2023D02445 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de op 14 november 2022 ontvangen brief inzake Ongewenste tweede nationaliteit (Kamerstuk 35 475, nr. 15) en de op 14 november 2022 ontvangen brief Reactie publicatie SCP Gevestigd, maar niet thuis. Eerste bevindingen uit de Survey Integratie Migranten (SIM 2020) (Kamerstuk 32 824, nr. 378).

De voorzitter van de commissie,

Kuzu

De adjunct-griffier van de commissie,

Van den Broek

Inhoudsopgave

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

II Antwoord/Reactie van de Minister

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

Ongewenste tweede nationaliteit (35 475, nr. 15)

De leden van de VVD-fractie ondersteunen de reactie van het kabinet om zelf niet actief in te zetten op de uitwerking van een register maar wel, conform de afspraken in het coalitieakkoord, bereid te blijven om een privaatrechtelijk register ongewenste nationaliteiten te ondersteunen, indien dit vanuit een maatschappelijk initiatief ontstaat. Wel vragen de leden van de VVD-fractie hoe de voorgestelde alternatieve acties zoals het verkennen naar juridische dilemma’s gerelateerd aan dubbele nationaliteit en de verkenning ervaring dubbele nationaliteit in relatie tot binding met Nederland zich verhouden tot bovenstaande inzet van het kabinet. Kan de Minister dit toelichten? In hoeverre worden deze acties ingezet ten behoeve van beleidsontwikkeling? Op welke wijze borgt de Minister dat de uitkomsten en resultaten van deze acties niet alsnog direct of indirect kunnen leiden tot het ondersteunen van een publiekrechtelijk register? Is de Minister bereid om de Kamer tussentijds op de hoogte te houden van de uitvoering en resultaten van bovenstaande acties? Zo nee, waarom niet?

Reactie publicatie SCP Gevestigd, maar niet thuis. Eerste bevindingen uit de Survey Integratie Migranten (SIM 2020) (32 824, nr. 378)

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie ten aanzien van de publicatie – Gevestigd, maar niet thuis. Eerste bevindingen uit de Survey Integratie Migranten (SIM 2020) – van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over. In de kabinetsreactie wordt gesproken van een zorgwekkende constatering dat juist de tweede generatie, ondanks hun sociaaleconomische positie, meer uitsluiting en discriminatie ervaart en dat dit SCP-rapport laat zien dat we als samenleving nog geen gelijkwaardige kansen bieden voor iedereen. Hoe beoordeelt de Minister deze eerdere uitspraken en specifiek de representativiteit ervan ten aanzien van de tweede generatie, kijkend naar de methodologische beperkingen (lage respons in verband met COVID-19) van het onderliggende SCP-onderzoek? Kan de Minister dit toelichten? Kan de Minister deze uitspraken ook beoordelen en toelichten in het licht van eerdere bevindingen van Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)1 en SCP-onderzoek2 waaruit bleek dat de integratie van de tweede generatie ten opzichte van de eerste generatie specifiek op de arbeidsmarkt stagneerde met als gevolg dat de tweede generatie zowel op het gebied van arbeid en inkomen op achterstand bleef? Hoe representatief is de survey gelet op het aantal mensen dat eraan heeft meegedaan en op de methode van selectie van de ondervraagden? De kabinetsreactie op het rapport richt zich met name op uitsluiting en discriminatie, en in veel mindere mate op participatie en integratie, terwijl dat toch de kerntaak is van de Minister. Zou de Minister alsnog meer op dat laatste aspect willen ingaan? Is de Minister het met deze leden eens dat integratiebeleid onder andere op de arbeidsmarkt, nog steeds van belang en nodig is en zal blijven de komende jaren en ook de tweede generatie daarbij baat kan hebben bij gericht beleid? En dat het risicovol kan zijn voor het bereiken van dit doel als de registratie van deze ontwikkelingen stopt bij de eerste generatie? Zo ja, welke acties en stappen zijn volgens de Minister nodig? Zo nee, waarom niet?

In het verlengde van bovenstaande, willen de leden van de VVD-fractie graag nader ingaan op de geconstateerde gevoelens van uitsluiting en het geringe institutionele vertrouwen onder de tweede generatie. Uit eerder onderzoek van het SCP3 bleek dat er aanzienlijke verschillen bestaan in de beleving tussen verschillende moslimgroepen. Zo bleken seculiere moslims zich verbonden te voelen met Nederland, zijn zij positief over Nederland en Nederlanders en vertonen zij een relatief groot sociaal en institutioneel vertrouwen. De groep seculiere moslims ziet en ervaart veel kansen en de sociaal-culturele afstand is beperkt. Daarentegen bleken meer praktiserende moslims juist tegenovergestelde gevoelens te koesteren: zij voelen een grotere sociaal-culturele afstand en zijn minder accepterend tegenover gemengde vriendschappen en relaties. Overwegende dat het merendeel van de respondenten in het voorliggende SCP-onderzoek een Marokkaanse, Turkse of Somalische achtergrond heeft en zichzelf identificeert als moslim en er geen onderscheid wordt gemaakt tussen seculiere en praktiserende moslims, hoe beoordeelt de Minister de eerdergenoemde gevoelens van uitsluiting en het lage vertrouwen in Nederlandse instituties, mede in het licht van bovenstaande eerdere bevindingen? Kan de Minister hierbij ook nader ingaan op de verschillen in beleving tussen de verschillende moslimgroepen? Is de Minister het met de leden van de VVD-fractie eens dat de religieuze beleving van moslimgroepen van grote invloed lijkt te zijn op mogelijke gevoelens van uitsluiting, verbondenheid en (institutioneel) vertrouwen en dat dit om nader en breder onderzoek vraagt? Zo ja, is de Minister bereid om een dergelijk onderzoek uit te laten voeren? Zo nee, waarom niet?

Deze leden beschouwen zowel het volgen van een opleiding als het hebben van (betaald) werk als belangrijke elementen in het vergroten van kansen en mogelijkheden. Tegelijkertijd zien deze leden ook dat huidige nieuwkomers en daarmee toekomstige generaties Nederlanders met een migratieachtergrond moeite hebben met het vinden van een baan en daarmee het volwaardig meedoen in onze samenleving bemoeilijkt wordt. Is de Minister het met deze leden eens dat dit een zorgelijke trend is? Zo ja, welke maatregelen is de Minister voornemens te treffen om het tij te keren om uiteindelijk de stijgende lijn van eerdere generaties voort te kunnen zetten?

De leden van de VVD-fractie ondersteunen het streven van het kabinet naar gelijkwaardige kansen voor iedereen. Juist in het kader van het belang van het scheppen van gelijke kansen voor iedere Nederlander willen deze leden wijzen op de achterblijvende positie van vrouwen met een migratieachtergrond ten opzichte van mannen met een migratieachtergrond. Zo blijkt uit het onderliggende SCP-onderzoek dat zowel op het gebied van taalbeheersing als arbeidsparticipatie vrouwelijke respondenten uit alle niet-westerse herkomstgroepen slechter scoren dan mannelijke respondenten. Hoe beoordeelt de Minister dit? Is de Minister het met deze leden eens dat dit zorgelijk is voor de verdere ontwikkeling van de positie van vrouwen met een migratieachtergrond in Nederland? Zo ja, welke oorzaken en oplossingen ziet de Minister voor het versterken van de kansenpositie van deze groep vrouwen en is de Minister bereid bovenstaande uitkomsten van het SCP-onderzoek te betrekken bij het Meerjarenplan zelfbeschikking 2022–2025? Zo ja, welke concrete aanknopingspunten biedt het Meerjarenplan zelfbeschikking 2022–2025 volgens de Minister hiervoor en op welke wijze is de Minister voornemens de uitkomsten van het SCP-onderzoek hierin te verwerken? Kan de Minister aangeven naar aanleiding van de eerdere toezegging richting de leden van de VVD-fractie om met gemeenten in gesprek te gaan over bij gezinnen met een migratieachtergrond in de uitkering niet alleen de man maar ook de vrouw standaard naar werk te bemiddelen, hoeveel gemeenten dit inmiddels doen? Is de Minister bereid het Verwey Jonker instituut te vragen een update van hun eerdere onderzoek hiernaar te laten doen (destijds bleek dat in minder dan 50% van de gevallen ook de vrouw bemiddelen naar werk)?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Ongewenst tweede nationaliteit (35 475, nr. 15)

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief met daarin de stand van zaken met betrekking tot Nederlanders beschermen met een ongewenste tweede nationaliteit en de gesprekken die in ditzelfde kader hebben plaatsgevonden met de initiatiefnemers van het manifest. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet geen ondersteuning kan bieden bij verzoeken tot afstand van een ongewenste tweede nationaliteit vanwege juridische grenzen. Deze leden vragen of de Minister ook ondersteuning in de vorm van informatievoorziening heeft overwogen. Voorts vragen deze leden of de Minister bereid is om in informatie te voorzien met betrekking tot een ongewenste tweede nationaliteit waarbij per land geduid wordt tot welke mogelijke implicaties een tweede nationaliteit leidt. Tevens per land wordt aangeven welke stappen een individu kan zetten om afstand te doen van een ongewenste tweede nationaliteit. Kan de Minister toelichten waarom wel of waarom niet?

De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister een privaatrechtelijk register zal ondersteunen mits dit vanuit een maatschappelijk initiatief ontstaat en de Minister niet actief in zal zetten op een register. Deze leden zijn nog steeds van mening dat een publiekrechtelijk register de beste wijze is waarop Nederlanders met een ongewenste tweede of derde nationaliteit kenbaar kunnen maken dat zij zich enkel en alleen Nederlander voelen. Deze leden constateren de argumentatie van een privaatrechtelijk register maar betreuren het zeer dat de Minister voorts aangeeft dat zij zich niet actief in zal zetten voor een register. Deze leden herkennen zich niet in de lezing van de Minister van het coalitieakkoord, zoals ook in een eerder verslag aangehaald.4 In het coalitieakkoord staat niet beschreven dat het register vanuit maatschappelijk initiatief dient te ontstaan. Deze leden zien nadrukkelijk een rol voor de overheid om een plek te bieden voor Nederlanders om zich te registreren dat zij zich enkel en alleen Nederlander voelen. Op deze wijze erkent de overheid de problematiek die Nederlanders met een ongewenste tweede nationaliteit ervaren waardoor zij zich gesteund voelen. Ook wanneer hier geen rechten aan kunnen worden ontleend heeft een register een symbolische en daarmee maatschappelijke meerwaarde. Kan de Minister nogmaals toelichten waarom zij van mening is dat de Nederlandse overheid geen leidende rol moet nemen bij het opzetten van een privaatrechtelijk register? En kan de Minister aangeven wat er wél mogelijk is? Zou de Minister bijvoorbeeld een stuwende rol kunnen innemen?

De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister zal voortzetten op internationale inzet en wanneer opportuun vanuit Nederland aandacht te vragen voor het onderwerp «wens tot keuzevrijheid bij afstand doen van tweede nationaliteit». Deze leden hebben begrip voor de grenzen van de nationale jurisdictie, tegelijkertijd is inzet wanneer opportuun een zeer ruim begrip. Kan de Minister aangeven wat de huidige internationale inzet is? Voorts vragen deze leden of de Minister kan toelichten op welke wijze zij voornemens is om, in samenwerking en afstemming met de Minister van Buitenlandse Zaken, actief beleid te voeren om het onderwerp ongewenste tweede nationaliteit te agenderen op de diplomatieke agenda.

Eerste bevindingen uit de Survey Integratie Migranten (SIM 2020) (32 824, nr. 378)

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Eerste bevindingen uit de Survey Integratie Migranten (SIM 2020) en de kabinetsreactie op de publicatie SCP Gevestigd, maar niet thuis. De integratie van Nederlanders met een migratieachtergond is een bijzonder belangrijk onderdeel van de maatschappelijke balans en alle Nederlanders spelen hier een rol in. Voorts willen deze leden de Minister nog enkele vragen stellen.

De leden van de D66-fractie onderschrijven de doelstelling van de Minister om integratie belemmeringen als uitsluiting, discriminatie en racisme keihard aan te pakken. In Nederland is er geen plaats voor racisme en discriminatie. Onderkent de Minister echter dat ook fenomenen als religieuze orthodoxie, beïnvloeding vanuit het land van herkomst of collectieve druk op basis van familiebanden een belemmering kunnen vormen voor de integratie? Deelt de Minister de mening dat dit met name groepen als vrouwen, LHBTIQ+ personen en geloofsafvalligen raakt?

De leden van de D66-fractie stellen dat de integratie paradox (zoals omschreven door het SCP in het rapport) een bedroevend maar goed verklaarbaar verschijnsel is. Hoe meer mensen geworteld zijn in de Nederlandse samenleving, hoe meer ze gaan reflecteren op de ontvankelijkheid van deze samenleving ten opzichte van hen. Deze reflectie houdt de Nederlandse samenleving een spiegel voor. Tegelijkertijd is ook het institutioneel vertrouwen van mensen met een migratieachtergrond erg laag. Ziet de Minister dit als een geïsoleerd verschijnsel of is zij van mening dat dit in een bredere context staat van hoe zij behandeld worden door de overheid?

De leden van de D66-fractie zien dat de trend van vooruitgang op sociaaleconomische gebied zich voortgezet heeft. Bij de Turkse, Marokkaanse en Somalische groep is er bijvoorbeeld sprake van spectaculaire verschillen in arbeidsparticipatie tussen de eerste en tweede generatie. Hetzelfde geldt voor opleidingsniveau. Deze leden stellen dat niet alleen het aanpakken van arbeidsmarktdiscriminatie, maar ook de segregatie in het onderwijssysteem (met name op basis- en middelbare scholen) een cruciale rol kan spelen in het door ontwikkelen van de beleidsagenda op dit punt. Welke elementen van het eerder gevolgde beleid in de voorgaande kabinetten kan de Minister aanwijzen als cruciale factor in deze vooruitgang? Kan de Minister reflecteren op de impact van het beleid van haar voorganger op deze vooruitgang?

De leden van de D66-fractie zetten, in tegenstelling tot de grote vooruitgang op sociaaleconomisch gebied, nog forse kanttekeningen bij de ontwikkelingen op sociaal-cultureel gebied. Zo lezen deze leden in het rapport van het SCP bijvoorbeeld dat een vijfde van de Turkse, Marokkaanse en Somalische respondenten het niet eens is met het feit dat het even belangrijk voor jongens als meisjes is om financieel onafhankelijk te worden. Vrouwen in deze zelfde gemeenschappen staan volgens het rapport dan ook nog steeds op een enorme achterstand wat betreft hun arbeidsmarktpositie ten opzichte van mannen. Kan de Minister toelichten of zij, in het kader van intersectioneel beleid maken, een andere aanpak heeft op het bevorderen van de emancipatie van vrouwen met een migratieachtergrond dan vrouwen zonder een migratieachtergrond?

De leden van de D66-fractie lezen dat mensen uit de Turkse, Marokkaanse en Somalische gemeenschap veel omgaan met hun eigen herkomstgroep (relatief tot andere migratieachtergronden), dat zij een bijzonder weinig geloofsafvalligheid kennen en dat in deze gemeenschappen de steun voor het homohuwelijk aanzienlijk lager ligt dan in de rest van Nederland.5 Kan de Minister toelichten of zij een verband ziet tussen deze resultaten? Welke mechanismen spelen hier een rol in volgens de Minister? Kan de Minister toelichten hoe zij deze resultaten duidt in de context van het Meerjarenplan Zelfbeschikking 2022–2025?

Tot slot vragen de leden van de D66-fractie of er al een evaluatie gedaan is naar het project «Respectvol samenleven» van Movisie. Kan de Minister daarnaast uiteenzetten hoeveel gemeentes belangstelling hebben getoond in de decentralisatie-uitkering «voorkomen van discriminatie en bevorderen van samenleven» en hoeveel uitkeringen zijn uitgegeven eind 2022?

II Antwoord/Reactie van de Minister


X Noot
1

CBS & SCP, oktober 2020, «Kansrijk integratiebeleid op de arbeidsmarkt».

X Noot
2

SCP, december 2016, «Integratie in zicht?».

X Noot
3

SCP, juni 2018, «De religieuze beleving van moslims in Nederland».

X Noot
4

Kamerstuk 35 475, nr. 14.

X Noot
5

SCP, 2015, «De acceptatie van homoseksualiteit door etnische en religieuze groepen in Nederland».

Naar boven