Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 12-12-2017, nummer 81C3B145, tot wijziging van de subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht 2016

Gedeputeerde staten van Utrecht;

 

Gelet op artikel 4.1 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht 2016 en de artikelen 105, 143 en 145 van de Provinciewet,

 

Overwegende

 

  • -

    dat met ingang van 16 juni 2015 de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht 2016 van kracht is geworden;

     

  • -

    dat ter bevordering van een goede uitvoering van de onderdelen natuurbeheer en agrarische natuurbeheer in de verordening een aantal technische wijzingen dienen te worden aangebracht;

Besluiten:

Artikel I

De Subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht 2016 wordt als volgt gewijzigd:

Onderdeel A

Aan artikel 2.9 lid 4 worden na onderdeel a de onderdelen b, c en d toegevoegd, luidende:

  • b.

    het terrein naar zijn aard buiten machte van de subsidieontvanger niet toegankelijk is;

  • c.

    er een bescherming van de persoonlijke levenssfeer noodzakelijk is tot een maximum van een hectare, of

  • d.

    het terrein vrijgesteld is op grond van het natuurbeheerplan.

Onderdeel B

Aan artikel 2.13 wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

  • 4.

    In het openstellingsbesluit 2018 kunnen Gedeputeerde Staten afwijken van lid 3.

Onderdeel C

Artikel 3.11 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onderdeel d komt als volgt te luiden:

    • d.

      wijzigingen van activiteiten op perceelsniveau die gedurende het kalenderjaar optreden, en wijzigingen als bedoeld in onderdeel e, worden door de subsidieontvanger gemeld aan Gedeputeerde Staten door die wijzigingen binnen de termijnen, genoemd in bijlage 5 onder 1, tweede kolom, door te voeren via het onder b bedoelde systeem. De wijzigingen van activiteiten op perceelsniveau die gedurende het kalenderjaar optreden, kunnen tot uiterlijk 30 september van het lopende beheerjaar worden doorgevoerd;

  • 2.

    De onderdelen i en o vervallen.

  • 3.

    Onderdeel n komt als volgt te luiden:

    • n.

      de in bijlage 5 onder 2, genoemde activiteiten worden binnen de termijnen genoemd in bijlage 5 onder 2, tweede kolom door de subsidieontvanger gemeld via het onder b bedoelde systeem;

  • 4.

    Na onderdeel o worden twee nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:

    • p.

      indien op een perceel meerdere activiteiten worden uitgevoerd, dan dienen al deze activiteiten in het onder b bedoelde systeem te worden opgenomen onder één en hetzelfde leefgebied en beheerfunctie;

    • q.

      de subsidieontvanger verleent medewerking aan een auditor van de Auditdienst Rijk van het ministerie van Financiën, voor zover dit nodig is ter uitvoering van de gegevensgerichte toetsing als bedoeld in artikel 7, derde lid van Verordening 908/2014, en verleent die auditor ongehinderd toegang tot percelen.

Onderdeel D

Aan artikel 3.12 wordt een zevende lid toegevoegd, luidende:

  • 7.

    Het uitrijden van ruige stalmest is ten hoogste subsidiabel voor éénmaal de oppervlakte van het betreffende perceel, ook al maakt de subsidieontvanger in een kalenderjaar meerdere keren melding van het uitrijden van ruige stalmest op dat perceel.

Onderdeel E

Aan het begin van bijlage 1 wordt het woord ‘Leeswijzer’ vervangen door de volgende tekst:

 

‘Binnen de index natuur en landschap, onderdeel landschap, worden de volgende landschapselementypen, landschapsbeheertypen, pakketten en pakketvarianten onderscheiden:

 

L01 Groenblauwe landschapselementen

L01.01

Poel en klein historisch water

L01.01.00

Poel en klein historisch water - gemiddeld

L01.01.01a

Oppervlakte poel < 175 m2

L01.01.01b

Oppervlakte poel > 175 m2

L01.02.00

Houtwal en houtsingel – gemiddeld

L01.02.01

Houtsingel en houtwal

L01.02.02

Hoge houtwal

L01.02.03

Holle weg en graft

L01.03

Elzensingel

L01.03.00

Elzensingel - gemiddeld

L01.03.01a

Bedekking elzensingel 30-50%

L01.03.01b

Bedekking elzensingel 50%-75%

L01.03.01c

Bedekking elzensingel > 75%

L01.04

Bossingel en bosje (vervallen)

L01.04.01

Bossingel en bosje

L01.05

Knip- of scheerheg

L01.05.00

Knip- of scheerheg – gemiddeld

L01.05.01a

Knip- en scheerheg; jaarlijks scheren of knippen

L01.05.01b

Knip- en scheerheg; eenmaal per 2-3 jaar scheren of knippen

L01.06

Struweelhaag

L01.06.00

Struweelhaag – gemiddeld

L01.06.01a

Struweelhaag snoeicyclus 5-7 jaar

L01.06.01b

Struweelhaag snoeicyclus > 12 jaar

L01.07

Laan

L01.07.00

Laan- gemiddeld

L01.07.01a

Gemiddelde stamdiameter bomen < 20 cm

L01.07.01b

Gemiddelde stamdiameter bomen 20-60 cm

L01.07.01c

Gemiddelde stamdiameter bomen > 60 cm

L01.08

Knotboom

L01.08.00

Knotboom - gemiddeld

L01.08.01b

Gemiddelde stamdiameter knotboom 20-60 cm

L01.08.01c

Gemiddelde stamdiameter knotboom > 60 cm

L01.09

Hoogstamboomgaard

L01.09.01

Hoogstamboomgaard

L01.10

Struweelrand

L01.10.01

Struweelrand

L01.11

Hakhoutbosje

L01.11.01a

Droog hakhoutbosje (zomereik, wintereik, berk en haagbeuk dominant)

L01.11.01b

Vochtig en nat hakhoutbosje (zwarte els en/of gewone es dominant)

L01.12

Griendje

L01.12.01

Griendje

L01.13

Bomenrij en solitaire boom

L01.13.01

Bomenrij en solitaire boom

L01.14

Rietzoom en klein rietperceel

L01.14.01a

Smalle rietzoom (< 5 meter)

L01.14.01b

Brede rietzoom (> 5 meter) en klein rietperceel

L01.15

Natuurvriendelijke oever

L01.15.01

Natuurvriendelijke oever

L01.16

Bossingel (nieuw per 1-1-2017)

L01.16.01

Bossingel

L02 Historische gebouwen en omgeving

L02.01

Fortterrein

L02.02

Historisch bouwwerk en erf

L02.03

Historische tuin

L03 Aardwerken

L03.01

Aardwerk en groeve

L04 Recreatieve landschapselementen

L04.01

Wandelpad over boerenland

L04.01.01

Wandelpad over boerenland

Leeswijzer’

Onderdeel F

Aan het begin van bijlage 2 wordt het woord ‘Leeswijzer’ vervangen door de volgende tekst:

 

‘Binnen de index natuur en landschap, onderdeel natuurbeheertypen, worden de volgende natuurtypen en natuurbeheertypen onderscheiden:

 

N00.01

Nog om te vormen naar natuur

N01 Grootschalige, dynamische natuur

N01.01

Zee en wad

N01.02

Duin- en kwelderlandschap

N01.03

Rivier- en moeraslandschap

N01.04

Zand- en kalklandschap

N02 Rivieren

N02.01

Rivier

N03 Beken en bronnen

N03.01

Beek en bron

N04 Stilstaande wateren

N04.01

Kranswierwater

N04.02

Zoete plas

N04.03

Brak water

N04.04

Afgesloten zeearm

N05 Moerassen

N05.01

Moeras

N05.02

Gemaaid rietland

N06 Voedselarme venen en vochtige heiden

N06.01

Veenmosrietland en moerasheide

N06.02

Trilveen

N06.03

Hoogveen

N06.04

Vochtige heide

N06.05

Zwakgebufferd ven

N06.06

Zuur ven of hoogveenven

N07 Droge heiden

N07.01

Droge heide

N07.02

Zandverstuiving

N08 Open duinen

N08.01

Strand en embryonaal duin

N08.02

Open duin

N08.03

Vochtige duinvallei

N08.04

Duinheide

N09 Schorren of kwelders

N09.01

Schor of kwelder

N10 Vochtige schraallanden

N10.01

Nat schraalland

N10.02

Vochtig hooiland

N11 Droge schraallanden

N11.01

Droog schraalland

N12 Rijke graslanden en akkers

N12.01

Bloemdijk

N12.02

Kruiden- en faunarijk grasland

N12.03

Glanshaverhooiland

N12.04

Zilt- en overstromingsgrasland

N12.05

Kruiden- en faunarijke akker

N12.06

Ruigteveld

N13 Vogelgraslanden

N13.01

Vochtig weidevogelgrasland

N13.02

Wintergastenweide

N14 Vochtige bossen

N14.01

Rivier- en beekbegeleidend bos

N14.02

Hoog- en laagveenbos

N14.03

Haagbeuken- en essenbos

N15 Droge bossen

N15.01

Duinbos

N15.02

Dennen-, eiken- en beukenbos

N16 Bossen met productiefunctie

N16.01

Droog bos met productie (vervallen per 1-1-2018)

N16.02

Vochtig bos met productie (vervallen per 1-1-2018)

N16.03

Droog bos met productie (nieuw per 1-1-2018)

N16.04

Vochtig bos met productie (nieuw per 1-1-2018)

N17 Cultuurhistorische bossen

N17.01

Vochtig hakhout en middenbos (vervallen)

N17.02

Droog hakhout

N17.03

Park- en stinzenbos

N17.04

Eendenkooi

N17.05

Wilgengriend (nieuw per 1-1-2017)

N17.06

Vochtig en hellinghakhout (nieuw per 1-1-2017)

Leeswijzer’

Onderdeel G

Na bijlage 4 wordt een nieuwe bijlage toegevoegd, luidende:

Bijlage 5. Meldingstermijnen als bedoeld in artikel 3.11, aanhef en onder d en n SVNL’16 en overzicht kortingen als bedoeld in artikel 2.14, derde en vierde lid Beleidsregels verlagen subsidie POP

 

 

verplichting

Meldingstermijnen als bedoeld in artikel 3.11 aanhef en onder d en n SVNL’16.

Korting met 1% per werkdag op grond van artikel 2.14, derde lid Beleidsregels verlagen subsidie POP indien deze termijnen worden overschreden:

Jaarbetaling 0% als bedoeld in art. 2.14, vierde lid Beleidsregels verlagen subsidie POP indien later wordt gemeld dan:

1

Opvoeren nieuwe activiteiten c.q. wijzigen van activiteiten (art 3.11.d)

 

periode verlengen(=verlengen rustperiode of inundatieperiode)

 

 

 

periode verkorten (=verkorten of naar voren halen rustperiode of inundatieperiode

 

Opvoeren c.q. wijzigen startdatum (1)

Uiterlijk 14 kalenderdagen voor het starten van de activiteit

 

 

5 werkdagen voor de oorspronkelijke einddatum, waarbij de termijn tussen datum van wijzigen en de nieuwe einddatum ten minste 14 kalenderdagen bedraagt

 

14 kalenderdagen voor de nieuwe einddatum

 

 

5 werkdagen voor de (nieuwe) startdatum

Daags vóór de start van de activiteit

 

 

Daags vóór de oorspronkelijke einddatum

 

 

 

 

Daags vóór de nieuwe einddatum

 

 

Daags vóór de (nieuwe) startdatum

2

Melden uitgevoerde activiteiten (art.3.11 n )

 

Activiteit 5 (melden van nestenclaves en plaatsen nestbeschermer)

 

Activiteit 6 (bemesten met ruige stalmest)

 

Activiteit 16 (schoonmaken van watergangen)

 

Activiteit 22 (snoeien)

 

 

 

 

 

Activiteit 23 (maaien en/of schonen)

 

Activiteit 26 (spuiten van bagger)

 

Activiteit 30 (onderwerken gewasresten)

 

 

 

5 werkdagen na uitvoering

 

 

 

14 kalenderdagen na uitvoering

 

 

14 kalenderdagen na uitvoering

 

 

14 kalenderdagen na uitvoering, doch uiterlijk 15 maart (m.b.t. snoeien in de periode 16 juli jaar x-1 tot 15 maart jaar x)

 

 

14 kalenderdagen na uitvoering

 

 

14 kalenderdagen na uitvoering

 

 

14 kalenderdagen na uitvoering

 

 

 

Uiterlijk 14 kalenderdagen na uitvoering

 

 

Uiterlijk 28 kalenderdagen na uitvoering

 

Uiterlijk 28 kalenderdagen na uitvoering

 

Uiterlijk 28 kalenderdagen na uitvoering, doch uiterlijk 28 maart (m.b.t. snoeien in de periode 16 juli jaar x-1 tot 15 maart jaar x)

 

Uiterlijk 28 kalenderdagen na uitvoering

 

Uiterlijk 28 kalenderdagen na uitvoering

 

Uiterlijk 28 kalenderdagen na uitvoering

(1) vanaf het beheerjaar 2018 wordt hieronder ook begrepen het opvoeren van activiteit 5 voor zover in het kader van die activiteit een rustperiode in acht wordt genomen.

Artikel II  

Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie in het Provinciaal Blad en is mede van toepassing op lopende subsidiebeschikkingen.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Utrecht van 12 december 2017.

Gedeputeerde staten van Utrecht

Voorzitter

Secretaris

Toelichting bij het besluit tot wijziging van de SVNL2016

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Het huidige artikel 2.9, lid 4 wijkt af van het landelijk model voor de SVNL2016. Met de wijziging wordt lid 4 in overeenstemming gebracht met het landelijk model.

Artikel I, onderdeel C, leden 1, 2 (voor zover betrekking op het vervallen van onderdeel o) en 3

In het huidige artikel 3.11 van de SVNL2016 zijn voorwaarden opgenomen m.b.t. het tijdig opvoeren van beheeractiviteiten (onderdeel d) en het tijdig melden van het uitvoeren van bepaalde beheeractiviteiten (onderdelen n en o), de zogenaamde “actieve meldingen”. Het voorstel is om deze activiteiten met meldtermijnen op te nemen in een bijlage.

 

De reden hiervan is dat de kans bestaat dat er op termijn nieuwe activiteiten aan de koppeltabel worden toegevoegd waarbij een actieve melding vereist is. Het is daarom wenselijk om de SVNL2016 flexibeler te maken door de termijnen en activiteiten die actief gemeld moeten worden uit de tekst van artikel 3.11 te verwijderen en in een aparte bijlage te zetten.

Artikel I, onderdeel C, lid 2 (voor zover betrekking op het vervallen van onderdeel i)

In het huidige artikel 3.11, onderdeel i, is de verplichting opgenomen dat het collectief elk jaar een voortgangsverslag moet indienen. Deze verplichting wordt geschrapt. Het verslag kan “informeel” worden gevraagd als onderdeel van het jaarlijkse “goede gesprek” tussen provincie en collectief.

Artikel I, onderdeel C, lid 4

Aan artikel 3.11 lid 1 worden twee onderdelen toegevoegd. De subsidievoorwaarde uit onderdeel p behelst dat alle activiteiten op een perceel door het collectief opgegeven dienen te worden onder hetzelfde leefgebied en dezelfde beheerfunctie. Anders leidt dit tot het kunstmatig vergroten van het gerealiseerde areaal leefgebied en/of het op kunstmatige manier voldoen aan (in bepaalde mate) verplichte beheerfuncties.

 

Er wordt een nieuw onderdeel q opgenomen. De Auditdienst Rijk van het ministerie van Financiën is door de minister van EZ aangewezen als certificerende instantie1. De certificerende instantie is belast met het toezicht op het betaalorgaan. In het kader van die taak moet de certificerende instantie zich op grond van artikel 7, leden 3 en 4, van Verordening 809/2014 steekproefsgewijs kunnen overtuigen van de situatie ter plaatse. Dit veldbezoek is dus niet gericht op (het opnieuw controleren van) het collectief/de beheerder, maar dient om de rechtmatigheid van de betalingen door het betaalorgaan te verifiëren. In de SVNL2016 wordt nu expliciet vastgelegd dat het collectief/de beheerder medewerking moet verlenen aan deze zogenaamde “herverificatie”.

Artikel I, onderdeel D

Activiteit 6 (SCAN-pakket 7) maakt het mogelijk om ten behoeve van het weidevogelbeheer ruige stalmest uit te rijden. Dit mag niet gedurende de rustperiode en de periode die uitgesloten is op basis van het Besluit gebruik meststoffen (september tot februari van het daaropvolgende jaar). Momenteel zijn er dus twee potentiële uitrijperiodes: één in het vroege voorjaar (februari-maart) en één in de nazomer (na de rustperiode tot september). Het uitrijden van ruige mest moet ecologisch effectief zijn en actief gemeld worden. De activiteit is niet bedoeld om (gesubsidieerd) het mestoverschot te verlagen.

 

Onder de ANLb wordt subsidie verstrekt voor het uitvoeren van (bepaalde) activiteiten. Dat betekent dat zolang aan de voorwaarden wordt voldaan, de activiteit subsidiabel is. Activiteit 6 is een zogenaamde gestapelde activiteit. Dat betekent dat telkens als er volgens de voorwaarden ruige mest wordt uitgereden, deze activiteit subsidiabel is ondanks dat ze niet langer ecologisch effectief is. Dit is geen efficiënte inzet van de beschikbare middelen. Daarom wordt voorgesteld de toeslag ruige mest te limiteren tot éénmaal de oppervlakte van het betreffende perceel.

Artikel 1, onderdeel G

In artikel 3.11 van de SVNL2016 zijn voorwaarden opgenomen m.b.t. het tijdig opvoeren van beheeractiviteiten (onderdeel d) en het tijdig melden van het uitvoeren van bepaalde beheeractiviteiten (onderdelen n), de zogenaamde “actieve meldingen”. In de uitvoeringspraktijk bleken ook meldingen die te laat zijn gedaan nog te kunnen worden geaccepteerd, zei het dat er dan een sanctie van toepassing is. In bijlage 5, derde kolom van de SVNL2016 is in het kader van de kenbaarheid en rechtszekerheid uitgewerkt wanneer een opgegeven activiteit niet subsidiabel is doordat de opgave zodanig laat plaatsvindt dat de correcte uitvoering van de activiteit niet meer te controleren valt. Aangegeven is wat de uiterste termijnen zijn waarop nog is vast te stellen of de activiteit (correct) is uitgevoerd. Wordt de opgave later gedaan dan aangegeven in de 3e kolom van bijlage 5 van de SVNL2016, dan is de betreffende activiteit niet subsidiabel.

Artikel 2

Om het verband tussen de Beleidsregel en de SVNL2016 te handhaven, is het nodig dat deze SVNL2016-wijziging mede betrekking heeft op lopende subsidiebeschikkingen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het onderhavige wijzigingsvoorstel géén feitelijke verzwaring betreft van de voorwaarden waaraan het collectief moet voldoen.

Naar boven