2022D54584 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief Voortgang overbrengingen uit Afghanistan van 6 december 2022 (Kamerstuk 27 925, nr. 920).

De voorzitter van de commissie,

Rudmer Heerema

De adjunct-griffier van de commissie,

Koerhuis

Inhoudsopgave

   

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

   

II

Antwoord/reactie van de bewindspersoon

   

III

Volledige agenda

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Algemeen

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geagendeerde stukken. Deze leden hebben daar nog enkele vragen over.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsbrief over de voortgang overbrengingen uit Afghanistan. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks en de SP verwelkomen de mogelijkheid om het debat van 8 december jl. aangaande de RBZ en Afghanistan op te volgen met een schriftelijk overleg en maken derhalve van de gelegenheid gebruik nog enkele openstaande vragen te stellen aan het kabinet over de overbrengingsoperatie vanuit Afghanistan naar Nederland.

Voortgang overbrengingen Afghanistan

De leden van de D66-fractie lezen: «De toetsing van de verschillende groepen die vermeld staan in tabel II is vrijwel geheel afgerond, mede omdat er geen nieuwe aanvragen meer in behandeling worden genomen met uitzondering van de tolken en enkele schrijnende gevallen.» Deze leden hebben behoefte aan een verduidelijking van deze passage. Wat wordt er bedoeld met nieuwe aanvragen? Wanneer is er sprake van een nieuwe aanvraag en wanneer is er sprake van het (opnieuw) in behandeling nemen van een mogelijke overbrenging?

De leden van de D66-fractie constateren dat de Minister van Buitenlandse Zaken in het Commissiedebat RBZ / Afghanistan van 8 december aangaf dat mensen die in aanmerking komen voor overbrenging, maar met wie het contact stil ligt, zich nog altijd kunnen melden bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Eerder gaf de voormalig Minister van Buitenlandse Zaken, Ben Knapen, aan dat er geen deadline lag op overbrenging. Betekent dit dat er serieus en welwillend gekeken wordt naar personen die nog niet in beeld zijn, maar wel de nodige bewijsstukken hebben om in aanmerking te komen voor overbrenging? Zo nee, wat betekent dit dan? Zo ja, hoe ziet dit meldpunt bij Buitenlandse Zaken eruit en hoe weten deze mensen het ministerie te bereiken? Is het kabinet bereid om de mogelijkheid voor overbrenging aan te blijven bieden aan mensen die in aanmerking komen voor overbrenging en niet hebben aangegeven in Afghanistan te willen blijven?

De leden van de D66-fractie vragen het kabinet of zij de Kamer kan informeren als het aantal personen dat in aanmerking komt voor overbrenging, toeneemt door de uitkomst van de verschillende lopende rechtszaken? Welke mogelijkheden zijn er om Afghanistan te verlaten zonder geldig reisdocument? Klopt het dat dit in de eerdere fases van de overbrengingen ook is gelukt?

De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat er in totaal 2591 personen zijn overgebracht naar Nederland sinds 26 augustus 2021. Deze leden danken het kabinet voor het in veiligheid brengen van deze personen. Daarnaast concluderen deze leden dat het angstbeeld (100.000 Afghanen naar Nederland) dat in oktober 2021 werd geschetst door de toenmalig Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid onjuist is gebleken.

De leden van de CDA-fractie willen zo dicht mogelijk blijven bij het dictum uit de motie Belhaj c.s. (27 925, nr. 788). De leden van de CDA-fractie zijn in dat kader benieuwd naar de motivering van het kabinetsbesluit om geen nieuwe aanvragen meer in behandeling te nemen (met uitzondering van de tolken en enkele schrijnende gevallen). Tevens zijn de leden van de CDA-fractie benieuwd hoeveel personen die na het einde van de evacuatiefase in aanmerking kwamen voor overbrenging naar Nederland, maar niet de mogelijkheid hadden om weg te komen, uiteindelijk zijn vervolgd of erger, door de Taliban.

De leden van de CDA-fractie zijn tevens benieuwd naar de diplomatieke inzet van Nederland richting het Talibanregime, mede in het licht van de overbrengingen uit Afghanistan. Nederland erkent de Taliban niet als vertegenwoordiging van de Afghaanse bevolking. De leden van de CDA-fractie steunen dit besluit. Tegelijkertijd maakt het regime deel uit van de nieuwe realiteit. De leden lezen in de brief «Lange termijn visie voor de Nederlandse inzet in Afghanistan» van 7 juli 2022 (Kamerstuk 34952–177) dat Nederland, in samenwerking met andere landen, de mogelijkheden blijft onderzoeken voor een minimale presentie in Kaboel. Wat is de stand van zaken, vragen deze leden.

Tevens vragen de leden van de CDA-fractie of het kabinet kan aangeven of in de operationele contacten met de de facto autoriteiten ook het belang van onbelemmerde humanitaire toegang en de bemoeienis van de machthebbers bij de uitvoering van Niet-gouvernementele organisatie (Ngo)-programma’s wordt meegenomen. En kan het kabinet een schets geven van hoe die operationele contacten er ongeveer uitzien?

Tevens vragen de leden van de CDA-fractie of het kabinet een appreciatie kan geven van de huidige mensenrechtensituatie in het land, en specifiek de situatie voor Afghaanse vrouwen, in het licht van de nieuwe, zeer strenge decreten die zijn uitgevaardigd. Hoe wordt er op dit moment vanuit de internationale gemeenschap nog invloed uitgeoefend op de de facto autoriteiten op het gebied van mensenrechten?

De leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks en de SP constateren dat de Minister in het debat heeft aangegeven dat voor personen die wel in aanmerking komen voor overbrenging maar meermaals een aanbod hebben afgeslagen, de verplichting van de overheid vervalt om de overbrenging te faciliteren. De aan het woord zijnde leden hebben begrip voor de afweging van het kabinet.

De leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks en SP verwelkomen de uitspraak van de Minister in het debat dat hij zich ten volle en «con amore» aan de gemaakte afspraken met de Kamer zal houden inzake de overbrengingsoperatie. Onderdeel hiervan was dat voor de genoemde categorieën in de Kamerbrief van 11 oktober 2021 (Kamerstuk 27 925, nr. 860), waarin al een beperking van motie Belhaj is opgenomen, geen einddatum zou gelden. Dit is bevestigd door oud-Minister Knapen in het commissiedebat van 13 oktober 20211. Echter blijkt nu uit verschillende bronnen dat er intussen afspraken zijn gemaakt met ngo’s over een deadline voor de overbrenging van hun oud-personeel van Afghanistan naar Nederland. Hoe rijmt dit met de afspraak die met de Kamer is gemaakt?

In het licht van de toezegging van het kabinet om zich aan gemaakte afspraken te houden, hebben de leden van de fracties van PvdA, GroenLinks en SP in het bijzonder vragen over een specifieke zin die is opgenomen in de meest recente Kamerbrief: «De toetsing van de verschillende groepen die vermeld staan in tabel II is vrijwel geheel afgerond, mede omdat er geen nieuwe aanvragen meer in behandeling worden genomen met uitzondering van de tolken en enkele schrijnende gevallen.» Erkent het kabinet dat deze intentie, om geen nieuwe aanvragen meer in behandeling te nemen met uitzondering van de tolken en enkele schrijnende gevallen, niet in lijn is met de afspraken die zijn gemaakt met de Kamer en als een verandering van bestaand beleid kan worden gezien? Zo nee, op welk moment is er gecommuniceerd dat op een bepaald moment het kabinet geen nieuwe aanvragen meer in behandeling zou nemen voor bepaalde categorieën die voorheen wel in aanmerking kwamen? Zo ja, hoe rijmt deze intentie met de uitspraak van de Minister om zich con amore in te zetten voor de gemaakte afspraken? Blijft de afspraak met de Kamer voor alle groepen die voor defensie hebben gewerkt, gelden?

De leden van de fracties van PvdA, GroenLinks en de SP vragen zich verder af of de hierboven genoemde zin bovendien betekent dat bijvoorbeeld een oud-bewaker van Defensie,die in een hoge en zichtbare positie voor Nederland heeft gewerkt, niet meer in aanmerking zou komen voor overbrenging? Is het kabinet op de hoogte van het feit dat er nog altijd oud-bewakers van Defensie zijn die een aanvraag voor overbrenging zouden willen doen maar de weg naar het Nederlandse kabinet nog niet hebben kunnen vinden? Is het kabinet het ermee eens dat deze mensen, die in aanmerking zouden kunnen komen onder de gestelde criteria, volgens de gemaakte afspraken nog altijd een beroep zouden moeten kunnen doen op de bestaande regeling voor overbrenging?

De leden van de SP-fractie constateren dat de Minister tijdens het Commissiedebat van 8 december toezegde om te kijken naar de brief van de advocaat Verbaas waar het lid Jasper van Dijk naar verwees (en die hij overhandigde). Deze advocaat heeft nog zo’n 25 zaken, waar hij er vier van uitlicht in genoemde brief. Wat is de analyse van de Minister ten aanzien van die vier gevallen en in het bijzonder de casus van de fixer van TV-maker Sinan Can? Hoe rijmt de Minister de toegezegde coulance met de ervaring van deze advocaat in desbetreffende zaken?

II Antwoord/reactie van de bewindspersoon

III Volledige agenda

  • de brief Voortgang overbrengingen uit Afghanistan van 6 december 2022 (Kamerstuk 27 925, nr. 920).


X Noot
1

«Ik zeg ook in de richting van mevrouw Piri en de heer Van Dijk dat wij niet weten hoelang dit precies gaat duren en dat daar, excusez le mot, ook geen deadline op zit. Dit moet gebeuren totdat het klaar is; liever eerder dan later, maar we weten het niet.»

Naar boven