2023D00326 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Financiën heeft op 10 januari 2023 enkele vragen en opmerkingen aan de Minister van Financiën voorgelegd over de Eurogroep/Ecofinraad d.d. 16 en 17 januari 2023 (o.a. Kamerstuk 21 501-07, nr. 1919).

De voorzitter van de commissie,

Tielen

De griffier van de commissie,

Schukkink

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inhoudsopgave

1. Inleiding

2. Macro-economische situatie en Stabiliteits- en Groeipact (SGP)

3. Digitale euro

4. Faciliteit voor herstel en veerkracht (RRF)

5. Steun aan Oekraïne en Moldavië

6. Pijler 2

7. Toezicht op cryptovaluta

8. Overig

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken behorend bij de vergaderingen van de Eurogroep en Ecofinraad van 16 en 17 januari 2023.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken behorend bij de vergaderingen van de Eurogroep en Ecofinraad van 16 en 17 januari 2023. Zij hebben daarover nog de volgende vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de agendapunten van de Eurogroep/Ecofinraad van 16–17 januari 2023. Naar aanleiding hiervan hebben de leden van de PVV-fractie enkele vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en hebben een aantal vragen.

De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van de stukken behorend bij de vergaderingen van de Eurogroep en Ecofinraad van 16 en 17 januari 2023.

2. Macro-economische situatie en Stabiliteits- en Groeipact (SGP)

De leden van de VVD-fractie lezen verder dat de Eurogroep van gedachten zal wisselen over de huidige macro-economische situatie in de eurozone. De verwachting is dat het IMF-rapport op dit punt aandacht zal besteden aan de gevolgen van de hoge inflatie in de eurozone. Wordt hierbij ook ingegaan op de oorzaken van de hoge inflatie, zowel met betrekking tot het monetaire beleid als het begrotingsbeleid? Deelt de Minister de mening van de VVD-fractie en het IMF dat hoge begrotingstekorten niet bijdragen aan het bestrijden van de inflatie? Wat is de Nederlandse inzet om dit punt prominenter op de agenda van de Eurogroep te krijgen? En hoe zorgt het kabinet ervoor dat de zorgelijk hoge schuldniveaus, die extra oplopen als gevolg van compensatie voor de hoge energielasten, worden gereduceerd? Volgens de leden van de VVD-fractie kan de Minister deze vraag beantwoorden in relatie tot het opvolgende agendapunt, te weten de hervorming van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Met betrekking tot de financiële sancties indien geen effectieve actie door lidstaten wordt ondernomen binnen een buitensporigtekortprocedure, vragen de leden van de VVD-fractie of het kabinet hierbij ook nadrukkelijk kijkt naar het inhouden van uitkeringen uit Europese fondsen, in lijn met de systematiek gehanteerd binnen het tijdelijke Coronaherstelfonds (RRF). Hoe wordt volgens het kabinet hierbij voorkomen dat lidstaten in de toekomst buiten de buitensporigtekortprocedure worden gehouden om zo financiële sancties te ontlopen? Wat is de kabinetsinzet om de discretionaire bevoegdheid van de Europese Commissie op dit punt in te perken?

De leden van de D66-fractie merken op dat Nederland een presentatie zal leveren over het prijsplafond voor energie in het licht van coördinatie van het begrotingsbeleid in de eurozone. Betekent dit dat Nederland als voorbeeld geldt binnen de eurozone? Kan de Minister in het verslag over dit agendapunt ingaan op de manier waarop andere landen hebben gereageerd op de Nederlandse presentatie?

De leden van de D66-fractie vragen daarnaast of de Minister in het verslag of op een andere manier een overzicht kan verstrekken van de maatregelen die andere landen in de eurozone nemen ten aanzien van compensatie voor de hoge energieprijzen en welke lessen Nederland daaruit trekt of zou kunnen trekken voor mogelijke meer gerichte steun aan huishoudens als het prijsplafond afloopt. Welke andere landen presenteren hun case study ten aanzien van dit onderwerp en op basis waarvan zijn deze landen uitgekozen? Wat wordt precies bedoeld met het belang van beleidscoördinatie in de geannoteerde agenda en op welke wijze geeft Nederland daar invulling aan in het beleid?

De leden van de D66-fractie constateren dat in de voorliggende Raadsaanbevelingen voor het economisch beleid is opgenomen om onder andere in 2023 het gebruik van generieke budgettaire steunmaatregelen te vermijden. Kan de Minister nader ingaan welke specifieke aanpassingen zijn gemaakt ten opzichte van eerdere versies van de Raadsaanbevelingen, op initiatief van welke landen en wat daarbij de positie van Nederland en het internationale speelveld was? In hoeverre vallen de Nederlandse beleidskeuzes voor 2023 zoals het prijsplafond, het verhogen van toeslagen en het verhogen van het minimumloon onder deze aanbevelingen, omdat deze niet generiek zijn, maar gericht op steun van mensen met een lager inkomen die relatief het hardst geraakt worden door hogere energieprijzen? Op welke manier komt Nederland of komen andere landen tegemoet aan de aanbeveling om tweederonde-effecten voor de inflatie te voorkomen? Op welke manier wordt dat gemeten en wat zijn op dit moment de schattingen van de omvang van tweederonde-effecten voor de inflatie?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet een inschatting kan geven wanneer welke onderdelen van de SGP-discussie op de komende Ecofin-bijeenkomsten zullen staan, en wanneer de Commissie verwacht met concrete voorstellen (als invulling van de communicatie) te komen, binnen de reeds aangegeven termijn van Q1.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet een update kan geven over de ontwikkeling van het speelveld, met name op het punt van een ruimer schuldafbouwpad, niet langer sturen op een (jaarlijks) procyclisch saldo maar op de middellangetermijndoelstelling, en het uitgavenpad.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of een analyse van het investeringsgat (investment gap) richting net zero in 2050 wat het kabinet betreft onderdeel moet zijn van de analyse op welke manier ruimte voor investeringen te waarborgen binnen de SGP-herziening.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar het crisisinstrumentarium in de eurozone, binnen het kader van de herziening van het SGP. Zij merken op dat Nederland nog altijd een belangrijke rol ziet voor het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM). Is de Minister het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat aan het (gebruikmaken van het) ESM inmiddels een door verschillende lidstaten als aanzienlijk gepercipieerd reputatierisico zit?

De leden van de GroenLinks-fractie wijzen erop dat in de sustainable finance strategy van de Europese Commissie (zomer 2021) genoemd staat dat er in 2023 een monitoringsraamwerk ontwikkeld zal worden om lidstaten te ondersteunen om kapitaalstromen en het investeringsgat (investment gap) te meten. Deze leden vragen of de regering een overzicht kan geven hoe het met dit actiepunt staat, wat de verwachte tijdlijn van de Commissie en Nederland is, welke dingen Nederland zelf oppakt en de Commissie doet (de Commissie «assisteert», wat betekent dit precies?) en in hoeverre Nederland op dit moment inzicht heeft in de investment gap (naar net zero 2050).

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet een update kan geven over het speelveld ten aanzien van de Europese respons op het protectionistische karakter van de Inflation Reduction Act en de Nederlandse inzet inzake de communicatie van de Commissie die op korte termijn verwacht wordt. Deze leden vragen ook of de Kamer via een BNC-fiche over de Nederlandse appreciatie geïnformeerd zal worden.

De leden van de Volt-fractie zijn van mening dat de hoge energieprijzen een groot risico vormen voor o.a. de strategische autonomie van Europa. Essentiële sectoren hebben te maken met torenhoge energieprijzen, waardoor zij soms gedwongen hun productie af dienen te schalen en kans op faillissement lopen. Bovendien spelen de protectionistische maatregelen van de VS via de Inflation Reduction Act (IRA) een grote rol in dit vraagstuk. Europese bedrijven worden door middel van groene subsidies verleid hun productie te verhuizen naar de VS, en daarmee te vertrekken uit Europa. De leden van de Volt-fractie achten het van groot belang dat er een gezamenlijke Europese respons komt op de Amerikaanse IRA, evenals op de risico’s voor essentiële bedrijven door de hoge energieprijzen. De Franse Minister Le Maire heeft aangekondigd dat, zolang een gezamenlijke Europese respons uitblijft, Frankrijk zelf met maatregelen tegen de negatieve effecten van de IRA zal komen. De leden van de Volt-fractie prefereren een gezamenlijke Europese aanpak ter ondersteuning van de cruciale groene industrie boven verschillende nationale aanpakken, o.a. vanuit de risico’s voor een ongelijk Europees speelveld. Zij zijn dan ook positief over de oproep van eurocommissaris Gentiloni om met nieuwe financiële instrumenten – o.a. middels nieuwe gezamenlijke schuld – te komen ter ondersteuning van de Europese industrie. Kan de Minister aangeven of zij inmiddels van mening is dat dergelijke nieuwe, gezamenlijke instrumenten opgetuigd moeten worden? Indien de Minister daar geen voorstander van is, kan zij dan aangeven welke concrete voorstellen zij doet om de concurrentiepositie van de Europese industrie te behouden en verstevigen? Onder welke voorwaarde(n) is de Minister bereid wel in te stemmen met een voorstel voor een nieuw, gezamenlijk fonds voor de cruciale industriële sectoren in Europa? Indien een voorstel voor een dergelijk fonds op tafel komt te liggen in de Eurogroep, kan de Minister dan aangeven welke voorwaarden Nederland aan een dergelijk fonds zou stellen?

De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van het standpunt van de Europese Commissie inzake de herziening van de Europese begrotingsregels, evenals het kabinetsstandpunt daarover. De leden van de Volt-fractie hebben daaruit onder andere opgemaakt dat, naast de mogelijke introductie van landenspecifieke schuldafbouwpaden, de huidige 60 procent- en 3 procent-regel in stand gehouden zullen worden gehouden als het ligt aan zowel de Europese Commissie als het Nederlandse kabinet. De leden van de Volt-fractie vinden houdbare overheidsfinanciën van groot belang, mede vanuit beperking van het doorschuiven van schulden naar toekomstige generaties. Daarnaast zien de leden van de Volt-fractie ook in dat deze percentages in het verleden vaak niet haalbaar zijn geweest voor meerdere lidstaten en dat dit in de toekomst – onder toenemende vergrijzing, afnemende productie en toenemende zorgkosten – steeds vaker zal voorkomen en mogelijk ook onder landen die nu binnen de 60 procent- en 3 procent- grenzen blijven. Zijn de 60 procent- en 3 procent-regel heilig voor de Minister? Of staat Nederland niet principieel tegenover het aanpassen van de regels – c.q. verruiming van de grenzen – indien de economische en maatschappelijke omstandigheden daarom vragen? Is het kabinet er daarnaast voor om de landenspecifieke schuldafbouwpaden, zoals voorgesteld door de Europese Commissie, eventueel te combineren met transitie-instrumenten ter waarborging van de investeringen in de groene en digitale transitie? Zo nee, waarom niet?

De leden van de Volt-fractie zijn van mening dat alles in het werk gesteld moet worden om de negatieve effecten van klimaatverandering op o.a. de economische en monetaire stabiliteit van Nederland, Europa en de wereld zoveel mogelijk te voorkomen. Daarvoor achten zij het van groot belang dat de huidige begrotingsregels ingezet worden op een manier die de transitie naar een groene en duurzame economie versnelt. De kosten van klimaatverandering zullen de prijsstabiliteit in de eurozone in toenemende mate ondermijnen. Die kosten (of investeringen) die gemaakt moeten worden om de transitie te versnellen zijn vele malen kleiner dan de kosten van klimaatverandering. Bovendien zal verminderde afhankelijkheid van fossiele brandstoffen de energie-gedreven inflatie op termijn dempen. De leden van de Volt-fractie vragen zich af hoeveel extra investeringen er volgens de Minister EU-breed nodig zijn om de klimaatdoelen van 2030 te halen. Kan de Minister dit uiteenzetten?

De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van de prioriteiten onder het Zweedse Raadsvoorzitterschap. Een van de prioriteiten betreft het aanpakken van de economische uitdagingen en onzekerheid, zijnde hoge inflatie, de energiecrisis en stijgende rentetarieven die een remmende impact hebben op consumptie, productie en investeringen. Het Zweedse voorzitterschap streeft ernaar reeds bestaande, gezamenlijke instrumenten in te zetten om deze uitdagingen aan te gaan. Kan de Minister aangeven hoeveel financiële middelen er nog beschikbaar zijn uit instrumenten als het RRF en REPowerEU voor het verder versnellen van de duurzame transitie in Europa? Kan de Minister aangeven wat ongeveer het totaal is aan geraamde financiële middelen die – nationaal en Europees – in de EU beschikbaar zijn om te investeren in de groene transitie?

De leden van de Volt-fractie hebben vernomen dat de ECB de rentepercentages verder verhoogd heeft na eerdere verhogingen in het afgelopen jaar. De leden van de Volt-fractie hopen op een effectieve beteugeling en vermindering van de inflatie in de komende periode. De leden van de Volt-fractie zien echter een groot gevaar voor landen met een hoge staatsschuld vanwege zogenoemde fragmentatierisico’s als gevolg van de renteverhogingen. Ziet de Minister deze risico’s ook? Een van de manieren waarop landen met een hoge staatsschuld, zoals Italië, hun staatsschuld kunnen verminderen, is door middel van economische groei. De kans op economische groei wordt kleiner naarmate de potentiële rentelasten voor een land sterk toenemen. Hoe zou hiertegen volgens de Minister het beste opgetreden kunnen worden?

3. Digitale euro

De leden van de VVD-fractie lezen dat tijdens de Eurogroep naar verwachting een «terugkijkende verklaring» zal worden vastgesteld naar aanleiding van een bespreking van de digitale euro. Wat is het doel van deze verklaring en wat is de Nederlandse inzet? Ook wordt een vooruitblik gegeven op het werkprogramma voor de digitale euro in 2023, zo lezen de leden van de VVD-fractie. De Minister geeft in de geannoteerde agenda aan dat op het moment van schrijven van de agenda zowel de conceptverklaring als het conceptwerkprogramma nog niet beschikbaar waren. De leden van de VVD-fractie merken op dat het voor de Kamer hierdoor niet mogelijk is de Nederlandse kabinetsinzet tijdig bij te sturen. Kan de Minister de conceptverklaring en het conceptwerkprogramma voorafgaand aan de Eurogroep alsnog naar de Kamer sturen? Hoe zorgt de Minister ervoor dat de randvoorwaarden voor de invoering van een digitale euro die door het Nederlandse parlement zijn vastgesteld, met name gericht op privacy en non-programmeerbaarheid, in het wetsvoorstel worden verwerkt, dat in het tweede kwartaal van 2023 door de Europese Commissie wordt gepresenteerd? De Minister stelt dat met het wetsvoorstel de besluitvorming over een invoering van de digitale euro en over de essentiële bouwstenen ervan bij de medewetgevers (de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement) wordt neergelegd. En dat deze medewetgevers dus zullen bepalen of de digitale euro er komt en hoe de essentiële onderdelen van de digitale euro eruit komen te zien. Hierbij gaat de Minister voorbij aan de rol van de Nederlandse medewetgever, de Tweede Kamer, volgens de leden van de VVD-fractie. De Minister geeft aan dat Nederland tijdens deze Eurogroep «waar mogelijk de Nederlandse aandachtspunten en wensen onder de aandacht zal brengen». De leden van de VVD-fractie vinden deze inzet te vrijblijvend en vragen de Minister de Nederlandse randvoorwaarden steviger neer te zetten en voorwaardelijk te maken aan steun voor de invoering van een digitale euro. Ten slotte geeft de Minister aan dat «Nederland open staat voor alternatieven voor een rekening gebaseerde digitale euro, zoals een token-gebaseerde oplossing». De leden van de VVD-fractie constateren echter dat deze alternatieven zich niet vanzelf manifesteren. Wat is de Nederlandse inzet om deze alternatieven ook daadwerkelijk gepresenteerd te krijgen?

Ten aanzien van de digitale euro willen de leden van de PVV-fractie allereerst weten of het kabinet harde voorwaarden stelt aan de introductie van een digitale euro. Het kabinet noemt enkele voorwaarden die van belang zijn voor Nederland, maar zijn dit ook harde voorwaarden om uiteindelijk niet in te stemmen met de introductie van een digitale euro? Kan de Minister per voorwaarde aangeven in hoeverre dit een harde voorwaarde is voor het niet instemmen met de introductie van een digitale euro: (1) duidelijke voordelen voor consumenten, bedrijven en bredere economie; (2) token-gebaseerde digitale euro; (3) waarborging van privacy; (4) overeenstemming met het anti-witwasraamwerk; (5) waarborgen voor de financiële stabiliteit en (6) een niet-programmeerbare digitale euro?

De leden van de Volt-fractie zijn positief over het feit dat de moties-Dassen aangaande de digitale euro zijn aangenomen en het kabinet daarmee steviger inzet op het aspect van strategische autonomie. Zij zijn dan ook positief gestemd dat de Minister in de Kamerbrief met de geannoteerde agenda voor de Eurogroep nadrukkelijk ingaat op het belang van het beschermen en vergroten van de Europese strategische autonomie met de invoering van de digitale euro. Ook zijn de leden van de Volt-fractie blij dat de Minister er in Europees verband voor zal pleiten de digitale euro volledig te stoelen op Europese infrastructuur. Kan de Minister aangeven hoe zij hiervoor zal pleiten? Verder geeft de Minister aan dat een eerste voorwaarde voor Nederland bij een mogelijke invoering van de digitale euro is dat er duidelijke voordelen moeten zijn voor consumenten, bedrijven en de bredere economie. Kan de Minister aangeven wat in een gunstig scenario volgens haar de mogelijke voordelen zijn voor (I) burgers, (II) bedrijven en (III) de bredere economie bij invoering van de digitale euro? Kan de Minister daarnaast de verschillende risico’s schetsen wanneer de digitale euro niet wordt ingevoerd?

4. Faciliteit voor herstel en veerkracht (RRF)

De leden van de D66-fractie constateren dat met het goedkeuren van het Hongaarse RRF-plan nu alle herstelplannen zijn goedgekeurd. De voornoemde leden spreken hun steun uit voor het onthouden van stemming bij het Hongaarse herstelplan en zijn verontrust over het feit dat Nederland hierin wederom alleen stond. Is de Minister het met voornoemde leden eens dat we moeten werken aan een bredere basis vanuit meerdere landen voor een assertieve houding richting landen die beleid voeren dat schuurt met gedeelde Europese waarden ten aanzien van de rechtsstaat en de democratie? Kan de Minister een reflectie delen op de eerste resultaten van het RRF door Europa heen met enkele sprekende voorbeelden van concrete effecten van het RRF? Kan de Minister tevens aangeven wat de huidige stand van zaken is ten aanzien van uitvoering van het Nederlandse herstelplan? Ligt alles op schema om snel over te kunnen gaan tot uitbetaling van de RRF-middelen aan Nederland?

De leden van de PVV-fractie vragen om een update van alle subsidies en leningen die tot nu toe onder de herstel- en veerkrachtfaciliteit zijn verstrekt (graag per lidstaat en bedrag uitsplitsen).

Ten aanzien van het tweede betaalverzoek van Griekenland in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit willen de leden van de PVV-fractie vervolgens weten hoe de Minister het gegeven beoordeelt dat Griekenland stopt met het privatiseren van de havens.1 Het privatiseren hiervan was toch echt een van de voorwaarden voor de noodleningen die Griekenland heeft gekregen om niet failliet te gaan? Waarom gaat het kabinet dan alsnog akkoord met het inwilligen van het tweede betaalverzoek van Griekenland?

5. Steun aan Oekraïne en Moldavië

De leden van de PVV-fractie lezen dat er in totaal 210 miljoen euro gereserveerd is voor steunmaatregelen voor Oekraïne en Moldavië. De leden van de PVV-fractie vragen naar een overzicht van de financiële steun die Oekraïne in de afgelopen vijf jaar van de EU heeft ontvangen (graag per jaar en bedrag uitsplitsen). Kan de Minister tevens hetzelfde overzicht geven voor Moldavië?

Verder lezen de leden van de PVV-fractie dat bij het uitblijven van een bilaterale garantie van Hongarije de overige 26 lidstaten het gemiste deel van Hongarije moeten opvangen om alsnog gezamenlijk tot een garantie voor het totale benodigde bedrag van 18 miljard euro uit het MFB-voorstel de komen. Hierdoor verandert de hoogte van de Nederlandse garantie van 1,062 miljard euro naar 1,073 miljard euro. De leden van de PVV-fractie willen weten wat het garantiebeleid is van het kabinet: deelt het kabinet de mening dat garanties slechts in strikt noodzakelijke gevallen moeten worden vertrekt en dat het streven moet zijn om overheidsverantwoordelijkheid zoveel mogelijk af te bouwen?

De leden van de PVV-fractie lezen voorts dat, indien de Commissie in de toekomst een beroep moet doen op de bilaterale garanties, dit pro rata gedaan zal worden op basis van het BNI-aandeel van de lidstaten. Wanneer een lidstaat op dat moment niet in staat is deze oproep in te willigen, zal dit ontbrekende deel tijdelijk bij de resterende lidstaten worden opgehaald. De leden van de PVV-fractie willen weten in hoeverre gegarandeerd wordt dat het ontbrekende deel echt tijdelijk bij de resterende lidstaten wordt opgehaald en voorkomen zal worden dat de Nederlandse afdracht alsnog zal stijgen.

6. Pijler 2

De leden van de PVV-fractie merken op dat het kabinet ernaar streeft Pijler 2 tijdig te implementeren. Mocht een akkoord uitblijven, dan zal het kabinet kijken naar andere mogelijkheden om tot gecoördineerde implementatie over te gaan met een zo groot mogelijke groep lidstaten. De leden van de PVV-fractie willen weten wat de stand van zaken is van het implementeren hiervan door in elk geval Duitsland, Frankrijk, Spanje en Italië. In hoeverre kan dit voor Nederland een concurrentienadeel opleveren ten opzichte van de rest van de wereld?

7. Toezicht op cryptovaluta

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet kennisgenomen heeft van de blog waarin de Europese Centrale Bank een aantal uitspraken doet over cryptovaluta.2 Zij hebben hierover een aantal vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet het eens is met de ECB dat ongedekte crypto «a gamble disguised as an investment asset» zijn en dat «regulation should acknowledge the speculative nature of unbacked cryptos and treat them as gambling activities». Deze leden vragen of het kabinet daarmee bereid is alsnog ongedekte cryptomunten als gokwaar te bestempelen. Deze leden vragen of de recente ontwikkelingen laten zien dat de definitie van de Kansspelautoriteit uit 2018, die uitgaat van formele prijzen, premies en winnaars om te spreken over gokken, te beperkt en te formalistisch is. Is het kabinet bereid gehoor te geven aan de oproep van de ECB?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet het met de ECB eens is dat bovenop de verordening betreffende markten in cryptoactiva (MiCA) aanvullende wet- en regelgeving moet komen zodat alle segmenten van de crypto-industrie gereguleerd zijn (inclusief bijvoorbeeld crypto-leningen en non-custodial wallet services). Welke rol ziet de regering hier weggelegd voor het aanscherpen van milieuaspecten van cryptowetgeving, omdat de borging van milieuaspecten op dit moment zwak is, zo vragen deze leden.

8. Overig

De leden van de D66-fractie merken op dat de eurozone per 1 januari 2023 is uitgebreid met Kroatië. Kan de Minister ingaan op het verloop van de introductie van de euro in Kroatië en welke lessen daar nu al uit te trekken vallen voor de toekomst?

De leden van de PVV-fractie vragen naar de reden dat Zweden niet heeft ingestemd met het akkoord EU-jaarbegroting 2023.

De leden van de GroenLinks-fractie wijzen erop dat dit voorjaar gestemd zal moeten worden over het hernieuwen van sanctiepakketten jegens Rusland. Zij vragen op welke manier voorkomen gaat worden dat bepaalde lidstaten, zoals Hongarije, om niet-dossier-inhoudelijke redenen (opnieuw) dwarsliggen, en op welke manier Nederland samen met andere lidstaten aan een strategie werkt om te voorkomen dat de Raad zich op dit punt laat gijzelen.

Naar boven