35 475 Initiatiefnota van het lid Paternotte over Bescherm Nederlanders met een ongewenste tweede nationaliteit

Nr. 15 BRIEF MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 november 2022

Nederland is een open en vrije samenleving, waar iedere inwoner zich thuis mag voelen. Overheid en burgers dragen hier gezamenlijk verantwoordelijkheid voor. Het kabinet staat voor een diverse en inclusieve samenleving. Dit betekent dat het kabinet onder andere structureel inzet op het tegengaan van discriminatie en racisme, en dat signalen uit de samenleving van Nederlanders die om uiteenlopende redenen belemmeringen ervaren in hun Nederlanderschap, serieus worden genomen.

Aanleiding

Op 9 mei jl. heb ik u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken (BZ), de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (JenV) en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), geïnformeerd over de uitvoering van de moties die zijn ingediend naar aanleiding van de initiatiefnota «Bescherm Nederlanders met een ongewenste tweede nationaliteit» van het Kamerlid Paternotte.1 Toen is aangekondigd dat het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) op korte termijn in gesprek zou treden met de initiatiefnemers van het manifest «Keuzevrijheid in nationaliteit».

In deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van BZ, de Staatssecretaris van JenV en de Staatssecretaris van BZK, over de uitkomst van dit gesprek én de structurele inzet van het kabinet op het thema «ongewenste tweede nationaliteit».

Gesprekken met de initiatiefnemers van het manifest

Hoofdpunten van de gesprekken

Het Ministerie van SZW heeft meerdere gesprekken gevoerd met een aantal van de initiatiefnemers van het manifest.

Tijdens deze gesprekken is stilgestaan bij:

  • de hulpvraag vanuit de initiatiefnemers richting de Nederlandse overheid bij het afstand doen van een ongewenste tweede nationaliteit;

  • het advies vanuit de klankbordgroep voor een register ongewenste nationaliteiten;

  • de onderliggende behoefte bij een dergelijk register en;

  • de rol die de initiatiefnemers zien voor de overheid met betrekking tot het vraagstuk van ongewenste tweede nationaliteit.

Bij een deel van deze gesprekken waren ook ambtenaren van de Ministeries van BZK, BZ en JenV aanwezig, om zo goed mogelijk te kijken hoe de overheid tegemoet kan komen aan de hulpvragen. Met deze gesprekken heeft het Ministerie van SZW ook uitvoering gegeven aan de motie van het lid Belhaj c.s. om te onderzoeken of door de overheid ondersteuning kan worden geboden bij verzoeken tot afstand doen van de Marokkaanse nationaliteit.2

Hulpvraag initiatiefnemers

De initiatiefnemers hebben in de gesprekken aangegeven dat zij het liefst zouden zien dat de Nederlandse overheid ondersteuning biedt bij het afstand doen van hun ongewenste tweede nationaliteit, waar dit in de praktijk problemen oplevert.

In de gesprekken zijn ook de (on)mogelijkheden gewisseld ten aanzien van het aanpassen of veranderen van buitenlandse wetgeving. De initiatiefnemers hebben aangegeven begrip te hebben voor de juridische grenzen als het gaat om het handelingsperspectief van het kabinet, omdat dit vraagstuk de wetgeving van andere soevereine staten raakt. De conclusie is dat het Kabinet geen ondersteuning kan bieden bij verzoeken tot afstand van een ongewenste tweede nationaliteit.

Register ongewenste nationaliteiten

Met de initiatiefnemers van het manifest is ook gesproken over een register ongewenste nationaliteit. Naar aanleiding van de motie van de leden Belhaj en Peters3, heeft het Ministerie van BZK een klankbordgroep gevormd, bestaande uit personen, die vanuit persoonlijke titel deelnamen en naast de Nederlandse nationaliteit een andere nationaliteit bezitten, waarvan zij niet zonder meer afstand kunnen doen. Deze klankbordgroep heeft de mogelijkheden voor een dergelijk register heeft onderzocht. De klankbordgroep adviseert het kabinet om een publiekrechtelijk register in te voeren, waar Nederlanders die hun tweede nationaliteit als ongewenst ervaren, en er niet zonder meer afstand van kunnen doen, zich in kunnen registeren.

Het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) spreekt over het ondersteunen van een privaatrechtelijk register.

De initiatiefnemers van het manifest hebben aangegeven dat een register ongewenste nationaliteiten meerdere doelen kan dienen. Het register kan volgens hen:

  • het mogelijk maken om de ongewenste tweede nationaliteit formeel af te wijzen;

  • inzicht bieden in de aard en omvang van het vraagstuk van ongewenste tweede nationaliteit en daarmee input geven voor beleidsontwikkeling op dit onderwerp en;

  • een bijdrage leveren aan meer erkenning en bewustzijn over de consequenties die het hebben van een tweede nationaliteit kan hebben, als de overheid het register actief promoot.

Volgens de initiatiefnemers kunnen deze doelstellingen alleen worden bereikt als dit register door de overheid wordt opgericht en beheerd. De overheid kan daarnaast de betrouwbaarheid, continuïteit en de privacy beter waarborgen dan een privaatrechtelijke organisatie. Een privaatrechtelijk register wordt daarom door hen als onwenselijk gezien.

De bezwaren van het kabinet bij een publiekrechtelijk register zijn benoemd in de Kamerbrief van 9 mei jl. Een dergelijke registratie is niet noodzakelijk voor de uitoefening van overheidstaken, zal geen volledig beeld geven van het aantal mensen dat een tweede nationaliteit als ongewenst ervaart (omdat een deel daarvan zich niet zal registreren), en kan de juridische feitelijkheid en de wijze waarop dat ervaren wordt, niet veranderen omdat er geen enkel recht aan het register kan worden ontleend. In aanvulling daarop is besproken dat een publiekrechtelijk register ook niet zal voldoen aan de onderliggende doelstellingen om inzicht in aard en omvang te krijgen, bewustwording te vergroten en het maatschappelijk debat vanuit de overheid te stimuleren.

Gelet hierop, en vanwege de reeds genoemde bezwaren van het kabinet en de initiatiefnemers bij respectievelijk een publiekrechtelijk register als bij een privaatrechtelijk register, zet het kabinet momenteel niet actief in op de uitwerking van een register. In lijn met het coalitieakkoord blijft het kabinet wel bereid om een privaatrechtelijk register ongewenste nationaliteiten te ondersteunen, indien dit vanuit een maatschappelijk initiatief ontstaat.

Rol van de overheid

De initiatiefnemers hebben begrip voor de grenzen van wat het Kabinet kan betekenen voor Nederlanders met een ongewenste tweede nationaliteit. Ze zien ondanks de beperkingen die er zijn, nadrukkelijk een rol voor de overheid in het ondersteunen van het maatschappelijk debat en het creëren van meer bewustzijn én erkenning voor de dilemma’s en spagaat die Nederlanders met een (ongewenste) tweede nationaliteit mogelijk ervaren. Het Kabinet onderschrijft dit. Om tegemoet te komen aan deze behoeften, zet het kabinet diverse acties in. Deze licht ik hieronder toe.

Structurele inzet vanuit het kabinet

Het kabinet neemt de oproep ter harte om een actieve rol in te nemen bij het vergroten van erkenning en bewustzijn van de dilemma’s die Nederlanders met een tweede nationaliteit mogelijk kunnen ervaren. Het kabinet benadrukt daarbij de veelheid van verhalen en ervaringen, die voor elk individu anders zijn. Een tweede nationaliteit kan impact hebben op de persoonlijke beleving en identiteit van een persoon. Daarnaast ervaren sommige mensen met een tweede nationaliteit onveiligheid. Ook kunnen er problemen ontstaan door conflicterende wet- en regelgeving, waar mensen met een tweede nationaliteit zich niet altijd bewust van zijn.

Om bij te dragen aan erkenning en bewustzijn van al deze vormen van dilemma’s die ervaren kunnen worden, worden een aantal acties vanuit verschillende invalshoeken ingezet:

  • Verkenning naar juridische dilemma’s gerelateerd aan dubbele nationaliteit: Om bij te dragen aan erkenning en bewustzijn is het kabinet voornemens verhalen in beeld te brengen van belemmeringen die Nederlanders ervaren, omdat de wetgeving van het land van hun tweede nationaliteit zorgt voor juridische dilemma’s omdat deze niet aansluit bij de Nederlandse wetgeving. Hierbij kan gedacht worden aan voorbeelden gerelateerd aan bijvoorbeeld dienstplicht, erfrecht, familierecht.

  • Verkenning ervaringen dubbele nationaliteit in relatie tot binding met Nederland: Om bij te dragen aan het maatschappelijk debat, laat het Ministerie van SZW een kwalitatieve verkenning uitvoeren naar de impact die het hebben van een tweede nationaliteit (ongeacht van welk land de tweede nationaliteit afkomstig is) kan hebben op het ervaren van Nederlanderschap. De resultaten van de verkenning moeten leiden tot aanbevelingen voor het bespreekbaar maken van dit onderwerp. Deze verkenning wordt door SZW uitgezet en is een invulling van de toezegging uit de Kamerbrief van 9 mei jl. om een eenmalig burgerpanel te organiseren.4

  • Internationaal: In internationale contacten vanuit Nederlandse zijde, zal waar mogelijk en opportuun, het onderwerp «wens tot keuzevrijheid in het afstand doen van een ongewenste tweede nationaliteit» worden opgebracht.

  • Structurele borging onderwerp in bestaande onderzoekslijnen: Het kabinet borgt het onderwerp «hoe het hebben van een tweede nationaliteit doorwerkt in het ervaren Nederlanderschap» in bestaande onderzoekslijnen. Dit kan bijdragen aan erkenning voor de spagaat en dilemma’s die Nederlanders met een (ongewenste) tweede nationaliteit mogelijk ervaren.

Tot slot

Met de in deze brief toegelichte inzet, komt het Kabinet waar mogelijk tegemoet aan de wens van de initiatiefnemers om als overheid actief bij te dragen aan de erkenning van en bewustzijn over (de consequenties van) een tweede nationaliteit. Het Ministerie van SZW werkt aan een samenleving waarin iedere Nederlander, ongeacht een tweede nationaliteit, zich thuis voelt, mee kan doen en zich volwaardig Nederlander kan voelen. Het onderwerp (ongewenste) tweede nationaliteit blijft in dit kader, ook na het afronden van de moties die zijn ingediend n.a.v. de initiatiefnota, relevant in een samenleving die steeds diverser wordt. Ik zal uw Kamer dan ook blijven informeren over relevante ontwikkelingen op dit thema.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
1

Zie voor de Kamerbrief van 9 mei: Kamerstuk 35 475, nr. 13, zie voor de initiatiefnota: Kamerstuk 35 475, nr 2.

X Noot
2

Kamerstuk 35 475, nr. 6.

X Noot
3

Kamerstuk 35 475, nr. 7.

X Noot
4

Kamerstuk 35 475, nr. 13.

Naar boven