27 925 Bestrijding internationaal terrorisme

Nr. 860 BRIEF VAN DE MINISTERS BUITENLANDSE ZAKEN EN DEFENSIE EN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 oktober 2021

Met deze brief informeert het kabinet de Kamer over de belangrijkste ontwikkelingen in de Nederlandse inzet met betrekking tot Afghanistan. De brief gaat in op de verdere inspanningen van het kabinet voor de evacués en degenen die nog in aanmerking komen om naar Nederland te worden overgebracht en op de verdere uitvoering van de motie van het lid Belhaj c.s. (Kamerstuk 27 925, nr. 788). Ook wordt de Kamer geïnformeerd over de voorgenomen en door de Kamer gevraagde evaluaties. Deze brief is mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Het kabinet zal voor de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Buitenlandse Zaken een nadere brief sturen over de toekomstige inzet en hulp aan Afghanistan. Dit is conform het verzoek van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van 5 oktober jl.

Ontwikkelingen sinds 15 augustus

Sinds de inname van Kaboel door de Taliban op 15 augustus 2021 zijn ongeveer 2500 mensen met bestemming Nederland vanuit Afghanistan in veiligheid gebracht. Het gaat om 930 Nederlanders en ingezetenen uit Afghanistan, 380 mensen die onder het beschermingsbeleid tolken vallen en 530 andere personen die voor de Nederlandse militaire of politiemissies hebben gewerkt en onder de motie van het lid Belhaj c.s. vallen. Daarnaast zijn 217 personeelsleden van de Nederlandse ambassade en 19 lokale EU-medewerkers en 30 lokale VN-medewerkers naar Nederland gebracht. Ook zijn er tot nu toe ongeveer 420 andere mensen die kwalificeren als doelgroepen van de motie van het lid Belhaj c.s. naar Nederland gekomen, voornamelijk NGO-medewerkers, (fixers van) journalisten en mensen- en vrouwenrechtenverdedigers. Deze cijfers zijn inclusief gezinsleden.

Het merendeel van deze mensen is in de actieve evacuatiefase die tot 26 augustus duurde naar Nederland geëvacueerd. Maar ook sindsdien zijn repatriëringen en de overbrenging van mensen naar Nederland via derde landen doorgegaan. Zodra de gelegenheid zich voordeed mensen mee te krijgen op vluchten naar Qatar of Pakistan, heeft Nederland daar gebruik van gemaakt. Op die manier konden tot nu toe 72 Nederlandse paspoort- en verblijfsvergunninghouders, inclusief hun gezinsleden, vanuit Kaboel via Doha naar Amsterdam reizen.

Daarnaast hebben de afgelopen weken enkele tientallen mensen met hulp van Buitenlandse Zaken de grens met Pakistan weten over te steken. Onder hen een groep genderspecialisten – 46 mensen inclusief gezinsleden – die hoog profiel werkzaamheden voor Defensie hebben verricht. Op 15 september organiseerde Nederland een speciale vlucht om hen vanuit Pakistan naar Nederland te brengen. Op dit moment verblijven nog 33 mensen in Pakistan in afwachting van vertrek naar Nederland. De ambassade in Islamabad en het Ministerie van Buitenlandse Zaken begeleiden deze mensen voor hun overkomst naar Nederland met zo nodig de afgifte van een noodreisdocument en een machtiging voor voorlopig verblijf (MVV).

Meerdere mensen hebben op eigen gelegenheid of via andere Europese landen op wiens evacuatievluchten zij waren meegereisd, Nederland nog weten te bereiken. De cijfers zijn nog voortdurend in beweging, maar sinds het beëindigen van de actieve evacuatiefase zijn langs al deze wegen zeker nog enkele honderden mensen naar Nederland gekomen.

Inspanningen gaan door

Het kabinet blijft zich actief inspannen om ook de komende periode mensen die daarvoor in aanmerking komen uit Afghanistan of via de buurlanden naar Nederland over te brengen. De aandacht gaat in eerste instantie uit naar de circa 320 Nederlanders en ingezeten van wie bekend is dat ze nog in Afghanistan zijn en circa 330 mensen die als tolk of in een andere functie hoog profiel werkzaamheden voor Nederland in een internationale militaire of politiemissie hebben uitgevoerd. Daarnaast zijn er circa 100 personen die voor een internationale militaire of politiemissie hebben gewerkt en kwalificeren als doelgroep van de motie van het lid Belhaj c.s., die al opgeroepen waren voor vertrek, maar niet meer tijdig konden uitreizen voordat het vliegveld van Kaboel sloot.

Ook waren er nog circa 120 mensen in Afghanistan van andere doelgroepen van de motie van het lid Belhaj c.s., die eveneens waren opgeroepen voor vertrek en niet op tijd op het vliegveld konden komen. Het kabinet zet zich actief in voor hun overkomst. Een aantal van deze laatste groep is inmiddels alsnog overgebracht naar Nederland. Rond de veertig van hen zijn op dit moment in transit. Zij bevinden zich reeds buiten Afghanistan, het merendeel (33) in Pakistan. Ongeveer 50 mensen van deze groep zijn op dit moment nog in Afghanistan.

Verder zal Nederland nog 42 lokale NAVO-medewerkers opnemen die momenteel worden opgevangen in Polen en Kosovo.

In totaal gaat het om ruim 800 mensen van wie al is vastgesteld dat zij in aanmerking komen voor overkomst naar Nederland. Deze cijfers zijn inclusief gezinsleden. Met personen uit deze groepen wordt frequent contact onderhouden indien hun contactgegevens bekend zijn. Het kabinet onderzoekt alle mogelijke opties om veilige uitreis van deze mensen onder de huidige complexe omstandigheden mogelijk te maken. Nederland staat hiervoor in nauw contact met landen in de regio. Ook wordt nauw samengewerkt met Europese en andere landen die zich eveneens sterk maken voor safe passage van hun burgers en ingezeten en van Afghanen die voor hen hebben gewerkt en voor dezelfde uitdagingen staan als Nederland.

Het blijft een zeer risicovolle onderneming Afghanistan te verlaten. Dat geldt in het bijzonder voor mensen met alleen een Afghaans paspoort en voor mensen zonder reisdocumenten. Op het punt van de reisdocumenten kijkt het kabinet constant wat het kan doen bijvoorbeeld door het verschaffen van nooddocumenten, laissez-passers en visa. Het beleid van de Taliban ten aanzien van uitreismogelijkheden voor Afghanen is voortdurend aan verandering onderhevig en wat met de mond wordt beleden, wordt in de praktijk niet altijd uitgevoerd.

Verdere uitvoering motie-Belhaj

Zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 14 september jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 808) is de speciale mailbox kabul@minbuza.nl op 17 september jl. gesloten. Ongeveer 35.000 van de daarin ontvangen e-mails bleken na eerste lezing betrekking te hebben op de motie van het lid Belhaj c.s. Teruggebracht naar unieke e-mailadressen gaat het om circa 20.000 adressen. Veel e-mails hebben betrekking op meerdere personen, vaak gaat het om gezinnen. De informatie in de e-mails is in veel gevallen dermate onvolledig dat het onmogelijk is het hulpverzoek op zijn merites te beoordelen of zelfs maar de identiteit van de afzender vast te stellen.

Berichten die betrekking hebben op tolken en personen die hoog profiel werkzaamheden voor Nederland in een internationale militaire of politiemissie hebben uitgevoerd, zijn apart genomen. Datzelfde geldt voor berichten die betrekking hebben op Nederlanders en personen met een verblijfrecht in Nederland. De overige berichten zijn opgenomen in de eerder aangekondigde database. Vanwege privacywetgeving kan de database niet worden overgedragen aan een andere instantie en blijft deze bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Bij een eventuele asielaanvraag in Nederland kan de IND op verzoek en met toestemming van de aanvrager toegang krijgen tot relevante informatie in die database. Alle personen die een bericht hebben gestuurd naar kabul@minbuza.nl zullen hierover per e-mail worden geïnformeerd.

Sinds de beëindiging van de acute evacuatiefase op 26 augustus, worden de doelgroepen die zijn beschreven in de motie van het lid Belhaj c.s. conform de motie aangemerkt als risicogroep bij de aanvraag van asiel in Nederland. Momenteel wordt de Vreemdelingencirculaire hierop aangepast.

Het kabinet wil daarnaast een speciale voorziening treffen voor twee bijzondere groepen om overkomst naar Nederland te faciliteren. Het gaat hierbij om medewerkers (en hun kerngezinnen) van een ten laste van de BZ/BHOS-begroting gefinancierd project op het gebied van sociale vooruitgang, vrede en veiligheid of duurzame ontwikkeling. Medewerkers kunnen worden aangedragen door in Nederland gevestigde NGO’s als zij sinds 1 januari 2018 tenminste een jaar structureel substantiële werkzaamheden hebben verricht voor het desbetreffende ontwikkelingsproject in een publieke, zichtbare functie. Ook moet hun identiteit en Afghaanse nationaliteit kunnen worden vastgesteld. De NGO’s zullen worden uitgenodigd om medewerkers conform bovenstaande criteria voor te dragen. Op grond daarvan zal het Ministerie van Buitenlandse Zaken toetsen of betrokkenen voor overkomst naar Nederland in aanmerking komen. Eenmaal in Nederland kan asiel worden aangevraagd. Op dit moment is de verwachting dat deze groep ongeveer 800 Afghanen inclusief hun kerngezinnen zal omvatten.

Voor Defensie en JenV gaat het daarnaast om personen (en hun kerngezin) die in de afgelopen twintig jaar hebben gewerkt voor Defensie of EUPOL in Afghanistan in een voor het publiek zichtbare functie. Zij moeten kunnen aantonen dat zij ten minste een jaar structureel substantiële werkzaamheden hebben verricht voor Defensie en/of voor een Nederlandse functionaris EUPOL. En ook in hun geval moet de identiteit en Afghaanse nationaliteit vast te stellen zijn. Defensie en Justitie en Veiligheid zullen de criteria toepassen op de nu bij Defensie beschikbare data, waaronder de meldingen van veteranen. Het betreft een afgebakende groep van ongeveer 500 Afghanen (inclusief kerngezinnen). Deze mensen komen bovenop de ongeveer 500 tolken en andere personen die voor de Nederlandse militaire of politiemissies hebben gewerkt en die voor 15 augustus al naar Nederland zijn overgebracht. En bovenop de eerdergenoemde tolken, andere personen die voor de Nederlandse militaire of politiemissies hebben gewerkt en personen onder de motie Belhaj die sinds 15 augustus naar Nederland zijn gekomen of nog naar Nederland mogen komen. Deze cijfers zijn inclusief gezinsleden.

In aanvulling hierop wil het kabinet een extra inspanning plegen voor (fixers van) journalisten en mensenrechtenverdedigers. Dit zijn mensen die in een zichtbare, publieke functie hebben gewerkt en daardoor nu extra kwetsbaar zijn. Deze groep is lastiger af te bakenen dan de bovengenoemde groepen. De banden met Nederland zijn veelal minder direct. Veel van de fixers die voor Nederlandse journalisten werkten, waren bijvoorbeeld ook actief voor nieuwsmedia van andere landen. In de acute evacuatiefase die tot 26 augustus duurde, zijn reeds circa negentig fixers en journalisten (inclusief gezinsleden) naar Nederland gehaald. In de groep mensen die in de evacuatiefase al waren opgeroepen, maar het vliegveld niet tijdig hadden gehaald, en voor wiens overkomst Nederland zich nog inspant, bevinden zich ook nog 33 (fixers van) journalisten. Een aantal van hen is inmiddels ook al naar Nederland overgebracht. Ook zijn in de periode tot 26 augustus al ongeveer vijftig mensenrechten- en vrouwenrechtenverdedigers naar Nederland gebracht.

Het kabinet zal zich inzetten om in internationaal kader – samen met andere EU-landen – iets voor de resterende mensen uit deze categorieën te doen. In het bijzonder voor de fixers die substantieel voor Nederlandse media hebben gewerkt. In EU-kader wordt verkend of gezamenlijke initiatieven kunnen worden ontplooid om bescherming te bieden aan kwetsbare groepen en individuen. Op 7 oktober vond een EU High Level Forum on providing Protection to Afghans at Risk plaats, waar namens Nederland de Staatssecretaris van JenV aan deelnam. Daar is onder meer afgesproken dat de Europese Commissie een Taskforce zal opzetten om een meerjarig steunplan op te stellen voor Afghanen die risico lopen. Het Europees Ondersteuningsbureau voor Asielzaken (EASO) zal daarnaast op 21 oktober met een expertplatform over onder andere hervestiging starten specifiek voor Afghanistan, waarin naast de EU ook de VS, Canada en het VK zitting hebben. Nederland zal in deze gremia in het bijzonder aandacht vragen voor de kwetsbare groep (fixers van) journalisten en mensenrechtenverdedigers. Het kabinet zal daarbij in het kader van gedeelde verantwoordelijkheid ook bereidwillig en ruimhartig kijken naar verzoeken tot hervestiging.

De afgelopen weken heeft het kabinet meerdere gesprekken gevoerd met UNHCR en IOM om te bezien op welke wijze zij Nederland kunnen bijstaan bij het in veiligheid brengen van de mensen voor wie is vastgesteld dat zij in aanmerking komen voor overkomst naar Nederland. Op 30 september jl. bezocht de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Genève om te spreken met UNHCR en IOM. UNHCR en IOM delen de zorg van het kabinet over de noodzaak van bescherming van kwetsbare Afghanen. Tegelijkertijd geven zij aan dat zij op dit moment geen specifieke ondersteuning kunnen bieden aan Nederland – of andere landen – hierin. UNHCR is gehouden aan het mandaat dat in principe alleen ziet op vluchtelingen (die zich per definitie buiten hun herkomstland bevinden). Daar komt bij dat UNHCR en IOM alleen in Afghanistan kunnen opereren met expliciete toestemming van de Taliban. Het kabinet hecht eraan het gesprek met beide organisaties voort te zetten en doet dit ook samen met andere landen die eveneens op zoek zijn naar mogelijkheden om kwetsbare Afghanen die zij in veiligheid willen brengen bij te staan.

Ten slotte heeft het kabinet – op verzoek van UNHCR – toegezegd zich flexibel op te willen stellen wat betreft urgente hervestigingsverzoeken voor individuele Afghanen die vanwege hun werk of achtergrond niet veilig zijn in buurlanden. Het gaat dan zowel om mensen die nieuw aankomen uit Afghanistan als om vluchtelingen die al in buurlanden verblijven.

Bij de verdere uitwerking van de motie van het lid Belhaj c.s. worden ook de kosten duidelijk. Betrokken departementen zullen de kosten conform de begrotingsregels inpassen. Als dit onverhoopt niet mogelijk blijkt, zal het kabinet een voorstel doen voor alternatieve dekking.

Opvang in Nederland

Op dit moment verblijven ongeveer tweeduizend personen in de verschillende opvanglocaties in Nederland die door het Ministerie van Defensie beschikbaar zijn gesteld ten behoeve van de opvang van evacués. De cijfers per opvanglocatie fluctueren omdat er evacués bijkomen en omdat de locaties deels worden gebruikt voor de opvang van reguliere asielzoekers

De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de Koninklijke Marechaussee (KMar) zijn gestart met het identificatieproces van de mensen in de opvanglocaties. Vrijwel alle personen zijn door de IND geregistreerd en gescreend. Door de KMar is op peildatum 3 oktober van circa 1.690 personen de Identificatie en Registratie afgerond. Voorts is de IND begonnen met de afhandeling van de asielprocedure. Op 3 oktober was van ongeveer 290 Afghaanse evacués de asielprocedure afgerond. De IND zal het asielproces komende tijd voortvarend voortzetten en de gehoren voor de rest van de evacués inplannen.

Volgens de IND-registratie zitten er nog ongeveer 220 personen in Nederlandse opvanglocaties die een ander land dan Nederland als bestemming hebben. Circa veertig personen die een ander land als bestemming hadden zijn reeds vertrokken. Omgekeerd zijn er in andere landen ook mensen opgevangen die Nederland als bestemming hebben. Het is niet bekend om hoeveel mensen dat precies gaat. Diplomatieke kanalen worden ingezet om deze mensen naar de juiste bestemming te brengen.

Gelet op het acute gebrek aan reguliere opvangcapaciteit bij het COA, vindt de noodopvang van de geëvacueerde Afghanen vooralsnog plaats op locaties van Defensie. Door alle betrokken partijen wordt ernaar gestreefd zo snel als mogelijk onderwijs aan te bieden aan de op deze locaties verblijvende kinderen, op vergelijkbare wijze met het gebruikelijke aanbod van onderwijs aan kinderen die bij het COA verblijven. Voor diegenen die reeds een verblijfsvergunning hebben ontvangen, wordt gezocht naar huisvesting in gemeenten.

Evaluaties

In de Kamerbrief van 14 september jl. zegde het kabinet de Kamer twee externe onafhankelijke onderzoeken toe naar het resultaat van twintig jaar Nederlandse inzet in Afghanistan en naar de crisisaanpak, inclusief de evacuaties vanuit Kaboel van de afgelopen periode. Over deze onderzoeken zal de Kamer binnenkort conform conform de moties van de leden Jasper van Dijk, Van der Lee c.s. en de gewijzigde motie van het lid Boswijk (Kamerstuk 27 925, nrs. 772, 775 en 838) separaat worden geïnformeerd.

De Nederlandse artikel 100-bijdrage aan de NAVO-missie Resolute Support tussen 2015 en 2021 zal – in lijn met de verplichting uit het Toetsingskader – zoals gebruikelijk eigenstandig worden geëvalueerd. Deze eindevaluatie wordt uitgevoerd door de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB), de onafhankelijke evaluatiedienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Naar aanleiding van de recente evacuatieoperatie heeft de Kamer op 16 september jl. daarnaast ook een aantal moties aangenomen om te komen tot verbeterpunten voor de crisisrespons. Het gaat om de moties van de leden Kuzu en Simons (Kamerstuk 27 925, nr. 817) en van het lid Van Wijngaarden c.s. (Kamerstuk 27 925, nrs. 818 en 819). Het kabinet heeft hiertoe een externe deskundige benaderd die de Ministeries van Buitenlandse Zaken, Defensie en Justitie en Veiligheid zal bijstaan om verbeterpunten te identificeren, allereerst op het gebied van de interne kennis- en informatiecirculatie binnen en tussen de betrokken ministeries. Verder zullen op basis van een quick scan eerste lessen worden getrokken voor de planning en uitvoering van eventuele toekomstige Nederlandse evacuatieoperaties en toekomstige opvang van evacués.

Hiervoor zal de planning en uitvoering van de evacuatie zoals die plaatsvond door Nederland, worden vergeleken met die van Frankrijk Duitsland, Groot-Brittannië, Denemarken en Noorwegen. Daarnaast zal gekeken worden naar de bereikbaarheid en de respons van het Ministerie van Buitenlandse Zaken op hulpverzoeken alsmede de commandostructuur bij non-combattant evacuatieoperaties. Het kabinet streeft ernaar dit verbeterplan zo mogelijk voor het einde van het jaar aan de Kamer aan te bieden.

De Minister van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

De Minister van Defensie, H.G.J. Kamp

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol

Naar boven