Provinciaal blad van Gelderland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gelderland | Provinciaal blad 2017, 1234 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gelderland | Provinciaal blad 2017, 1234 | Verordeningen |
Wijziging Omgevingsverordening Gelderland
Bekendmaking van het besluit van 1maart 2017– zaaknummer 2016-002242, PS2017-71 tot wijziging van een regeling
WIJZIGING OMGEVINGSVERORDENING GELDERLAND
PROVINCIALE STATEN VAN GELDERLAND
Gezien de Statenbrief PS2017-71 over het Actualisatieplan Omgevingsvisie en Omgevingsverordening;
Gelet op de artikelen 4.4 en 4.8 van de Waterwet, artikelen 3.4, tweede lid; 4.10, onderdeel a en b; 4.11, eerste lid, onderdelen a en b, en 4.12, eerste en tweede lid van het Waterbesluit en artikel 4.1 van de Waterregeling, artikelen 4.1 en 2.2, eerste lid, van de Wet op de ruimtelijke ordening, artikel 1.2, tweede lid, onder a, van de Wet milieubeheer en de artikelen 105 eerste lid en 143, tweede lid van de Provinciewet;
Artikel 2.1.1 wordt gewijzigd:
In artikel 2.1.1 wordt de begripsbepaling van Groene Ontwikkelingszone (GO) gewijzigd en komt te luiden: “ De Groene Ontwikkelingszone bestaat uit gebieden met andere bestemmingen dan natuur binnen de begrenzing van de EHS uit 2009 alsmede weidevogelgebieden en rustgebieden voor winterganzen. De Groene Ontwikkelingszone is ruimtelijk verweven met het GNN en hangt daar functioneel mee samen. In de Groene Ontwikkelingszone wordt ingezet op versterking van de samenhang tussen inliggende en aangrenzende natuurgebieden.
De geometrische plaatsbepaling van de Groene Ontwikkelingszone is vervat in het GML- bestand NL.IMRO.9925.PVOVa2-vst1 en is verbeeld op de bij deze verordening behorende kaart Regels Natuur.”
Een natuurkampeerterrein is een vorm van kleinschalige recreatie indien het een terrein betreft met de hoofdbestemming natuur en een nevenbestemming verblijfsrecreatie, waarbij:
Een natuurbegraafplaats is een terrein met een hoofdbestemming natuur en een nevenbestemming begraafplaats waarin mag worden begraven, waarbij:
Kleinschalige recreatie in het GNN bestaat uit vormen van recreatie waarbij het natuurlijk karakter van het gebied niet wezenlijk wordt aangetast.”
Artikel 2.5.1.1 wordt gewijzigd als volgt:
Onderdeel 3 Extensiveringsbeleid vervalt en onderdeel 3 wordt vervangen door:
Een gebied waarbinnen geen nieuw- en hervestiging mogelijk is.De geometrische plaatsbepaling van het Ammoniakbuffergebied is vervat in het GML- bestand NL.IMRO.9925.PVOVa2-vst1 en is verbeeld op de bij deze verordening behorende kaart Regels Landbouw.”
Onderdeel 10 Niet-grondgebonden veehouderijbedrijf wordt vernummerd naar 9 en komt te luiden:
“ 9 Niet-grondgebonden veehouderijbedrijf
Agrarisch bedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op veehouderij waarvan het voer voor de landbouwhuisdieren voor het grootste gedeelte niet geteeld wordt op de gronden die in de nabijheid van het agrarisch bouwperceel zijn gelegen, en waarop de veehouderij rechten heeft.”
Onderdeel 13 wordt vervangen en komt te luiden:
Beleid dat kwaliteitsvoorwaarden geeft voor het ruimtelijk beleid van gemeenten die een uitbreiding van de niet-grondgebonden veehouderijtak mogelijk willen maken.
De geometrische plaatsbepaling van het Plussenbeleid-gebied is vervat in het GML- bestand NL.IMRO.9925.PVOVa2-vst1 en is verbeeld op de bij deze verordening behorende kaart Regels Landbouw.”
Onderdeel 15 Verwevingsgebied vervalt en wordt vervangen door:
De bijdrage die een agrarische ondernemer van niet-grondgebonden veehouderij dient te leveren om uitbreiding van die onderneming uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening toelaatbaar te achten.
Een inrichting, geheel of gedeeltelijk bestemd voor het fokken, mesten en houden van landbouwhuisdieren, met uitzondering van melkvee als bedoeld in artikel 1, onder kk van de Meststoffenwet.”
Paragraaf 2.5.3 Niet-grondgebonden (melk)rundveebedrijf en (melk)rundveetak: het Agrarisch gebied vervalt.
Artikel 2.5.3.2 wordt gewijzigd en komt te luiden:
Bestemmingsplannen maken de uitbreiding van de oppervlakte van een agrarisch bouwperceel van een niet-grondgebonden veehouderijtak die gelegen is in het gebied dat is aangewezen als “Plussenbeleid” (link naar begrip) slechts mogelijk indien zij voldoen aan beleidsregels die door de gemeenteraad zijn vastgesteld in overeenstemming met paragraaf 3.9.10 van de Omgevingsvisie Gelderland.
In afwijking van het eerste lid kan per niet-grondgebonden veehouderijtak elke vijf jaar eenmaal een uitbreiding van de oppervlakte van het agrarische bouwperceel van 500 m2 of minder worden mogelijk gemaakt zonder dat toepassing wordt gegeven aan de beleidsregels die door de gemeenteraad zijn vastgesteld in overeenstemming met paragraaf 3.9.10 van de Omgevingsvisie Gelderland.
Het bepaalde in artikel 8.2.2, eerste en tweede lid, aanhef en onder a is op dit artikel van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat onder bestaande rechten niet wordt verstaan een ontwerp van een bestemmingsplan dat voor de inwerkingtreding van dit artikel ter inzage is gelegd en dat leidt tot een uitbreiding van de totale oppervlakte van een agrarisch bouwperceel van meer dan 1,5 hectare.
Onder bestaande rechten als bedoeld in artikel 8.2.2, tweede lid aanhef en onder a wordt ook verstaan een ontwerp-bestemmingsplan dat dient ter vervanging van een bestemmingsplan dat voor de inwerkingtreding van deze bepaling door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is vernietigd en na die datum nog niet ter inzage is gelegd, voor zover dit ontwerp-bestemmingsplan voorziet in agrarische bouwpercelen kleiner dan 1,5 hectare.
Artikel 2.5.2.3 wordt vernummerd naar 2.5.7 Nevenactiviteiten van agrarische bedrijven in agrarisch gebied en komt te luiden:
“2.5.7 Nevenactiviteiten van agrarische bedrijven in agrarisch gebied
In bestemmingsplannen die betrekking hebben op het Agrarisch gebied worden nevenactiviteiten toegestaan, mits:
sprake is van verkoop van zelf geteelde of geproduceerde agrarische producten en op beperkte schaal aanverwante artikelen, eventueel aangevuld met agrarische producten afkomstig van bedrijven uit de omgeving en deze nevenactiviteiten geen belemmering vormen voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven; of
Artikel 2.7.1.2 wordt gewijzigd en kom te luiden:
Na artikel 2.7.1.3 worden artikelen ingevoegd luidende:
“artikel 2.7.1.4 Natuurbegraven en kleinschalige recreatie onder voorwaarden mogelijk
In afwijking van het bepaalde in artikel 2.7.1.1, eerste lid, kunnen in bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden die zijn gelegen binnen het GNN natuurbegraafplaatsen en kleinschalige recreatie mogelijk worden gemaakt indien het gronden betreft met natuur die voor natuurbegraafplaatsen en kleinschalige recreatie het minst kwetsbaar is.
In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid kunnen in bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden binnen het GNN natuurbegraven en kleinschalige recreatie slechts mogelijk worden gemaakt indien geen nieuwe gebouwen of bouwwerken worden opgericht en geen (half-) verhardingen, worden aangebracht.
De geometrische plaatsbepaling van het gebied waar natuurbegraven en kleinschalige recreatie onder voorwaarden mogelijk is, is vervat in het GML-bestand NL.IMRO.9925.PVOVa2-vst1, en is verbeeld op de bij deze verordening behorende kaart Regels Natuur.
artikel 2.7.1.5 Natuurbegraven en kleinschalige recreatie onder bijzondere voorwaarden mogelijk
In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid kunnen in bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden binnen het GNN natuurbegraven en kleinschalige recreatie slechts mogelijk worden gemaakt indien geen nieuwe gebouwen of bouwwerken worden opgericht en geen (half-) verhardingen, worden aangebracht.
De geometrische plaatsbepaling van het gebiedwaar natuurbegraven en kleinschalige recreatie onder bijzondere voorwaarden mogelijk is, is vervat in het GML-bestand NL.IMRO.9925.PVOVa2-vst1, en is verbeeld op de bij deze verordening behorende kaart Regels Natuur.
artikel 2.7.1.6 GNN windturbines onder voorwaarden mogelijk
In afwijking van het bepaalde in artikel 2.7.1.1, eerste lid, kunnen in bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden die zijn gelegen binnen het GNN windturbines mogelijk worden gemaakt indien:
de kernkwaliteiten van het GNN per saldo substantieel worden versterkt overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.7.1.7.
De geometrische plaatsbepaling van het gebied waar windturbines onder voorwaarden mogelijk is, is vervat in het GML-bestand NL.IMRO.9925.PVOVa2-vst1, en is verbeeld op de bij deze verordening behorende kaart Regels Natuur.
artikel 2.7.1.7 Substantiële versterking bij nieuwvestiging in het GNN
De wijze waarop de maatregelen voor natuurversterking worden vastgelegd zijn gelijk aan de voorwaarden die zijn gesteld aan de compensatieverplichtingen van artikel 2.7.1.1(link), derde tot en met zesde lid en artikel 2.7.1.3(link) voor wat betreft het compensatieplan en gelden ook voor het natuurversterkingsplan.”
In artikel 2.7.4.2, derde lid wordt “NL.IMRO.9925.PVOVa1Diversvst1” vervangen door“NL.IMRO.9925.PVOVa2-vst1”.
In artikel 2.7.7.1, eerste lid wordt “NL.IMRO.9925.PVOVa1Diversvst1” vervangen door “NL.IMRO.9925.PVOVa2-vst1”.
In artikel 3.3.1.1 wordt de begripsbepaling van potentieel voor het grondwater schadelijke stof (nummer 7) vervangen door:
“7. Potentieel voor het grondwater schadelijke stof
Een schadelijke stof als bedoeld in de Verordening (EG) nr 1272/2008 van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/584/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr 1907/2006 (PbEU L 353).”
In artikel 3.3.1.2, tweede lid, wordt na het woord “grondwaterbeschermingsgebied” ingevoegd: “, een koude-warmteopslagvrije zone”.
In artikel 3.3.2.5, eerste lid, onder b wordt na de zinsnede “als daarmee schadelijke stoffen in de bodem worden” toegevoegd: “of kunnen worden”.
In artikel 3.3.3.8, derde lid, onderdeel b vervallen de woorden: “of NPR 3221 (Buitenriolering onder over- en onderdruk” en in onderdeel e vervallen de woorden “en NPR 3221 (Buitenriolering over- en onderdruk)”.
Artikel 3.3.3.9 wordt gewijzigd en komt te luiden:
“artikel 3.3.3.9 Afstromend hemelwater van gebouwen, (spoor)wegen en andere verhardingen
Het is in een Grondwaterbeschermingsgebied verboden op eigen terrein te parkeren of parkeergelegenheid voor motorvoertuigen aan te bieden indien het terrein niet is voorzien van een aaneengesloten verharding. Het verbod geldt niet indien het een parkeergelegenheid betreft met maximaal vier parkeerplaatsen.
Paragraaf 3.3.4 Boringsvrije zone wordt vervangen door twee nieuwe paragrafen 3.3.4 Boringsvrije zone en 3.3.5 Koude-warmteopslagvrije zone en komt te luiden: “3.3.4 Boringsvrije zones.
Deze paragraaf is van toepassing op activiteiten binnen boringsvrije zones.
artikel 3.3.4.2 Boorputten en graafwerkzaamheden binnen inrichtingen
Het bevoegd gezag verbindt aan een omgevingsvergunning voor een inrichting de voorschriften bedoeld in Bijlage 4 Grondwaterbescherming met oog op de waterwinning, onderdeel D. Het bevoegd gezag kan in de omgevingsvergunning afwijken van de voorschriften dan wel nadere eisen stellen, voor zover het bevoegd gezag de bevoegdheid daartoe is toegekend in Bijlage 4 Grondwaterbescherming met oog op de waterwinning, onderdeel D.
Het is verboden binnen een inrichting werken tot stand te brengen of handelingen te verrichten waardoor direct of indirect warmte aan de bodem of het grondwater wordt onttrokken of toegevoegd. Onder een handeling wordt in ieder geval verstaan het oprichten, in exploitatie nemen of hebben van een bodemenergiesysteem.
Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen met betrekking tot de activiteiten, genoemd in het eerste en tweede lid, binnen inrichtingen waarvoor geen omgevingsvergunning vereist is, voor zover het bevoegd gezag de bevoegdheid daartoe is toegekend in Bijlage 4 Grondwaterbescherming met oog op de waterwinning, onderdeel D(link).
artikel 3.3.4.3 Boorputten en graafwerkzaamheden buiten inrichtingen
Het is verboden buiten inrichtingen werken tot stand te brengen of handelingen te verrichten waardoor direct of indirect warmte aan de bodem of het grondwater wordt onttrokken of toegevoegd. Onder een handeling wordt in ieder geval verstaan het oprichten, in exploitatie nemen of hebben van een bodemenergiesysteem.
3.3.5 Koude-warmteopslagvrije zones (KWO-vrije zones)
Deze paragraaf is van toepassing op activiteiten binnen koude-warmteopslagvrije zones(link).
artikel 3.3.5.2 Bodemenergiesystemen binnen inrichtingen
Het is verboden binnen een inrichting werken tot stand te brengen of handelingen te verrichten waardoor direct of indirect warmte aan de bodem of het grondwater wordt onttrokken of toegevoegd. Onder een handeling wordt in ieder geval verstaan het oprichten, in exploitatie nemen of hebben van een bodemenergiesysteem.
Het bevoegd gezag verbindt aan een omgevingsvergunning voor een inrichting de voorschriften bedoeld in bijlage 4 Grondwaterbescherming met het oog op de waterwinning, onderdeel D. Het bevoegd gezag kan in de omgevingsvergunning afwijken van de voorschriften dan wel nadere eisen stellen, voor zover het bevoegd gezag de bevoegdheid daartoe is toegekend in bijlage 4 Grondwaterbescherming met het oog op de waterwinning, onderdeel D.
Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen met betrekking tot de activiteiten, genoemd in het eerste en tweede lid, binnen inrichtingen waarvoor geen omgevingsvergunning vereist is, voor zover het bevoegd gezag de bevoegdheid daartoe is toegekend in bijlage 4 Grondwaterbescherming met het oog op de waterwinning, onderdeel D.
artikel 3.3.5.3 Vloeibare stoffen zwaarder dan water binnen inrichtingen
Het bevoegd gezag verbindt aan een omgevingsvergunning voor een inrichting de voorschriften bedoeld in bijlage 4 Grondwaterbescherming met het oog op de waterwinning, onderdeel D. Het bevoegd gezag kan in de omgevingsvergunning afwijken van de voorschriften dan wel nadere voorschriften stellen, voor zover het bevoegd gezag de bevoegdheid daartoe is toegekend in bijlage 4 Grondwaterbescherming met het oog op de waterwinning, onderdeel D.
Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen met betrekking tot de activiteiten genoemd in het eerste lid, binnen inrichtingen waarvoor geen omgevingsvergunning vereist is, voor zover het bevoegd gezag de bevoegdheid daartoe is toegekend in bijlage 4 Grondwaterbescherming met het oog op de waterwinning, onderdeel D.
artikel 3.3.5.4 Bodemenergiesystemen buiten inrichtingen
Het is verboden buiten inrichtingen werken tot stand te brengen of handelingen te verrichten waardoor direct of indirect warmte aan de bodem of het grondwater wordt onttrokken of toegevoegd. Onder een handeling wordt in ieder geval verstaan het oprichten, in exploitatie nemen of hebben van een bodemenergiesysteem.
artikel 3.3.5.5 Vloeibare stoffen zwaarder dan water buiten inrichtingen
Paragraaf 3.3.5 Overige bepalingen wordt vernummerd naar 3.3.6. en komt te luiden: “3.3.6 Overige bepalingen
artikel 3.3.6.1 Verbod op winning fossiele energie in intrekgebieden
Het is verboden in een Intrekgebied werken tot stand te brengen of handelingen te verrichten ten behoeve van de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas.
artikel 3.3.6.2 Relatienotagebieden
Deze paragraaf is niet van toepassing op de agrarische bedrijfsvoering in gebieden als bedoeld in artikel 1.2, vijfde lid, laatste volzin, van de Wet milieubeheer.
artikel 3.3.6.3 Beperkingen instructieverplichting
De verplichtingen van artikel 3.3.3.4, eerste lid, artikel 3.3.4.2 (link) vierde lid , artikel 3.3.4.3 (link), derde lid en artikel 3.3.5.2 (link), vierde lid, tot het verbinden van voorschriften en beperkingen aan de omgevingsvergunning voor een inrichting gelden niet:
Indien in een bijzonder geval het algemeen belang de uitvoering van een activiteit waarop een verbod betrekking heeft noodzakelijk maakt, kunnen Gedeputeerde Staten ontheffing verlenen van de artikelen 3.3.2.5, eerste lid, onder e, 3.3.3.7, 3.3.3.8, 3.3.3.9, eerste lid, 3.3.3.13. Aan de ontheffing worden de voorschriften verbonden die de hoogst mogelijke vorm van bescherming voor de kwaliteit van het grondwater bieden
Ontheffing kan tevens worden verleend van het bepaalde in artikel 3.3.2.5 eerste lid onder b voor zover het een bijzonder geval betreft en het geen begraafplaatsen en terreinen voor uitstrooiing van as betreft. Aan de ontheffing worden de voorschriften verbonden die de hoogst mogelijke vorm van bescherming voor de kwaliteit van het grondwater bieden.
artikel 3.3.6.6 Mogelijkheid tot afwijken van instructies
Indien in een bijzonder geval het algemeen belang de uitvoering van een activiteit noodzakelijk maakt en de verplichting van de artikelen 3.3.3.4, eerste lid, eerste lid, artikel 3.3.4.3 (link) lid 4 en lid 5, of 3.3.5.2 (link) eerste lid, tot het verbinden van voorschriften aan de omgevingsvergunning voor een inrichting daaraan in de weg staat, kan het bevoegd gezag van deze verplichting afwijken. Alsdan worden aan de vergunning de voorschriften verbonden die de hoogst mogelijke vorm van bescherming voor de kwaliteit van het grondwater bieden.
Artikel 3.5.2 wordt gewijzigd en komt te luiden:
“Artikel 3.5.2 Aanwijzing gebieden
De gebieden waarvoor regels gelden ter voorkoming of beperking van geluidhinder betreffen het als stiltegebied aangeduide gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling en de begrenzing zijn vastgelegd in het GML-bestand NL.IMRO.9925.PVOVa2-vst1 en is verbeeld op de bij deze verordening behorende kaart Regels Water en Milieu.
In artikel 4.1.1 wordt in de begripsbepaling van 13 waterfuncties “NL.IMRO.9925.PVOVa1Divers- vst1” vervangen door “NL.IMRO.9925.PVOVa2-vst1”.
Na artikel 6.2.3.1 wordt een paragraaf 6.2.4 Ontheffingsbepaling houtopstanden ingevoegd luidende:
“6.2.4 Ontheffingsbepaling houtopstanden
artikel 6.2.4.1 Aanvraag ontheffing
De aanvraag voor ontheffing als bedoeld in de artikelen 3.7.7.4), 3.7.7.5 en 3.7.7.6 wordt ingediend via een daartoe door Gedeputeerde Staten vastgesteld formulier of op een daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde elektronische wijze en bevat in ieder geval:
In artikel 8.3.3.1 wordt het zinsdeel “paragraaf 3.3.2, paragraaf 3.3.3 of paragraaf 3.3.4” vervangen door: “paragraaf 3.3.2, 3.3.3, 3.3.4 en 3.3.5”.
In artikel 8.3.3.2, vijfde lid onder a en b het woord “artikel 3.3.4.4” vervangen door: “artikel 3.3.4.3”.
In artikel 8.3.3.2, zesde lid wordt het zinsdeel ”artikel 3.3.4.3 eerste lid, en artikel 3.3.4.5” vervangen door: “artikel 3.3.5.3 eerste lid, en artikel 3.3.5.5”.
Na artikel 8.3.3.4 wordt een artikel ingevoegd luidende:
“artikel 8.3.3.5 Gelderse onderdelen van de boringsvrije zones Engelse Werk en Deventer
De wijzigingen van de bijlagen bij de Omgevingsverordening Gelderland zijn digitaal opgenomen in het Actualisatieplan Omgevingsverordening:NL.IMRO.9925.PVOVa2-vst1 en worden door publicatie van het Actualisatieplan Omgevingsverordening bekendgemaakt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2017-1234.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.