Provinciaal blad van Overijssel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Overijssel | Provinciaal blad 2018, 1795 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Overijssel | Provinciaal blad 2018, 1795 | Overige besluiten van algemene strekking |
Wijziging Regeling POP3 subsidies provincie Overijssel
In Artikel 2.1.1 Algemeen wordt in lid 2. de tekst ‘algemene bepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk 1’ vervangen door ‘artikelen 1.3 en 1.15’
In 3.1 Regeling Niet productieve investeringen water wordt in de Toelichting de tekst onder het kopje Cofinanciering vervangen door onderstaande tekst :
Indien de provincie minder subsidie beschikbaar stelt dan het Europese ELFPO-budget, dient een aanvrager bij de aanvraag bewijsstukken te overleggen dat ook de verplichte aanvullende nationale overheidsfinanciering, van bijvoorbeeld gemeente of waterschap, ten behoeve van het project beschikbaar is gesteld (zie artikel 1.4). In deze regeling stelt de provincie geen cofinanciering ter beschikking en dient de gehele cofinanciering van een andere overheidslaag te komen. Indien de aanvrager een overheidsorgaan is, dan worden 50% van de subsidiabele kosten door die aanvrager zelf gedragen.
In Artikel 3.1 Subsidiabele activiteit wordt de bestaande tekst vervangen door onderstaande twee leden:
Aan Artikel 3.1.3 Aanvraag wordt onderstaande lid 2. en de onderstaande Toelichting toegevoegd:
Zelfstandig leesbaar betekent dat zonder naar bijlagen te verwijzen hetgeen onder artikel 1.7 lid 2 sub f.i tot en met sub f.vi gevraagde duidelijk moet zijn. Voor het projectplan wordt een format beschikbaar gesteld.
In Artikel 3.1.4 Subsidiabele kosten wordt de tekst ‘In aanvulling op artikel 1.12 zijn de volgende kosten subsidiabel’ vervangen door ‘Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende kosten’. Daarnaast wordt in lid a ‘goederen’ vervangen door ‘zaken’.
Artikel 3.1.7 Selectiecriteria wordt volledig vervangen door onderstaande tekst:
Bij gelijke score worden de scores van betreffende projecten op het hoogst gewaardeerde criterium of de hoogst gewaardeerde criteria bezien. Wanneer de betreffende projecten hierop gelijk scoren wordt gekeken naar het op één na hoogst gewaardeerde criterium of de op één na hoogst gewaardeerde criteria om de rangschikking te kunnen bepalen. Wanneer daarna nog geen onderscheid te maken is, dan wordt tussen de betreffende projecten geloot.
In Artikel 3.1.8 Puntenmethodiek wordt lid 1 vervangen door onderstaande tekst:
Het aantal te behalen punten voor het criterium uit:
artikel 3.1.7 lid 1 sub a bedraagt 0 tot en met 5 punten; wegingsfactor 3;
artikel 3.1.7 lid 1 sub b bedraagt 0 tot en met 5 punten; wegingsfactor 2;
artikel 3.1.7 lid 1 sub c bedraagt 0 tot en met 5 punten; wegingsfactor 2;
artikel 3.1.7 lid 1 sub d bedraagt 0 tot en met 5 punten; wegingsfactor 3;
In lid 2 wordt ‘22’ gewijzigd in ‘30’.
De toelichting op dit artikel wordt vervangen door onderstaande toelichting.
1. Effectiviteit van de activiteit;
Dit criterium heeft een wegingsfactor 3, met een maximaal te behalen score van 5.
De effectiviteit van de activiteit is afhankelijk van de te bereiken doelstellingen, zoals opgenomen in artikel 3.1.6., en de mate waarin de activiteit beoogt aan het bereiken van die doelstellingen bij te dragen. Hierbij wordt ook de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in ogenschouw genomen.
De beoordeling of iets matig, voldoende, goed of zeer goed bijdraagt aan de beleidsdoelen hangt af van het bereik van de activiteit. Bij de beoordeling van activiteiten gericht op verbetering van de waterkwaliteit (KRW) zou 1 punt toegekend kunnen worden ingeval de waterkwaliteit slechts in een water met een zeer beperkte omvang (bv. één sloot) wordt verbeterd, terwijl vier punten toegekend zullen worden indien de waterkwaliteit van een waterlichaam aanzienlijk verbeterd wordt. Bij waterkwantiteit kan het gaan om de mate waarin wordt bijgedragen aan het voorkomen of beperken van wateroverlast, watertekort en/of verzilting van grond- en of oppervlaktewater resp. om het herstel van verdroogde natuurgebieden/resp. om een gebied klimaatbestendig te maken.
0 punten: Zeer geringe bijdrage
Het project draagt slechts in zeer geringe mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met als doel waterbesparende maatregelen te stimuleren, waar subsidie wordt gevraagd voor één enkele regenton.
Het project draagt in geringe mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met als doel de vermindering van emissies van milieubelastende stoffen, waar een aanzienlijke subsidie wordt gevraagd voor een investering waarbij de emissies iets verminderen, maar de emissies nog substantieel blijven.
Het project draagt matig bij aan het criterium. Bijvoorbeeld omdat het project vergelijkbaar is met een eerder uitgevoerd project (in dezelfde regio) en slechts een beperkt effect op het criterium heeft. De aanvrager maakt bovendien weinig gebruik van de ervaringen uit het eerdere project.
Het project draagt in voldoende mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met een geringer grondstoffen gebruik als doel, waar subsidie wordt gevraagd voor een investering waardoor een grondstof (bv. fosfaat) nog wel nodig is, maar – gelet op de projectkosten - wel aanzienlijk minder.
De bijdrage van het project aan het criterium is goed. Bijvoorbeeld bij een openstelling met een meer gesloten kringloop als doel, waar een relatief beperkte subsidie wordt gevraagd terwijl het project er toe leidt dat de kringloop op bedrijfsniveau vrijwel volledig gesloten wordt.
Een project scoort zeer goed op het criterium als de bijdrage van een project meer is dan redelijkerwijs van een project verwacht mag worden. Bijvoorbeeld een project sluit meerdere kringlopen, waardoor er een bepaalde grondstof niet meer nodig is en er ook geen emissies van milieubelastende stoffen meer plaatsvinden.
2. Mate van kans op succes/haalbaarheid:
Dit criterium heeft een wegingsfactor 2, met een maximaal te behalen score van 5.
Of een project haalbaar is, zal worden bepaald aan de hand van de kwaliteit van het projectplan en aan de hand van de situatie in het veld / het (aantoonbare) draagvlak voor het project. In samenhang worden de volgende aspecten bezien:
0 punten: Zeer geringe bijdrage
Het project draagt slechts in zeer geringe mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met als doel waterbesparende maatregelen te stimuleren, waar subsidie wordt gevraagd voor één enkele regenton.
Het project draagt in geringe mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met als doel de vermindering van emissies van milieubelastende stoffen, waar een aanzienlijke subsidie wordt gevraagd voor een investering waarbij de emissies iets verminderen, maar de emissies nog substantieel blijven.
Het project draagt matig bij aan het criterium. Bijvoorbeeld omdat het project vergelijkbaar is met een eerder uitgevoerd project (in dezelfde regio) en slechts een beperkt effect op het criterium heeft. De aanvrager maakt bovendien weinig gebruik van de ervaringen uit het eerdere project.
Het project draagt in voldoende mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met een geringer grondstoffen gebruik als doel, waar subsidie wordt gevraagd voor een investering waardoor een grondstof (bv. fosfaat) nog wel nodig is, maar – gelet op de projectkosten - wel aanzienlijk minder.
De bijdrage van het project aan het criterium is goed. Bijvoorbeeld bij een openstelling met een meer gesloten kringloop als doel, waar een relatief beperkte subsidie wordt gevraagd terwijl het project er toe leidt dat de kringloop op bedrijfsniveau vrijwel volledig gesloten wordt.
Een project scoort zeer goed op het criterium als de bijdrage van een project meer is dan redelijkerwijs van een project verwacht mag worden. Bijvoorbeeld een project sluit meerdere kringlopen, waardoor er een bepaalde grondstof niet meer nodig is en er ook geen emissies van milieubelastende stoffen meer plaatsvinden.
Dit criterium heeft een wegingsfactor 2, met een maximaal te behalen score van 5.
Bij dit criterium gaat het om de vraag in hoeverre de opgave(n) die aangepakt worden geïdentificeerd zijn als opgaven die noodzakelijk aangepakt dienen te worden en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is. Zo zijn er (inter)nationale of provinciale doelstellingen die voor een bepaalde einddatum gerealiseerd dienen te zijn en waar het project aan bijdraagt of noodzakelijk voor is. Een en ander is daarmee gerelateerd aan de knelpunten en beleidsopgaven die bestaan in de provincie waar de openstelling plaatsvindt en die benoemd zullen worden in het openstellingsbesluit.
0 punten indien er sprake is van een opgave die op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen noodzakelijk is, maar die op grond van die plannen pas op zeer lange termijn aangepakt hoeft te worden
1 punt indien er sprake is van een opgave die op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen noodzakelijk is, maar die op grond van die plannen pas op langere termijn aangepakt hoeft te worden
2 punten indien er sprake is van een noodzakelijke opgave op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen en die op grond van die plannen binnen afzienbare termijn aangepakt moet worden
3 punten indien er sprake is van een noodzakelijke opgave op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen en die op grond van die plannen op relatief korte termijn aangepakt moet worden
4 punten indien er sprake is van een op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen noodzakelijke opgave die op grond van die plannen snel aangepakt moet worden.
5 punten indien er sprake is van een op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen noodzakelijk opgave, die op grond van die plannen onmiddellijk aangepakt moet worden.
Dit criterium heeft een wegingsfactor 3, met een maximaal te behalen score van 5.
Bij dit criterium wordt beoordeeld of de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) efficiënt wordt ingezet om de gewenste output te realiseren. Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen gehaald?), wordt gekeken in hoeverre de proceskosten die in het project gemaakt worden in verhouding staan tot de feitelijke projectkosten én wordt bezien of binnen het project op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde.
0 punten = Kosten worden niet doelmatig gemaakt en middelen niet doelmatig ingezet. De opgevoerde projectkosten zijn te hoog. Er wordt geen gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde. De aanvrager gaat opnieuw het wiel uitvinden.
1 punt = gering. De opgevoerde kosten en inzet middelen zijn onvoldoende doelmatig. Opgevoerde projectkosten zijn hoog. De aanvrager geeft wel blijk van kennis van bestaande kennis en kunde, maar gebruikt die kennis niet of nauwelijks bij de uitvoering van het project. De aanvraag bevat bijvoorbeeld veel uren van adviseurs in plaats van de bestaande kennis en kunde te gebruiken.
2 punten = matig. Doelmatigheid van de opgevoerde kosten en middelen is matig. De bestaande kennis en kunde is in kaart gebracht en is gebruikt voor de basis van het projectplan. De opgevoerde projectkosten zijn matig hoog.
3 punten= voldoende. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten en middelen is voldoende. De opgevoerde projectkosten zijn redelijk. De bestaande kennis en kunde is in kaart gebracht en is gebruikt voor de basis van het projectplan.
4 punten = goed. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten is goed, ze staan in goede verhouding tot het doel van de subsidie. Het project wordt efficiënt uitgevoerd. De aanvrager maakt ook tijdens de uitvoering van het project gebruik van de bestaande kennis en kunde, bijvoorbeeld als toetsingsmoment.
5 punten = zeer goed. De opgevoerde kosten zijn zeer doelmatig, de opgevoerde kosten zijn zeer redelijk en er wordt op een zeer goede manier gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde. De aanvrager maakt zeer goed gebruik van bestaande kennis en kunde. Bijvoorbeeld van innovaties heeft de aanvrager eerdere vergelijkbare innovaties in kaart gebracht en bouwt daar op voort. Het is voor de aanvrager helder waarom de eerdere projecten zijn misgelopen.
Artikel 3.1.11 Samenstelling subsidieplafond vervalt.
Artikel 3.1.12 Weigeringsgrond wordt Artikel 3.1.11 Weigeringsgrond
In Artikel 3.3.2 Aanvrager wordt de tekst vervangen door onderstaande tekst:
Subsidie wordt verstrekt aan degene die de opleiding of andere vorm van kennisoverdracht of voorlichting levert aan een groep van landbouwondernemers op het gebied van waterbeheer en daarvoor aantoonbaar voldoende is gekwalificeerd.
In Artikel 3.3.3 Aanvraag wordt lid 1 door onderstaand lid 1. vervangen. Tevens wordt een nieuw lid 3. toegevoegd:
De tekst van de Toelichting wordt vervangen door onderstaande tekst:
Aanvragers dienen aan te tonen te beschikken over voldoende en adequate personele capaciteit (eigen personeel of inhuur) voor het verlenen van de kennisoverdrachtdiensten. Dit dient te worden aangetoond door het bij de aanvraag aanleveren van een overzicht van relevante referentieprojecten, en de daarbij betrokken en in het subsidieproject in te zetten medewerkers.
Zelfstandig leesbaar betekent dat zonder naar bijlagen te verwijzen hetgeen onder artikel 1.7 lid 2 sub f. i tot en met sub f. vi gevraagde duidelijk moet zijn. Voor het projectplan wordt een format beschikbaar gesteld.
In Artikel 3.3.4 Subsidiabele kosten wordt de tekst ‘In aanvulling op artikel 1.12 zijn de volgende kosten subsidiabel’ vervangen door ‘Subsidie wordt verstrekt voor de volgende kosten’.
Verder wordt aan dit artikel onderstaande Toelichting toegevoegd.
Bij afschrijvingskosten gaat het om machines en installaties die voor het project worden ingezet. Het berekenen van de afschrijving gaat middels de Lineaire afschrijvingsmethode:
De lineaire afschrijvingsmethode is een eenvoudige methode om de afschrijvingskosten te bepalen. De aanschafwaarde van de investering wordt verminderd met de restwaarde en de uitkomst hiervan gedeeld door de levensduur.
Afschrijvingskosten: €30.000,- minus €24.000 / 3 jaar is €2.000,- per jaar.
In Artikel 3.3.5 Niet subsidiabele kosten wordt in lid 3. de tekst ‘subsidiabele activiteit’ vervangen door ‘kennisoverdrachtsactiviteit’.
In Artikel 3.3.6 Hoogte subsidie wordt in lid 1. de tekst ‘het thema’ vervangen door ‘de thema’s’.
In Artikel 3.3.8 Selectiecriteria wordt lid 1. vervangen door onderstaand lid 1.:
Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1.15 de volgende criteria:
de effectiviteit van de activiteit: daarbij wordt gelet op de bijdrage die het project levert aan het bereiken van de beleidsdoelstelling zoals beschreven in artikel 3.3.7, (zie toelichting, onder a.), naar het bereik van de activiteit (zie toelichting, onder b.) en naar de borging van de aangeboden kennis (zie toelichting, onder c.).
de kans op succes/haalbaarheid van het project: dit wordt in gelijke mate beïnvloed door de kwaliteit van de aanbieder van de kennis (zie toelichting, onder a.), de kwaliteit van het projectplan (zie toelichting, onder b.) en de mate waarin de deelnemers uitgedaagd worden om de geleerde kennis in de praktijk toe te passen (zie toelichting, onder c.);
de mate van innovativiteit van de activiteit: hierbij wordt in samenhang gekeken naar de aard van de innovatieve kennis en het vernieuwende karakter van de innovatieve kennis. Dit wordt bepaald door de bijdrage die het project levert aan het bereiken van de beleidsdoelstelling, het bereik van de activiteit en de wijze waarop en de mate waarin toepassing van de aangeboden kennis wordt geborgd (zie toelichting);
De toelichting op dit artikel wordt vervangen door onderstaande toelichting.
Dit criterium heeft een wegingsfactor 3, er kunnen maximaal 5 punten voor worden toegekend.
De effectiviteit is gerelateerd aan de doelstelling van de openstelling. Bij de bepaling wat de bijdrage is die het ingediende project aan de doelstelling van de openstelling levert zal worden gelet op de volgende aspecten:
De hoogte van de gevraagde subsidie wordt bij de beoordeling van de effectiviteit in ogenschouw genomen.
0 punten: Zeer geringe bijdrage
Het project draagt slechts in zeer geringe mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met als doel waterbesparende maatregelen te stimuleren, waar subsidie wordt gevraagd voor één enkele regenton.
Het project draagt in geringe mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met als doel de vermindering van emissies van milieubelastende stoffen, waar een aanzienlijke subsidie wordt gevraagd voor een investering waarbij de emissies iets verminderen, maar de emissies nog substantieel blijven.
Het project draagt matig bij aan het criterium. Bijvoorbeeld omdat het project vergelijkbaar is met een eerder uitgevoerd project (in dezelfde regio) en slechts een beperkt effect op het criterium heeft. De aanvrager maakt bovendien weinig gebruik van de ervaringen uit het eerdere project.
Het project draagt in voldoende mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met een geringer grondstoffen gebruik als doel, waar subsidie wordt gevraagd voor een investering waardoor een grondstof (bv. fosfaat) nog wel nodig is, maar – gelet op de projectkosten - wel aanzienlijk minder.
De bijdrage van het project aan het criterium is goed. Bijvoorbeeld bij een openstelling met een meer gesloten kringloop als doel, waar een relatief beperkte subsidie wordt gevraagd terwijl het project er toe leidt dat de kringloop op bedrijfsniveau vrijwel volledig gesloten wordt.
Een project scoort zeer goed op het criterium als de bijdrage van een project meer is dan redelijkerwijs van een project verwacht mag worden. Bijvoorbeeld een project sluit meerdere kringlopen, waardoor er een bepaalde grondstof niet meer nodig is en er ook geen emissies van milieubelastende stoffen meer plaatsvinden.
2. Kans op succes/haalbaarheid;
Dit criterium heeft een wegingsfactor 3, er kunnen maximaal 5 punten voor worden toegekend.
De kans op succes wordt bij kennisoverdrachtsacties door verschillende aspecten beïnvloed. Deze aspecten zullen in samenhang worden bezien. Er zal in gelijke mate worden getoetst op:
0 punten: Zeer geringe bijdrage
Het project draagt slechts in zeer geringe mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met als doel waterbesparende maatregelen te stimuleren, waar subsidie wordt gevraagd voor één enkele regenton.
Het project draagt in geringe mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met als doel de vermindering van emissies van milieubelastende stoffen, waar een aanzienlijke subsidie wordt gevraagd voor een investering waarbij de emissies iets verminderen, maar de emissies nog substantieel blijven.
Het project draagt matig bij aan het criterium. Bijvoorbeeld omdat het project vergelijkbaar is met een eerder uitgevoerd project (in dezelfde regio) en slechts een beperkt effect op het criterium heeft. De aanvrager maakt bovendien weinig gebruik van de ervaringen uit het eerdere project.
Het project draagt in voldoende mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met een geringer grondstoffen gebruik als doel, waar subsidie wordt gevraagd voor een investering waardoor een grondstof (bv. fosfaat) nog wel nodig is, maar – gelet op de projectkosten - wel aanzienlijk minder.
De bijdrage van het project aan het criterium is goed. Bijvoorbeeld bij een openstelling met een meer gesloten kringloop als doel, waar een relatief beperkte subsidie wordt gevraagd terwijl het project er toe leidt dat de kringloop op bedrijfsniveau vrijwel volledig gesloten wordt.
Een project scoort zeer goed op het criterium als de bijdrage van een project meer is dan redelijkerwijs van een project verwacht mag worden. Bijvoorbeeld een project sluit meerdere kringlopen, waardoor er een bepaalde grondstof niet meer nodig is en er ook geen emissies van milieubelastende stoffen meer plaatsvinden.
Dit criterium heeft een wegingsfactor 1, er kunnen maximaal 5 punten voor worden toegekend.
In het kader van deze maatregel wordt het begrip ‘innovativiteit’ relatief breed uitgelegd. Iets kan landelijk of wereldwijd gezien niet innovatief zijn, maar wel innovatief zijn binnen de provincie, sector of zelfs het bedrijf waar de nieuwe kennis toegepast gaat worden. Iets dat binnen een bepaalde provincie of sector al heel breed toegepast wordt, hoeft echter niet specifiek gestimuleerd te worden. Ook bestaande kennis die nog niet veel toegepast wordt, maar waarvan toepassing beleidsmatig wel wenselijk is, kan een ‘innovatieve kennisoverdrachtsactie’ zijn. Aanvragers dienen in de aanvraag onderbouwd aan te tonen wat het gebruik van de aangeboden kennis door bedrijven vergelijkbaar met de doelgroep van de actie in de provincie is.
Om de mate van innovativiteit te beoordelen wordt in samenhang gekeken naar:
0 punten: Zeer geringe bijdrage
Het project draagt slechts in zeer geringe mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met als doel waterbesparende maatregelen te stimuleren, waar subsidie wordt gevraagd voor één enkele regenton.
Het project draagt in geringe mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met als doel de vermindering van emissies van milieubelastende stoffen, waar een aanzienlijke subsidie wordt gevraagd voor een investering waarbij de emissies iets verminderen, maar de emissies nog substantieel blijven.
Het project draagt matig bij aan het criterium. Bijvoorbeeld omdat het project vergelijkbaar is met een eerder uitgevoerd project (in dezelfde regio) en slechts een beperkt effect op het criterium heeft. De aanvrager maakt bovendien weinig gebruik van de ervaringen uit het eerdere project.
Het project draagt in voldoende mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met een geringer grondstoffen gebruik als doel, waar subsidie wordt gevraagd voor een investering waardoor een grondstof (bv. fosfaat) nog wel nodig is, maar – gelet op de projectkosten - wel aanzienlijk minder.
De bijdrage van het project aan het criterium is goed. Bijvoorbeeld bij een openstelling met een meer gesloten kringloop als doel, waar een relatief beperkte subsidie wordt gevraagd terwijl het project er toe leidt dat de kringloop op bedrijfsniveau vrijwel volledig gesloten wordt.
Een project scoort zeer goed op het criterium als de bijdrage van een project meer is dan redelijkerwijs van een project verwacht mag worden. Bijvoorbeeld een project sluit meerdere kringlopen, waardoor er een bepaalde grondstof niet meer nodig is en er ook geen emissies van milieubelastende stoffen meer plaatsvinden.
Dit criterium heeft een wegingsfactor 2. Er zijn maximaal 5 punten te behalen.
Gegeven de resultaten van het project, hoe redelijk zijn de opgevoerde kosten en in hoeverre wordt op een goede manier gebruik gemaakt van reeds bestaande bronnen (kennis, kunde, middelen).
0 punten = Kosten worden niet doelmatig gemaakt en middelen niet doelmatig ingezet. De opgevoerde projectkosten zijn te hoog. Er wordt geen gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde. De aanvrager gaat opnieuw het wiel uitvinden.
1 punt = gering. De opgevoerde kosten en inzet middelen zijn onvoldoende doelmatig. Opgevoerde projectkosten zijn hoog. De aanvrager geeft wel blijk van kennis van bestaande kennis en kunde, maar gebruikt die kennis niet of nauwelijks bij de uitvoering van het project. De aanvraag bevat bijvoorbeeld veel uren van adviseurs in plaats van de bestaande kennis en kunde te gebruiken.
2 punten = matig. Doelmatigheid van de opgevoerde kosten en middelen is matig. De bestaande kennis en kunde is in kaart gebracht en is gebruikt voor de basis van het projectplan. De opgevoerde projectkosten zijn matig hoog.
3 punten= voldoende. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten en middelen is voldoende. De opgevoerde projectkosten zijn redelijk. De bestaande kennis en kunde is in kaart gebracht en is gebruikt voor de basis van het projectplan.
4 punten = goed. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten is goed, ze staan in goede verhouding tot het doel van de subsidie. Het project wordt efficiënt uitgevoerd. De aanvrager maakt ook tijdens de uitvoering van het project gebruik van de bestaande kennis en kunde, bijvoorbeeld als toetsingsmoment.
5 punten = zeer goed. De opgevoerde kosten zijn zeer doelmatig, de opgevoerde kosten zijn zeer redelijk en er wordt op een zeer goede manier gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde. De aanvrager maakt zeer goed gebruik van bestaande kennis en kunde. Bijvoorbeeld van innovaties heeft de aanvrager eerdere vergelijkbare innovaties in kaart gebracht en bouwt daar op voort. Het is voor de aanvrager helder waarom de eerdere projecten zijn misgelopen.
In Artikel 3.3.9 Puntenmethodiek worden lid 1. en lid 2. vervangen door onderstaande leden 1. en2.:
Het aantal punten voor het criterium uit:
artikel 3.3.8 lid 1 sub a. bedraagt 0 tot en met 5 punten; wegingsfactor 3;
artikel 3.3.8 lid 1 sub b. bedraagt 0 tot en met 5 punten; wegingsfactor 3;
artikel 3.3.8 lid 1 sub c. bedraagt 0 tot en met 5 punten; wegingsfactor 1;
artikel 3.3.8 lid 1 sub d. bedraagt 0 tot en met 5 punten; wegingsfactor 2;
In Artikel 3.3.10 Verplichting wordt de volledig tekst vervangen door onderstaande tekst:
Indien een prijs moet worden betaald om de kennisoverdrachtsactiviteit te kunnen bezoeken of aan de kennisoverdrachtsactiviteit deel te nemen, dient hiervan melding te worden gemaakt in de subsidieaanvraag.
In Artikel 3.5.2 Samenwerkingsverband wordt de volledige tekst vervangen door onderstaande tekst:
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 bestaat het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 3.5.1 eerste lid, uit tenminste twee partijen die van belang zijn voor het verwezenlijken van de doelstelling van de projectaanvraag en bevat tenminste één landbouwer of een organisatie die hem vertegenwoordigt.
In Artikel 3.5.4 Aanvraag wordt de volledige tekst vervangen door onderstaande tekst. Ook wordt onderstaande Toelichting toegevoegd:
Zelfstandig leesbaar betekent dat zonder naar bijlagen te verwijzen hetgeen onder artikel 1.7 lid 2 sub f.i tot en met sub f.vi gevraagde duidelijk moet zijn. Voor het projectplan wordt een format beschikbaar gesteld.
In Artikel 3.5.5 Weigeringsgronden wordt de volledige tekst vervangen door onderstaande tekst inclusief Toelichting:
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 wordt subsidie geweigerd:
Op lid c: Indien het gaat om uitrol van innovatie, waarbij ook al in andere gebieden uitrol heeft plaatsgevonden (door een ander samenwerkingsverband) dient aanvrager duidelijk de meerwaarde van deze nieuwe uitrol in de nieuwe regio, en de nieuwe samenwerking te beschrijven in het projectplan.
In Artikel 3.5.6 Subsidiabele kosten wordt in lid f. ‘goederen’ vervangen door ‘zaken’.
Artikel 3.5.7 Niet subsidiabele kosten vervalt.
Artikel 3.5.8 Hoogte subsidie wordt Artikel 3.5.7 Hoogte subsidie. In de Toelichting op dit artikel wordt ‘3.5.8’ vervangen door ‘3.5.7’.
Artikel 3.5. 9 Provinciale doelen en criteria wordt Artikel 3.5.8 Provinciale doelen en criteria.
Artikel 3.5.10 Selectiecriteria wordt Artikel 3.5.9 Selectiecriteria, daarnaast wordt lid 1. Vervangen door onderstaand lid 1.
Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1.15 de volgende criteria:
de kans op succes/ haalbaarheid van het project:
Bij een activiteit zoals bedoeld in artikel 3.5.1 lid 1. onder a. en b. wordt dit gedefinieerd als de kans dat de partijen er in slagen een werkbare en vruchtbare samenwerking tot stand te brengen. Dit blijkt uit de kwaliteit van het projectplan en van het beoogde samenwerkingsverband zelf (zie toelichting);
Artikel 3.5.11 Puntenmethodiek wordt Artikel 3.5.10 Puntenmethodiek, daarnaast wordt lid 2. vervangen door onderstaand lid 2.
Het aantal punten voor het criterium uit:
artikel 3.5.9 lid 1 sub a bedraagt 0 tot en met 5 punten; wegingsfactor 2.
artikel 3.5.9 lid 1 sub b bedraagt 0 tot en met 5 punten; wegingsfactor 3.
artikel 3.5.9 lid 1 sub c bedraagt 0 tot en met 5 punten; wegingsfactor 3.
artikel 3.5.9 lid 1 sub d bedraagt 0 tot en met 5 punten; wegingsfactor 3.
In lid 3 wordt '25' gewijzigd in '33'.
De toelichting op dit artikel wordt vervangen door onderstaande toelichting.
1. Effectiviteit van de activiteit
Dit criterium heeft een wegingsfactor 2, met een maximaal te behalen score van 5.
Met effectiviteit van de activiteit wordt bedoeld de mate waarin wordt bijgedragen aan het doel dat met de openstelling resp. de samenwerking wordt nagestreefd (‘wat voegt dit project toe’).
Bij het thema Samenwerking gaat het niet alleen om het effect van de innovatie, als deze slaagt, maar ook om de meerwaarde van het samenwerkingsproces, dat leidt tot meer kennisdeling regionaal, nationaal, internationaal, ontstaan van nieuwe innovatie-verbindingen (zoals cross-overs tussen meerdere sectoren) en nieuw samenspel tussen ketenpartijen.
In samenhang worden de volgende aspecten bezien:
Ook wordt de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in ogenschouw genomen.
De effectiviteit wordt op grond van de volgende criteria als onvoldoende, gemiddeld, goed of zeer goed gekwalificeerd. Indien een activiteit bijvoorbeeld gericht is op een geringer gebruik van grondstoffen, maar de te verwachten afname van het gebruik is klein, dan is de score maximaal 0 punten. Vijf punten kunnen bijvoorbeeld worden gehaald indien de activiteit leidt tot een aanzienlijke reductie van het verbruik van grondstoffen, of dat er meerdere kringlopen op bedrijfsniveau worden gesloten of dat de activiteit betrekking heeft op een compleet nieuw verdienmodel waarbij de innovatie ook op andere bedrijven kan worden toegepast en hierop ook wordt ingezet.
0 punten: Zeer geringe bijdrage
Het project draagt slechts in zeer geringe mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met als doel waterbesparende maatregelen te stimuleren, waar subsidie wordt gevraagd voor één enkele regenton.
Het project draagt in geringe mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met als doel de vermindering van emissies van milieubelastende stoffen, waar een aanzienlijke subsidie wordt gevraagd voor een investering waarbij de emissies iets verminderen, maar de emissies nog substantieel blijven.
Het project draagt matig bij aan het criterium. Bijvoorbeeld omdat het project vergelijkbaar is met een eerder uitgevoerd project (in dezelfde regio) en slechts een beperkt effect op het criterium heeft. De aanvrager maakt bovendien weinig gebruik van de ervaringen uit het eerdere project.
Het project draagt in voldoende mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met een geringer grondstoffen gebruik als doel, waar subsidie wordt gevraagd voor een investering waardoor een grondstof (bv. fosfaat) nog wel nodig is, maar – gelet op de projectkosten - wel aanzienlijk minder.
De bijdrage van het project aan het criterium is goed. Bijvoorbeeld bij een openstelling met een meer gesloten kringloop als doel, waar een relatief beperkte subsidie wordt gevraagd terwijl het project er toe leidt dat de kringloop op bedrijfsniveau vrijwel volledig gesloten wordt.
Een project scoort zeer goed op het criterium als de bijdrage van een project meer is dan redelijkerwijs van een project verwacht mag worden. Bijvoorbeeld een project sluit meerdere kringlopen, waardoor er een bepaalde grondstof niet meer nodig is en er ook geen emissies van milieubelastende stoffen meer plaatsvinden.
2. Kans op succes/haalbaarheid
Dit criterium heeft een wegingsfactor 3 met een maximaal te behalen score van 5.
De wijze waarop de kans op succes/haalbaarheid wordt gemeten is afhankelijk van het soort aanvraag waarover een oordeel geveld moet worden.
Oprichting samenwerkingsverband en de ontwikkeling van een projectplan:
In deze fase wordt de “kans op succes” gedefinieerd als de kans dat de partijen er in slagen een werkbare en vruchtbare samenwerking tot stand te brengen, inclusief goede afspraken over taken en verantwoordelijkheden en over lasten en lusten met betrekking tot de beoogde innovatie en er in slagen om de beoogde innovatie goed scherp te krijgen in termen van technische en organisatorische haalbaarheid en in termen van marktmogelijkheden (behoefte). Of hierover goed is nagedacht blijkt uit de kwaliteit van het projectplan en van het beoogde samenwerkingsverband zelf: het aantal deelnemers dat aan de samenwerking meewerkt, de verdeling van die deelnemers over de verschillende ketenpartijen, de ‘kwaliteit’ van de deelnemers in relatie tot het innovatie-idee. Deze onderdelen worden in onderlinge samenhang bezien.
In deze fase wordt de “kans op succes” gedefinieerd als de kans dat de partijen er in slagen het innovatie-idee uit te werken. Dit betekent niet dat het innovatieproject ook moet slagen. Het samenwerkingsverband bestaat al en heeft een haalbare innovatie geïdentificeerd. Activiteiten betreffen uitwerking naar technische specificaties, bouwen, uitwerken businessplan, proefopstelling. Ook onderdelen die betrekking hebben op inrichting van een demonstratie-inrichting en/of activiteiten kennisoverdracht en/of marktintroductie (eerste uitrol) kunnen onderdeel zijn van de aanvraag. De aanvrager levert een goed onderbouwd Plan van Aanpak hiervoor. In de fase “ontwikkelen innovatie” mag men resultaten van voorwerk verwachten; een gecombineerde aanvraag dient een “go – no go moment” te bevatten voor de ontwikkelfase.
Bij dit criterium wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten:
Kwaliteit procesplan voor samenwerking en/of ontwikkeling innovatie – zijn alle randvoorwaarden goed in beeld gebracht en vertaald naar beheermaatregelen, is er goed nagedacht over ruimte voor procesmanagement, is goed nagedacht over risicomanagement, zijn er goede kwaliteitseisen gesteld aan de trekker van het project;
0 punten: Zeer geringe bijdrage
Het project draagt slechts in zeer geringe mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met als doel waterbesparende maatregelen te stimuleren, waar subsidie wordt gevraagd voor één enkele regenton.
Het project draagt in geringe mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met als doel de vermindering van emissies van milieubelastende stoffen, waar een aanzienlijke subsidie wordt gevraagd voor een investering waarbij de emissies iets verminderen, maar de emissies nog substantieel blijven.
Het project draagt matig bij aan het criterium. Bijvoorbeeld omdat het project vergelijkbaar is met een eerder uitgevoerd project (in dezelfde regio) en slechts een beperkt effect op het criterium heeft. De aanvrager maakt bovendien weinig gebruik van de ervaringen uit het eerdere project.
Het project draagt in voldoende mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met een geringer grondstoffen gebruik als doel, waar subsidie wordt gevraagd voor een investering waardoor een grondstof (bv. fosfaat) nog wel nodig is, maar – gelet op de projectkosten - wel aanzienlijk minder.
De bijdrage van het project aan het criterium is goed. Bijvoorbeeld bij een openstelling met een meer gesloten kringloop als doel, waar een relatief beperkte subsidie wordt gevraagd terwijl het project er toe leidt dat de kringloop op bedrijfsniveau vrijwel volledig gesloten wordt.
Een project scoort zeer goed op het criterium als de bijdrage van een project meer is dan redelijkerwijs van een project verwacht mag worden. Bijvoorbeeld een project sluit meerdere kringlopen, waardoor er een bepaalde grondstof niet meer nodig is en er ook geen emissies van milieubelastende stoffen meer plaatsvinden.
De haalbaarheid wordt op grond van de volgende criteria als onvoldoende, gemiddeld, goed of zeer goed gekwalificeerd: 1 punt wordt behaald indien de randvoorwaarden niet in beeld zijn gebracht, het (beoogde) samenwerkingsverband zwak is en er zeer beperkt behoefte aan de innovatie is; 4 punten kunnen worden behaald indien alle randvoorwaarden in beeld zijn gebracht en zijn vertaald naar beheermaatregelen van een hoge kwaliteit, het samenwerkingsverband goed is en er een zeer grote behoefde is aan de innovatie.
Dit criterium heeft een wegingsfactor 3 met een maximaal te behalen score van 5.
Met innovativiteit kan hierbij gedoeld worden op het samenwerkingsproces als zodanig, op het onderwerp van de samenwerking of op beide.
Bij de beoordeling van de innovativiteit van het samenwerkingsproces wordt gekeken in hoeverre de voorgestelde samenwerking NIEUWE verbanden / verbintenissen tot stand brengt. Hoe meer gangbaar de samenwerking tussen de partijen is, hoe minder punten er zullen worden toegekend.
Voor de beoordeling van het onderwerp van de samenwerking / de beoogde innovatie zelf geldt: het gaat om de meerwaarde die de innovatie heeft, in de zin dat het gaat om het verschil dat het product zelf te weeg kan brengen. Betreft de beoogde innovatie slechts een zeer geringe aanpassing van een bestaand product (of dienst, proces, procedé enz), dan wordt er geen punt toegekend. Betreft de beoogde innovatie bijvoorbeeld een geheel of vrijwel geheel nieuw product, dan zullen vier of vijf punten toegekend worden.
In samenhang worden de volgende aspecten bezien:
Transitie karakter van de innovatie – draagt de innovatie bij aan realisatie van de toekomstbestendige “duurzame landbouw”, d.w.z. inzet op beoogde transitie van benadering kostenreductie en/of verhoogde volumes naar benadering meerwaardecreatie, circulaire bedrijfsvoering / productie en/of sectoroverstijgende toepassing (cross-over)?
0 punten: Zeer geringe bijdrage
Het project draagt slechts in zeer geringe mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met als doel waterbesparende maatregelen te stimuleren, waar subsidie wordt gevraagd voor één enkele regenton.
Het project draagt in geringe mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met als doel de vermindering van emissies van milieubelastende stoffen, waar een aanzienlijke subsidie wordt gevraagd voor een investering waarbij de emissies iets verminderen, maar de emissies nog substantieel blijven.
Het project draagt matig bij aan het criterium. Bijvoorbeeld omdat het project vergelijkbaar is met een eerder uitgevoerd project (in dezelfde regio) en slechts een beperkt effect op het criterium heeft. De aanvrager maakt bovendien weinig gebruik van de ervaringen uit het eerdere project.
Het project draagt in voldoende mate bij aan het criterium. Bijvoorbeeld bij een openstelling met een geringer grondstoffen gebruik als doel, waar subsidie wordt gevraagd voor een investering waardoor een grondstof (bv. fosfaat) nog wel nodig is, maar – gelet op de projectkosten - wel aanzienlijk minder.
De bijdrage van het project aan het criterium is goed. Bijvoorbeeld bij een openstelling met een meer gesloten kringloop als doel, waar een relatief beperkte subsidie wordt gevraagd terwijl het project er toe leidt dat de kringloop op bedrijfsniveau vrijwel volledig gesloten wordt.
Een project scoort zeer goed op het criterium als de bijdrage van een project meer is dan redelijkerwijs van een project verwacht mag worden. Bijvoorbeeld een project sluit meerdere kringlopen, waardoor er een bepaalde grondstof niet meer nodig is en er ook geen emissies van milieubelastende stoffen meer plaatsvinden.
Dit criterium heeft een wegingsfactor 3, met een maximaal te behalen score van 5.
De efficiëntie wordt bepaald door in samenhang te kijken naar de volgende aspecten:
0 punten = Kosten worden niet doelmatig gemaakt en middelen niet doelmatig ingezet. De opgevoerde projectkosten zijn te hoog. Er wordt geen gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde. De aanvrager gaat opnieuw het wiel uitvinden.
1 punt = gering. De opgevoerde kosten en inzet middelen zijn onvoldoende doelmatig. Opgevoerde projectkosten zijn hoog. De aanvrager geeft wel blijk van kennis van bestaande kennis en kunde, maar gebruikt die kennis niet of nauwelijks bij de uitvoering van het project. De aanvraag bevat bijvoorbeeld veel uren van adviseurs in plaats van de bestaande kennis en kunde te gebruiken.
2 punten = matig. Doelmatigheid van de opgevoerde kosten en middelen is matig. De bestaande kennis en kunde is in kaart gebracht en is gebruikt voor de basis van het projectplan. De opgevoerde projectkosten zijn matig hoog.
3 punten= voldoende. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten en middelen is voldoende. De opgevoerde projectkosten zijn redelijk. De bestaande kennis en kunde is in kaart gebracht en is gebruikt voor de basis van het projectplan.
4 punten = goed. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten is goed, ze staan in goede verhouding tot het doel van de subsidie. Het project wordt efficiënt uitgevoerd. De aanvrager maakt ook tijdens de uitvoering van het project gebruik van de bestaande kennis en kunde, bijvoorbeeld als toetsingsmoment.
5 punten = zeer goed. De opgevoerde kosten zijn zeer doelmatig, de opgevoerde kosten zijn zeer redelijk en er wordt op een zeer goede manier gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde. De aanvrager maakt zeer goed gebruik van bestaande kennis en kunde. Bijvoorbeeld van innovaties heeft de aanvrager eerdere vergelijkbare innovaties in kaart gebracht en bouwt daar op voort. Het is voor de aanvrager helder waarom de eerdere projecten zijn misgelopen.
Artikel 3.5.12 Verplichting wordt Artikel 3.5.11 Verplichting
Artikel 3.5.13 Bevoorschotting op basis van realisatie wordt Artikel 3.5.12 Bevoorschotting op basis van realisatie
Artikel 3.5.14 Samenstelling subsidieplafond wordt Artikel 3.5.13 Samenstelling subsidieplafond
Artikel 3.5.15 Weigeringsgronden wordt Artikel 3.5.14 Weigeringsgronden
In Artikel 3.10.2 Subsidiabele activiteit wordt de volledige tekst vervangen door onderstaande tekst:
In Artikel 3.10.3 Aanvrager wordt de tekst ‘kan worden aangevraagd door’ vervangen door ‘wordt verstrekt aan’. De tekst van de Toelichting wordt vervangen door onderstaande tekst:
Zelfstandig leesbaar betekent dat zonder naar bijlagen te verwijzen hetgeen onder artikel 1.7 lid 2 sub f. i tot en met sub f. vi gevraagde duidelijk moet zijn. Voor het projectplan wordt een format beschikbaar gesteld.
Artikel 3.10.5 Subsidiabele kosten wordt de tekst volledig vervangen door onderstaande tekst.
In aanvulling op artikel 1.12 zijn de volgende kosten subsidiabel:
Dit besluit treedt in werking 1 dag na publicatie van dit provinciaal blad.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2018-1795.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.