Subsidieplafonds 2016 voor de Verordening POP 3 subsidies provincie Gelderland

Bekendmaking van het besluit van 15 december 2015 - zaaknummer 2015-010270

 

GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

 

Gelet op artikel 1.3 van de Verordening POP 3 subsidies provincie Gelderland

 

BESLUITEN

 

  • I.

    Open te stellen: hoofdstuk 2, paragraaf 2, 4 en 7 en hoofdstuk 3, paragraaf 5 van de Verordening POP 3 subsidies provincie Gelderland - verder te noemen de Verordening - voor de periode van 4 januari 2016 tot en met 31 maart 2016 voor het indienen van aanvragen.

 

  • II.

    De subsidieplafonds voor het jaar 2016 ten behoeve van de Verordening vast te stellen op de onderstaande bedragen:

    • a.

      artikel 2.2.1 eerste lid van de Verordening: € 500.000,- . Dit plafond bestaat uit € 333.000,- afkomstig uit ELFPO fondsen en € 167.000,- provinciale middelen;

    • b.

      artikel 2.4.1 aanhef en onder b van de verordening: een plafond van € 3.000.000,-. Dit plafond bestaat uit € 1.500.000,- afkomstig uit ELFPO fondsen en € 1.500.000,- provinciale middelen;

    • c.

      artikel 2.7.1. aanhef en onder a en b van de Verordening een plafond van € 500.000. Dit plafond bestaat uit € 333.000,- afkomstig uit ELFPO fondsen en €167.000,- provinciale middelen;

    • d.

      artikel 3.5.1 van de Verordening: € 500.000,-. Dit plafond bestaat volledig uit ELFPO middelen.

 

  • III.

    De volgende regels vast te stellen:

 

Artikel 1 Fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen

 

  • 1.

    In afwijking van artikel 2.2.1 tweede lid van de Verordening wordt subsidie uitsluitend verleend indien de activiteit betrekking heeft op een of meer van de thema’s zoals genoemd onder artikel 2.2.1 tweede lid aanhef en onder c, e en g van de Verordening.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 2.2.3 eerste lid van de Verordening kan ook subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      De kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

    • b.

      Personeelskosten;

    • c.

      Bijdragen in natura met uitzondering van onbetaalde eigen arbeid van de agrarische ondernemer zelf;

    • d.

      Niet verrekenbare of compensabele BTW.

  • 3.

    De subsidie voor de activiteit zoals genoemd in artikel 2.2.1 eerste lid van de Verordening bedraagt maximaal € 250.000,- per aanvrager.

  • 4.

    Voor de rangschikking van subsidieaanvragen die toezien op artikel 2.2.1. van de Verordening worden de volgende criteria gehanteerd:

    • a.

      De mate waarin een investering leidt tot een geringer grondstoffengebruik en een besloten kringloop, met als resultaat een emissievermindering van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

    • b.

      De mate waarin de investering bijdraagt aan klimaatadaptie;

    • c.

      De mate waarin de investering bijdraagt aan behoud en versterking van biodiversiteit en omgevingskwaliteit gericht op waterbeheer;

    • d.

      De mate waarin de investering bijdraagt aan innovatie in de landbouw en waterbeheer in de landbouw;

    • e.

      De mate waarin de investering kosteneffectief is, hetgeen blijkt uit de verhouding tussen de mate van doelbereik en de hoogte van de kosten;

    • f.

      De mate waarin de investering bijdraagt aan een of meer beleidsdoelen zoals opgenomen in een of meer van de navolgende Waterprogramma’s:

      • i.

        Waterprogramma waterschap Rijn IJssel zoals vastgesteld door het Algemeen bestuur 3 november 2015; www.wrij.nl/waterbeheerplan/uitvoering/wbp-maatregelen

      • ii.

        Waterprogramma Waterschap Rivierengebied zoals vastgesteld door het Algemeen bestuur op 27 november 2015; http://www.waterschaprivierenland.nl/common/beleid/waterbeheerprogramma-2016-2021/waterbeheerprogramma-2016-2021.html;

      • iii.

        Waterprogramma Vallei en Veluwe zoals vastgesteld door het Algemeen bestuur d.d. 30 september 2015 http://www.vallei-veluwe.nl/water-0/waterbeleid;

    • g.

      De mate waarin het project onderdeel is van een groter programma.

  • 5.

    Voor criterium a tot en met d kan per criterium maximaal 10 punten worden gescoord. Voor criterium e tot en met g kan per criterium maximaal 5 punten worden behaald.

  • 6.

    Indien er minder dan 16 punten worden behaald, wordt de aanvraag om subsidie geweigerd.

  • 7.

    Aanvrager is verplicht bij de aanvraag een bijdrageverklaring of subsidiebeschikking te verstrekken waaruit blijkt dat minimaal 25 % van verplichte nationale cofinanciering beschikbaar is gesteld.

 

Artikel 2 Verplaatsing van glastuinbouwbedrijven gericht op de verbetering van de landbouwinfrastructuur

 

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder :

    • a.

      aantoonbare verbetering van de ruimtelijke structuur: de verplaatsing van het glastuinbouwbedrijf, die bijdraagt aan het verwezenlijken van de doelstellingen van het Projectbureau herstructurering glastuinbouw Huissen-Angeren en het Projectbureau herstructurering tuinbouw Bommelerwaard;

    • b.

      bedrijfsgebouw: gebouw dat benodigd is om de productie van het bedrijf plaats te laten vinden, inclusief de bouwwerken of installaties die functioneel met dat gebouw verbonden zijn of benodigd zijn om het bedrijfsgebouw te laten functioneren voor het productieproces;

    • c.

      eigenaar: degene die de eigendom heeft over een zaak als bedoeld in artikel 5:1 Burgerlijk Wetboek;

    • d.

      Extensiveringsgebied glastuinbouw: Als zodanig begrensd gebied waarbinnen na 22 januari 2011 nog eenmalig een uitbreiding van bestaande glastuinbouwbedrijven mogelijk is. De geometrische plaatsbepaling van de extensiveringsgebieden is vervat in het GML-bestand NL.IMRO.9925.PVOmgverordening-vst1 en is verbeeld op de Omgevingsverordening Gelderland behorende kaart Regels Glastuinbouw;

    • e.

      Gelders Natuurnetwerk (GNN): Samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. De geometrische plaatsbepaling van het GNN is vervat in het GML-bestand NL.IMRO.9925.PVOmgverordening-vst1 en is verbeeld op de Omgevingsverordening Gelderland behorende kaart Regels Natuur;

    • f.

      glastuinbouwbedrijf: een bedrijf als bedoeld in bijlage 1 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (2012/C 326/01), dat zich bezig houdt met de teelt of veredeling van gewassen, ruimtelijk gezien geheel of nagenoeg geheel met behulp van een constructie van glas, kunststof of een andere materiaalsoort voor een overkapte teelt of veredeling van gewassen;

    • g.

      Glastuinbouwontwikkelingsgebied: gebied bedoeld voor glastuinbouwontwikkeling waarbinnen uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven en, in geval van het concentratiegebied Bommelerwaard, van bedrijven voor paddenstoelenteelt, mogelijk is, met inbegrip van bijbehorende bedrijfswoningen en van bebouwing en voorzieningen voor bedrijfsgerelateerde activiteiten. De geometrische plaatsbepaling van de glastuinbouwontwikkelingsgebieden is vervat in het GML-bestand NL.IMRO.9925.PVOmgevingsverordening-vst1 en is verbeeld op de bij de Omgevingsverordening Gelderland behorende kaart Regels Glastuinbouw;

    • h.

      Groene ontwikkelingszone: zone die bestaat uit gebieden met andere bestemmingen dan natuur die ruimtelijk verweven zijn met het GNN en daar functioneel mee samenhangen en waarin wordt ingezet op versterking van die samenhang tussen inliggende en aangrenzende natuurgebieden. De geometrische plaatsbepaling van de Groene Ontwikkelingszone is vervat in het GML-bestand L.IMRO.9925PVOmgevingsverordening-vst1 en is verbeeld op de Omgevingsverordening Gelderland behorende kaart Regels Natuur;

    • i.

      Grondwaterbeschermingsgebied: Beschermingsgebied aangewezen op grond van artikel 1.2, tweede lid, onder a van de Wet Milieubeheer. De geometrische plaatsbepaling van de grondwaterbeschermingsgebieden is vervat in het L.IMRO.9925.PVOmgverordening-vst1 en is verbeeld op de Omgevingsverordening Gelderland behorende kaart Regels Water en Milieu;

    • j.

      kas: constructie van glas, kunststof of een andere materiaalsoort voor een overkapte teelt of veredeling van gewassen;

    • k.

      langdurige pachter: pachter met pachtovereenkomst met betrekking tot een perceel grond met een minimale duur van 6 jaar;

    • l.

      Nationaal Landschap: Gebied met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten, en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten;

    • m.

      Overig gebied: Gebied dat ligt buiten Glastuinbouwontwikkelingsgebied, Gelders Natuurnetwerk, Groene ontwikkelingszone, Waardevol open gebied, Nationaal landschap, Grondwaterbeschermingsgebied, Extensiveringsgebied glastuinbouw, Regionaal cluster glastuinbouw;

    • n.

      pachter: diegene die op basis van een langdurige pachtovereenkomst de beschikking heeft over een zaak als bedoeld in artikel 5.1 van het Burgerlijk Wetboek;

    • o.

      projectbureau herstructurering glastuinbouw : het projectbureau van het publieke samenwerkingsverband tussen de provincie Gelderland en gemeente Lingewaard, dat uitvoering geeft aan de uitvoeringsovereenkomst tussen provincie Gelderland en gemeente Lingewaard inzake de herstructurering van het glastuinbouwgebied Huissen-Angeren, d.d. december 2010 of het projectbureau van het openbaar lichaam van het samenwerkingsverband Glastuinbouwproject Bommelerwaard ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen dat uitvoering geeft aan de samenwerkingsovereenkomst "herstructurering glastuinbouw en paddenstoelenteelt Bommelerwaard" die is afgesloten tussen provincie Gelderland , gemeente Zaltbommel, gemeente Maasdriel en het waterschap Rivierenland d.d. 9 december 2009;

    • p.

      Regionaal cluster glastuinbouw: Gebied voor glastuinbouwontwikkeling buiten de glastuinbouwontwikkelingsgebieden. De geometrische plaatsbepaling van de regionale clusters glastuinbouw is vervat in GML-bestand L.IMRO.9925.PVOmgevingsverordening-vst1 en is verbeeld op de Omgevingsverordening Gelderland behorende kaart Regels Glastuinbouw;

    • q.

      solitair gelegen glastuinbouwbedrijf: glastuinbouwbedrijf buiten een glastuinbouwontwikkelingsgebied en een regionaal cluster glastuinbouw;

    • r.

      volwaardig in gebruik: het gebruik van een agrarisch bedrijf dat naar de aard en omvang zodanig is dat het gehele inkomen afkomstig is uit het bedrijf, de gehele arbeidsinzet aan het bedrijf besteedt wordt en waarvan de continuïteit voor minimaal de afgelopen drie jaar is aangetoond;

    • s.

      Waardevol open gebied: Gebied waar grootschalige openheid als kernkwaliteit geldt. De geometrische plaatsbepaling van de waardevol open gebieden is vervat in het GML-bestand NL.IMRO.9925.PVOmgverordening-vst1 en is verbeeld op de Omgevingsverordening Gelderland behorende kaart Regels Landschap.

  • 2.

    Subsidie voor de activiteit zoals genoemd in artikel 2.4.1 aanhef en onder b van de Verordening kan alleen worden verstrekt indien de verplaatsing gericht is op een aantoonbare verbetering van de ruimtelijke structuur en er sprake is van de verplaatsing van :

    • a.

      Een solitair gelegen glastuinbouwbedrijf dat verplaatst wordt naar een Glastuinbouwontwikkelingsgebied of een Regionaal cluster glastuinbouw; of

    • b.

      Een Glastuinbouwbedrijf dat verplaatst wordt binnen een glastuinbouwontwikkelingsgebied of Regionaal cluster glastuinbouw.

  • 3.

    In afwijking van artikel 2.4.4. van de Verordening wordt subsidie voor de activiteit zoals genoemd in artikel 2.4.1. aanhef en onder b van de Verordening alleen verstrekt voor de in artikel 2.4.4. aanhef en onder a en b van de Verordening genoemde kosten.

  • 4.

    In afwijking van artikel 2.4.2 van de Verordening wordt subsidie voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2.4.1 aanhef en onder b, van de Verordening alleen verstrekt aan:

    • a.

      landbouwers die op moment van subsidieaanvraag eigenaar zijn van een volwaardig in gebruik zijnde glastuinbouwbedrijf;

    • b.

      langdurig pachters die op moment van subsidieaanvraag eigenaar zijn van een volwaardig in gebruik zijnd glastuinbouwbedrijf.

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.7 tweede lid van de Verordening bevat een aanvraag om subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.4.1. aanhef en onder b van de Verordening tevens:

    • a.

      een bewijs waaruit blijkt dat alle achterblijvende bedrijfsgebouwen volledig worden gesloopt;

    • b.

      een bewijs van de subsidieaanvrager waaruit blijkt dat hij eigenaar of langdurig pachter is of wordt van de bedrijfsgebouwen en gronden op de nieuwe vestigingslocatie. Het bewijs kan worden geleverd door middel van een transportakte, koopovereenkomst of pachtovereenkomst;

    • c.

      in geval er sprake is van verplaatsing van een solitair gelegen glastuinbouwbedrijf naar een glastuinbouwontwikkelingsgebied: een verklaring of bewijs van de eigenaar van de grond waaruit blijkt dat:

      • i.

        op de achtergebleven gronden geen nieuw glastuinbouwbedrijf gevestigd zal worden;

      • ii.

        voormelde last als kwalitatieve verplichting opgelegd zal worden aan diegenen die de grond onder bijzondere titel zullen verkrijgen; en

      • iii.

        de gemeente schriftelijk is verzocht de glastuinbouwbestemming van het oorspronkelijke perceel waar het glastuinbouwbedrijf stond en de eveneens in eigendom belendende percelen te ontdoen van de bestemming glastuinbouw voor zover het oorspronkelijke perceel niet is gelegen binnen een glastuinbouwontwikkelingsgebied;

      • iv.

        er overeenstemming is bereikt met het desbetreffende projectbureau herstructurering over de locatie van de nieuwbouw;

    • d.

      in geval er sprake is van verplaatsing van een glastuinbouwbedrijf binnen een glastuinbouwontwikkelingsgebied:

      • i.

        een bewijs van de eigenaar van de grond waaruit blijkt dat er overeenstemming is bereikt met het desbetreffende projectbureau herstructurering over de wijze waarop en voorwaarden waaronder de gronden beschikbaar komen voor de herstructurering;

      • ii.

        een bewijs van de eigenaar van de grond van een binnen een glastuinbouwontwikkelingsgebied te verplaatsen glastuinbouwbedrijf, waaruit blijkt dat de verplaatsing een aantoonbare verbetering van de ruimtelijke structuur tot gevolg heeft.

  • 6.

    De subsidie bedraagt voor de subsidiabele activiteit als bedoeld in artikel 2.4.1 aanhef en onder b van de Verordening maximaal € 1.000.000,- of zoveel minder dan € 30,- per vierkante meter kas die door de subsidieontvanger gesaneerd wordt bij het te verplaatsen glastuinbouwbedrijf en op andere locaties waar glastuinbouwbedrijven staan, waarbij de eigenaar van de grond voldoet aan het bepaalde in artikel 3 lid 5, aanhef en onder a en c.

  • 7.

    Voor de rangschikking van subsidieaanvragen die toezien op artikel 2.4.1 aanhef en onder b van de Verordening worden de volgende criteria gehanteerd:

    • a.

      Bij de verdeling van de beschikbare middelen krijgen die activiteiten voorrang die bij het delen van het totaal aangevraagde subsidiebedrag door het geïndexeerde aantal vierkante meter te saneren kas de laagste uitkomst hebben.

    • b.

      De vierkante meters te saneren kas worden geïndexeerd door ze te vermenigvuldigen met:

      • i.

        2,0 indien deze zijn gelegen in het GeldersNatuurNetwerk (GNN), Groene ontwikkelingszone (GO) of een grondwaterbeschermingsgebied;

      • ii.

        1,8 indien deze zijn gelegen in een nationaal landschap of Waardevol open gebied;

      • iii.

        1,6 indien deze zijn gelegen in een Extensiveringsgebied glastuinbouw;

      • iv.

        1,0 indien deze zijn gelegen in een Glastuinbouwontwikkelingsgebied of een Regionaal cluster glastuinbouw, en

      • v.

        1,4 indien deze zijn gelegen in Overige gebieden,

  • 8.

    Indien er minder dan 1 punt wordt behaald, wordt de aanvraag om subsidie geweigerd.

 

Artikel 3 samenwerking voor innovaties gericht op realiseren van wateropgaven en doelen die door waterschappen worden nagestreefd.

  • 1.

    In afwijking van artikel 2.7.1. eerste lid van de Verordening kan subsidie alleen worden verstrekt voor de activiteit zoals genoemd onder 2.7.1. eerste lid aanhef en onder a en b van de Verordening.

  • 2.

    In afwijking van artikel 2.7.1 tweede lid van de Verordening wordt subsidie uitsluitend verleend indien de activiteit betrekking heeft op een of meer van de thema’s zoals genoemd onder artikel 2.7.1. tweede lid aanhef en onder c, e en g.

  • 3.

    In afwijking van artikel 2.7.6 eerste lid van de Verordening wordt uitsluitend subsidie verleend voor de kosten genoemd onder artikel 2.7.6 aanhef en onder a, b, c g, h en i van de Verordening.

  • 4.

    In aanvulling op artikel 2.7.6 eerste lid van de Verordening kan ook subsidie worden verleend voor personeelskosten.

  • 5.

    Voor de rangschikking van subsidieaanvragen die toezien op artikel 2.7.1 eerste lid aanhef en onder a en b van de Verordening worden de volgende criteria gehanteerd:

    • a.

      De mate waarin de maatregel leidt tot een geringer grondstoffengebruik en een besloten kringloop, met als resultaat een emissievermindering van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

    • b.

      De mate waarin de maatregel bijdraagt aan klimaatadaptie;

    • c.

      De mate waarin een maatregel bijdraagt aan behoud en versterking van biodiversiteit en omgevingskwaliteit gericht op waterbeheer;

    • d.

      De mate waarin de investering bijdraagt aan een of meer beleidsdoelen zoals opgenomen in een of meer van de navolgende Waterprogramma’s:

      • i.

        Waterprogramma waterschap Rijn IJssel zoals vastgesteld door het Algemeen bestuur 3 november 2015; www.wrij.nl/waterbeheerplan/uitvoering/wbp-maatregelen

      • ii.

        Waterprogramma Waterschap Rivierengebied zoals vastgesteld door het Algemeen bestuur op 27 november 2015; http://www.waterschaprivierenland.nl/common/beleid/waterbeheerprogramma-2016-2021/waterbeheerprogramma-2016-2021.html;

      • iii.

        Waterprogramma Vallei en Veluwe zoals vastgesteld door het Algemeen bestuur d.d. 30 september 2015 http://www.vallei-veluwe.nl/water-0/waterbeleid.

    • e.

      De mate waarin de activiteit kans van slagen heeft waarbij gelet wordt op de wijze waarop het innovatieproces wordt ingericht en gecommuniceerd;

    • f.

      De mate waarin de investering kosteneffectief is, hetgeen blijkt uit de verhouding tussen de mate doelbereik en de hoogte van de kosten;

    • g.

      De mate waarin er sprake is van een verbinding tussen onderzoek en praktijk, hetgeen blijkt uit het feit dat binnen het project wordt samengewerkt met kennisinstellingen;

    • h.

      De mate waarin maatschappelijke organisaties en partijen de introductie of kennisverspreiding van verworven kennis ondersteunen;

    • i.

      De mate waarin het project onderdeel is van een groter programma.

  • 6.

    Voor criterium a tot en met d kan per criterium maximaal 10 punten worden gescoord. Voor criterium e tot en met i kan per criterium maximaal 5 punten worden behaald.

  • 7.

    Indien er minder dan 30 punten worden behaald, wordt de aanvraag om subsidie geweigerd.

  • 8.

    Aanvrager is verplicht bij de aanvraag een bijdrageverklaring of subsidiebeschikking te verstrekken waaruit blijkt dat minimaal 25 % van verplichte nationale cofinanciering beschikbaar is gesteld.

 

Artikel 4 Lopende kosten, promotie en voorlichting LOS Leader Achterhoek

In afwijking van artikel 3.5.2. van de Verordening wordt subsidie voor de activiteiten als bedoeld in artikel 3.5.1. van de Verordening alleen verstrekt aan de penvoerder van de LAG Leader achterhoek of het openbaar lichaam Regio Achterhoek.

 

Artikel 5 Adviescommissie

Subsidieaanvragen voor de activiteiten zoals bedoeld in artikel 2.2.1 en artikel 2.7.1 van de Verordening die in aanmerking komen voor subsidie worden voorgelegd aan een door Gedeputeerde Staten voor deze regeling ingestelde adviescommissie.

 

 

IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

 

 

Gedeputeerde Staten van Gelderland

Gepubliceerd te Arnhem

Namens Gedeputeerde Staten van Gelderland

A.J.H. Thijssen

Toelichting

 

 

Artikel 1

 

Algemeen

Op basis van dit artikel is het voor landbouwers mogelijk subsidie aan te vragen voor fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische landbouw ondernemingen. De maatregelen zijn gericht op het realiseren van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer.

 

Het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer, kortweg DAW, is een initiatief van LTO Nederland, op uitnodiging van de Rijksoverheid. Het doel is een bijdrage te leveren aan de wateropgaven in agrarische gebieden en het realiseren van een economisch sterke en duurzame landbouw. Daar is een intensieve samenwerking tussen het agrarische bedrijfsleven voor nodig, maar ook met de waterschappen om de knelpunten op het gebied van water op te lossen. Te denken valt aan verontreiniging van het water met te veel meststoffen of gewasbeschermingsmiddelen, verzilting, te veel dan wel te weinig water.

De activiteiten waarvoor subsidie kan worden aangevraagd dienen gericht te zijn op een of meer van de navolgende thema’s :

 

  • 1.

    maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een emissievermindering van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

  • 2.

    klimaat adaptatie. Aan klimaat adaptie kan bijgedragen worden door uitvoering van activiteiten die leiden tot het tegen gaan van danwel het verminderen van de effecten van grotere watertekorten en -overschotten en toenemende verzilting;

  • 3.

    behoud en versterking van biodiversiteit en omgevingskwaliteit.

 

Integrale aanpak

De provincie wil projecten stimuleren die een integrale aanpak hebben met betrekking tot de thema’s zoals hierboven zijn genoemd. Voormelde stimulans vindt plaats doordat subsidieaanvragen die een aanpak hebben gericht op meerdere thema’s hoger scoren en derhalve eerder voor subsidie in aanmerking komen.

 

Innovatie

De projecten dienen gericht te zijn op innovatie. Vooral maatregelen ten behoeve van de waterkwaliteit die in samenhang, op gebiedsniveau worden ontwikkeld en uitgevoerd passen hierbij. De essentie van de innovatie zit hierbij dan in de verkenning en praktisch vormgeven van de veranderende rol van de overheid (adviserend/kader stellend) en de agrariër (zelf verantwoordelijk).

 

  • Bij het thema waterkwaliteit zit de innovatie niet in het sec toepassen van de genoemde maatregelen maar hoe deze maatregelen door een innovatieve inzet bijdragen aan de doelen van de agrariër en het waterbeheer.

  • Maatregelen ten behoeve van Klimaatdoelstellingen dienen te leiden tot een vergroting van de regionale (grond)watervoorraad én vermindering van schade door vochttekorten voor natuur en/of landbouw, zoals vastgelegd in de / Waterprogramma’s van de waterschappen.

 

De Provincie heeft voor de aanvragen onder dit artikel een bedrag ter hoogte van € 500.000,- beschikbaar gesteld. Dit bedrag bestaat uit € 333.000,- ELFPO middelen en een bedrag ter hoogte van € 167.000,- aan provinciale middelen. Een subsidieaanvraag kan alleen worden toegewezen indien deze gefinancierd wordt met 50 % ELFPO middelen en 50 % nationale overheidsfinanciering. In onderhavig geval kan de provincie de subsidieaanvraag alleen toewijzen indien de aanvrager kan bewijzen dat hij overheidsfinanciering ontvangt voor de overige 25 % van het gevraagde bedrag. De Gelderse waterschappen hebben zich bereid verklaard zorg te willen dragen voor de resterende cofinanciering mits de aanvragen ook bijdragen aan de door hen te realiseren doelen. Het is voor een aanvrager dan ook noodzakelijk dat zijn aanvraag, voordat deze bij de provincie wordt ingediend, afgestemd wordt met het waterschap en voorzien wordt van een bijdrageverklaring of subsidiebeschikking van het waterschap waarin de resterende benodigde overheidsfinanciering beschikbaar wordt gesteld. Beschikt een aanvrager niet over de benodigde 25 % nationale cofinanciering dan zal de aanvraag afgewezen worden.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Lid 1

De activiteiten waar subsidie voor kan worden verkregen zijn:

  • a.

    fysieke investeringen die nodig zijn voor het ontwikkelen, beproeven of demonstreren van innovaties in agrarische ondernemingen; of

  • b.

    fysieke investeringen die nodig zijn voor de bredere uitrol van innovaties.

 

Fundamenteel onderzoek of industrieel basisonderzoek kan geen deel kan uit maken van het project omdat dit niet is gericht op een welomschreven toepassing in de bedrijfspraktijk op landbouwbedrijven. Het mag voorts ook niet gaan om subsidiëren van exploitatiekosten of wettelijk verplichte maatregelen.

 

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt als de activiteiten betrekking hebben of een of meer van de volgende thema’s:

  • a.

    maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een emissievermindering van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

  • b.

    klimaat adaptatie. Aan klimaat adaptie kan bijgedragen worden door uitvoering van activiteiten die leiden tot het tegen gaan van dan wel het verminderen van de effecten van grotere watertekorten en -overschotten en toenemende verzilting;

  • c.

    behoud en versterking van biodiversiteit en omgevingskwaliteit.

 

Lid 2

 

Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende kosten:

  • a.

    de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende goederen;

  • b.

    de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

  • c.

    de kosten van tweedehands goederen tot maximaal de marktwaarde van de activa;

  • d.

    kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

  • e.

    de kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied; of

  • f.

    de kosten van haalbaarheidsstudies;

  • g.

    de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

  • h.

    personeelskosten; het gaat hierbij om de kosten die gemaakt worden ten behoeve van de inzet van personeel dat bij de aanvrager in dienst is. Indien er sprake is van een parttime dienstverband worden de personeelskosten per uur naar rato berekend.

  • i.

    Personeelskosten zijn subsidiabel tot maximaal 1.720 uur per persoon per jaar;

  • j.

    bijdragen in natura met uitzondering van onbetaalde arbeid van de agrarische ondernemer zelf. Bijdragen in natura kunnen bestaan uit werken, goederen, diensten, grond en onroerend goed waarvoor geen door facturen of documenten met gelijkwaardige bewijskracht gestaafde contante betalingen zijn verricht.

Er is voor gekozen om de onbetaalde arbeid van de agrarische ondernemer niet als subsidiabele kosten aan te merken omdat er ook een eigen inbreng van de ondernemer zelf wordt verwacht.

 

Lid 3

Er wordt een maximum aan de subsidie gegeven om binnen het beschikbare budget een minimaal aantal deelnemers te verkrijgen.

 

Lid 4

Selectie criteria.

De project-activiteiten moeten betrekking hebben op de volgende thema’s:

  • a.

    Maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

  • b.

    Klimaatadaptatie; De landbouwsector is gewend om te gaan met klimaatvariabiliteit. Daardoor kan deze sector ook goed reageren op bijvoorbeeld een langer groeiseizoen een gemiddeld toename van neerslag in de winter. De toename van de kans op, met name wateroverlast en overstroming vergt een gericht adaptatiebeleid;

  • c.

    Behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit. Biodiversiteit geeft de hoeveelheid verschillende levensvormen binnen een gebied (ecosysteem) aan. Biodiversiteit is een indicatie voor de gezondheid van een gebied. Met Omgevingskwaliteit wordt bedoeld het samenhangende systeem van water, milieu-, natuur- en landschapskwaliteit;

  • d.

    Innovatie. Een innovatieproject is een project waarbij het creëren van nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, technieken, systemen, processen, diensten of organisatievormen centraal staat.

  • e.

    Kosteneffectief. Maatregelen zijn kosteneffectief wanneer een maatregel een redelijke verhouding heeft in de mate van doelbereik tot de mate van de kosten; Hierbij is het van belang om aan te geven hoe en in welke omvang het project een bijdrage levert. Bij het bepalen van het aantal punten wordt gelet op de mate waarin het project bijdraagt aan het realiseren van de doelen die in de waterprogramma’s zijn aangegeven. In de waterprogramma’s zijn de volgende doelstellingen aangegeven:

    • Voldoende water (waterkwantiteit) Vooral maatregelen die in samenhang en op gebiedsniveau worden ontwikkeld en uitgevoerd passen hierbij. De essentie van de innovatie zit hierbij dan in de verkenning en het praktisch vormgeven in de veranderende rol van de overheid (die meer adviserend en kaderstellen opereert) en de agrariër (die een grotere eigen verantwoordelijkheid heeft).

    • Schoon water (waterkwaliteit): Net als bij het thema voldoende water zit de innovatie niet in het sec toepassen van de genoemde maatregelen maar hoe een innovatie kan bijdragen aan de doelen van de agrariër en het waterbeheer.

    • Klimaat doelstellingen: De maatregelen moeten leiden tot een vergroting van de regionale (grond)watervoorraad én vermindering van schade aan landbouw en natuur door vochttekorten of –overschotten.

    • Overige innovaties in de landbouw en water Deze categorie richt zich op alles met een innovatief karakter, slim combineren, verbeteren van techniek, een bredere uitrol. Verder alles wat op dit moment nog niet bekend is maar wel bijdraagt aan waterdoelen en een goede landbouwpraktijk.

  • f.

    Bij het bepalen van het aantal punten wordt gelet op inbedding van het project in een groter geheel en dus de impact op de omgeving. Bovendien is het project een coherent geheel van activiteiten en heeft een brede aanpak vanuit verschillende invalshoeken (samenhang van technische, bestuurlijke, procesmatige en ketengerichte aspecten).

 

Voor meer inspiratie en concrete maatregelen verwijzen wij naar de BOOT-lijst (Bestuurlijk Overleg Open Teelt)

http://agrarischwaterbeheer.nl/document/pop3-financiering-icm-daw-boot-lijst

 

Lid 5

Subsidieverlening verloopt via een tendersysteem. Dit betekent dat gedurende een beperkte periode subsidieaanvragen kunnen worden ingediend. Het project met het hoogste aantal punten staat als hoogste in de ranking bij het verdelen van de middelen.

 

Lid 6

De criteria kunnen worden verdeeld in inhoudelijke waar zeker op moet worden gescoord om voor subsidie in aanmerking te komen criteria (a t/m d) en criteria waarmee een plus kan worden gescoord ten opzichte van de basis (e t/m g ). Om te voorkomen dat een project alleen schoort op de plus criteria is een ondergrens van punten ingesteld. Als een project hieronder blijft zal de aanvraag geweigerd.

 

Toelichting artikel 2

 

Subsidie voor de verplaatsing van glastuinbouwbedrijven gericht op de verbetering van de landbouwinfrastructuur.

 

Algemeen kader

De provincie Gelderland stimuleert een toekomstbestendige glastuinbouw en richt zich daarom op de concentratie van glstuinbouwbedrijven in een beperkt aantal gebieden namelijk de twee glastuinbouwontwikkelingsgebieden Bergerden-Huissen en Bommelerwaard en de drie regionale clusters voor glastuinbouwontwikkeling Tuil, Est en Voorst.

Concentratie levert diverse schaalvoordelen op voor de zich daar vestigende bedrijven op het gebied van o.a. voorzieningen, infrastructuur en energie. Hierdoor kunnen bedrijven zich op de nieuwe locatie zich weer verder ontwikkelen.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Lid 2

Er is sprake van een aantoonbare verbetering van de ruimtelijke structuur als de verplaatsing de herstructurering van het betreffende gebied ten goede komt en dus het desbetreffende projectbureau positief staat tegenover de verplaatsing.

 

Lid 4

De subsidie is bedoeld voor verplaatsing, niet voor nieuwvestiging. Het te verplaatsen glastuinbouwbedrijf moet op het moment van aanvraag volwaardig in gebruik zijn. Met andere woorden moet het bedrijf de afgelopen drie jaren hebben kunnen voorzien in het levensonderhoud van ten minste één persoon en er moet ten minste 1 fte arbeidsinzet in het bedrijf zijn gestoken.

 

Lid 5

Bij de subsidieaanvraag dient de aanvrager een koopcontract van de nieuwe locatie te overleggen. Dit koopcontract kan een ontbindende voorwaarde bevatten met betrekking tot het rond krijgen van de financiering.

Subsidie voor verplaatsing van een solitair gelegen glastuinbouwontwikkelingsgebied of een regionaal cluster is alleen mogelijk als de glastuinbouwbestemming op de oude locatie wordt gewijzigd en de bedrijfsgebouwen op de oude locatie worden gesaneerd. Bij verplaatsing binnen een glastuinbouwontwikkelingsgebied of een regionaal cluster hoeft de bestemming niet te worden gewijzigd en hoeven de bedrijfsgebouwen niet te worden gesloopt. Het is dan namelijk de bedoeling dat er een ander glastuinbouwbedrijf zich hier kan vestigen.

 

Lid 6

De hoogte van de subsidie bedraagt 40% van de investeringskosten op de nieuwe locatie waarbij een maximum subsidie geldt van € 1.000.000,-. per aanvraag. De subsidie kan echter niet hoger zijn dan het aantal te saneren vierkante meters kas vermenigvuldigt met € 30,-. Naast de te saneren eigen kassen kan de aanvrager ook kassen saneren van andere eigenaren op andere locaties in de provincie. Voor deze zogenaamde sprokkellocaties gelden dezelfde voorwaarden als voor de eigen locatie: de bestemming glastuinbouw moet van het perceel af en de kassen met bijbehorende bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt. De in te brengen sprokkellocaties vallen onder de verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger, de provincie Gelderland heeft geen rechtstreeks contact met de eigenaren van deze locaties.

 

Lid 7

De provincie Gelderland vindt het belangrijk dat kwetsbare gebieden binnen Gelderland worden beschermd. Daarom krijgt sanering van glas in deze gebieden ( Gelders Natuur Netwerk, Groene ontwikkelingszone, grondwaterbeschermingsgebied, Nationaal Landschap, waardevol open gebied, extensiveringsgebied glastuinbouw) voorrang door ze bij indexering een hoger getal mee te geven. De exacte begrenzing van deze gebieden is te vinden op de kaarten behorende bij de Omgevingsverordening Gelderland.

Degene die het laagst uitkomt in de rekensom (subsidiebedrag/geïndexeerd aantal m2 te saneren glas) staat het hoogst in de ranking bij het verdelen van de middelen. De uitkomst van deze rekensom zegt niets over de hoogte van het uiteindelijke subsidiebedrag.

 

 

Artikel 3 samenwerking voor innovaties gericht op realiseren van wateropgaven en doelen die door waterschappen worden nagestreefd.

 

Algemeen kader

 

De provincie wenst het landelijk gebied economisch en sociaal vitaal te houden en acht daarvoor een concurrerende landbouw noodzakelijk. Economisch gezond maar tegelijkertijd ook de opgave om te verduurzamen met aspecten als milieu, dierwelzijn, volksgezondheid, voedselveiligheid én klimaat. In het coalitieakkoord ‘Ruimte voor Gelderland’ is aangegeven dat innovatie een belangrijk middel is om te komen tot een duurzame landbouw.

Om de innovatie in de landbouw op het gebied van water op een hoger plan te trekken is het van belang dat de landbouwsector gaat samenwerken met de waterschappen. In onderhavige subsidieregeling is subsidie mogelijk voor investeringen die gericht zijn op samenwerking ten behoeve van het realiseren van innovaties die gericht zijn op het bereiken van wateropgaven en doelen die door de waterschappen worden nagestreefd.

 

De Provincie heeft voor de aanvragen onder dit artikel een bedrag ter hoogte van € 500.000,- beschikbaar gesteld. Dit bedrag bestaat uit € 333.000,- ELFPO middelen en een bedrag ter hoogte van €167.000,- aan provinciale middelen. Een subsidieaanvraag kan alleen worden toegewezen indien deze gefinancierd wordt met 50 % ELFPO middelen en 50 % nationale overheidsfinanciering. In onderhavig geval kan de provincie de subsidieaanvraag alleen toewijzen indien de aanvrager kan bewijzen dat hij overheidsfinanciering ontvangt voor de overige 25 % van het gevraagde bedrag. De Gelderse waterschappen hebben zich bereid verklaard zorg te willen dragen voor de resterende cofinanciering mits de aanvragen ook bijdragen aan de door hen te realiseren doelen. Het is voor een aanvrager dan ook noodzakelijk dat zijn aanvraag, voordat deze bij de provincie wordt ingediend, afgestemd wordt met het waterschap en voorzien wordt van een bijdrageverklaring of subsidiebeschikking van het waterschap waarin de resterende benodigde overheidsfinanciering beschikbaar wordt gesteld. Beschikt een aanvrager niet over de benodigde 25 % nationale cofinanciering dan zal de aanvraag afgewezen worden.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Lid 1

De activiteiten waar subsidie voor kan worden verkregen zijn:

De oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband; of

Het gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op een innovatie.

 

Innovaties bestaan in dit kader vaak uit nieuwe samenwerkingsverbanden en/of zaken logischer en slimmer aanpakken. Fundamenteel of industrieel basisonderzoek kunnen geen deel uitmaken van het project omdat dit niet is gericht op een toepassing in de praktijk van een landbouwbedrijf.

Ook exploitatiekosten en wettelijke verplichte maatregelen worden niet gesubsidieerd.

 

Lid 2

Subsidie wordt alleen verleend als de activiteiten betrekking hebben op de volgende thema’s:

  • 1.

    Maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

  • 2.

    Klimaatadaptatie;

  • 3.

    Aan klimaatadaptatie kan bijgedragen worden door uitvoering van activiteiten die leiden tot het tegen gaan van dan wel het verminderen van de effecten van grotere watertekorten en –overschotten en toenemende verzilting;

  • 4.

    Behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

 

Voor meer inspiratie en concrete maatregelen verwijzen wij naar de BOOT-lijst (Bestuurlijk Overleg Open Teelt).

http://agrarischwaterbeheer.nl/document/pop3-financiering-icm-daw-boot-lijst

 

Lid 3

De subsidiabele kosten kunnen bestaan uit:

  • a.

    De kosten voor het werven van deelnemers en het schrijven van een projectplan;

  • b.

    De coördinatiekosten voor het samenwerkingsverband;

  • c.

    De kosten voor het verspreiden van resultaten van het project;

  • d.

    De kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

  • e.

    De kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied; of

  • f.

    Haalbaarheidsstudies

Er is voor gekozen om de onbetaalde arbeid van de agrarische ondernemer niet als subsidiabele kosten aan te merken omdat er ook een eigen inbreng van de ondernemer zelf wordt verwacht.

 

Lid 4

Daarnaast kan ook subsidie worden verleend aan personeelskosten. Het gaat hierbij om de kosten die gemaakt worden ten behoeve van de inzet van personeel dat bij de aanvrager in dienst is. Indien er sprake is van een parttime dienstverband worden de personeelskosten per uur naar rato berekend.

Personeelskosten zijn subsidiabel tot maximaal 1.720 uur per persoon per jaar.

 

Lid 5

Selectiecriteria

 

De punten worden toegekend op basis van de navolgende selectiecriteria

 

  • a.

    De mate waarin de maatregelen leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen; Bij het bepalen van het aantal punten wordt gelet op de mate waarin het project bijdraagt aan het verbeteren van de duurzaamheid en het verminderen van de milieubelasting op de omgeving. Het project draagt bij aan het reduceren van het gebruik en/of de uitspoeling van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen.

 

  • b.

    De mate waarin de maatregel bijdraagt aan klimaatadaptatie.

Bij het bepalen van het aantal punten wordt gelet op de mate waarin het project bijdraagt aan het aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering zoals verdroging, vernatting en verzilting van de bodem en de mogelijkheid tot waterberging.

 

  • c.

    De mate waarin een maatregel bijdraagt aan behoud en versterking van biodiversiteit en omgevingskwaliteit gericht op waterbeheer.

Bij het bepalen van het aantal punten wordt gelet op de mate waarin het project de invloed van klimaatverandering op de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit doet afnemen.

 

  • d.

    De mate waarin de investering bijdraagt aan één of meer beleidsdoelen zoals opgenomen in één of meer van de navolgende Waterprogramma's:

    • 1.

      Waterprogramma waterschap Rijn IJssel;

    • 2.

      Waterprogramma waterschap Rivierengebied;

    • 3.

      Waterprogramma waterschap Vallei en Veluwe.

Bij het bepalen van het aantal punten wordt gelet op de mate waarin het project bijdraagt aan het waterprogramma van het waterschap. In de waterprogramma’s zijn de volgende doelstellingen aangegeven:

  • 1.

    Voldoende water (waterkwantiteit)

Vooral maatregelen die in samenhang en op gebiedsniveau worden ontwikkeld en uitgevoerd passen hierbij. De essentie van de innovatie zit hierbij dan in de verkenning en het praktisch vormgeven in de veranderende rol van de overheid (die meer adviserend en kaderstellen opereert) en de agrariër (die een grotere eigen verantwoordelijkheid heeft).

  • 2.

    Schoon water (waterkwaliteit):

Net als bij het thema voldoende water zit de innovatie niet in het sec toepassen van de genoemde maatregelen maar hoe een innovatie kan bijdragen aan de doelen van de agrariër en het waterbeheer.

  • 3.

    Klimaat doelstellingen:

De maatregelen moeten leiden tot een vergroting van de regionale (grond)watervoorraad én vermindering van schade aan landbouw en natuur door vochttekorten of –overschotten.

  • 4.

    Overige innovaties in de landbouw en water

  • 5.

    Deze categorie richt zich op alles met een innovatief karakter, slim combineren, verbeteren van techniek, een bredere uitrol. Verder alles wat op dit moment nog niet bekend is maar wel bijdraagt aan waterdoelen en een goede landbouwpraktijk.

 

  • e.

    De mate waarin de activiteit kans van slagen heeft waarbij gelet wordt op de wijze waarop het innovatieproces wordt ingericht en gecommuniceerd.

Bij het bepalen van het aantal punten wordt gelet op de mate van concreetheid van het projectdoel, de projectopzet en het te verwachten resultaat van het project, alsmede de wijze waarop wordt gecommuniceerd over het project, zowel binnen als buiten het samenwerkingsverband. Hoe concreter de opzet en hoe meer communicatie en kennisuitwisseling, des te groter de slagingskans van het project. Het project moet concreet uitzicht bieden op een wezenlijke vooruitgang in inzichten, producten, technieken, systemen, processen, diensten, organisatievormen of toepassingen.

 

  • f.

    De mate van kosteneffectiviteit.

Bij het bepalen van het aantal punten wordt gelet op de verhouding van het doelbereik en de daarvoor benodigde kosten. Bovendien kenmerkt het project zich door een aanzienlijk financieel, technisch en/of organisatorisch risico.

 

  • g.

    De verbinding tussen praktijk en onderzoek

Bij het bepalen van het aantal punten wordt gelet op de deelname van of samenwerking met kennisinstellingen binnen het project.

 

  • h.

    De mate van ondersteuning door maatschappelijke organisaties en partijen van de introductie van de verworven kennis of de verspreiding daarvan.

Bij het bepalen van het aantal punten wordt gelet op de vertegenwoordiging van maatschappelijke organisaties en andere partijen zoals bedrijfsleven, onderwijs, onderzoek en overheid. Van belang hierbij is in hoeverre zij in hun achterban de kennis verspreiden of de introductie hiervan willen gaan toepassen. Ook wordt gelet op de mate waarin zij draagvlak hebben bij een achterban en met hen communiceren.

 

  • i.

    De mate waarin het project onderdeel is van een groter programma.

Bij het bepalen van het aantal punten wordt gelet op inbedding van het project in een groter geheel en dus de impact op de omgeving. Bovendien is het project een coherent geheel van activiteiten en heeft een brede aanpak vanuit verschillende invalshoeken (samenhang van technische, bestuurlijke, procesmatige en ketengerichte aspecten).

 

Lid 6

 

Subsidieverlening verloopt via een tendersysteem. Dit betekent dat gedurende een beperkte periode subsidieaanvragen kunnen worden ingediend. Het project met het hoogste aantal punten staat als hoogste in de ranking bij het verdelen van de middelen

 

Lid 7

De criteria kunnen worden verdeeld in inhoudelijke criteria (a t/m d) en procesmatige criteria (e t/m i). Om te voorkomen dat een project alleen schoort op de procesmatige criteria is een ondergrens van 30 punten ingesteld. Als een project hieronder blijft zal de aanvraag geweigerd.

 

 

Naar boven