Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 2024D40349 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 2024D40349 |
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 9 september 2024 inzake het onderzoek juridische haalbaarheid toekomstscenario's vrijwillige ouderbijdrage (Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 144).
De voorzitter van de commissie,
Bromet
Adjunct-griffier van de commissie
Arends
Inhoud
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
• Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie
• Inbreng van de leden van de NSC-fractie
• Inbreng van de leden van de D66-fractie
• Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
II Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderzoek juridische haalbaarheid toekomstscenario’s vrijwillige ouderbijdrage. Deze leden zijn blij dat er in navolging van de motie van het lid Pijpelink1 onderzoek is gedaan met conclusies die de Kamer mee kan nemen in de besluitvorming. Uit het onderzoek volgt dat de verschillende scenario’s juridisch haalbaar zijn, «vanwege het zwaarwegende belang van kansengelijkheid en het tegengaan van onderwijssegregatie», zo lang als deze gepaard gaan met mitigerende maatregelen zoals een ophoging van de lumpsum. De leden zien een noodzaak voor het afschaffen van de vrijwillige ouderbijdrage omdat het kansenongelijkheid vergroot en hebben daarom een aantal vragen.
In de eerste plaats vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wat de Staatssecretaris vindt van de teruglopende betalingsbereidheid (maar bij vele ouders is er eerder sprake van betalingsmogelijkheid) en de onderwijsverschraling die leidt tot kansenongelijkheid volgens het onderzoek. Wat is de mededeling van de Staatssecretaris aan scholen met minder kapitaalkrachtige ouders die hun onderwijs noodgedwongen zien verschralen? Deelt de Staatssecretaris de opvatting als liberaal dat het niet zou moeten uitmaken waar je wieg staat, maar dat ieder kind dezelfde kansen zou moeten krijgen? Waarom houdt de Staatssecretaris deze onderwijssegregatie dan willens en wetens in stand, terwijl informatie uit het onderwijsveld laat zien dat de vrijwillige ouderbijdrage leidt tot onderwijssegregatie? Deelt de Staatssecretaris de mening dat het afschaffen van de vrijwillige ouderbijdrage de meest effectieve manier zou zijn om het groter wordende verschil tussen scholen tegen te gaan? Wat vindt de Staatssecretaris ervan dat de vrijwillige ouderbijdrage nu een afstotende of aantrekkende werking kan hebben en daarmee onderwijssegregatie versterkt?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen helaas dat de Staatssecretaris wegens gebrek aan financiële dekking alleen met een oproep tot scholen komt om de huidige regels te volgen. Volgens het onderzoek is het afschaffen van de vrijwillige ouderbijdrage juridisch haalbaar omdat er een noodzaak voor is op het gebied van kansengelijkheid, ondanks de al bestaande regels. Erkent de Staatssecretaris dat het doen van een oproep niet genoeg is om de noodzaak voor het stellen van eisen aan de vrijwillige ouderbijdrage of het afschaffen van deze bijdrage weg te nemen? Waarom kiest de Staatssecretaris ervoor om geen financiële dekking te vinden? Kunnen deze leden daaruit opmaken dat deze Staatssecretaris het prima vindt dat de onderwijssegregatie in stand blijft? Is er overwogen om een limiet te stellen aan de vrijwillige ouderbijdrage? Zo ja, wat zouden de kosten zijn om de financiering van scholen daarvoor op te hogen? Zo nee, waarom is deze overweging niet gemaakt?
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie danken de Staatssecretaris voor het toesturen van de brief omtrent het onderzoek juridische haalbaarheid toekomstscenario's vrijwillige ouderbijdrage en hebben daar de volgende vragen over.
De leden van de VVD-fractie lezen dat een klein percentage leerlingen nog steeds wordt uitgesloten van activiteiten als de vrijwillige ouderbijdrage niet is betaald. Zij vragen of ook bekend is en zo ja om hoeveel scholen dit gaat waar deze leerlingen hun onderwijs volgen.
Daarnaast vragen zij wat er precies met betalingsbereidheid wordt bedoeld. Wordt er met het woord betalingsbereidheid onderscheid gemaakt tussen ouders die het niet kunnen betalen maar wel willen en ouders die niet betalen maar het wel zouden kunnen betalen?
De leden lezen dat een hoge vrijwillige ouderbijdrage voor kapitaalkrachtige gezinnen een reden kan zijn om kinderen aan te melden voor deze school. De voornoemde leden vragen of er ook cijfers bekend zijn waarop ouders hun oordeel bepalen waarom zij hun kind bij een bepaalde school inschrijven.
Inbreng van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderzoek juridische haalbaarheid toekomstscenario’s vrijwillige ouderbijdrage. Deze leden hebben de volgende vragen en opmerkingen.
Sinds de inwerkingtreding van de initiatiefwet2 in 2021 is er zowel in het po3 als in het vo4 een dalende trend zichtbaar ten aanzien van de betalingsbereidheid van ouders van de vrijwillige ouderbijdrage. Dit is bovendien vaker het geval op scholen met een achterstandsscore. Een toename van niet-betalende ouders heeft op scholen met veel leerlingen van minder draagkrachtige ouders een grotere impact, waardoor de kans groter is dat activiteiten als schoolkampen en schoolreisjes geschrapt moeten worden. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris dit (onbedoelde) effect van de inwerkingtreding van de initiatiefwet? Welke concrete stappen kan de Staatssecretaris zetten om dit ongewenste neveneffect tegen te gaan?
De leden van de NSC-fractie vinden dat het voor scholen niet geheel onmogelijk gemaakt moet worden een vrijwillige ouderbijdrage voor bepaalde activiteiten te vragen. Deze leden vinden het belangrijk dat scholen samen met de ouders staan voor een aanbod van educatieve activiteiten met inachtneming van het principe dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Met een lagere bijdrage zouden schoolreisjes met dezelfde educatieve waarde bijvoorbeeld in de eigen regio van de school georganiseerd kunnen worden om zo geen grote afstanden af te hoeven leggen. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris voor het limiteren van de vrijwillige ouderbijdrage zonder dat het ten koste gaat van het organiseren van activiteiten als schoolreisjes?
De leden van de NSC-fractie merken op dat in het onderzoek van het ministerie gesteld wordt dat er, ondanks beleidsinspanningen en de wetswijziging in 2021, nog steeds knelpunten waargenomen worden. Zo blijkt uit onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: Inspectie) dat er op driekwart van de scholen onjuist wordt gecommuniceerd over de vrijwillige ouderbijdrage, waardoor voor ouders de communicatie over de vrijwillige ouderbijdrage vaak een dwingend karakter heeft. Hoe kijkt de Staatssecretaris hier tegenaan? En hoe is de Staatssecretaris van plan dit te verbeteren?
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de vrijwillige ouderbijdrage.
De leden zijn benieuwd hoe de Staatssecretaris reflecteert op de conclusie uit het juridisch onderzoek waaruit blijkt dat het afschaffen van de vrijwillige ouderbijdrage in het voortgezet onderwijs met financiering vanuit de lumpsum kan leiden tot het vergroten van de onderwijskwaliteit over de gehele linie. Over welk bedrag zou dit in totaal gaan, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie vragen daarnaast of de Staatssecretaris niet te stellig is in het concluderen dat er niets aangepast kan worden aan het systeem van de vrijwillige ouderbijdrage, op basis van het idee dat er mitigerende maatregelen getroffen moeten worden waar dit kabinet geen geld beschikbaar voor wil stellen. Deze leden lezen in de analyse terug dat bij het limiteren van de vrijwillige ouderbijdrage bijvoorbeeld geen mitigerende maatregelen getroffen hoeven te worden en dat deze maatregel volgens de onderzoekers wellicht meer proportioneel is. Hoe ziet de Staatssecretaris dat, zo vragen zij. Is het niet te voorbarig om te concluderen dat er niets gewijzigd kan worden, zo vragen deze leden. Daarnaast vragen zij of de Staatssecretaris niet andere oplossingen ziet, zoals afspraken maken over een bovenschools solidariteitsfonds, zoals in de gemeente Utrecht. Is de Staatssecretaris bereid om in gesprek te gaan met scholen en de gemeente Utrecht om lessen te trekken en om dergelijke landelijke afspraken te maken, zo vragen de voornoemde leden.
Zij lezen daarnaast een schijntegenstelling in de brief tussen goed onderwijs in lezen, schrijven en rekenen en de problematiek rond de vrijwillige ouderbijdrage. De Staatssecretaris stelt immers dat er niks aangepast moet worden, omdat er nu op de zogenaamde «kernopgave» van het kabinet gericht wordt. Deelt de Staatssecretaris de mening dat dit geen tegenstelling is maar dat deze juist elkaar versterken en aanvullen? Deze leden zien immers voldoende situaties voor zich waarbij de activiteiten gefinancierd vanuit de vrijwillige ouderbijdrage ten dienste staan aan het leren van de basisvaardigheden, zoals door de school georganiseerde bijles, een excursie naar het literatuurmuseum of verdere langdurige verdieping in literatuur of wiskunde binnen of buiten de reguliere onderwijstijd. Daarbij achten deze leden het aannemelijk dat, gezien de toenemende aandacht voor basisvaardigheden en de aanpak gestart onder het vorige kabinet, de activiteiten gefinancierd vanuit de vrijwillige ouderbijdrage juist steeds meer ten dienste gaan staan van de basisvaardigheden. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat het niet de bedoeling was hier een schijntegenstelling te creëren en hanteert zij een vergelijkbaar perspectief op (de activiteiten gefinancierd door) de vrijwillige ouderbijdrage?
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris en het meegestuurde onderzoek naar de juridische haalbaarheid van het afschaffen dan wel limiteren van de vrijwillige ouderbijdrage. Wat deze leden betreft ziet de Inspectie erop toe dat scholen respecteren dat de vrijwillige ouderbijdrage daadwerkelijk vrijwillig is, niet discrimineren en dat het vrijwillig karakter voor iedereen duidelijk is. Komen scholen tekort dan dienen ze volgens te worden gecompenseerd zodat er geen verschillen tussen scholen ontstaan.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben wel hun twijfels bij de juridische houdbaarheid van het onderzoek en bij onder meer het steeds verder oprekken van het begrip «deugdelijkheidseis», ook in dit onderzoek. Hoe kijkt de Staatssecretaris naar deze ontwikkeling? Zij vinden het standpunt van de Staatssecretaris desondanks opmerkelijk. Deze leden vragen of ze de opvatting van de Staatssecretaris goed kunnen samenvatten dat volgens haar uit de situatie rondom de vrijwillige ouderbijdrage noodzaak tot overheidsingrijpen kan worden afgeleid ondanks dat het inperking van artikel 23 Grondwet behelst, maar dus geen verhoging van het budget op de OCW-begroting? Hoe reflecteert de Staatssecretaris erop dat ze minder moeite lijkt te hebben met het inperken van de Grondwettelijke onderwijsvrijheid dan met het wijzigen van haar eigen begroting?
Staatsblad 2020, nr. 318: Wet van 31 augustus 2020, houdende voorstel van wet van de leden Kwint en Westerveld tot wijziging van diverse onderwijswetten teneinde te verbieden dat leerlingen van ouders die geen vrijwillige geldelijke bijdrage hebben voldaan worden buitengesloten van activiteiten
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2024D40349.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.