2024D27600 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de brief inzake de publicatie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid «Opvolging aanbevelingen: Industrie en Omwonenden» (Kamerstuk 28 089, nr. 300).

De fungerend voorzitter van de commissie,

Postma

Adjunct-griffier van de commissie,

Koerselman

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inhoudsopgave

Inleiding

PVV-fractie

GroenLinks-PvdA-fractie

VVD-fractie

D66-fractie

Partij voor de Dieren-fractie

Inleiding

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de agenda voor dit schriftelijk overleg en hebben hierover enkele vragen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de publicatie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) «Opvolging aanbevelingen: Industrie en Omwonenden». Deze leden waren bij de publicatie van het originele rapport zeer geschrokken van de conclusie van de OVV dat het niet vanzelfsprekend is dat de gezondheid van omwonenden voldoende wordt beschermd, gezien de wijze waarop het stelsel in de praktijk vorm krijgt. Deze leden vinden het dan ook van groot belang dat diens aanbevelingen adequaat worden uitgevoerd. Hierover hebben zij enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de opvolgnotitie die de OVV op 23 april jl. heeft gepubliceerd. Deze leden vinden het positief om te lezen dat de OVV op basis van de reacties op de aanbevelingen ziet dat er meerdere positieve ontwikkelingen en initiatieven zijn. Daarnaast lezen deze leden ook dat er nog ruimte is voor verbetering. Hier moet aan worden gewerkt. Naar aanleiding van de notitie hebben deze leden nog verschillende vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de reactie van de OVV op de opvolging van zijn eerdere adviezen over industrie en omwonenden en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de notitie van de OVV over de opvolging van de aanbevelingen uit het rapport «Industrie en Omwonenden» en hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.

PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie willen weten welke bedrijven allemaal informatie moeten publiceren om te voldoen aan de aanbevelingen van de OVV en op welke manier deze inzichtelijk dienen te worden gemaakt.

De leden van de PVV-fractie constateren dat de provincie Noord-Holland een gezamenlijk gesprek over dilemma’s rondom maatschappelijk geaccepteerde gezondheids- en milieuschade noodzakelijk acht. Hoe wil de Minister hier invulling aan geven?

De leden van de PVV-fractie willen weten in hoeverre het RIVM-kennisnetwerk en GGD’en toegankelijk zijn voor het bedrijfsleven of hoe het anders toegankelijker gemaakt zou kunnen worden.

De leden van de PVV-fractie hebben een goede gezondheid voor iedereen hoog in het vaandel en vragen dan ook hoe de Minister kijkt naar het begrip «gezond genoeg». Deze leden zien dat er in het OVV-rapport wordt voldaan aan de gestelde eisen, maar vragen wanneer er sprake is van een acceptabel risiconiveau. Hoe wordt dit vastgesteld en door wie?

De leden van de PVV-fractie vragen wat de huidige stand van zaken is wat betreft de verschillende acties die zijn aangekondigd in de Actieagenda Industrie en Omwonenden.

De leden van de PVV-fractie vragen in hoeverre het mogelijk afdwingbaar is dat Tata Steel zijn kennis over emissies transparant maakt, hetgeen gevraagd wordt in de aanbevelingen.

De leden van de PVV-fractie zien dat de provincie Noord-Holland heeft aangegeven tegen de grenzen van haar mogelijkheden aan te lopen en dat zij daarbij verwijst naar een aantal voorbeelden. Welke mogelijkheden heeft de Minister in huis om toch te voldoen aan de gestelde aanbevelingen?

De leden van de PVV-fractie constateren dat het rapport spreekt van een gezonde leefomgeving voor omwonenden en stelt dat de genoemde bedrijven voldoen aan de voorschriften, maar ondertussen is er onvoldoende inzicht in wat bedrijven daadwerkelijk uitstoten, terwijl er tegelijkertijd ook sprake dient te zijn van een goed economisch verdienmodel en tevens gestreefd dient te worden naar een duurzame en gezonde leefomgeving. Welke mogelijkheden ziet de Minister op basis van het Hoofdlijnenakkoord om hieraan tegemoet te komen?

De leden van de PVV-fractie merken uit de verschillende reacties van de aangeschreven overheden op dat er niet uniform één lijn wordt getrokken met betrekking tot handhaving. Deze leden vragen of er sprake is van uniformiteit of dat er een verschil is in de methodiek van handhaving.

De leden van de PVV-fractie concluderen dat de Minister meer kennis wil uitwisselen tussen de bevoegde gezagen, maar vragen of dit een punt van zorg is in de Actieagenda.

De leden van de PVV-fractie vragen hoe de nieuwe Staatssecretaris invulling of gehoor gaat geven aan de gedane aanbevelingen en willen weten hoe de voortgang verloopt, met name op het gebied van kennisopbouw, kennisniveau en kennisverspreiding.

De leden van de PVV-fractie zijn benieuwd naar de uitwerking van de aanbevelingen waarin gesteld wordt dat de gezondheid van omwonenden beschermd dient te worden en vragen of het intussen al duidelijk is of het juridisch mogelijk is om het beschermen van de gezondheid van omwonenden afdwingbaar te maken in de bestaande afgegeven vergunningen.

GroenLinks-PvdA-fractie

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de OVV concludeert dat er veel stappen zijn genomen, maar dat nog niet alle mogelijkheden binnen het proces van vergunnen, toezicht en handhaven om de gezondheid van omwonenden als uitgangspunt te nemen benut zijn. Hoe gaat de Minister dit verbeteren?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de OVV concludeert dat aanbeveling 5 niet volledig is uitgevoerd. Zo schrijft de OVV dat de Staatssecretaris niet concreet is ingegaan op wat er nog meer kan worden gedaan om de capaciteit te vergroten ten aanzien van vergunningverlening, toezicht en handhaving van industriële bedrijven. Deze leden geven al lange tijd aan dat de capaciteit bij omgevingsdiensten vergroot dient te worden. Hoe kijkt de Minister naar deze conclusie? En hoe staat het met de uitvoering van de motie-Gabriëls c.s. (Kamerstuk 36 410 XII, nr. 39) om in aanloop naar de begroting van 2025 te bezien of structurele aanvullende bekostiging mogelijk is voor de versterking van de kwaliteit van de omgevingsdiensten?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen ten slotte hoe de nieuwe Staatssecretaris voornemens is om verder invulling te geven aan de aanbevelingen van de OVV. Hoe gaat de nieuwe Staatssecretaris de omgevingsdiensten versterken? En hoe wordt er verder omgegaan met de Actieagenda Industrie en Omwonenden? Worden de aangekondigde onderzoeken nu wel omgezet in concrete actie?

VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie merken op dat de OVV constateert dat op het gebied van potentieel zeer zorgwekkende stoffen de industrieën beperkt ingaan op het investeren in en het opzoeken en invullen van kennislacunes. Deze leden constateren dat juist veel kennis aanwezig is bij de bedrijven over de stoffen en eventuele risico’s van die stoffen. Deze leden vragen de Minister op welke wijze hij in gesprek gaat met de industrie om te bezien hoe samengewerkt wordt op het gebied van het delen van kennis en expertise. Hoe kan de Minister bevorderen dat deze kennis beter wordt gedeeld dan wel dat hier verder in wordt geïnvesteerd?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de OVV aangeeft dat de Staatssecretaris in haar reactie op de aanbevelingen niet concreet ingaat op onder meer de uitvoerbaarheid van wetgeving. Deze leden hebben juist in het debat over het rapport «Industrie en omwonenden» vernomen dat er nog veel verbeteringen mogelijk zijn als het gaat om de uitvoerbaarheid en dus het beter gebruik van de huidige wet- en regelgeving. Kan de Minister aangeven welke mogelijkheden er zijn om, in samenwerking met de omgevingsdiensten, de uitvoerbaarheid van de wet- en regelgeving te verbeteren?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de OVV vindt dat er meer aandacht moet worden besteed aan bedrijven die niet vallen onder Europese wet- en regelgeving, zoals afvalcentrales. Hoe worden deze bedrijven op dit moment meegenomen in nationale wet- en regelgeving? Welke verschillen zijn er tussen de regels die gelden voor bedrijven die wel onder de Europese wet- en regelgeving vallen en de regels die gelden voor bedrijven die hier niet onder vallen? Waarom bestaan deze verschillen? Zou het logisch zijn om deze wet- en regelgeving gelijk te trekken?

De leden van de VVD-fractie merken op dat de Staatssecretaris heeft aangegeven te bekijken hoe de «onderzoeksplicht» in vergunningen kan worden opgenomen. De OVV geeft aan dat onderzoeksverplichtingen al onderdeel zijn van de vergunning, maar dat dit nog niet het geval is voor onderzoek naar gezondheid van omwonenden. Hoe ziet de Minister de (juridische) uitwerking hiervan voor zich?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de OVV aangeeft dat de gewenste kennissituatie zou moeten zijn dat er per gevaarlijke stof duidelijk wordt gemaakt wat globaal de bijdrage van ieder bedrijf is aan immissie. Wat zou dit vragen van bedrijven en bevoegd gezagen, bijvoorbeeld qua kosten en capaciteit? Hoeveel verbetering zou dit opleveren ten opzichte van de huidige situatie? Hoe kijkt de Minister naar deze aanbeveling?

D66-fractie

De leden van de D66-fractie merken op dat uit de reactie van de OVV opnieuw blijkt dat zijn aanbevelingen niet in zijn geheel zijn overgenomen. Deze leden willen dat de aanbevelingen in zijn geheel worden overgenomen en uitgevoerd. Alleen zo kan de overheid een begin maken aan het adequaat beschermen van de gezondheid van omwonenden van industrie.

De leden van de D66-fractie merken op dat een aantal aanbevelingen de situatie rondom Tata Steel betrof, waar omwonenden worden geconfronteerd met illegale uitstoot van rauwe kooks. De OVV is kritisch over de manier waarop Tata Steel opvolging geeft aan aanbeveling 1. Hierover hebben deze leden nog een aantal vragen. Hoe beoordeelt de Minister in het algemeen de reactie van Tata Steel op het OVV-rapport Industrie en omwonenden? Welke actie heeft Tata Steel tot op heden genomen naar aanleiding van dit rapport? Hoe kijkt de Minister specifiek naar de opvolging van aanbeveling 1 door Tata Steel? Welke data en kennis heeft Tata Steel tot op heden beschikbaar gesteld op het gebied van emissies? Hoe gaat de Minister Tata Steel aanmoedigen of dwingen om alsnog invulling te geven aan de opvolging van deze aanbeveling? Hoe gaat de Minister er concreet voor zorgen dat Tata Steel kennis en (historische) emissies transparant beschikbaar stelt? Zijn er mogelijkheden om dit juridisch af te dwingen?

De leden van de D66-fractie lezen verder dat Tata Steel ook niet volledig ingaat op de opvolging van aanbeveling nummer 4. Is de Minister bereid om Tata Steel alsnog te verzoeken concreet in te gaan op de manier waarop het communiceert over incidenten, zorgen en klachten? Hoe reflecteert de Minister op de reactie van de provincie Noord-Holland op aanbevelingen 3 en 4? Welke ruimte ziet hij voor de provincie om haar rol als bevoegd gezag sterker neer te zetten? Op welke manier gaat de Minister de provincie daar concreet in ondersteunen?

De leden van de D66-fractie lezen dat ook in het geval van Chemours niet alle aanbevelingen compleet zijn overgenomen. Dit met alle gevolgen van dien voor omwonenden en de pfas-problematiek in Nederland. Hoe reflecteert de Minister in het algemeen op de opvolging die Chemours geeft aan de aanbevelingen van uit het OVV-rapport? Op welke manier gaat de Minister Chemours aansporen om met concrete acties te komen voor inzicht in de gezondheidsrisico’s van de uitgestoten stoffen of een verlaging van de bijdrage aan blootstelling? Heeft de Minister juridische mogelijkheden om dit af te dwingen?

De leden van de D66-fractie lezen in het rapport van de OVV dat ook de aanbevelingen aan de Staatssecretaris niet in zijn geheel zijn overgenomen. Hierover hebben deze leden nog enkele vragen. Hoe reflecteert de Minister in het algemeen op de constatering van de OVV dat niet alle aanbevelingen in zijn geheel zijn overgenomen? Is de Minister bereid om alsnog opvolging te geven aan aanbeveling 5 door concreet in te gaan op kennisopbouw en het kennisniveau? Kan de Minister alsnog concreet ingaan op wat er nog meer gedaan kan of zal worden op het gebied van de genoemde capaciteit, en zeker ook uitvoerbaarheid en eenduidigheid van wetgeving?

Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de OVV concludeert dat nog niet alle mogelijkheden om de gezondheid van omwonenden als uitgangspunt te nemen benut zijn. De Staatssecretaris geeft hierop aan dat nadere opvolging van de aanbevelingen wordt vormgegeven in de Actieagenda Industrie en Omwonenden. Maar deze Actieagenda bestaat voor het overgrote deel uit «onderzoeken, verkennen en voornemens» en niet uit concrete maatregelen. Kan de Minister hierop reflecteren en per aanbeveling aangeven hoe deze daadwerkelijk uitgevoerd en verder ingevuld zal worden en per wanneer?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de OVV aangeeft dat aanbeveling 51 uit het rapport «Industrie en Omwonenden» slechts gedeeltelijk is opgevolgd. De Staatssecretaris gaat in haar reactie op de aanbeveling in mindere mate in op kennisopbouw en kennisniveau. Daarnaast is niet concreet ingegaan in op wat er nog meer gedaan kan of zal worden op het gebied van de capaciteit, en zeker ook uitvoerbaarheid en eenduidigheid van wetgeving. Kan de Minister hier alsnog op ingaan?

De Staatssecretaris heeft in haar reactie (Kamerstuk 28 089, nr. 267) op het rapport «Industrie en Omwonenden» aangegeven te willen dat er vaker gebruik gemaakt gaat worden van tijdelijke of voorwaardelijke vergunningen. Echter, in de Actieagenda is niets terug te vinden over tijdelijke of voorwaardelijke vergunningen. Deze leden vragen waarom dit hier niet in is opgenomen. De OVV geeft aan dat tijdelijke of voorwaardelijke vergunningen nuttig kunnen zijn bij vergunning van emissies van potentieel zeer zorgwekkende stoffen (pZZS) en andere stoffen waarvan nog niet bekend is of deze schadelijk zijn voor de gezondheid van omwonenden. Ook is de OVV benieuwd naar de juridische uitwerking en uiteindelijke toepassing van tijdelijke of voorwaardelijke vergunningen. Kan de Minister hierop reageren? Hoe wordt het voornemen om te gaan werken met tijdelijke of voorwaardelijke vergunningen uitgewerkt? Per wanneer zullen tijdelijke of voorwaardelijke vergunningen daadwerkelijk in de praktijk worden gebracht?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen met betrekking tot aanbeveling 72 hoe het inmiddels staat met de onderzoeken die de Staatssecretaris had uitgezet of een wetswijziging nodig is om het voorzorgbeginsel beter in wet- en regelgeving te verankeren. Zullen deze onderzoeken nog steeds uiterlijk eind 2024 naar de Kamer worden gestuurd? Zo nee, waarom niet? En kan de Minister ondertussen alvast voorbereidend werk doen, zodat wanneer blijkt dat een wetswijziging nodig is, hier voortvarend mee aan de slag kan worden gegaan?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de OVV concludeert dat de aanbevelingen door Tata Steel niet geheel zijn opgevolgd. Volgens de OVV komt Tata Steel niet met concrete acties voor verbeteringen op leefniveau. Ook inzicht in blootstelling door historische emissies ontbreekt. Volgens de OVV beschouwt Tata Steel immissie als direct en evenredig gekoppeld aan de emissie, terwijl blootstelling, meer nog dan emissie, bepalend is voor de gezondheidsrisico’s. Op kennislacunes ten aanzien van de effecten van de uitgestoten stoffen gaat Tata Steel volgens de OVV niet in. Ook is Tata Steel niet transparant in het beschikbaar stellen van zijn kennis over (historische) emissies, ten behoeve van het toetsen van de grenswaarden, aldus de OVV. Kan de Minister ervoor zorgen dat op zeer korte termijn deze inzichten wel worden geboden, onafhankelijk worden onderzocht en dat Tata Steel alle aanbevelingen van de OVV per direct volledig opvolgt?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat Tata Steel in zijn reactie aangeeft dat het voldoet aan wettelijke normen. Tegelijkertijd kan het niet voldoen aan de regels over rauwe kooks en krijgt het daarvoor al jaren dwangsommen opgelegd. Wanneer komt er een definitief einde aan deze voor het milieu en de gezondheid schadelijke overtredingen? Is de Minister het ermee eens dat, aangezien Tata Steel zelf aangeeft dat het niet mogelijk is om het ontstaan van rauwe of ongare kooks te voorkomen, de enige manier om de gezondheid van omwonenden echt te beschermen is door de vergunning van in ieder geval de kooksfabriek 2 per direct in te trekken? Zo nee, waarom niet? Hoe staat het met het onderzoek van de provincie Noord-Holland naar het intrekken van de vergunning voor de kooks- en gasfabrieken van Tata Steel?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de OVV concludeert dat ook de provincie Noord-Holland de aanbevelingen (onder aanbeveling 3) niet heeft opgevolgd. De provincie neemt volgens de OVV te weinig eigen verantwoordelijkheid en te weinig concrete stappen om de blootstelling aan gevaarlijke stoffen voor omwonenden te verminderen. Kan de Minister ervoor zorgen dat de provincie ingaat op de reactie van de OVV en alle aanbevelingen wel opvolgt? De provincie heeft eerder jarenlang verzaakt om de beste beschikbare technieken (BBT) tijdig te implementeren. Inmiddels is er een inhaalslag gemaakt. Worden de BBT-conclusies inmiddels overal in het land tijdig geïmplementeerd? Zo nee, hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat alle BBT-conclusies zo snel mogelijk wel overal tijdig worden geïmplementeerd?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de OVV aangeeft dat Chemours geen concrete acties geeft voor inzicht in de gezondheidsrisico’s van de uitgestoten stoffen of een verlaging van de bijdrage in de blootstelling. Kan de Minister ervoor zorgen dat Chemours dit alsnog doet?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat provincie Zuid-Holland volgens de OVV niet ingaat op het aanscherpen van de vergunning, zodra de gezondheidsrisico’s van omwonenden daarom vragen. De OVV zou graag concrete acties willen zien op het gebied van inzicht in emissie en immissies, zeker als het gaat om nieuwe stoffen. Het is nog niet duidelijk of alle emissies en risico’s in beeld zijn. Kan de Minister ervoor zorgen dat de provincie dit alsnog doet en de provincie, indien nodig, helpen bij de uitvoering?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de reactie van APN op de aanbevelingen volgens de OVV geen aanwijzing bevat dat de voormalige eigenaar, Dura Vermeer, de aanbevelingen overneemt voor de andere asfaltbedrijven die vallen onder het bedrijf. Kan de Minister bij Dura Vermeer navragen of het bedrijf de aanbeveling van de OVV oppakt voor de andere asfaltbedrijven? En kan hij, indien zij dit niet doen, ervoor zorgen dat zij hier alsnog werk van gaan maken?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de OVV tevens aangeeft dat gemeente Nijmegen de aanbevelingen deels heeft opgevolgd. De gemeente geeft niet aan hoe zij onzekerheden over gezondheidsrisico’s door blootstelling meeweegt. Daarbij lijkt de gemeente een reactieve houding aan te nemen ten aan zien van scherper vergunnen, aldus de OVV. Dit is kwalijk, gezien de OVV in het rapport «Industrie en Omwonenden» juist concludeerde dat het de reactieve houding van de overheid is die ervoor zorgt dat schadelijk uitstoot lang kan voortduren. Het zou volgens de OVV passen als de gemeente zich zou inzetten voor de uitbreiding van stoffen voor de immissietoets. Ook ontbreekt volgens de OVV concrete actie voor het implementeren van BBT. Kan de Minister over deze punten in gesprek gaan met de gemeente en de gemeente helpen om alsnog volledig opvolging te geven aan alle aanbevelingen van de OVV?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de Staatssecretaris eerder een toezegging heeft gedaan om voor de zomer alle juridische mogelijkheden die door experts zijn benoemd tijdens de technische briefing «Juridische mogelijkheden bescherming gezondheid omwonenden Tata Steel» (14 maart 2024)3 serieus te overwegen en op elke genoemde mogelijkheid te reageren en aan te geven in hoeverre deze zal worden overgenomen of verder verkend.4 De suggesties die tijdens de technische briefing door juristen zijn gedaan zijn namelijk relevant voor alle omwonenden van industrieën en helpen om de oproep van de OVV om gezondheid beter te beschermen nader in te vullen. Gaat de Minister de reactie op de juridische mogelijkheden, genoemd in de technische briefing, inderdaad nog voor de zomer naar de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet en wanneer kunnen we deze reactie dan tegemoet zien?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben ook nog een aantal vragen over het Plan van Aanpak Tata Steel uit 2021 (Kamerstuk 28 089, nr. 210). Het ministerie zou het RIVM in kaart laten brengen in hoeverre bestaande beoordeling en regulering van stoffen al ruimte biedt voor het, uit voorzorg, meewegen van de effecten van cumulatie van stoffen. Daarbij werd aangegeven dat onder anderede sommatiebepaling (het optellen van gelijktijdig optredende emissies van verschillende stoffen binnen een klasse of een stofcategorie), het bepalen van MTR-waarden (Maximaal Toelaatbaar Risico) voor stoffen in de leefomgeving (waaronder complexe mengsels) en het meenemen van andere risicofactoren bij het afleiden van zo’n MTR-waarde zouden worden verkend. Daarnaast zou Nederland in de Europese Unie (EU) een zogenaamde Mixture Assessment Factor verkennen. Kan de Minister een uitgebreide update geven hoe het hiermee staat?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken daarnaast op dat in dit plan van aanpak de in de IJmond opgedane lessen zouden worden ingepast in het beleidskader voor het meewegen van gezondheidseffecten in de leefomgeving. Onderzocht zou worden hoe inzichten en ontwikkeling rond ultrafijnstof, geluid en «piekbelasting» een plek kunnen krijgen. Wat is de stand van zaken van zo’n beleidskader?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat in het plan van aanpak ook werd aangegeven dat de mogelijkheid om aanvullende of aangescherpte omgevingswaarden voor de immissie of depositie van bepaalde stoffen vast te stellen, is onderzocht, maar dat voordat hiervan sprake kan zijn eerst noodzakelijk is in beeld te hebben voor welke stoffen en onder welke voorwaarden dergelijke omgevingswaarden aanvullende bescherming zouden kunnen bieden. Kan de Minister een update geven van deze verkenning, wat er vervolgens in praktijk mee is gedaan om de gezondheid en het milieu te beschermen?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat eveneens het zo laag mogelijk vergunnen in lokaal beleid zou worden verankerd en dat er een analyse zou komen of de nationale wetgeving verder moet worden aangescherpt. Op welke manier zijn deze voornemens uitgevoerd? Ook vraagt de provincie Noord-Holland in de reactie op de OVV aan het Rijk om een landelijke norm voor het vergunnen aan de onderkant van de bandbreedte van de BBT. Wat is de reactie van de Minister op deze oproep van de provincie Noord-Holland? Gaat hij hier gehoor aan geven? Zo nee, waarom niet?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de wet het bevoegd gezag de mogelijkheid biedt om strengere emissiegrenswaarden te stellen dan de emissiegrenswaarden die volgen uit de toepassing van BBT. Kan de Minister aangeven in hoeverre er gebruik wordt gemaakt van deze optie door bevoegde gezagen? Als hier weinig gebruik van wordt gemaakt, waaraan ligt dit dan volgens de Minister? Welke mogelijkheden ziet de Minister om bevoegde gezagen te stimuleren en te ondersteunen om gebruik te maken van deze optie?


X Noot
1

Bewerkstellig, in samenspraak met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, dat bevoegd gezag en omgevingsdiensten hun verantwoordelijkheid ten aanzien van vergunningverlening, toezicht en handhaving van industriële bedrijven ten volle kunnen waarmaken, zodat de gezondheid van omwonenden beter wordt beschermd.

Denk daarbij onder andere aan het kennisniveau, de capaciteit, en de uitvoerbaarheid en eenduidigheid van wetgeving.

X Noot
2

Borg dat het voorzorgsprincipe zwaarder gewogen wordt in het systeem van vergunnen van persistente stoffen.

Naar boven