2024D06272 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad 26 februari 2024 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1617).

De fungerend voorzitter van de commissie,

Graus

De adjunct-griffier,

Holtjer

Inhoudsopgave

  • I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

    Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

    Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

    Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

    Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

    Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

    Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

  • II Antwoord / Reactie van de Minister

  • III Volledige agenda

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken. Naar aanleiding hiervan hebben deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PVV-fractie constateren dat de voorzitter van de Europese Commissie (EC) heeft aangegeven mogelijkheden te onderzoeken om de administratieve lasten van de boeren te verminderen. Deze leden kijken uit naar de analyse en zou willen verzoeken de urgentie te benadrukken.

De leden van de PVV-fractie zouden daarnaast willen aangeven dat een verzoek tot maatwerk met betrekking tot de positie van de boeren en vissers per lidstaat wenselijk is. Dit vanwege de grote verschillen per lidstaat.

De leden van de PVV-fractie ondersteunen de vraag met betrekking tot de wenselijkheid van een juridische beoordeling van de maatregelen van het Verenigd Koninkrijk (VK) ten opzichte van de bepalingen in de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst.

De leden van de PVV-fractie onderstrepen daarnaast de noodzaak om een gelijk speelveld voor een veerkrachtige agrovoedings- en visserijsector te houden om toekomst perspectief voor de jonge boeren en vissers te houden. Zo ruimen mogelijke kaders ook in de tijd, om de sectoren de kans te geven zich aan te kunnen passen. Flexibiliteit in het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is van belang om de transitie in de landbouw het beste te kunnen steunen.

De leden van de PVV-fractie verzoeken de Minister zich te blijven inzetten in de onderhandelingen over de quota voor de visserijsector.

De leden van de PVV-fractie willen de Minister verzoeken aandacht te vragen voor de sociaal-economische waarden om toekomstperspectief en draagvlak in de sector te behouden voor het debat over de groene toekomst.

De leden van de PVV-fractie zouden op het onderdeel voedselverspilling graag nadere duiding willen met betrekking tot de juridisch bindende doelstellingen om het verminderen van voedselverspilling te bevorderen.

De leden van de PVV-fractie verzoeken de Minister, gezien het feit dat bodemmonitoring onder Infrastructuur en Waterstaat valt, om er zorg voor te dragen dat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) ook blijft aangehaakt. De staat van de bodem heeft een groot effect op de agrarische- en landbouwsector.

De leden van de PVV-fractie vragen of er reeds meer bekend is met betrekking van het intrekken van de Verordening Duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen (SUR).

Brief voedselkwaliteit

De leden van de PVV-fractie vragen aandacht voor de eisen die binnen de Europese Unie (EU) worden gesteld. Alle lidstaten dienen zich hieraan te houden, maar ook Oekraïne. Bij schending van de eisen zou er volgens deze leden een verbod op export moeten komen. Hierbij zouden deze leden de eieren uit legbatterijen uit de Oekraïne willen aandragen die in Nederland in de schappen liggen.

De leden van de PVV-fractie constateren dat daarnaast de import uit niet-EU-landen een zorg blijft ten aanzien van de kwaliteit en eisen die in Nederland zijn vereist, maar waar bij import geen controle op zit.

De leden van de PVV-fractie zouden tot slot met betrekking van de voedselkwaliteit de noodzaak willen benadrukken om het gebruik van kunstmest af te bouwen naar hoogst noodzakelijk en primair dierlijke mest in te zetten vanwege de extra belasting die kunstmest op de bodem geeft.

Gewasbeschermingsmiddelen

De leden van de PVV-fractie constateren dat de Nederlandse delegatie voornemens in te stemmen met voorstel van de EC om gehydroliseerde eiwitten en Urea toe te laten. Het gebruik hiervan is momenteel verboden in Nederland. Betekent dit dat deze gewasbeschermingsmiddelen van de verboden lijst afgaan?

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken. Naar aanleiding hiervan hebben deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

I. Geannoteerde Agenda Landbouw- en Visserijraad 26 februari 2024

Het stemt de leden van de VVD-fractie positief dat de EC via een strategische dialoog mogelijkheden onderzoekt om de administratieve lasten van boeren te verminderen en toezegt een «grondige analyse» uit te voeren. Deze leden vragen zich af hoe de betrokkenheid van de Raad hierbij moet worden gezien. Hoofdzakelijk omdat deze leden hebben begrepen dat het Directoraat-generaal voor Landbouw en Plattelandsontwikkeling (DG AGRI) hierbij niet is betrokken, er geen namenlijsten bekend zijn van partijen met wie wordt gesproken en onduidelijk is hoe verantwoording door de EC wordt gewaarborgd. Herkent het kabinet dit beeld? Is de Minister bereid om de EC tijdens de Raad om verduidelijking van het proces rondom de strategische dialoog te verzoeken?

De leden van de VVD-fractie constateren met genoegen dat het Belgisch voorzitterschap vaccinaties voor dierziekten agendeert. Ziet het kabinet hier wellicht ook mogelijkheden om vaccinaties voor vogelgriep en blauwtong op de agenda te zetten? Kan het kabinet een stand van zaken geven van de ontwikkeling van beide vaccins?

II. Appreciatie Belgisch voorzitterschap – Beschermen, Versterken en vooruitzien

De leden van de VVD-fractie hebben met ongenoegen kennisgenomen van het eenzijdige besluit van de EC om de gewasbeschermingswet (SUR) in te trekken. Niet zozeer omdat deze leden groot voorstander zouden zijn van strenge kwantitatieve reductiedoelen, deze stuurde het Europees Parlement eerder al terug naar de tekentafel, maar omdat het voorstel ook onderdelen bevatte voor snellere toelating van groene/laagrisico alternatieven. Deze leden vernemen graag van het kabinet wat de inzet gaat zijn om deze goede onderdelen wel weer op tafel te krijgen. In het verslag van de Raad op 23 januari jongstleden constateren deze leden dat het kabinet zich hoofdzakelijk tracht in te zetten voor de reductiedoelen voor het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen en beperkingen aan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in gevoelige gebieden. Dit zouden deze leden een gemiste kans vinden, aangezien enkel het instellen van reductiedoelen de gereedschapskist van boeren om plagen, ziekten en schimmels te bestrijden uitholt. Dit is funest voor het verdienvermogen van boeren én leidt bovendien tot meer misoogsten en verspilling. Graag vernemen deze leden een reflectie hierop van de regering en bepleiten zij inzet op snellere toelating van laagrisico/groene gewasbeschermingsmiddelen. Op welke andere wetgeving die voortvloeit uit de Farm-to-Fork-strategie en de Europese biodiversiteitsstrategie verwacht het kabinet voortgang onder het Belgisch voorzitterschap?

De leden van de VVD-fractie juichen het initiatief toe van onderzoek naar identificatie en analyse van strategische afhankelijkheden van derde landen in de land- en tuinbouwsector, die hoge risico’s met zich meebrengen voor een publiek belang zoals voedselzekerheid. Dit laatste wordt namelijk nogal eens vergeten. Kan het kabinet een indicatie geven van wanneer de onderzoeksresultaten worden verwacht?

Ten aanzien van de ontwikkelingen rondom de wolf verbaast het de leden van de VVD-fractie dat deze voortgang wordt behandeld in de Milieuraad. Wat is de reden hiervan en kan het kabinet de leden van de vaste Kamercommissie LNV ook blijven informeren via de geannoteerde agenda’s van de LNV-raad?

2. Verslag Landbouw en Visserijraad 23 januari 2024

De leden van de VVD-fractie begrijpen de keuze van de Minister tijdens de Raad om bij de discussie over het strategisch belang van handelsakkoorden het belang van hoge duurzaamheidsstandaarden bij handelsakkoorden te onderstrepen. Echter, deze leden achten de doelstelling van een gelijk speelveeld voor Nederlandse boeren minstens zo belangrijk. Deze leden constateren dat het politieke draagvlak voor handelsakkoorden niet groot is en vragen hierop graag een reflectie van het kabinet. Ook vernemen deze leden graag hoe de aangenomen motie van het lid Kamminga c.s. (Kamerstuk 34 410 XVII, nr. 24) wordt uitgevoerd, die het kabinet verzoekt om voorafgaand aan besluitvorming over het EU-Mercosurverdrag een update te ontvangen van het rapport van Wageningen Economic Research (WEcR), en specifiek te onderzoeken wat de effecten zullen zijn op de Nederlandse landbouwsector als het Mercosurverdrag zal worden ingevoerd.

3. Fiche: Verordening Monitoringskader voor veerkrachtige Europese bossen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het kabinetsstandpunt ten aanzien van de verordening. Deze leden hebben zorgen over de mate van commitment van alle lidstaten aan deze verordening. Zeker nu de EC een hybride optie, met een verplicht monitoringssysteem en een vrijblijvende langetermijnplanning, heeft voorgesteld. Terecht wijst het kabinet erop dat Nederland sinds 2021 werkt aan de uitvoering van de nationale Bossenstrategie: met aanzienlijke uitbreidingsdoelen en herstelverplichtingen van bestaand bos. Deze leden zijn van mening dat het niet zo kan zijn dat Nederland zijn monitoring op orde heeft, terwijl andere landen dat niet hebben. Daarbij denken deze leden aan de situatie met de KRW, waar andere landen hun monitoring ook niet op orde hebben. Deelt het kabinet deze zorg, hoe zet zij zich in voor gelijk commitment van alle lidstaten aan de onderliggende verordeningen, inclusief de bijbehorende (juridische) afrekenbaarheid?

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken. Naar aanleiding hiervan hebben deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de NSC-fractie maken zich zorgen over de recente gebeurtenissen in Europa op gebied van landbouw. Deze leden zien dat veel agrariërs in de problemen raken door regelgeving. Welke maatregelen zijn mogelijk om een crisissituatie af te wenden en ruimte te geven om niet op een harde sanering af te stevenen?

De leden van de NSC-fractie zien ook een vastgelopen mestmarkt. Deze leden vragen welke ruimte er is om iets meer ruimte te creëren op de mestmarkt. Deze leden constateren dat de 4 procent braak-regeling mooi meegenomen is, maar dat dit het probleem niet oplost aangezien het slechts voor een jaar geldt. Daarom vragen deze leden ook wat is het vervolg is op deze regeling.

De leden van de NSC-fractie vragen verder hoe er voldoende budget kan komen voor goede eco-regelingen. In dat kader bestaat bij deze leden ook de vraag of een verdere verschuiving van basis premie naar eco-regeling wenselijk is. Is het mogelijk om goede bodemkwaliteit mee te nemen in de eisen voor GLB-steun?

De leden van de NSC-fractie vragen ook welke voorstellen Nederland gaat doen op gebied van dierziekten. Hoe is het kabinet van plan vogelgriep aan te pakken? Hoe wil het kabinet zoönosen bestrijden? In dit kader vragen deze leden ook hoe het gaat lukken om zo snel mogelijk vrij te zijn van infectieuze bovine rhinotracheïtis (IBR) en Bovine Virus Diarree (BVD).

De leden van de NSC-fractie constateren ook dat de Nederlandse visserij onder druk staat. Deze leden zijn van mening dat perspectief moet worden geboden door voldoende quotum te bieden en concurrerende economische omstandigheden te creëren. Wat doet het kabinet eraan om dit te realiseren?

De leden van de NSC-fractie vragen hoe de Minister denkt te komen tot een Nederlandse voedselvisie die aansluit bij de te maken Europese visie.

De leden van de NSC-fractie hebben eerder in het commissiedebat over biotechnologie hun zorgen uitgesproken over de secundaire effecten van de aankomende versoepeling van de risicobeoordeling en de toelating van Nieuwe Genomische Technieken (NGT’s) voor veredeling. Er zijn twee aspecten die deze leden met name belangrijk vinden: het eigendom van de zaden en eigenschappen en daarmee het dominante innovatiemodel in de Europese zadenveredeling. Nu al komt het kwekersrecht onder druk te staan door honderden patenten die afgelopen jaren zijn verleend op eigenschappen die in regulier veredeld uitgangsmateriaal aanwezig zijn. De NGT’s zullen deze ontwikkeling in stroomversnelling brengen. Ziet de Minister mogelijkheden om zich Europees in te zetten dat de interpretatie van octrooi-regelgeving door het European Patent Office (EPO) dusdanig is dat patentering zeer beperkt blijft? Welke andere lidstaten of partners kan de Minister mee optrekken om dit tot een minimum te beperken? Kan de Minister precies aangeven op welke manier hij zich hiervoor kan inzetten om de raadspositie op dit punt zo scherp mogelijk te maken?

De leden van de NSC-fractie maken zich hiernaast ook zorgen over herbicide-resistent gewas. In de voorliggende regelgeving zal naar verwachting het herbicide-resistente gewas onder de NGT2-categorie vallen. Echter, vindt hier ook een versoepeling plaats in de risicobeoordeling ten opzichte van de huidige gentech-regelgeving. Kan de Minister zich ervoor inzetten dat met NGT ontwikkelde gewassen die resistent zijn tegen gewasbescherming en daardoor niet passen bij de doelstellingen van de green deal toch onder het huidige strengere toelatingsbeleid blijven vallen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad voor 26 februari 2024 met veel interesse gelezen, zeker ook in het licht van de recente protesten van boeren in heel Europa.

De leden van de BBB-fractie vragen dan ook wat de Nederlandse voorstellen gaan zijn om de administratieve lasten voor boeren te verminderen, gezien de Belgische voorzitter de lidstaten om schriftelijke inbreng op dit punt heeft gevraagd. Deze leden zouden daarnaast graag van de Minister horen of er een mogelijkheid bestaat dat zij, en de andere leden van de commissie voor LNV, inbreng leveren voor de Nederlandse voorstellen.

De leden van de BBB-fractie verbaast het dat de documenten behorend bij het agendapunt «vaccinaties voor dierziekten zoals infectieuze boviene rhinotracheïtis (IBR)» nog ontbreken. Deze leden vragen de Minister daarom of die documenten, als en zodra die beschikbaar zijn, door te sturen naar de leden van de vaste commissie voor LNV, zodat een gepaste inbreng van de leden nog op tijd kan worden aangeboden aan de Minister. Deze leden willen ondanks het ontbreken van de documenten alvast van de Minister vragen dat hij zich in ieder geval inzet om vaccinatie tegen blauwtongvirus serotype 3 snel mogelijk te maken.

De leden van de BBB-fractie kijken uit naar de technische briefing over het onderzoek naar strategische afhankelijkheden. In de brief Voortgang kabinetsaanpak risicovolle strategische afhankelijkheden (Kamerstuk 30 821, nr. 204) staat dat de briefing wordt verwacht in het eerste kwartaal van 2024, kan de Minister aangeven wanneer deze briefing gaat plaatsvinden?

De leden van de BBB-fractie merken graag nog het één en ander op wat betreft het voorstel over diertransport. In de beantwoording van het schriftelijk overleg over het fiche staan feitelijke onjuistheden. Deze leden willen dat graag adresseren voordat het onderwerp wordt besproken in de Raad. Zo wordt op de vraag over het verlagen van de minimale leeftijd voor vervoer geantwoord dat kalveren rond 14 dagen een immunity-gap zouden hebben. Dit is feitelijk onjuist: de immunity-gap ligt niet maximaal rond 14 dagen, sterker nog, die begint pas te ontstaan vanaf minimaal 14 dagen. Als we rekening zouden willen houden met de immunity-gap, zou het advies zijn om alle kalveren voor ongeveer drie weken leeftijd te verplaatsen.

De leden van de BBB-fractie constateren bovendien dat zowel maternale als verworven immuniteit niet specifiek zouden beschermen tegen ziektes die optreden door mengen van dieren van verschillende bedrijven. Het zou dan namelijk gaan om voor de kalveren nieuwe ziekteverwekkers, van een ander bedrijf en dus totaal onbekend. Dieren moeten hoe dan ook nieuwe antistoffen maken voor die specifieke ziekteverwekkers. Daarnaast schrijft de Minister dat (het gevolg van) een voerovergang te voorkomen zou zijn door communicatie. Dat zou hooguit voor het melkdrinkende kalf waar kunnen zijn. Echter, het gaat in dit geval specifiek om dieren die volop in de transitie naar herkauwer zijn, dieren die ruwvoer opnemen dus en dat ruwvoer is niet vergelijkbaar (te maken) tussen twee bedrijven. Ook hier heeft de Minister dus een verkeerde voorstelling van de praktijk en werkelijkheid. Helaas, want het gevolg zou zijn dat het welzijn verslechtert voor kalveren die dankzij de nieuwe verordening pas op latere leeftijd worden vervoerd.

De leden van de BBB-fractie drukken de Minister op het hart om nog eens goed te onderzoeken of zijn keuze echt de beste is voor het dierenwelzijn, vooral dus gezien de feitelijke onjuistheden in de beantwoording van de vragen.

De leden van de BBB-fractie zijn er verheugd over dat de wolf ook weer voorkomt op de agenda van de Raad.Deze leden horen graag van de Minister wat hij gaat inbrengen richting Europa gezien de recent aangenomen motie van de leden Pierik en Van der Plas over de mogelijkheid onderzoeken van derogatiebeleid voor probleemwolven in Nederland (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1615). Gaat de Minister in (aanloop naar) de Raad invulling geven aan de opdracht in de motie?

De leden van de BBB-fractie hebben met interesse kennis genomen van het verslag van de Landbouw en Visserijraad 23 januari 2024 en deze leden zijn verheugd over het feit dat de Minister de EC heeft opgeroepen om in gesprek te gaan over het gebruik van RENURE in de landbouw. Naast de inzet om het gebruik van RENURE als alternatief voor kunstmest te gebruiken, vragen deze leden de Minister of hij erkent dat daarnaast een inspanning zou kunnen worden geleverd om een dialoog te openen over de maximale gebruiksnorm van 170 kg stikstof per hectare uit dierlijke mest, waardoor het gebruik van kunstmest,en daarmee verhoogde uitspoeling van meststoffen, wordt gestimuleerd.

De leden van de BBB-fractie hebben ook het BNC-fiche over de verordening Monitoringskader voor veerkrachtige Europese bossen met interesse gelezen. Deze leden horen in aanvulling daarop graag van de Minister wat de verwachte kosten zijn voor Nederland op de langere termijn als de verordening in werking zou treden. Dit ontvangen deze leden graag naast de al gegeven informatie over de kosten van het opstarten van de monitoring. Daarnaast vragen deze leden of de Minister een indruk heeft wanneer bekend wordt hoeveel «oud bos» er in Nederland is en wat de gevolgen zijn voor het benoemen van wederom een nieuw soort natuur in Nederland? Kan de Minister toelichten wat de voorwaarden zijn om een bos(rijk gebied) te benoemen tot «oud bos»? Tot slot willen deze leden wat betreft dit onderwerp graag benadrukken dat zij vinden dat de nadruk in de monitoring niet met name gericht moet zijn op natuur- en biodiversiteitsdoelen, maar dat deze leden vinden dat de nadruk tweeledig zou moeten zijn: zodat de (sociaal)economische functies van bos niet uit beeld verdwijnen door de natuur- en biodiversiteitsdoelen.

De leden van de BBB-fractie onderschrijven de voorgenomen Nederlandse standpunten inzake onderwerpen die worden voorgelegd aan het eerstvolgende SCoPAFF nog niet zonder meer. Deze leden ontvangen graag van de Minister een lijst van beschermstoffen en synergisten die op dit moment al onder het overgangsrecht in Nederland op de markt zijn. Daarnaast willen deze ledenvan de Minister weten wat de gevolgen van het werkprogramma zijn voor de gebruikers van middelen van die stoffen.

De leden van de BBB-fractie hebben tot slot een aantal vragen over de reactie van de Minister op het rapport over de stagnerende productie in aquacultuur ondanks meer EU-financiering. Gezien de titel van het rapport willen deze leden van de Minister weten waarom bij de toewijzing van subsidie alleen gekozen wordt voor ecologische verduurzaming van de sector en inzet op dierenwelzijn en energietransitie. Waarom wordt die inzet niet gecombineerd met, en zonder afbreuk te doen aan, innovaties die een stap zetten in de richting van het opvoeren van productie? Ook gezien de steeds grotere roep om het veiligstellen van de Europese voedselproductie en het niet afhankelijk worden van voedsel uit derde landen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van onderliggende stukken. Naar aanleiding hiervan hebben deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

Landbouwgif

Met grote ontzetting hebben de leden van de PvdD-fractie kennisgenomen van de aankondiging van de EC om de SUR in te trekken. Een stevige en wettelijk geborgde reductie van het gebruik van landbouwgif per 2030 is een bittere noodzaak om de afbrokkelende biodiversiteit te redden, ons water schoner te krijgen en de gezondheid van boeren en omwonenden te beschermen. Het intrekken van de SUR naar aanleiding van gewelddadige demonstraties en intimidatie door Europese boeren vinden deze leden volstrekt onacceptabel en het verkeerde signaal richting de landbouw. Het is namelijk ook in het belang van boeren zelf om de omschakeling naar toekomstbestendige landbouw te maken.

De leden PvdD-fractie zijn dan ook verheugd dat de Minister tijdens het commissiedebat Landbouw, klimaat en voedsel op 15 februari jongstleden heeft aangegeven dat hij nationaal door wil zetten op de lijn van de SUR. Daarom vragen deze leden of hij de reductiedoelen, waar hij voorstander van was binnen de SUR, nationaal over wil nemen. Blijft de Minister bij zijn standpunt dat een reductie van het landbouwgifgebruik van 50 procent in 2030 goed is voor boeren, omwonenden, natuur en de waterkwaliteit? Neemt hij dit doel over in nationale wetgeving? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdD-fractie zijn wel geschrokken van het antwoord van de Minister bij het voorgenoemde commissiedebat over de doelen uit de Nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst. In 2013 zijn onder andere de volgende concrete doelen gesteld voor 2023: 1) alle telers doorlopen consequent de stappen van geïntegreerde gewasbescherming; 2) 95 procent minder overschrijdingen van de drinkwaternorm; 3) 90 procent minder normoverschrijdingen van de milieukwaliteitsdoelen voor oppervlaktewater. Nadat het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in de tussenevaluatie in 2019 heeft geconcludeerd dat die doelen nog lang niet binnen bereik lagen, hebben deze leden meermaals aan de Minister gevraagd of de doelen nog steeds zouden gelden, ook onder de nieuwe nota Toekomstvisie gewasbescherming 2030. De Minister van LNV heeft dat bevestigd (Handelingen II, vergaderjaar 2020–2021, nr. 78, item 17, blz. 7)

De leden van de PvdD-fractie vinden het daarom opvallend dat de huidige Minister van LNV tijdens het bovengenoemde commissiedebat deed voorkomen dat hij nu alleen nog zou sturen op de doelen uit de Toekomstvisie gewasbescherming 2030, en geen interesse had of de doelen voor 2023 überhaupt zijn gehaald. Kan de Minister alsnog aangeven of deze doelen in 2023zijn gehaald, aangezien in 2021 nog is beloofd dat dit onderdeel vormt van de Toekomstvisie gewasbescherming 2030, en dat de doelen dus niet simpelweg vooruitgeschoven worden naar 2030, maar voor 2023 bleven staan? Indien de doelen in 2023 niet zijn gehaald, welke maatregelen gaat deze Minister dan nemen om die doelen alsnog te halen? Erkent deze Minister dat het voldoen aan de doelen uit de Nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst een belangrijk onderdeel zijn in de reductie van de vervuiling door landbouwgif, wat ook de SUR beoogde? Als de Minister door wil zetten op de lijn die met de SUR is ingeslagen, is het van groot belang allereerst te zorgen dat in het verleden gestelde doelen gehaald worden, in plaats van vooruit te worden geschoven.

Het besluit van het Verenigd Konikrijk om de visserij op zandspiering te verbieden

De leden van de PvdD-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van de inzet van de Minister wat betreft het besluit van het VK om de visserij op zandspiering in de Engelse en Schotse wateren te verbieden. In plaats van dit besluit toe te juichen, wil de Minister dat het besluit juridisch wordt beoordeeld vanwege de gevolgen voor Nederlandse vissers. Deze leden hebben ernstige bezwaren bij deze inzet van de Minister en hebben hier vragen over.

Deze leden wijzen erop dat tot nu toe elk jaar opnieuw onvoorstelbaar grote hoeveelheden zandspiering zijn gevangen. In 2021 is zo’n 446.765 ton uit de Noordzee gehaald, wat zich vertaalt naar meer dan 11 miljard individuele vissen (Blue Marine Foundation, 31 januari 2024, «Sandeel fishing banned on UK side of North Sea» (https://www.bluemarinefoundation.com/2024/01/31/sandeel-fishing-banned-on-uk-side-of-north-sea/). En dat in één jaar. De gevangen zandspiering wordt vooral gebruikt als huisdierenvoeding, meststof en voer voor vissen in viskwekerijen.

De leden van de PvdD-fractie constateren dat het besluit van VK niet zonder reden is genomen. Kan de Minister bevestigen dat het VK dit besluit heeft genomen om zeevogels, zoals papegaaiduikers, drieteenmeeuwen en alken te beschermen? Kan de Minister bevestigen dat deze zeevogels afhankelijk zijn van zandspiering voor het voeden van hun jongen? Erkent de Minister dat overbevissing ervoor zorgt dat deze beschermde vogels minder voedsel krijgen, waardoor de populaties onder druk staan? Deze leden wijzen erop dat in het VK één op de vier papegaaiduikers is verdwenen sinds het jaar 2000.

De leden van de PvdD-fractie vragen de Minister of hij kennis heeft genomen van het rapport «Revive our Seas: The case for stronger regulation of sandeel fisheries in UK waters» uit 2021? Erkent de Minister de wetenschappelijke onderbouwing van dit rapport en de aanbeveling dat, om de zeevogels te beschermen, de visvangst van zandspiering in Engelse en Schotse wateren moet worden gestopt? Daarnaast is zandspiering niet alleen een belangrijke voedselbron voor deze zeevogels, maar ook voor zeezoogdieren, zoals bruinvissen, dwergvinvissen en de gewone en grijze zeehond (NIOZ, 21 oktober 2019, «Zandspiering; onbekend maakt onbemind»(https://www.nioz.nl/en/news/zandspiering-onbekend-maakt-onbemind#:~:text=De%20vangstquota%20voor%20zandspiering%20zijn,zandspiering%20in%20de%20Nederlandse%20wateren.).

De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister het belangrijk vindt dat deze diersoorten ook in de toekomst kunnen blijven voortbestaan. Kan de Minister bevestigen dat het besluit van het VK, in lijn met de wetenschappelijke inzichten, een goede stap is om de kans te vergroten dat de populaties van deze dieren niet verder zullen afnemen of volledig zullen instorten? Indien de Minister deze analyse erkent, waarom steunt hij het VK dan niet in dit belangrijke besluit? De belangen van de vissers wegen voor de Minister toch niet zwaarder dan het beschermen van diersoorten en ecosystemen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie horen graag of de Minister ervoor gaat pleiten dat behoud van vruchtbare landbouwgronden en de productiecapaciteit van deze gronden een belangrijkere rol moet spelen bij beleidsvorming op Europees niveau.

De leden van de SGP-fractie lezen dat het Belgisch voorzitterschap lidstaten heeft verzocht schriftelijk voorstellen te doen voor vermindering van de administratieve lastendruk voor boeren. Kan de Minister de voorstellen die Nederland heeft ingediend naar de Kamer sturen?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de generieke afbouw van de derogatie haaks staat op de klimaat- en kringloopambities van de EC. Gaat de Minister dit inbrengen als voorbeeld van regelgeving die zijn doel voorbij schiet en onnodige (administratieve) lastendruk met zich meebrengt? Gaat hij het momentum benutten om te pleiten voor tenminste gedeeltelijk behoud van de derogatie?

De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen over de stap van de EC om GLMC 8 te versoepelen. Hoe wordt door de EC de teelt van vanggewassen gedefinieerd? Hoe lang moeten deze vanggewassen op het land staan? Wat gaat de Minister doen om ervoor te zorgen dat Nederlandse telers gebruik kunnen maken van deze versoepeling, mede gelet op de druk op de mestmarkt, en een ongelijk speelveld wordt voorkomen?

De leden van de SGP-fractie lezen dat het Belgisch voorzitterschap aandacht geeft aan het voorstel van de EC voor het aanpassen van de beschermde status van de wolf. Er zullen nog bijeenkomsten worden georganiseerd voor bespreking van het voorstel. Deze leden hebben hier enkele vragen over. Is het kabinet met het oog op de problematiek in Nederland en de wens om wat meer ruimte te krijgen voor gericht beheer van de wolf voornemens om het voorstel van de EC te steunen? Zo nee, waarom niet? Is het kabinet bereid om in de overleggen hierover te wijzen op de toenemende aanvallen van de wolf op schapen en andere dieren, op de gevolgen hiervan voor natuurbegrazing en uitloop van dieren, en op de gunstige ontwikkelingen ten aanzien van de wolvenpopulatie op Europees niveau?

De leden van de SGP-fractie vragen graag aandacht voor de moeilijke situatie in met name de schapenhouderij vanwege de gevolgen van de blauwtonguitbraak. Deze leden hebben begrepen dat de EC open staat voor aanpassing van het Nationaal Strategisch Plan (NSP) ten behoeve van gerichte ondersteuning van de schapenhouderij, bijvoorbeeld voor natuur- en landschapsonderhoud (E-003413/2023). Hoe weegt de Minister de economische gevolgen van de blauwtonguitbraak voor de schapenhouderij? Ziet de Minister mogelijkheden voor herintroductie van de graasdierpremie?

II Antwoord / Reactie van de Minister

III Volledige agenda

Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 26 februari 2024

Kamerstuk 21 501-32, nr. 1617 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema, d.d. 14 februari 2024

Verslag Landbouw- en Visserijraad 23 januari 2024

Kamerstuk 21 501-32, nr. 1616 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema, d.d. 31 januari 2024

Fiche: Verordening Monitoringskader voor veerkrachtige Europese bossen

Kamerstuk 22 112, nr. 3867 – Brief Minister van Buitenlandse Zaken, H.G.J. Bruins Slot, d.d. 19-01-2024

SCoPAFF-vergadering gewasbescherming januari 2024

Kamerstuk 27 858, nr. 645 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema, d.d. 24-01-2024

Reactie op verzoek commissie over het speciaal verslag «Aquacultuurbeleid van de EU – Stagnerende productie en onduidelijke resultaten ondanks meer EU-financiering» van de Europese Rekenkamer

Kamerstuk 21 501-32, nr. 1612 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema, d.d. 29-01-2024

Naar boven