Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland van 3 september 2019 (PZH-2019-701724116) tot vaststelling van het Reglement deskundigencommissie R&D MIT Zuid-Holland 2019 (Reglement deskundigencommissie R&D MIT Zuid-Holland 2019)

Gedeputeerde staten;

 

Gelet op artikel 82 van de Provinciewet en de artikelen 4.8 en 5.8 van de Subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Holland;

 

Besluiten:

 

Vast te stellen het Reglement deskundigencommissie R&D MIT Zuid-Holland 2019

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • commissie: adviescommissie R&D MIT Zuid-Holland als bedoeld in artikel 4.8 en artikel 5.8 van de Subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Holland;

  • R&D: reseach and development, ook wel genaamd onderzoek en ontwikkeling;

  • subsidieregeling: Subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Holland;

  • zakelijk verslag: verslag dat in ieder geval bevat de datum van de bijeenkomst, de aanwezigen en eventuele mededelingen.

 

Artikel 2 Instelling en taak

  • 1.

    Er is een adviescommissie R&D MIT Zuid-Holland.

  • 2.

    De commissie heeft tot taak gedeputeerde staten te adviseren over:

    • a.

      de toepassing van de weigeringsgronden, bedoeld in artikel 4.2 en artikel 5.2 van de subsidieregeling;

    • b.

      de beoordeling en rangschikking van alle aanvragen, bedoeld in artikel 4.6 en artikel 5.6 van de subsidieregeling.

 

Artikel 3 Samenstelling deskundigencommissie

  • 1.

    De commissie omvat ten hoogste 15 leden en bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      een voorzitter, tevens lid;

    • b.

      een plaatsvervangend voorzitter, tevens lid;

    • c.

      overige leden.

  • 2.

    De leden worden door een door gedeputeerde staten aangewezen onafhankelijke partij voorgedragen op basis van hun geschiktheid, ervaring en deskundigheid.

 

Artikel 4 Benoeming , schorsing en ontslag

  • 1.

    Gedeputeerde staten benoemen, schorsen en ontslaan de leden van de commissie. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden in functie benoemd.

  • 2.

    De leden worden benoemd voor de duur van maximaal vier jaar en kunnen worden herbenoemd.

  • 3.

    Tenzij gedeputeerde staten anders bepalen, kunnen aftredende leden van de commissie hun functie blijven vervullen totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 4.

    Een lid van de commissie verschoont zich bij iedere mogelijke schijn van belangenverstrengeling. Hiervan wordt in ieder geval geacht sprake te zijn als het lid niet onafhankelijk is van een of meer van de bij het aan de orde zijnde aanvragen betrokken partijen.

 

Artikel 5 Einde lidmaatschap

Het lidmaatschap van de commissie eindigt:

  • a.

    op de dag waarop de werkzaamheden van gedeputeerde staten in het kader van de uitvoering van de subsidieregeling zijn afgerond;

  • b.

    door het intrekken of vervallen van de subsidieregeling;

  • c.

    op verzoek van het lid;

  • d.

    door een daartoe strekkend besluit van gedeputeerde staten.

 

Artikel 6 Voorzitter

  • 1.

    De voorzitter geeft leiding aan de vergadering en bewaakt de voortgang en behandeling van de agenda.

  • 2.

    De voorzitter is verantwoordelijk voor het functioneren van de commissie.

  • 3.

    De voorzitter bewaakt de kwaliteit van de uit te brengen adviezen en de juiste aansluiting bij de subsidieregeling.

 

Artikel 7 Commissiesecretariaat

  • 1.

    De commissie wordt ondersteund door een secretaris.

  • 2.

    Gedeputeerde staten wijzen een of meer ambtenaren aan als secretaris, respectievelijk plaatsvervangend secretaris.

  • 3.

    De secretaris is in ieder geval belast met de voorbereiding en coördinatie van de werkzaamheden van de commissie.

  • 4.

    De secretaris heeft geen stemrecht. Hij is voor zijn werkzaamheden alleen verantwoording verschuldigd aan de commissie.

 

Artikel 8 Subcommissies

  • 1.

    De commissie kan besluiten tot het instellen van subcommissies, die de beoordeling van subsidieaanvragen op een specifiek expertisegebied voorbereiden.

  • 2.

    Een subcommissie bestaat uit minimaal drie leden van de commissie die deskundig zijn op een specifiek expertisegebied.

  • 3.

    De leden van een subcommissie wijzen één van de leden van de subcommissie aan als voorzitter van een subcommissie.

  • 4.

    De leden van een subcommissie komen voor iedere aanvraag per criterium tot een gemotiveerde gezamenlijke score.

  • 5.

    Indien de beraadslaging niet leidt tot consensus beslist de voorzitter van de subcommissie.

 

Artikel 9 Vergaderingen

  • 1.

    De vergaderingen van de commissie en een subcommissie zijn niet openbaar.

  • 2.

    De voorzitter van de commissie en de voorzitter van een subcommissie kunnen besluiten een externe deskundige te raadplegen indien hij daartoe aanleiding ziet.

  • 3.

    Naast de leden kan een vertegenwoordiger van de provincie als toehoorder de vergadering bijwonen.

  • 4.

    Een lid kan zich ter vergadering niet laten vertegenwoordigen door een ander.

  • 5.

    De commissie en de subcommissies vergaderen zo vaak als hun voorzitters dit nodig achten.

  • 6.

    De secretaris woont de vergaderingen van de commissie en de subcommissies bij.

 

Artikel 10 Besluitvorming

  • 1.

    De leden van de commissie komen voor iedere aanvraag per criterium tot een gemotiveerde gezamenlijke score.

  • 2.

    Indien een subcommissie een project heeft beoordeeld, betrekt de commissie deze beoordeling bij de beoordeling en rangschikking van de subsidieaanvragen. Indien wordt afgeweken van deze beoordeling wordt deze afwijking nadrukkelijk gemotiveerd.

  • 3.

    Indien de beraadslaging niet leidt tot consensus beslist de voorzitter van de commissie.

 

Artikel 11 Advisering

  • 1.

    De commissie brengt binnen tien weken na ontvangst van de volledige subsidieaanvraag door gedeputeerde staten een gemotiveerd advies uit over de subsidieaanvraag.

  • 2.

    Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

  • 3.

    De adviezen van de commissie zijn niet openbaar, tenzij er zwaarwegende argumenten zijn om dit openbaar te maken.

 

Artikel 12 Verslaglegging

  • 1.

    De secretaris draagt zorg voor een zakelijk verslag van de vergadering.

  • 2.

    Het verslag wordt door de secretaris ondertekend.

 

Artikel 13 Onafhankelijkheid en geheimhouding

  • 1.

    De leden van de commissie adviseren onafhankelijk en zonder last of ruggespraak.

  • 2.

    Voor zover de leden van de commissie of een externe deskundige bij de uitvoering van hun taken de beschikking krijgen over gegevens waarvan zij het vertrouwelijke karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden, zijn zij verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht of uit hun taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

 

Artikel 14 Archiefbescheiden

De bescheiden van de commissie worden na beëindiging van de werkzaamheden in het archief van de provincie Zuid-Holland opgenomen.

 

Artikel 15 Vergoeding

  • 1.

    De leden van de commissie ontvangen voor het deelnemen aan een vergadering een vergoeding van € 400,00;

  • 2.

    Voor de voorbereidende werkzaamheden in het kader van het beoordelen van de subsidieaanvragen ontvangen alle leden een vergoeding van € 75,00 per aanvraag.

 

Artikel 16 Inwerkingtreding

Het Reglement deskundigencommissie R&D MIT Zuid-Holland 2018 wordt ingetrokken.

 

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

 

Artikel 18 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Reglement deskundigencommissie R&D MIT Zuid-Holland 2019.

 

 

Den Haag, 3 september 2019

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

 

drs. J. Smit, voorzitter

 

drs. H.M.M. Koek, secretaris

 

 

 

 

Toelichting

 

 

Artikel 2 Instelling en taak

De wijze van verdeling van het beschikbare subsidiebedrag bij het subsidieplafond voor de kleine R&D samenwerkingsprojecten (§4) en de grote R&D samenwerkingsprojecten (§ 5 ) is volgens een tender-systeem met kwaliteitscriteria. De keuze voor voorrang voor het laagst aangevraagde subsidiebedrag geeft de meeste kans dat de activiteit nog volledig kan worden uitgevoerd.

Aanvragen worden getoetst op basis van de in artikel 4.6 en 5.6 genoemde criteria. Bij de beoordeling van die criteria en het toekennen van punten binnen die criteria, kunnen onder meer onderstaande onderwerpen en vragen van belang zijn;

 

Bij het criterium dat er meer technologische vernieuwing of wezenlijke nieuwe toepassingen van een bestaand product, proces, of dienst wordt verwacht:

hoe vernieuwend is het resultaat van het project, het beoogde product, proces of de dienst?

wat is de aard van de innovatie: een nieuw product, proces, of dienst of een nieuwe toepassing van bestaande producten, processen, of diensten?

hoe vernieuwend is de gekozen aanpak of de onderzoeksmethoden?

hoe haalbaar is de innovatie en wat is het technologisch risico?

hoe verhoudt dit project zich tot ontwikkelingen in de topsector en tot internationale ontwikkelingen?

 

Bij het criterium dat er meer economische waarde wordt gecreëerd voor de deelnemers in het R&D-samenwerkingsverband, de topsectoren, of de Zuid-Hollandse en Nederlandse economie:

hoe sluit het project aan bij de strategische doelstelling van de betrokken bedrijven?

hoe sluit het project aan bij de strategische doelstellingen van de betreffende topsector?

wat is de economische waarde van de projectresultaten voor de betrokken bedrijven of de Zuid-Hollandse en Nederlandse economie?

is deze waarde cijfermatig voldoende onderbouwd (marktgrootte, marktaandeel, omzet, winst, terugverdientijd) en hoe realistisch is deze onderbouwing?

wat is de concurrentiepositie en hoe ziet de aanvrager het project in dat licht?

 

Bij het criterium dat de kwaliteit van de R&D samenwerking hoger is, tenminste blijkend uit de mate van complementariteit van de deelnemers, de capaciteiten van de deelnemers en de kwaliteit van de projectorganisatie:

hebben de partners gezamenlijk voldoende expertise om het project uit te kunnen voeren en vullen ze elkaar aan?

of de capaciteiten van de deelnemers toereikend zijn.

de kwaliteit van de projectorganisatie. Is er bijvoorbeeld een projectleider aangesteld, is er een stuurgroep?

in welke mate heeft het project een directe relatie met andere projecten in de topsector of wordt er samengewerkt met andere partijen uit de topsector?

in welke mate is er een evenwichtige verdeling van de resultaten van het project. Bijvoorbeeld, hoe concreet zijn de afspraken over intellectueel eigendom vastgelegd?

 

Bij het criterium dat er meer sprake is van sectoroverstijgende combinaties en van combinaties van topsectoren, die niet conventioneel zijn:

de mate waarin thema’s uit verschillende topsectoren worden gecombineerd. De combinatie van meer dan twee thema’s is niet per se waardevoller; intensiteit en verwevenheid van de thema’s tellen zwaarder.

naarmate een combinatie minder voor de hand ligt, maar wel een waardevol project oplevert, zal het project hoger scoren.

 

Artikel 3 Samenstelling deskundigencommissie

De commissieleden zijn onafhankelijk gekozen en beoordeeld op hun deskundigheid door een onafhankelijk adviesbureau.

 

Artikel 8 Subcommissies

Subcommissies kunnen worden ingesteld om subsidieaanvragen op een specifiek terrein te laten beoordelen door deskundigen. Gelet op het grote aantal aanvragen dat wordt ingediend is het meestal ondoenlijk om alle aanvragen uitbreid door de commissie te laten beoordelen. De beoordeling is een subcommissie is bedoeld als voorwerk op de behandeling in de commissie.

 

Artikel 9 Vergaderingen

Binnen 13 weken na de sluitingsdatum van het subsidieplafond neemt gedeputeerde staten een besluit. Binnen die periode moet de deskundigencommissie een advies aan gedeputeerde staten hebben uitgebracht. Het aantal ontvangen aanvragen bepaalt de hoeveelheid werk van de deskundigencommissie. Als er veel aanvragen zijn zal de deskundigencommissie ook vaker vergaderen.

Aan de vergadering nemen de voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter deel en minimaal drie en ten hoogste 13 overige leden op basis van hun deskundigheid.

 

 

Naar boven