2023D49270 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs d.d. 12 oktober 2023 inzake de stand van zaken betreffende de subsidieregeling programma School en Omgeving (Kamerstuk 31 293, nr. 703).

De fungerend voorzitter van de commissie,

Michon-Derkzen

Adjunct-griffier van de commissie,

Arends

Inhoud

  • I Vragen en opmerkingen uit de fracties

    • Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

    • Inbreng van de leden van de VVD-fractie

    • Inbreng van de leden van de D66-fractie

    • Inbreng van de leden van de BBB-fractie

  • II Reactie van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn voorstander van de subsidieregeling School en Omgeving, ook wel de rijke schooldag genoemd, omdat het de kansen van kinderen vergroot en het zorgt voor een brede ontwikkeling. Deze leden staan dan ook positief tegenover de subsidieregeling School en Omgeving, maar hebben wel enkele vragen en opmerkingen.

Acht de Minister de regeling geslaagd als maar iets minder dan de helft van de scholen die in aanmerking komen een aanvraag heeft gedaan? Zo ja, waarom wel? En zo neen, wat voor redenen denkt de Minister dat er ten grondslag liggen aan het niet doen van een aanvraag? Het baart de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wel zorgen dat een groot deel van de scholen geen aanvraag heeft gedaan en dat er voor de kinderen op die scholen dus geen toegang is tot de rijke schooldag. Wat voor acties onderneemt de Minister om willekeur in kansenongelijkheidbeleid te verkleinen? Deze leden kunnen zich voorstellen dat juist op scholen met de meest kwetsbare kinderen er niet altijd tijd en ruimte is om een, zoals de Minister zelf aangeeft, complexe subsidieaanvraag te doen. Wat gaat de Minister doen om de resterende scholen te stimuleren en te begeleiden om een aanvraag te doen? Daarnaast kan het volgens de leden ook liggen aan de forse ambitie en stevige resultaatverplichting die bij de regeling horen. Is de Minister voornemens om op dit punt concessies te doen en scholen wat tegemoet te komen? Acht de Minister het niet ongewenst dat juist de 5% meest kwetsbaarste scholen worden onderworpen aan een stevige resultaatverplichting? Denkt de Minister dat dit er mede voor kan zorgen dat scholen terughoudend zijn in het doen van een aanvraag?

Uit eerste data lijkt er voor € 187 miljoen subsidie te zijn aangevraagd van de € 560 miljoen die beschikbaar is voor deze periode. De Minister geeft aan dat er een tweede tijdvak is om subsidie aan te vragen en dat er bij onderuitputting kan worden gekeken of de regeling ook kan worden opengezet voor categorie B-scholen. Vindt de Minister het het overwegen waard om vooraf al maatregelen te treffen tegen onderuitputting, omdat er een grote kans is dat dit gaat gebeuren? Deelt de Minister de mening dat het streven zou moeten zijn dat de subsidies zo snel mogelijk kunnen worden gebruikt door scholen om rijke schooldagen op te zetten?

Ten slotte zijn de leden van GroenLinks-PvdA-fractie benieuwd naar de spreiding over het land wat betreft de subsidieaanvragen. Kan de Minister hier inzicht in verschaffen?

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs. Deze leden hebben hierover een aantal vragen en opmerkingen.

Het programma School en Omgeving is medio 2022 gestart met het doel om kansengelijkheid onder kinderen te vergroten. Kan de Minister aangeven wat het maatschappelijk effect is van de reeds uitgekeerde subsidies? Daarbij ontvangen de leden van de VVD-fractie graag een toelichting per regio. In haar brief geeft de Minister aan dat er minder scholen subsidie hebben aangevraagd dan voor de vorige subsidieregeling School en Omgeving (2022–2023). Deze leden vragen de Minister of er inzichten zijn in de beweegredenen van scholen die in het voorgaande jaar deel hebben genomen, maar dit in de komende twee jaar niet doen. Indien dit het geval is: welke lessen kunnen hieruit getrokken worden ter verbetering van de regeling?

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over de subsidieregeling School en Omgeving. Deze leden betreuren zeer dat er fouten zijn gemaakt bij de openstelling van de subsidieregeling. Daarom willen zij de Minister nog enkele kritische vragen voorleggen.

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat een rijke schooldag niet alleen bijdraagt aan kansengelijkheid, maar ook aan de ontplooiing en ontwikkeling van talenten. Deze leden vinden het programma School en Omgeving hiertoe een goede stap, met meer uren voor talentontwikkeling en ondersteuning van kinderen op de scholen waar kansengelijkheid het meest in het gedrang komt. Zij willen toe naar een rijke schooldag voor iedereen, waarbij kinderen een dagdeel het beste onderwijs krijgen van een topleerkracht maar de schooldag daar niet ophoudt. De leden van de D66-fractie willen via de rijke schooldag ruimte voor brede talenten en creativiteit. Kinderen krijgen daarbij cultuur, muziek, sport en natuurlessen en de leraar wordt juist ontzorgd. Daarnaast kunnen leerlingen binnen de school huiswerkbegeleiding en andere vormen van ondersteuning krijgen. Talentontwikkeling hangt hierdoor niet meer af van het inkomen en de mogelijkheden van de ouders. Deze leden vinden dat de school hierin centraal staat. Het brengt bovendien rust in het leven van ouders en kinderen. De kinderen hoeven niet meer van school, naar voor-, na- en tussenschoolse opvang en de zwemles of de muziekles. De leden van de D66-fractie ontvangen daarnaast signalen dat scholen de rijke schooldag inzetten om leraren vrij te spelen en werkdruk te verlagen. De kansen van de rijke schooldag zijn daarmee groot, aldus deze leden. Het vergroot kansengelijkheid, biedt ruimte voor talentontwikkeling en biedt mogelijkheden om leraren vrij te spelen. Daarom betreuren de leden zeer dat er zaken mis zijn gegaan bij de openstelling van de subsidieregeling School en Omgeving voor 2023–2025. Hoe reflecteert de Minister hierop?

De leden van de D66-fractie lezen dat er verwarring is ontstaan rond de handleiding over het aantal uren, dat er bezwaren zijn geuit over de complexe aanvraag en de timing van de openstelling van de subsidieregeling. Deze leden vragen daarom of de Minister inzichtelijk kan maken hoeveel bezwaren en klachten er in totaal zijn binnengekomen, van welke aard deze zijn en hoeveel scholen de Minister teleur heeft moeten stellen omdat deze scholen niet tot de categorie A-scholen behoren. Daarbij vragen de leden welke lessen de Minister trekt uit het proces. Gaat de Minister in de toekomst aanpassingen doen aan het moment van de openstelling van de regeling en zijn er mogelijkheden om de aanvraag minder complex in te richten?

De leden van de D66-fractie vragen of de Minister een nieuwe stand van zaken kan geven van de aanvragen. Verwacht de Minister voldoende aanvragen in het tweede tijdvak? En hebben coalities al interesse getoond voor een aanvraag in het tweede tijdvak? Als de Minister onvoldoende aanvragen verwacht voor categorie A-scholen, is zij dan bereid om eerst de categorie A-scholen te benaderen alvorens de regeling mogelijkerwijs open te stellen voor categorie B-scholen? Zou het daarbij ook mogelijk zijn om de regeling open te stellen voor scholen die net niet in categorie A vallen?

De leden van de D66-fractie vragen tot slot of de Minister de mening deelt dat het cruciaal is om zoveel mogelijk categorie A-scholen mee te laten doen aan het programma School en Omgeving, wegens de hogere achterstanden. Daarom vragen deze leden of de Minister in kaart heeft gebracht welke categorie A-scholen geen aanvraag hebben ingediend. Is zij bereid om deze scholen of gemeenten systematisch te benaderen met de vraag of zij op de hoogte zijn van het programma, of zij van plan zijn een aanvraag in te dienen in het tweede tijdvak, wat de mogelijke redenen zijn om niet mee te doen en deze scholen en gemeenten, mocht dat nodig zijn, aan te bieden om vanuit het ministerie ondersteuning te bieden bij het doen van de aanvraag en het opzetten van het programma?

Inbreng van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de stand van zaken betreffende de subsidieregeling programma School en Omgeving, evenals de reactie van de Minister. Deze leden hebben nog een aantal vragen.

De leden van de BBB-fractie lezen dat er minder scholen subsidie aangevraagd hebben dan voor de vorige subsidieregeling School en Omgeving. Wat is de reden hiervoor en kan dit te maken hebben met de openstelling die net voor de zomervakantie kwam? Ook vragen deze leden wat het vervolgtraject is voor scholen en gemeenten die teleurgesteld zijn omdat ze niet in aanmerking komen voor de subsidie. Is er een herzieningsproces of zijn er alternatieve bronnen van financiering beschikbaar voor hen?

Naast de minder aanmeldingen en scholen die net buiten de boot vallen, lezen de leden van de BBB-fractie ook dat er aan het begin al verwarring is ontstaan. Hierom vragen deze leden of er een analyse of evaluatie gepland is om de effectiviteit van de subsidieregeling te onderzoeken. Hierin zien zij ook graag resultaten hoe de subsidieregeling de praktijk van scholen beïnvloedt.

Ten slotte lezen de leden van de BBB-fractie dat er extra geld beschikbaar is gekomen. Deze leden willen graag weten hoe de extra € 433 miljoen, die beschikbaar is gekomen via de Voorjaarsbesluitvorming 2023, precies geïnvesteerd wordt in het ondersteunen van de leerlingen, ook met het oog op de minder aanmeldingen.

II Reactie van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs

Naar boven