Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 32824 nr. 396 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 32824 nr. 396 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 oktober 2023
Nederland is van oudsher een land waar inwoners uit verschillende landen en met diverse achtergronden hun onderkomen vinden. Onze samenleving kent een grote mate van verscheidenheid (zoals naar herkomst, opleiding, religie en sociaaleconomische status)1 en participatie: een functionerende superdiverse samenleving. Het kabinet staat voor de grondwettelijke vrijheden van alle Nederlandse burgers. Iedereen moet in staat zijn om – binnen de grenzen van de Nederlandse wet- en regelgeving – in vrijheid keuzes te maken over de inrichting van zijn of haar eigen leven, ongeacht achtergrond, geaardheid, gender, politieke voorkeur of religie.
Het kabinet verwacht dat iedereen in Nederland de waarden van onze democratische rechtsstaat respecteert. Aan de overheid is het om deze waarden actief uit te dragen en te normeren. Uitgangspunt bij het voeren van diasporabeleid is dat het landen vrij staat banden te onderhouden met mensen met een andere nationaliteit die in Nederland wonen, zolang dit past binnen de grenzen van onze rechtsstaat en het de participatie in de Nederlandse samenleving niet belemmert. Een dergelijk internationaal geaccepteerd diasporabeleid is in Nederland toegestaan. Nederland voert dit beleid ook.
De Turkse regering voert al jaren openlijk een actief beleid richting de Turkse diaspora. In het verleden heeft dat tot inmenging in Nederlandse aangelegenheden geleid.2 Bij sommige Nederlanders met een Turkse achtergrond kan dit een gevoel van onveiligheid oproepen. Het kabinet vindt dat niet acceptabel. De Turkse autoriteiten dienen zich te onthouden van bemoeienis met de vrije keuzes die Nederlandse burgers maken. In het verleden waren daar signalen over en destijds zijn de Turkse autoriteiten daar ook op aangesproken.3
Samen met de Minister van Buitenlandse Zaken heb ik uw Kamer op 6 juli jl. geïnformeerd over de organisatie van de Turkse verkiezingen in Nederland.4 Van 29 april tot en met 7 mei konden Nederlanders met de Turkse nationaliteit in Nederland hun stem voor deze verkiezingen uitbrengen. Zoals ook in de beantwoording op de Kamervragen van de leden Becker en Brekelmans (beiden VVD)5 staat beschreven, heeft onderzoeksinstituut Clingendael in de aanloop naar deze verkiezingen een onderzoek uitgevoerd naar het Turkse diasporabeleid in Nederland.6 Aanleiding voor Clingendael om dit onderzoek uit te voeren was een gebrek aan kwantitatieve data over hoe Turkse-Nederlanders het diasporabeleid van Turkije zelf ervaren. Hiervoor hebben zij een subsidie van het Ministerie van Justitie en Veiligheid verkregen. Het eerste deel van dit onderzoek is op 24 april jl. gepubliceerd. Naar verwachting zal het tweede deel in december 2023 worden opgeleverd. Met deze brief stuur ik u, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, de reactie van het kabinet op de eerste fase van dit onderzoek. Na oplevering van het tweede rapport, reageert het kabinet inhoudelijk op het gehele onderzoek.
Doel onderzoek
Het doel van het onderzoek is het onderzoeken van het Turkse diasporabeleid en inzichtelijk te maken hoe dit beleid door de Turks-Nederlandse gemeenschappen wordt ervaren. Daarvoor gaat het onderzoek achtereenvolgend in op de historische ontwikkeling van het Turkse diasporabeleid; hoe Nederlanders met een Turkse achtergrond dit ervaren; welke invloed sociaalpolitieke ontwikkelingen in Turkije, zoals de presidents- en parlementsverkiezingen van 2023, kunnen hebben op deze ervaringen; en op welke manier de Turks-Nederlandse gemeenschappen aankijken tegen Nederlandse beleidsinitiatieven als reactie op het Turkse diasporabeleid. Daarvoor is een vragenlijst telefonisch afgenomen bij een representatieve steekproef onder de Turks-Nederlandse gemeenschappen, zowel voorafgaand als na de Turkse verkiezingen. Momenteel wordt het tweede deel van het onderzoek uitgevoerd. Daarin worden tevens enkele verdiepende interviews afgenomen en een focusgroep gehouden.
Eerder onderzoek door Clingendael toonde aan dat de Turks-Nederlandse gemeenschappen intern verdeeld zijn over hoe het Turkse diasporabeleid wordt gewaardeerd.7 De verkiezingen van 2023 gaven aanleiding voor Clingendael het ervaren diasporabeleid van Nederlanders met een Turkse achtergrond te onderzoeken. De Turks-Nederlandse gemeenschappen zijn zeer divers, complexer dan een verdeling langs enkel religieuze-, politieke- of etnische scheidslijnen.8 Het kabinet vindt het belangrijk dat er op kwantitatieve wijze onderzoek wordt verricht naar al deze verschillende ervaringen.
Eerste resultaten
De Turkse diaspora in West-Europa beslaat ongeveer vijf miljoen personen. In Nederland zijn rond de 430.000 burgers met een Turkse achtergrond woonachtig. Iets meer dan de helft van hen is zowel Turks als Nederlands staatsburger. Eerder onderzoek heeft laten zien dat een groot deel van de Turks-Nederlandse gemeenschappen sterk hecht aan de Turkse component van haar identiteit.9 Ook laat dit onderzoek zien dat de tweede generatie – in vergelijking met de eerste generatie – een relatief sterkere gerichtheid op Nederland heeft.10 Voor beide generaties geldt dat de meeste Turkse-Nederlanders regelmatig contact met familieleden en/of vrienden in Turkije onderhouden. Verder kennen de gemeenschappen in Nederland verschillende lokale en nationale organisaties, die zich inspannen voor belangenbehartiging of het voorzien in specifieke economische-, culturele-, sportieve-, sociale- of religieuze (deel)behoeften van de gemeenschappen.11
Ontwikkeling Turkse diasporabeleid
De Turkse regering voert een actief diasporabeleid richting de Turks-Nederlandse gemeenschappen, met een sterk institutioneel component. De Turkse regering stelt dat het doel van dit beleid is het bevorderen van de integratie en participatie van Turken in het land waarin zij wonen en tegelijkertijd de bekendheid met de Turkse taal, cultuur en identiteit overeind te houden.
Nadat de eerste Turkse gastarbeiders in de jaren ’60 naar Europa kwamen om daar tijdelijk te werken, was er nog geen sprake van een formeel diasporabeleid. De focus lag op financiële ondersteuning die emigranten naar familieleden in Turkije stuurden. Vanaf de jaren ’80 ontwikkelde de Turkse regering een diasporabeleid waarin ook de sociale-, culturele-, religieuze- en politieke elementen van de integratie van Turkse gastarbeiders, naast het economische aspect, belangrijk werden. Kenmerkend voor het Turkse diasporabeleid is dat het zich vanaf de jaren ’00 eveneens richt op het vergroten van de politieke betrokkenheid van de diaspora bij Turkije.
Diversiteit binnen de Turks-Nederlandse gemeenschappen
Het onderzoek van Clingendael laat zien dat de mate waarin Turkse-Nederlanders zich gewaardeerd, geaccepteerd en opgenomen voelen in de Nederlandse samenleving een belangrijke factor is in hun ontvankelijkheid en gevoeligheid voor het Turkse diasporabeleid. Eerder werd al benoemd dat de gemeenschappen divers zijn. Als het gaat om politieke voorkeur toont het onderzoek van Clingendael aan dat respondenten in grofweg drie categorieën kunnen worden onderverdeeld: 44% van de gemeenschappen gaf aan niet te zullen stemmen op de presidents- en parlementsverkiezingen van 2023; 30% gaf aan te zullen stemmen op de coalitie van de huidige president; en 15% gaf aan te zullen stemmen op de coalitie van de oppositie.
Eerder kwalitatief onderzoek bij een dwarsdoorsnede van de Turks-Nederlandse gemeenschappen liet zien dat een relatief groot deel zich Turks voelt en zich sterk op Turkije richt.12 Het onderzoek van Clingendael bevestigt nu ook in kwantitatieve zin dat een meerderheid – ruim 64% – van de Turks-Nederlandse gemeenschappen zich primair met Turkije identificeert. Dit betekent niet noodzakelijkerwijs dat men geen band met Nederland ervaart; 58% van de respondenten voelt zich verbonden met Nederland en 36% geeft aan zich thuis te voelen in beide culturele identiteiten. Uit het onderzoek van Clingendael komt een duidelijk verband tussen leeftijd en identificatie met Turkije naar voren. Naarmate respondenten jonger waren, was de kans op identificatie met Turkije ook kleiner. Ruim 57% van de respondenten tussen 18 en 34 jaar oud geeft aan zich niet te identificeren met Turkije. Tegenover ruim 22% van de groep respondenten tussen de 35 en 49 jaar oud, ongeveer 13% van de respondenten tussen de 50 en 64 jaar oud en ruim 6% van de respondenten van 65 jaar en ouder.
Binding met een land omvat een veelheid aan aspecten, zoals taal cultuur en godsdienst, en komt op allerlei manieren tot stand. Het onderzoek van Clingendael wijst uit dat religie een grote rol speelt binnen de Turks-Nederlandse gemeenschappen. Ruim 70% vindt religie zeer belangrijk in hun leven.
Eerder onderzoek in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid liet zien dat het merendeel van de Turkse-Nederlanders niet verbonden is aan een van de organisaties of moskeeën van de grote Turkse religieuze stromingen en organisaties.13 Uit het onderzoek van Clingendael blijkt dat bijna de helft van de respondenten zich niet vertegenwoordigd voelt door de Turks-Nederlandse koepelorganisaties waarmee het Rijk spreekt. Ter begeleiding van de vragenlijst zijn een aantal van de Turks-Nederlandse koepelorganisaties opgenomen waarmee het Rijk contacten onderhoudt. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voert gesprekken met een brede vertegenwoordiging van de Turks-Nederlandse gemeenschappen, waaronder ook deze organisaties. Na afronding van het tweede deel van het onderzoek komt het kabinet uitgebreider terug op de beleidsimplicaties van deze bevindingen.
Perspectieven van het Nederlandse beleid
In brede zin geeft het onderzoek van Clingendael aan dat Turkse-Nederlanders gematigd tevreden zijn over de betrokkenheid van de Nederlandse overheid bij hun gemeenschappen. Op specifieke thema’s staan zij hier echter kritisch tegenover; de helft van de respondenten geeft aan dat de Nederlandse overheid te weinig doet om discriminatie van Nederlanders met een Turkse achtergrond tegen te gaan. Dat is een vergelijkbare uitkomst als in het eerder benoemde kwalitatieve onderzoek naar de binding van Turkse-Nederlanders met Nederland. Daarin concludeerden de onderzoekers dat Nederlanders met een Turkse achtergrond discriminatie ervaren, hen opvattingen en eigenschappen worden toegedicht, dat sommige politici op een negatieve manier over Turkse-Nederlanders als groep spreken en dat de media niet altijd een genuanceerd beeld over hen neerzetten.14
Over concrete Nederlandse beleidsmaatregelen in het kader van de Turkse verkiezingen zijn de respondenten meer verdeeld. Ongeveer evenveel respondenten waren het eens als oneens met de campagneregelgeving, die de Nederlandse overheid voor campagneactiviteiten in Nederland door overheidsfunctionarissen van een niet EU-land drie maanden voorafgaand aan de verkiezingen in het derde land heeft ingesteld.
Percepties van het Turkse diasporabeleid
Verder blijkt uit het onderzoek van Clingendael dat de betrokkenheid van Turkije bij de Turks-Nederlandse gemeenschappen op verschillende wijze wordt gewaardeerd: een aanzienlijk deel van de respondenten staat hier zowel positief als negatief tegenover. Een kwart van de respondenten geeft aan zich onveilig te voelen vanwege de Turkse invloed in Nederland en 43% van hen zou graag zien dat de Nederlandse overheid hen beter beschermt tegen ongewenste inmenging en intimidatie vanuit Turkije. De tweede fase van het onderzoek dient uit te wijzen wat hieraan ten grondslag ligt en hoe het kabinet hierop kan reageren. Alle Nederlandse burgers moeten zich vrij en ongehinderd kunnen ontplooien, zonder angst voor ongewenste of heimelijke inmenging van andere landen. Deze aantallen baren het kabinet zorgen.
Clingendael rondt het eerste deel van het onderzoek af door in te gaan op specifieke onderdelen van het Turkse diasporabeleid en met welke beleidsinitiatieven de Nederlandse overheid volgens hen op het Turkse diasporabeleid kan reageren. Ruim 67% van de respondenten geeft aan tegen het verbieden van buitenlandse financiering van weekendscholen te zijn en 52% is tegen het verbieden van buitenlandse financiering van moskeeën in Nederland. De hulp van de Turkse overheid bij het organiseren van weekendscholen in Nederland wordt door 66% van de respondenten gewaardeerd. Ook vindt 49% dat moskeeën in Nederland niet door buitenlandse imams zouden moeten worden geleid. Het ontwikkelen van een Nederlandse imamopleiding en het aanbieden van Turks als keuzetaal in het reguliere Nederlandse onderwijs wordt wisselend gewaardeerd. Van de respondenten is 56% het eens met het aanbieden van Turks als keuzetaal en 42% vindt dat Nederland een imamopleiding moet financieren. Het kabinet vindt het belangrijk dat er voor potentiële beleidsontwikkelingen draagvlak is in de samenleving. Onder andere daarom zal het tweede deel van dit onderzoek nader ingaan op de eerste bevindingen.
Tweede fase van het onderzoek
Momenteel treffen de onderzoekers van Clingendael voorbereidingen voor het tweede rapport van dit onderzoek. Naar verwachting zal dit voor het einde van het jaar worden opgeleverd. Daarin zal de kwantitatieve dataverzameling uit het eerste deel van het onderzoek worden herhaald, om ook een beter beeld te krijgen van het ervaren diasporabeleid na afloop van de Turkse verkiezingen, met toevoeging van enkele verdiepende interviews en een focusgroep.
Met het tweede rapport zal Clingendael een aantal openstaande onderzoeksvragen beantwoorden. Ten eerste in hoeverre de Turkse verkiezingen van invloed zijn geweest op het ervaren diasporabeleid. Ten tweede hoe de betrokkenheid en integratie van de Turks-Nederlandse gemeenschappen in Nederland beter geborgd kan worden. Als laatste zal dit rapport ingaan op de vraag in hoeverre de Nederlandse overheid moet ingrijpen om schadelijke effecten van het Turkse diasporabeleid tegen te gaan.
Na publicatie van het tweede deelrapport door Clingendael, reageert het kabinet inhoudelijk op het gehele onderzoek en de beleidsimplicaties die hieruit volgen.
In de tussentijd blijf ik mij inzetten voor de sociale stabiliteit van onze superdiverse samenleving, door te werken aan een samenleving die inclusief en veerkrachtig is en waarin inwoners vrij zijn, zich onderdeel voelen van die samenleving en daarin gelijkwaardige kansen krijgen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
WRR (2020). Samenleven in verscheidenheid. Beleid voor de migratiesamenleving. In het WRR-rapport wordt aangetoond dat de verscheidenheid in migratie toeneemt in Nederland.
Clingendael, 24 april 2023, «Het Turkse Diasporabeleid in Nederland», (Het Turkse diasporabeleid in Nederland | Clingendael).
Clingendael Barometer alert, november 2020, «Zorgen over buitenlandse inmenging», (https://www.clingendael.org/sites/default/files/2020–11/Barometer_Alert_Lange_Arm_Def.pdf).
Hoffman, M., A. Makovsky and M. Werz, «The Turkish Diaspora in Europe: Integration, Migration and Politics», 2020.
Sociaal en Cultureel Planbureau, 15 december 2016, «Integratie in zicht?: De integratie van migranten in Nederland op acht terreinen nader bekeken», (https://www.scp.nl/binaries/scp/documenten/publicaties/2016/12/15/integratie-in-zicht/Integratie+in+zicht+-+web.pdf).
Verwey-Jonker Instituut, 1 maart 2017, «Verhoudingen tussen Turks-Nederlandse gemeenschappen», (https://www.kis.nl/publicatie/verhoudingen-tussen-turks-nederlandse-groeperingen).
13 Labyrinth onderzoek & advies, juli 2019, «Turkse Nederlanders en hun binding met Nederland», bijlage bij Kamerstuk 32 824, nr. 286.
Labyrinth onderzoek & advies, juli 2019, «Turkse Nederlanders en hun binding met Nederland», bijlage bij Kamerstuk 32 821, nr. 286.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32824-396.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.