2023D42829 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Financiën heeft op 17 oktober 2023 enkele vragen en opmerkingen aan de Minister van Financiën voorgelegd over de door haar toegezonden brieven d.d. 25 september en 9 oktober 2023 inzake staatsdeelneming ABN AMRO (Kamerstuk 31 789, nrs. 112 en 113).

De voorzitter van de commissie,

Tielen

De adjunct-griffier van de commissie,

Schukkink

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de fractie van D66 zijn tevreden over de afbouw van het belang van de Staat via NL Financial Investments (NLFI) in ABN AMRO. De Staat is geen bank en aandeelhouderschap van een bank kan marktverstorend werken. Daarom hebben deze leden met interesse kennisgenomen van enkele brieven inzake ABN AMRO en hier nog enkele vragen en opmerkingen bij.

Staatsbelang in ABN AMRO onder de 50%

Omdat de Minister schrijft dat het NLFI na afloop van het dribble-out-programma zal adviseren over verdere afbouw van het aandelenbelang van de Staat in ABN AMRO, vragen de leden van de fractie van D66 of in ieder geval het voornemen is om het belang in ABN AMRO zo snel als redelijkerwijs mogelijk volledig af te bouwen.

Waar de leden van de D66-fractie bij de Volksbank een maatschappelijk profiel zien, lijkt het voor deze leden niet direct duidelijk dat ABN AMRO grotendeels eigendom van de Nederlandse staat is. Zeker nu de grens voor investeringen en desinvesteringen die goedkeuring van het NLFI vereisen omhoog gaat, vragen de leden van de D66-fractie naar de maatschappelijke betrokkenheid van ABN AMRO en in het bijzonder de beloofde en gerealiseerde acties om klimaatverandering te bestrijden.

Afronding dribble-out-programma en verkoopopbrengst aandeleninkoopprogramma ABN AMRO

Na de succesvolle uitvoering van het dribble-out-programma, begrijpen de leden van de D66-fractie dat het programma op korte termijn wordt beëindigd. Zou het mogelijk zijn om, na het advies van NLFI over het vervolg, binnen afzienbare tijd een nieuw dribble-out-programma te starten?

Vragen en opmerkingen van de leden van PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brieven inzake ABN AMRO. Naar aanleiding hiervan hebben deze leden nog enkele vragen.

Allereerst vragen de leden van de PVV-fractie waarom de Minister ervoor gekozen heeft het aandelenbelang terug te brengen tot 49,5 procent. Wat is de achterliggende reden en waarom juist dit percentage?

Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat de staat jarenlang 56,3 procent van de aandelen bezat. Deze leden willen weten waarom de Minister zo lang heeft gewacht met de verkoop. De Minister had dit immers in al februari 2023 aangekondigd. Waarom heeft de Minister niet gewacht met het terugbrengen van het aandelenbelang tot onder de 50 procent tot na de verkiezingen, gelet op de demissionaire status van het kabinet en het gegeven dat het om een belangrijke beslissing/kantelpunt gaat?

Verder lezen de leden van de PVV-fractie in de beslisnota dat ook in de demissionaire status van het kabinet geen bezwaar ligt om het aandelenbelang verder af te bouwen. Deze leden willen weten wanneer en door wie dit is bepaald.

Vervolgens willen de leden van de PVV-fractie weten of het aandelenbelang soms onder de 50 procent is gebracht met als doel om ABN AMRO als overnameprooi te etaleren. Waarom wel/niet? Zijn er bepaalde geïnteresseerden in een overname van ABN AMRO? Zo ja, om welke partijen gaat het hier?

Voorts vragen de leden van de PVV-fractie of de Minister van mening is dat het proces van de verkoop van de aandelen van ABN AMRO niet veel te lang heeft geduurd. Welke lessen zijn hieruit te trekken? Zijn de vorige kabinetten niet te traag geweest met de verkoop of zijn de aandelen juist te snel verkocht?

De leden van de PVV-fractie lezen verder dat de Minister aangeeft geen belegger te zijn en dus niet risicovol wil investeren. Voorts geeft de Minister aan dat jaren wachten in de hoop een hogere opbrengst te realiseren, om die reden onwenselijk is. De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister dit geen hypocriete uitspraak vindt, gelet op het feit dat ABN AMRO 15 jaar in staatshanden is geweest.

Vervolgens lezen de leden van de PVV-fractie dat de Minister aangeeft dat om de totale kapitaaluitgaven terug te verdienen het gehele resterende belang tegen een koers van 28,74 euro verkocht dient te worden. In januari 2018 was de koers boven de 28 euro. Deze leden willen weten of het niet veel beter was om destijds te verkopen (ondanks de vele ruzies binnen ABN AMRO). Waarom is dit niet gebeurd?

Verder vragen de leden van de PVV-fractie of de Minister achteraf gezien kan concluderen dat er in 2008 te veel betaald is voor ABN AMRO. Of is er sindsdien juist te veel gebeurd in bankenland, waardoor de waarde negatief is beïnvloed (zoals zwaardere eisen aan banken ten koste van hun winstgevendheid)?

Tevens willen de leden van de PVV-fractie weten of de Minister van plan is om nog meer aandelen te verkopen of dat dit wordt overgelaten aan het volgende kabinet.

Kan de Minister dit motiveren? Wat zijn de opties voor de verkoop van de overige aandelen? Welke precieze consequenties heeft het verder verkopen van de aandelen voor de zeggenschap van de Staat?

Ten slotte willen de leden van de PVV-fractie weten in hoeverre de staat met het huidige pakket aan aandelen een onwelgevallige overname nog kan blokkeren. Indien dit niet het geval is: is ABN AMRO vanaf nu overgeleverd aan de grillen en de sprinkhanen van de financiële kapitaalmarkt?

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de brieven inzake ABN AMRO. De leden hebben naar aanleiding hiervan enkele vragen.

Allereerst vragen deze leden naar de visie van de Minister op het bancaire landschap in Nederland. Is de Minister van mening dat op dit moment, met de aanwezigheid van slechts drie grootbanken, sprake is van gezonde marktwerking en concurrentie?

Voorts vragen deze leden wat de voor- en nadelen en de risico’s zijn van het feit dat het staatsbelang in ABN AMRO onder de 50 procent is gezakt. In dit licht vragen deze leden ook hoe groot de Minister de kans inschat dat ABN AMRO ten prooi valt aan een vijandige overname, nu het staatsbelang onder de 50 procent is gezakt. Wat zou een eventuele vijandige overname betekenen voor het bancaire bankenlandschap, en zou dit wat betreft de regering een verbetering of een verslechtering zijn van de marktwerking in deze sector? Wat zouden hiervan de gevolgen zijn voor consumenten, zowel voor burgers als bedrijven en andere rechtspersonen? Hoe speelt in al deze facetten mee dat ABN AMRO mogelijk als gevolg van een overname naar het buitenland verdwijnt, en dat een vertrek naar het buitenland van bijvoorbeeld ING naar het buitenland ook niet uit te sluiten is?

Naar aanleiding van de antwoorden op de bovenstaande vragen verzoeken deze leden de Minister om toe te lichten hoe verstandig zij het acht dat het staatsbelang in ABN AMRO onder de 50 procent is gezakt. Zou het in de ogen van de Minister verstandig zijn om het staatsbelang in ABN AMRO weer te laten stijgen naar boven de 50 procent, om deze vermeende problemen te voorkomen?

Naar boven