin mei; éénmaal eind mei - begin juni; éénmaal in juli – augustus). (Grond)Waterstanden wordt 2 keer per maand gemeten. Ook voor libellen en amfibieën is het zinvol op meerdere momenten in het betreffende jaar het ven te onderzoeken.

 

Meten, databeheer en rapportage

Alle meetgegevens en de bijbehorende rapportage worden in een overzichtelijk format aangeleverd aan de provincie bij de vaststelling van de subsidiebeschikking. Ze vormen de input voor de provincie brede rapportage over de voortgang van venherstel. Ook worden de gegevens die worden verzameld over het voorkomen van planten en dieren in de NDFF (Nationale Databank Flora en Fauna) ingevoerd, zodat ze ook voor andere doeleinden beschikbaar zijn.

 

GGG.

 

Het opschrift van bijlage 7 komt te luiden:

 

Bijlage 7 als bedoeld in artikel 1.1 van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

 

HHH.

 

Het opschrift van bijlage 8 komt te luiden:

 

Bijlage 8 als bedoeld in artikel 1.1 van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

 

Artikel II Overgangsrecht

  • 1.

    Op subsidieaanvragen als bedoeld in de paragrafen 1 tot en met 4 van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant, die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, blijven de paragrafen 1 tot en met 4 van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant, zoals die luidden de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, van toepassing.

  • 2.

    Op subsidieaanvragen als bedoeld in paragraaf 8 van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant, die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, blijven de artikelen 8.2, 8.5, 8.13 en 8.14 van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant, zoals die luidden op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, van toepassing.

Artikel III Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

 

’s-Hertogenbosch, 28 januari 2020

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Naar boven