Provinciaal blad van Overijssel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Overijssel | Provinciaal blad 2018, 909 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Overijssel | Provinciaal blad 2018, 909 | Overige besluiten van algemene strekking |
Wijziging Regeling POP3 subsidies provincie Overijssel
Artikel 3.6.1 Subsidiabele activiteit: lid 1 wordt vervangen door onderstaand lid 1
In lid 2 wordt de tekst ‘Het innovatieproject is’ vervangen door ‘De activiteiten zijn’. In lid 3 wordt de tekst ‘Het innovatieproject moet bijdragen aan verduurzaming binnen’ vervangen door ‘De activiteiten zijn daarnaast gericht op’.
Daarnaast wordt onderstaande toelichting toegevoegd:
Dit wil zeggen dat de activiteiten gericht moeten zijn op innovatie en verduurzaming zoals omschreven in de Statenbrief Agro & Food in Overijssel: innovatie en duurzame productie (PS/2014/1092). Daarbij gaat het om een innovatieve en concurrerende Agro& Food keten die productiemethoden zoekt die de kwaliteiten van ruimte, water, bodem en lucht versterken en waarin kringlopen zich sluiten. Door in harmonie met de omgeving en omwonenden te produceren werkt de Agro & Food keten voortdurend aan haar licence to produce.
Maatregelen gericht op het besparen van energie of het opwekken van hernieuwbare energie zijn ook subsidiabel mits het project is gericht op de voortbrenging van of handel in landbouwproducten conform artikel 42 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). Als binnen het project bijvoorbeeld hernieuwbare energie wordt opgewekt, is dit niet subsidiabel wanneer deze energie buiten het eigen bedrijf wordt ingezet.
Artikel 3.6.2 Aanvrager wordt gewijzigd in Artikel 3.6.3 Aanvrager en komt als volgt te luiden:
Subsidie wordt verstrekt aan de deelnemers van het samenwerkingsverband of de initiatiefnemer van het samenwerkingsverband in wording
Artikel 3.6.3 Samenwerkingsverband wordt gewijzigd in Artikel 3.6.2 Samenwerkingsverband en komt als volgt te luiden:
Het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 3.6.1, eerste lid, bestaat tenminste uit twee partijen die van belang zijn voor het verwezenlijken van de doelstelling van de projectvraag en bevat tenminste één landbouwer of een organisatie die hun vertegenwoordigt.
Artikel 3.6.4 Aanvraag: lid a wordt vervangen door onderstaande tekst
Daarnaast wordt onderstaande toelichting toegevoegd:
Bij de uitwerking van deze activiteiten, dient aanvrager ook aan te geven welke (bestaande of nieuwe) netwerken worden gebruikt.
Artikel 3.6.5 Weigeringsgronden: worden de leden a. en b. vervangen door onderstaande leden en wordt een lid c. en d. toegevoegd
Daarnaast wordt onderstaande toelichting toegevoegd:
Indien een bestaand samenwerkingsverband een aanvraag indient, wordt alleen subsidie verstrekt indien de subsidie wordt aangevraagd voor een voor het samenwerkingsverband nieuwe activiteit.
Artikel 3.6.6 Subsidiabele kosten: wordt de huidige tekst vervangen door onderstaande tekst
Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende kosten:
Afschrijvingskosten zoals bedoeld in artikel 69 lid 2 van Verordening (EU) Nr.1303/2013;
Daarnaast wordt de Toelichting vervangen door onderstaande tekst:
Coördinatiekosten voor het samenwerkingsverband hebben betrekking op de oprichting van een samenwerkingsverband en het maken van een projectplan. Dit zijn dus kosten die gemaakt zijn voordat het project daadwerkelijk wordt uitgevoerd.
Kosten voor kennisverspreiding hebben betrekking op kosten die tijdens het project worden gemaakt.
In deze openstelling gaat het primair om samenwerking voor innovaties. Het doen van investeringen is van ondergeschikt belang en dient alleen ter ondersteuning van de samenwerking en de innovaties. Enkel kosten die aantoonbaar rechtstreeks toe te rekenen zijn aan de activiteiten waarop de subsidie betrekking heeft, zijn subsidiabel (artikel 1.13, lid 1 sub a Regeling POP 3 subsidies provincie Overijssel). Dat betekent dat investeringskosten alleen subsidiabel zijn voor zover ze binnen de projectperiode vallen. Indien de investering een langere levensduur heeft dan de looptijd van het project, zal de subsidie worden gebaseerd op de afschrijvingskosten, waarbij ook rekening wordt gehouden met de eventuele restwaarde.
Onder ‘kosten van … tot maximaal de marktwaarde’ wordt verstaan dat de kosten van de marktwaarde worden gecorrigeerd indien er na afloop van het project sprake is van restwaarde van de investering. De correctie is evenredig aan de restwaarde van de investering na afloop van de projectperiode. De begunstigde kan de restwaarde onderbouwd opgeven bij de aanvraag. De grondslag voor deze handelwijze ligt vast in artikel 69 lid 2 van de Verordening 1303/2013 - Gemeenschappelijke bepalingen inzake ELFPO en EFMZV.
In geval subsidie wordt verstrekt voor de kosten van tweedehandsinstallaties, bedragen deze kosten maximaal de marktwaarde van de activa. Ook hier geldt dat de kosten worden gecorrigeerd indien er sprake is van restwaarde van de activa na afloop van de projectperiode, gelijk hierboven beschreven.
Bij afschrijvingskosten gaat het om machines en installaties die al eigendom zijn van het samenwerkingsverband of haar individuele leden, en die voor het project worden ingezet. Het berekenen van de afschrijving gaat middels de Lineaire afschrijvingsmethode:
De lineaire afschrijvingsmethode is een eenvoudige methode om de afschrijvingskosten te bepalen. De aanschafwaarde van de investering wordt verminderd met de restwaarde en de uitkomst hiervan gedeeld door de levensduur.
Afschrijvingskosten: € 30.000,- minus € 24.000,- / 3 jaar is € 2.000,- per jaar!
Artikel 3.6.7 Niet subsidiabele kosten: vervalt
Artikel 3.6.8 Hoogte subsidie wordt gewijzigd in Artikel 3.6.7 Hoogte subsidie en komt als volgt te luiden:
De percentages genoemd in het tweede lid, onder sub a tot en met c kunnen worden verhoogd met 15% indien:
het samenwerkingsverband bestaat uit tenminste één kleine- of middelgrote onderneming als omschreven in bijlage 1 bij verordening 651/2014 (AGV) en geen van de partijen meer dan 70% van de kosten draagt, en
De ‘Toelichting’ wordt verwijderd.
Artikel 3.6.9 Criteria wordt gewijzigd in Artikel 3.6.8 Criteria
Artikel 3.6.10 Selectiecriteria wordt gewijzigd in Artikel 3.6.9 Selectiecriteria en vervangen door onderstaande tekst inclusief ‘Toelichting’
Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking van de aanvragen, als bedoeld in artikel 1.15, de volgende criteria:
kans op succes/haalbaarheid: bij projecten gericht op de oprichting van een samenwerkingsverband en ontwikkeling van een projectplan (zie toelichting, optie a) wordt beoordeeld in welke mate verwacht wordt dat partijen erin slagen een vruchtbare samenwerking tot stand te brengen. Bij projecten gericht op het ontwikkelen van een innovatie (zie toelichting, optie b) wordt dit gedefinieerd als de kans dat partijen erin slagen het innovatie-idee uit te werken;
Bij gelijke score worden de scores van betreffende projecten op het hoogst gewaardeerde criterium of de hoogst gewaardeerde criteria bezien. Wanneer de betreffende projecten hierop gelijk scoren wordt gekeken naar het op één na hoogst gewaardeerde criterium of de op één na hoogst gewaardeerde criteria om de rangschikking te kunnen bepalen. Wanneer daarna nog geen onderscheid te maken is, dan wordt tussen de betreffende projecten geloot.
Het selectiecriterium Effectiviteit heeft een weging van 3, met een maximum van 5 punten.
Met effectiviteit wordt bedoeld de mate waarin wordt bijgedragen aan de doelen zoals genoemd in artikel 3.6.1 lid 2 en lid 3 sub a t/m e (‘wat voegt dit project toe’).
Bij het thema Samenwerking gaat het niet alleen om het effect van de innovatie, als deze slaagt, maar ook om de meerwaarde van het samenwerkingsproces, dat leidt tot meer kennisdeling regionaal, nationaal, internationaal, ontstaan van nieuwe innovatie-verbindingen (zoals cross-overs tussen meerdere sectoren) en nieuw samenspel tussen ketenpartijen.
In samenhang worden de volgende aspecten bezien:
Hieronder zijn voorbeelden uitgewerkt op grond waarvan bepaalde scores worden toegekend. Zo zal indien een activiteit gericht is op een geringer gebruik van grondstoffen, maar de te verwachten afname van het gebruik is niet groot, de score maximaal 1 punt kunnen bedragen. Vier punten zouden bijvoorbeeld gehaald kunnen worden indien de activiteit leidt tot een aanzienlijke reductie van het verbruik van grondstoffen. Vijf punten zouden bijvoorbeeld behaald kunnen worden als meerdere kringlopen worden gesloten of indien de activiteit betrekking heeft op een compleet nieuw verdienmodel waarbij de innovatie ook op andere bedrijven kan worden toegepast en hierop ook wordt ingezet.
De weging voor Kans op succes/haalbaarheid is 2, met een maximum van 5 punten.
De wijze waarop de kans op succes/haalbaarheid wordt gemeten is afhankelijk van het soort aanvraag waarover een oordeel geveld moet worden.
Oprichting samenwerkingsverband en de ontwikkeling van een projectplan:
In deze fase wordt de “kans op succes” gedefinieerd als de kans dat de partijen er in slagen een werkbare en vruchtbare samenwerking tot stand te brengen, inclusief goede afspraken over taken en verantwoordelijkheden en over lasten en lusten met betrekking tot de beoogde innovatie en er in slagen om de beoogde innovatie goed scherp te krijgen in termen van technische en organisatorische haalbaarheid en in termen van marktmogelijkheden (behoefte). Of hierover goed is nagedacht blijkt uit de kwaliteit van het projectplan en van het beoogde samenwerkingsverband zelf: het aantal deelnemers dat aan de samenwerking meewerkt, de verdeling van die deelnemers over de verschillende ketenpartijen, de ‘kwaliteit’ van de deelnemers in relatie tot het innovatie-idee. Deze onderdelen worden in onderlinge samenhang bezien.
In deze fase wordt de “kans op succes” gedefinieerd als de kans dat de partijen er in slagen het innovatie-idee uit te werken. Dit betekent niet dat het innovatieproject ook moet slagen. Het samenwerkingsverband bestaat al en heeft een haalbare innovatie geïdentificeerd. Activiteiten betreffen uitwerking naar technische specificaties, bouwen, uitwerken businessplan, proefopstelling. Ook onderdelen die betrekking hebben op inrichting van een demonstratie-inrichting en/of activiteiten kennisoverdracht en/of marktintroductie (eerste uitrol) kunnen onderdeel zijn van de aanvraag. De aanvrager levert een goed onderbouwd Plan van Aanpak hiervoor. In de fase “ontwikkelen innovatie” mag men resultaten van voorwerk verwachten, bij een gecombineerde aanvraag is aan te raden in de openstelling te eisen dat de aanvraag een go - no go moment bevat voor de ontwikkelfase.
Bij dit criterium wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten:
Kwaliteit procesplan voor samenwerking en/of ontwikkeling innovatie - zijn alle randvoorwaarden goed in beeld gebracht en vertaald naar beheermaatregelen, is er goed nagedacht over ruimte voor procesmanagement, is goed nagedacht over risicomanagement, zijn er goede kwaliteitseisen gesteld aan de trekker van het project?
Hieronder zijn voorbeelden uitgewerkt op grond waarvan de haalbaarheid als onvoldoende, matig, zwak, gemiddeld, goed of zeer goed wordt gekwalificeerd. Zo zal geen punt worden behaald indien de randvoorwaarden niet in beeld zijn gebracht, het (beoogde) samenwerkingsverband zwak is en er zeer beperkt behoefte aan de innovatie is; 5 punten kunnen bijvoorbeeld worden behaald indien alle randvoorwaarden in beeld zijn gebracht en zijn vertaald naar beheersmaatregelen van een hoge kwaliteit, het samenwerkingsverband goed is en er een zeer grote behoefde is aan de innovatie.
De weging voor innovativiteit is 4, met een maximum van 5 punten.
Met innovativiteit kan gedoeld worden op het samenwerkingsproces als zodanig, op het onderwerp van de samenwerking of op beide.
Bij de beoordeling van de innovativiteit van het samenwerkingsproces wordt gekeken in hoeverre de voorgestelde samenwerking NIEUWE verbanden/verbintenissen tot stand brengt. Hoe meer gangbaar de samenwerking tussen de partijen is, hoe minder punten er zullen worden toegekend.
Voor de beoordeling van het onderwerp van de samenwerking / de beoogde innovatie zelf geldt: het gaat om de meerwaarde die de innovatie heeft, in de zin dat het gaat om het verschil dat het product zelf te weeg kan brengen. Betreft de beoogde innovatie slechts een zeer geringe aanpassing van een bestaand product (of dienst, proces, procedé enz.), dan wordt er geen punt toegekend. Betreft de beoogde innovatie bijvoorbeeld een geheel of vrijwel geheel nieuw product, dan zullen vier of vijf punten toegekend worden.
In samenhang worden de volgende aspecten bezien:
Transitie karakter van de innovatie - draagt de innovatie bij aan realisatie van de toekomstbestendige “duurzame landbouw”, d.w.z. inzet op beoogde transitie van benadering kostenreductie en/of verhoogde volumes naar benadering meerwaardecreatie, circulaire bedrijfsvoering / productie en/of sectoroverstijgende toepassing (cross-over)?
De weging voor Efficiëntie is 2, met een maximum van 5 punten.
De efficiëntie wordt bepaald door in samenhang te kijken naar de volgende aspecten:
Per selectiecriterium kan 0,1, 2, 3, 4 of 5 punten worden behaald. Deze scores zijn op de volgende wijze uitgewerkt:
0 punten: Zeer geringe bijdrage
Het project draagt slechts in zeer geringe mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met als doel waterbesparende maatregelen te stimuleren, waar subsidie wordt gevraagd voor één enkele regenton.
Het project draagt in geringe mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met als doel de vermindering van emissies van milieubelastende stoffen, waar een aanzienlijke subsidie wordt gevraagd voor een investering waarbij de emissies iets verminderen, maar de emissies nog substantieel blijven.
Het project draagt matig bij aan het criterium. Bijvoorbeeld omdat het project vergelijkbaar is met een eerder uitgevoerd project (in dezelfde regio) en slechts een beperkt effect op het criterium heeft. De aanvrager maakt bovendien weinig gebruik van de ervaringen uit het eerdere project.
Het project draagt in voldoende mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met een geringer grondstoffen gebruik als doel, waar subsidie wordt gevraagd voor een investering waardoor een grondstof (bv. fosfaat) nog wel nodig is, maar - gelet op de projectkosten - wel aanzienlijk minder.
De bijdrage van het project aan het criterium is goed. Bijvoorbeeld bij een openstelling met een meer gesloten kringloop als doel, waar een relatief beperkte subsidie wordt gevraagd terwijl het project er toe leidt dat de kringloop op bedrijfsniveau vrijwel volledig gesloten wordt.
Een project scoort zeer goed op het criterium als de bijdrage van een project meer is dan redelijkerwijs van een project verwacht mag worden. Bijvoorbeeld een project sluit meerdere kringlopen, waardoor er een bepaalde grondstof niet meer nodig is en er ook geen emissies van milieubelastende stoffen meer plaatsvinden.
Artikel 3.6.11 Puntenmethodiek wordt gewijzigd in Artikel 3.6.10 Puntenmethodiek en vervangen door onderstaande tekst:
Na sluiting van de indieningstermijn worden alle aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld op basis van de selectiecriteria uit artikel 3.6.9 en in een bepaalde rangorde op een lijst geplaatst. Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis van deze methodiek.
Artikel 3.6.12 Verplichtingen aanvrager wordt gewijzigd in Artikel 3.6.11 Verplichtingen aanvrager en onderstaande ‘Toelichting’ wordt toegevoegd:
In de aanvraag dient te zijn opgenomen welke netwerken (nieuw of bestaand) worden ingezet voor de verspreiding van de resultaten van de activiteit.
In Artikel 3.9.1 Subsidiabele activiteit wordt in lid 2 de tekst ‘Statenbrief PS/2014/1092’ gewijzigd in ‘uitvoeringsprogramma Agro&Food 2016-2019 van de provincie Overijssel (PS/2016/508)’
In de ‘Toelichting’ wordt de 2e zin gewijzigd van ‘Verder moeten de subsidiabele activiteiten passen binnen het beleid dat is geformuleerd voor Agro&Food in de Statenbrief van de provincie Overijssel (PS/2014/1092).’in ‘Verder moeten de subsidiabele activiteiten passen binnen het beleid dat is geformuleerd voor Agro&Food in het uitvoeringsprogramma Agro&Food 2016-2019 van de provincie Overijssel (PS/2016/508).’
In Artikel 3.9.7 Selectiecriteria wordt lid 1 vervangen door onderstaand lid 1:
Gedeputeerde staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1.15 de volgende criteria:
kans op succes/haalbaarheid: Als het gaat om een innovatie gericht op de voorlopers (zie toelichting, optie a) is de kwaliteit van het projectplan primair van belang. Als het gaat om brede uitrol (zie toelichting, optie b), wordt de kans op succes bepaald door de mate waarin de innovatie direct inpasbaar en toepasbaar is, er behoefte is aan de innovatie in de bedrijfstak waar de aanvrager onderdeel van uitmaakt en de wijze waarop over de (effecten van) de investering wordt gecommuniceerd;
In Artikel 3.9.8 Puntenmethodiek wordt lid 2 vervangen door onderstaand lid 2:
Het aantal punten voor het criterium uit:
artikel 3.9.7 lid 1. sub a. bedraagt 0 tot en met 5 punten; wegingsfactor 4;
artikel 3.9.7 lid 1. sub b. bedraagt 0 tot en met 5 punten; wegingsfactor 2;
artikel 3.9.7 lid 1. sub c. bedraagt 0 tot en met 5 punten; wegingsfactor 3;
artikel 3.9.7 lid 1. sub d. bedraagt 0 tot en met 5 punten; wegingsfactor 1.
In lid 3 wordt 18 gewijzigd in 27
De ‘Toelichting’ wordt volledig vervangen door onderstaande tekst:
Per selectiecriterium kan 0,1, 2, 3, 4 of 5 punten worden behaald. Deze scores zijn op de volgende wijze uitgewerkt:
0 punten: Zeer geringe bijdrage
Het project draagt slechts in zeer geringe mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met als doel waterbesparende maatregelen te stimuleren, waar subsidie wordt gevraagd voor één enkele regenton.
Het project draagt in geringe mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met als doel de vermindering van emissies van milieubelastende stoffen, waar een aanzienlijke subsidie wordt gevraagd voor een investering waarbij de emissies iets verminderen, maar de emissies nog substantieel blijven.
Het project draagt matig bij aan het criterium. Bijvoorbeeld omdat het project vergelijkbaar is met een eerder uitgevoerd project (in dezelfde regio) en slechts een beperkt effect op het criterium heeft. De aanvrager maakt bovendien weinig gebruik van de ervaringen uit het eerdere project.
Het project draagt in voldoende mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met een geringer grondstoffen gebruik als doel, waar subsidie wordt gevraagd voor een investering waardoor een grondstof (bv. fosfaat) nog wel nodig is, maar - gelet op de projectkosten - wel aanzienlijk minder.
De bijdrage van het project aan het criterium is goed. Bijvoorbeeld bij een openstelling met een meer gesloten kringloop als doel, waar een relatief beperkte subsidie wordt gevraagd terwijl het project er toe leidt dat de kringloop op bedrijfsniveau vrijwel volledig gesloten wordt.
Een project scoort zeer goed op het criterium als de bijdrage van een project meer is dan redelijkerwijs van een project verwacht mag worden. Bijvoorbeeld een project sluit meerdere kringlopen, waardoor er een bepaalde grondstof niet meer nodig is en er ook geen emissies van milieubelastende stoffen meer plaatsvinden.
De effectiviteit wordt bepaald door de bijdrage die het project levert aan de doelstelling(en) zoals beschreven in het openstellingsbesluit. Hierbij wordt ook de hoogte van de gevraagde subsidie in ogenschouw genomen.
Dit criterium heeft een wegingsfactor 2, met een maximaal te behalen score van 5. Het is belangrijk dat het plan haalbaar is op basis van onderstaande beoordelingsaspecten voor de koplopers en het peloton.
Investering in materiële activa, gericht op innovatie of modernisering, met als doel de verspreiding van de investeringen verder krijgen binnen een grotere groep
Als het gaat om een investering in materiële activa, gericht op verdere verspreiding in ‘het peloton’, wordt de kans op succes bepaald door de volgende aspecten in samenhang te bezien:
De wijze waarop over de (effecten van) de investering wordt gecommuniceerd waardoor andere landbouwers kennis nemen van de innovatie. Daarbij wordt met name gelet op: de voorbeeldfunctie die de aanvrager kan vervullen, de rol van erfbetreders (afnemers, leveranciers).
Investeringen in materiële activa, gericht op het verspreiden van innovaties binnen een beperkte groep voorlopers, waaronder begrepen investeringen door of ten behoeve van samenwerkingsverbanden
Als het gaat om een innovatie gericht op de voorlopers, waarbij het risico van mislukken reëel is, is de kwaliteit van het projectplan primair van belang. In dit geval wordt de kans op succes bepaald door de volgende aspecten in samenhang te bezien: de kwaliteit (ervaring, opleiding) die gesteld wordt aan de projectleider, hoe realistisch is het projectplan, zijn relevante partijen bij de ontwikkeling betrokken, kent het project een realistische planning, opzet en begroting, zijn risico’s geïdentificeerd en gereduceerd.
Dit criterium heeft een wegingsfactor 1, met een maximaal te behalen score van 5. Innovatie is ondergeschikt aan effectiviteit en kans op succes. Via het spoor van het uitvoeringsprogramma Agro&Food wordt sterk ingezet op innovatie. Innovatie wordt hier niet uitgesloten maar weegt om deze reden minder zwaar dan kans op succes en effectiviteit. Nieuwe technieken en activa die via een ander spoor zijn ontwikkeld kunnen met deze regeling worden uitgerold.
De mate van innovativiteit zal minder van belang zijn bij investeringen in materiële activa gericht op het verder brengen van een bepaalde investering ‘binnen het peloton’ (dan gaat het meer om modernisering van de sector), maar is des te belangrijker bij het steunen van investeringen bij voorlopers. In het kader van deze maatregel wordt het begrip ‘innovativiteit’ daarom relatief breed uitgelegd. Iets kan landelijk of wereldwijd gezien niet innovatief zijn, maar wel innovatief zijn binnen de provincie, sector of zelfs het bedrijf waar de investering toegepast gaat worden.
Dit criterium heeft een wegingsfactor 2. Er zijn maximaal 5 punten te behalen. Efficiëntie is van belang, maar belangrijker is de mate van effectiviteit (wegingsfactor 4) waarin de activiteit de verwezenlijking thema’s in artikel 3.9.1 lid 2 bevordert. Daarom is voor kosteneffectiviteit de factor 2 gekozen.
In Artikel 3.9.9 Verplichting wordt in lid 2 de tekst ‘sub i’ gewijzigd in ‘sub h’
In de ‘Toelichting’ wordt de tekst ‘sub i’ gewijzigd in ‘sub h’.
Dit besluit treedt in werking 1 dag na publicatie van dit provinciaal blad.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2018-909.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.