2024D19354 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties de behoefte een aantal aanvullende vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de op 26 maart 2024 ontvangen «Antwoorden op vragen commissie over de eerste fase onderzoek Clingendael naar het Turkse diasporabeleid in Nederland (Kamerstuk 32 824, nr. 396)» (Kamerstuk 32 824, nr. 414).

De fungerend voorzitter van de commissie,

Léon de Jong

Adjunct-griffier van de commissie,

Van den Broek

Inhoudsopgave

  • I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

    Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

    Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

    Vragen en opmerkingen van de leden van de DENK-fractie

  • II Antwoord/Reactie van de Minister

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel Turkse weekendscholen er op dit moment actief zijn in Nederland. Als dit niet bekend is, is de Minister bereid om een onderzoek te laten uitvoeren naar hoeveel Turkse weekendscholen er op dit moment in Nederland actief zijn? Zo ja, hoe ziet de Minister het tijdspad voor zich van dit onderzoek? Zo nee, waarom niet?

Deze leden vragen hoeveel van deze weekendscholen gefinancierd worden door de Turkse overheid. Als dit niet bekend is, is de Minister bereid om een onderzoek te laten uitvoeren naar welke weekendscholen door Turkije worden gefinancierd? Zo ja, hoe ziet de Minister het tijdspad voor zich van dit onderzoek? Zo nee, waarom niet?

Is bekend van de overige weekendscholen hoe zij gefinancierd worden? Als dit niet bekend is, is de Minister bereid om hier een onderzoek naar te laten uitvoeren? Zo ja, hoe ziet de Minister het tijdspad voor zich van dit onderzoek? Zo nee, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie vragen of er andere projecten zijn die de Turkse overheid in Nederland financiert. Zo ja, kan de Minister voorbeelden geven? Zo nee, is dit de Minister niet bekend? Daarnaast vragen deze leden wat het kabinet concreet doet om Nederlanders met een Turkse achtergrond te beschermen tegen bemoeienis vanuit Turkije «om integratie in de Nederlandse samenleving te bemoedigen op voorwaarde van behoud van de Turkse identiteit».

De leden van de VVD-fractie vragen of er zicht is op hoe subsidies voor het comité voor Turken in het buitenland (YTB) worden gebruikt. Voor welke projecten worden deze subsidies gebruikt? In welke steden worden deze subsidies gebruikt? Wie beslist er binnen YTB hoe de subsidies worden gebruikt? Mocht de Minister dit niet bekend zijn, is de Minister dan bereid om hier onderzoek naar te doen? Zo ja, hoe ziet de Minister het tijdspad voor dit onderzoek? Zo nee, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister aangeeft dat bij het kabinet geen signalen bekend zijn dat specifieke groepen Turken buitengesloten en buitenspel gezet worden door de Turkse regering als hun identiteit niet strookt met de gewenste karakteristieken van de Turkse staatsburgers. Hoe kan het dat dit niet bekend is bij het kabinet terwijl de onderzoekers schrijven in hun onderzoek dat dit in Nederland voorkomt? Op welke manieren wordt er vanuit het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) contact onderhouden met de Turkse gemeenschap in Nederland? Is de Minister bereid om, zoals wordt gevraagd in de motie- Becker1, een lijst te delen met de Kamer waarin alle gesprekspartners van het ministerie staan?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de onderzoekers aangeven dat het Turkse diasporabeleid meer en meer een assertieve opvatting van Turkije is gaan reflecteren, alsook een meer nationalistische notie van het «Turk-zijn» in de zin van loyaliteit aan de staat en vaderlandsliefde. Hierdoor is het diasporabeleid voor in Turkije uitgesloten groepen in sommige gevallen bedreigend geworden. Hoe strookt deze analyse van het Turkse diasporabeleid in Nederland met de visie van de Minister dat het diasporabeleid van een ander land niet de grenzen van de Nederlandse rechtstaat overschrijft, dan wel de participatie van Nederlanders met een bi-culturele achtergrond belemmert?

De leden van de VVD-fractie lezen dat er wordt geantwoord dat burgers signalen en meldingen van vermeend ongewenste buitenlandse inmenging kunnen delen met verschillende onderdelen van de Rijksoverheid. Krijgen deze burgers vervolgens een terugkoppeling wat er met hun melding is gedaan? Als Nederlandse burgers met een dubbel paspoort zich werkelijk zorgen maken om hun eigen veiligheid, waar kunnen zij dan heen? Kan de Minister de Kamer verzekeren dat er binnen de politie voldoende kennis over ongewenste buitenlandse inmenging (OBI) is, zodat melders en potentiële slachtoffers voldoende kunnen worden geholpen?

De leden van de VVD-fractie vragen hoe het staat met de campagne die door de Minister is toegezegd als antwoord op het meldpunt dat door het lid Becker is aangevraagd. De toezegging is gedaan dat deze campagne eind 2023 live zou gaan. Is de campagne al live? Zo ja, wat zijn de eerste signalen? Zo nee, waarom is de campagne nog niet live?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister beschrijft dat het Ministerie van SZW niet bevoegd is om personen of organisaties te duiden. Kan de Minister de Kamer een complete lijst verstrekken welke ministeries of overheidsinstanties op dit moment wél de bevoegdheid hebben om personen en organisaties te duiden?

In het onderzoek lezen de leden van de VVD-fractie dat wordt beschreven dat Diyanet mogelijk, in politiek gevoelige kwesties, als verlengstuk van de Turkse staat kan opereren. Deze leden willen weten hoe dit eruitziet in Nederland zonder een uitleg van wat Diyanet is. Kan de Minister de Kamer voorzien van concrete voorbeelden? Zo niet, zijn deze voorbeelden er niet? Hoe strookt de Minister dat er bij het ministerie geen voorbeelden bekend zijn, terwijl dit wel wordt beschreven in dit onderzoek?

De leden van de VVD-fractie vragen hoe het beleid van de Minister zich richt, naast het tegengaan van discriminatie en uitsluiting en mét het stimuleren van inclusie, veerkracht en weerbaarheid, op de voedingsbodem die in Nederland bestaat voor 60% van de Nederlanders met een Turkse achtergrond die zich meer Turks dan Nederlands voelen. Hoe ziet de Minister deze ontwikkeling? Welke concrete elementen in haar beleid zien erop toe dat deze 60% daalt? Wat is, volgens de Minister, de reden dat dit cijfer zo hoog ligt?

De leden van de VVD-fractie vragen hoe het staat met het onderzoek dat wordt benoemd op pagina 7, waarin onderzoek wordt gedaan naar of het hebben van een dubbele nationaliteit gewenst of ongewenst is.

De leden van de VVD-fractie constateren dat er tijdens de Turkse verkiezingen in 2023 meerdere meldingen geweest zijn waarbij Turkse overheidsvertegenwoordigers binnen drie maanden voor de verkiezingen campagne hebben gevoerd in Nederland. Hoeveel meldingen zijn er gedaan? Door wie zijn deze meldingen gedaan? De afgesproken regel is dat buitenlandse politici drie maanden voor de verkiezingen geen campagne mogen voeren in Nederland. Hoe strookt deze regel met het dan toch toelaten van Turkse overheidsvertegenwoordigers? Waarom heeft het kabinet zich niet aan bovenstaande regel gehouden voor de Turkse verkiezingen? Waarom heeft het kabinet Nederlanders met een Turkse achtergrond niet beschermd voor mogelijk intimideren door campagneactiviteiten voor de Turkse verkiezingen? Waarom wordt er geen overzicht bijgehouden van deze meldingen? Hoe zag het maatwerk, waarover wordt gesproken in de antwoorden, eruit bij deze meldingen? Voor welke steden zijn deze meldingen gedaan?

Tenslotte vragen de leden van de VVD-fractie of er sinds 2021 een wijziging opgetreden is in de Nederlandse situatie rondom de Grijze Wolven. Wordt dit nog steeds gemonitord?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie danken de Minister voor de beantwoording. Deze leden hebben nog enkele aanvullende vragen.

De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister voornemens is om het onderzoek naar het Turkse diasporabeleid in Nederland te verbreden naar andere gemeenschappen. Kan de Minister hiertoe de beoogde stappen inclusief het tijdspad schetsen, zo vragen deze leden. Aanvullend, kan de Minister aangeven welke gemeenschappen zij wenst mee te nemen in verder onderzoek?

Vragen en opmerkingen van de leden van de DENK-fractie

De leden van de DENK-fractie hebben kennisgenomen van de stukken behorend bij het schriftelijk overleg eerste fase onderzoek Clingendael naar het Turkse diasporabeleid in Nederland en hebben de volgende vragen. Ten eerste vragen deze leden wat de stand van zaken is met betrekking tot de tweede fase van het onderzoek en wat de verwachte datum van oplevering is. Ten tweede vragen deze leden of de Minister uiteen kan zetten wat het diasporabeleid is van Nederland. Kan de Minister daarbij ook aangeven welke overeenkomsten en verschillen er zijn tussen het Turkse en Nederlandse diasporabeleid? Tenslotte vragen zij of de Minister nader kan toelichten wat de maatschappelijke meerwaarde is van stichtingen, zoals Islamitische Stichting Nederland, in het bevorderen van de sociale cohesie, participatie en gemeenschapszin. Kan de Minister deze maatschappelijke meerwaarde ook kwantificeren?

II Antwoord/Reactie van de Minister


X Noot
1

Kamerstuk 35 228, nr. 45.

Naar boven