2022D40286 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over diverse brieven op het terrein van Europese Zaken. Het betreft:

  • de op 29 september 2022 ontvangen Geannoteerde Agenda Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSBVC) 13–14 oktober 2022 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 683);

  • het op 4 juli 2022 ontvangen Verslag Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSB) van 16 juni 2022 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 680);

  • het op 13 juni 222 ontvangen Fiche: Mededeling – aantrekken van vaardigheden en talent naar de EU (Kamerstuk 22 112, nr. 3442)

De voorzitter van de commissie, Kuzu

De griffier van de commissie, Blom

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

6

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

6

     

II

Antwoord/Reactie van de Minister

7

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda informele raad Werkgelegenheid en Sociaal beleid (WSBVC) 13–14 oktober 2022. De leden hebben hierover enkele vragen.

Allereerst merken voorgenoemde leden op dat ten aanzien van een deel van de agendapunten de inzet van het voorstel of de inhoud van de bespreking onbekend is. Zij vragen de Minister of zij de opvatting deelt dat dit het leveren van een inhoudelijke inbreng bemoeilijkt en indien dit het geval is op welke wijze zij de Kamer hierin tegemoet zou kunnen komen.

De impact van de oorlog in Oekraïne

De leden van de VVD-fractie vinden het bemoedigend om te lezen dat een substantieel deel van de Oekraïense ontheemden in Nederland aan het werk is. Zij vragen de Minister daarbij of zij kan onderstrepen dat het verruimen van de kinderopvangtoeslag voor ontheemden aansluiting zal zoeken bij de specifieke status van Oekraïense ontheemden.

Herziening coördinatieverordening sociale zekerheid

De leden van de VVD-fractie ondersteunen de inzet om de exportduur van uitkeringen zo kort mogelijk te laten zijn. Export van uitkeringen ondergraaft het solidariteitsgevoel. Kan de Minister het krachtenveld in de raad ten aanzien van deze onwenselijke verruiming schetsen? Zij onderschrijven verder de positie van de Minister dat verbeterde handhavingsmogelijkheden van nationale uitvoerings- en handhavingsorganisaties bij de export van uitkeringen noodzakelijk zijn. Op welke wijze uit dit zich in haar inbreng? Deelt zij eveneens dat verbeterde samenwerking en informatiedeling tussen nationale uitvoeringsorganisaties cruciaal is voor een verbeterde handhaving? Zo ja, welke voorstellen doet zij om dit te bereiken?

Ook onderschrijven zij dat de huidige arbeidsmarkt fundamenteel anders is dan bij aanvang van de herziening. Zij vragen zich af of de Minister, wanneer de commissie instemt met een reflectieperiode, zij ook aandacht kan vragen voor de gewijzigde arbeidsmarkt. Immers in een krappe arbeidsmarkt moeten werkgevers beter aansluiten bij de behoeften van werkenden om deze te behouden.

Voortgangsrapportage arbeidsvoorwaarden bij platformwerk

De leden lezen dat de Minister het weerlegbaar rechtsvermoeden zoals in het Richtlijnvoorstel staat omarmt. Daarbij vragen zij zich af hoe de discussie rondom modern werkenden en flexibel arbeid zich verhoudt tot het Richtlijnvoorstel. Zo vragen zij zich af of het idee om het weerlegbaar rechtsvermoeden te beperken tot een maximaal uurloon ook terug te vinden is in het Richtlijnvoorstel. Of ziet de Minister wellicht ook mogelijkheden om andere criteria toe te voegen waarmee het weerlegbaar rechtsvermoeden ingekaderd kan worden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Informele Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid. Zij spreken waardering uit richting de Minister voor haar inzet tijdens deze informele raad en voor het informeren van de Kamer over de stand van zaken richtlijnvoorstel platformwerk. Daarnaast hebben zij de volgende vragen en opmerkingen.

Zzp’ers

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de recent verschenen richtsnoeren toepassing van het EU-mededingingsrecht op collectieve (arbeids)overeenkomsten voor zzp'ers. Deze leden merken op dat er in deze richtsnoer tevens gesproken wordt over de schijn-zzp’er en vragen de Minister naar haar reactie op deze richtsnoer, mede in het licht van de discussie tijdens het commissiedebat zzp van 30 juni jl. De leden vragen de Minister in het bijzonder mede in te gaan op de consequenties van dit richtsnoer op het handhavingsmoratorium.

Recht op onbereikbaarheid

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het nieuws dat Europese sociale partners willen onderhandelen over een EU-recht op onbereikbaarheid. Deze leden constateren dat privé en werk steeds meer door elkaar lopen en dat mensen steeds minder ongestoorde vrije tijd hebben. Zij juichen dit initiatief van de sociale partners dan ook zeer toe, juist om te voorkomen dat werknemers, met name jongeren, stressklachten of een burn-out krijgen.

Arbeidsmigratie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het fiche over het aantrekken van vaardigheden en talent naar de EU. Deze leden onderschrijven het door de Europese Commissie geschetste beeld van een Unie die vanwege vergrijzing steeds meer tegen de grenzen aan zal lopen van welke ambities en transities haalbaar zijn met het beschikbare arbeidsaanbod. In de geschetste route zien de leden van de D66-fractie een brain gain voor beide partijen, de EU profiteert van het expertise van derdelanders hier, en derde landen profiteren van de mogelijkheid voor vakmensen om ervaring op te doen in de Europese Unie.

De leden van de D66-fractie begrijpen en onderschrijven de aandacht van de Minister voor de inzet van onbenut arbeidspotentieel. Daarin twijfelen deze leden echter of het met die aanpak alleen haalbaar is om de 467.000 onvervulde vacatures te vervullen. Deze leden zien arbeidsmigratie niet als sluitstuk, maar als onderdeel van de beleidsmix. Natuurlijk is aandacht voor goede omstandigheden voor de werknemers, de omgeving en de brede welvaart daarbij essentieel.

De leden van de D66-fractie lezen dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) per individuele aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning toetst of er aanbod is in de EER en Zwitserland. In hoeveel gevallen is het afgelopen decennium per jaar een tewerkstellingsvergunning verstrekt? Heeft de Minister de beleidsvrijheid binnen Europese regels om vacatures niet per individuele vacature, maar per functiegroep te beoordelen? Wat zijn de overwegingen van de Minister om al dan niet gebruik te maken van deze beleidsvrijheid? Sectoren, zoals de bouwnijverheid, lopen nu vast door grote hoeveelheden onvervulbare vacatures. De leden van de D66-fractie vinden het niet meer dan logisch om tewerkstellingsvergunningen op functiegroep te beoordelen.

De leden van de D66-fractie kijken uit naar het inhoudelijke oordeel van het kabinet over hoe deze Commissievoorstellen binnen de kabinetsambities op het gebied van migratie en arbeidsmarkt aansluiten. Wat de leden van de D66-fractie betreft sluit het Commissievoorstel uitstekend aan bij de afspraak in het coalitieakkoord om in het EU-migratiebeleid in te zetten op migratiepartnerschappen met derde landen. Deze leden vragen de Minister hierop te reageren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

Geannoteerde agenda Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSBVC) 13–14 oktober 2022

1. EU-voorstel Raadsaanbeveling adequaat minimuminkomen en sociale inclusie

De onderbouwing van de Commissie bij het voorstel wijst erop dat in de EU circa 95 miljoen mensen, ofwel bijna 20 procent van de EU-bevolking, in, of op de rand van armoede leeft. Wanneer elk land volledig uitvoering geeft aan de richtlijnen, betekent dat de loonkloof tussen landen als Roemenië, Bulgarije en Spanje groter worden met de landen zoals Nederland (5de op de lijst) en Finland. Vind de dit een gewenst effect?

Over de definitieve tekst van de door de Commissie voorgestelde aanbeveling zal nu in de Raad onderhandeld gaan worden. Welke positie neemt de Minister hierin? Zet zij in op aanpassingen? Zo ja, welke?

In de Richtlijn toereikende minimumlonende staat dat men hier wil bevorderen dat lidstaten de sociale dialoog bevorderen. Gaat de Minister hier invulling aangeven en zo ja, hoe?

2. Richtlijnvoorstel Platformwerk – stand van zaken

De leden van de CDA-fractie vragen of en hoe de onderhandelingen in Brussel over het richtlijnvoorstel platformwerk aansluiten bij het denken van de Minister over dit onderwerp.

Maakt recht op dataportabiliteit ook onderdeel uit van richtlijnvoorstel?

3. Europese sociale partners willen onderhandelen over EU-recht op onbereikbaarheid

Net voor de zomer hebben de EU sociale partners een gezamenlijk werkprogramma opgesteld waarbinnen het recht op onbereikbaarheid één van de onderwerpen is. De EU sociale partners hebben ook afgesproken te gaan onderhandelen over een revisie van de richtlijn telewerken waar zij in 2002 een akkoord over bereikten. Kan de Minister aangeven welke positie zij hier in neemt?

4. Commissie publiceert richtsnoeren toepassing van het EU-mededingingsrecht op collectieve (arbeids)overeenkomsten zzp'ers

Kan de Minister aangeven wat de richtsnoeren concreet betekenen voor Nederland? Kan de Minister een eerste reactie geven op de door de Europese Commissie gepubliceerde richtsnoeren over toepassing van het EU-mededingingsrecht op collectieve (arbeids)overeenkomsten betreffende zzp'ers? Biedt dit naar verwachting meer ruimte ook voor collectief onderhandelen over (minimum) tariefstelling (i.a.v. mededingingswet) in Nederland?

5. Overig: o.a. aanscherping EU-wetgeving blootstelling werknemers aan asbest; roep om directe toepassing richtlijn adequate minimumlonen

De richtlijn toereikende minimumlonen is op 14 september jl. formeel plenair bekrachtigd in het Europees Parlement (EP). Lidstaten hebben nu twee jaar om de richtlijn te implementeren. Bij de eindstemming in Brussel, riepen EP-leden tegen de achtergrond van de snel stijgende energieprijzen en inflatie, lidstaten op tot directe implementatie van de richtlijn. De richtlijn spreekt zich overigens niet uit over de hoogte van het minimumloon in de respectievelijke lidstaten maar stelt enkel randvoorwaarden aan het kader waarbinnen lidstaten het minimumloon dienen vast te stellen. Ook draagt de richtlijn lidstaten op de sociale dialoog te bevorderen. Kan de Minister aangegeven of en zo ja hoe zij voornemens is om aan deze oproep gehoor geven? En kan de Minister aangeven hoe hier invulling aan wordt gegeven binnen ons stelsel met een belangrijke positie van sociale partners?

Verslag Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSB) van 16 juni 2022

De leden van de CDA-fractie hebben geen vragen naar aanleiding van het verslag.

Fiche: Mededeling – aantrekken van vaardigheden en talent naar de EU

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Europese Commissie in EU-verband voornemens is in te zetten op Talentpartnerschappen met Egypte, Marokko en Tunesië, waarbij eind 2022 zal worden gestart met de implementatie. De Commissie zal parallel hieraan ook de haalbaarheid onderzoeken van Talentpartnerschappen met Senegal, Nigeria, Bangladesh en Pakistan. Kunnen beide talentpartnerschappen worden toegelicht? Wat betekent dit voor Nederland? Waarom heeft de Europese Commissie gekozen voor deze drie landen in eerste instantie en op langere termijn een haalbaarheidsonderzoek voor de andere vier landen?

De leden van de CDA-fractie zijn blij met de positie van de Minister over dat de schaduwkant van arbeidsmigratie onderbelicht blijft in de mededeling van de Commissie. Dit geldt ook voor korte- en lange termijneffecten van (meer) arbeidsmigratie op tal van beleidsterreinen, zoals de effecten op huisvesting, zorg, onderwijs, openbare orde en veiligheid, maar ook op sociale cohesie in wijken en buurten. Goed dat de Minister voornemens is dit punt actief in te brengen in haar contacten met de Commissie. Daarnaast lezen de leden van de CDA-fractie op bladzijde tien van het fiche dat de Minister een aantal zwaarwegende zorgen ten aanzien van het voorstel heeft. De eerdergenoemde leden delen deze zorgen. Hoe staan andere landen tegenover dit voorstel en de positie van Nederland?

Ziet de Minister ook kansen om binnen Europa en het vrij verkeer nader afspraken te maken over talentpartnerschappen binnen de EU om daarmee meer grip en gerichte(re) arbeidsmigratie op tekortsectoren en voorwaarden aan arbeidsmigratie binnen de EU te bewerkstelligen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister naar haar appreciatie van het nieuwe EU-voorstel voor een Raadsaanbeveling betreffende een adequaat minimuminkomen en sociale inclusie.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe andere lidstaten de kwalificatievraag rond werknemerschap of ondernemerschap arbeidsrechtelijk vormgeven. De leden vragen ook of er in andere landen hierop gehandhaafd wordt. De leden van de GroenLinks-fractie vragen voorts waarom het aandeel zelfstandigen in Nederland internationaal bezien zo groot is, terwijl elk land te maken heeft met dezelfde opgave rondom het afbakenen van werknemerschap en opdrachtgeverschap.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar een reactie op de richtsnoeren van de Europese Commissie over het toepassen van het mededingingsrecht op collectieve afspraken van zzp’ers. Deze leden vragen of dit richtsnoer onderkent dat schijnzelfstandigheid bestaat. De leden vragen of de Minister de conclusie deelt dat schijnzelfstandigheid een grote rol speelt bij platformwerk, omdat het richtsnoer de zelfstandigheid van zzp’ers die hun diensten verlenen via een digitaal arbeidsplatform in twijfel trekt.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de verschillende manieren waarop een rechtsvermoeden van werknemerschap of ondernemerschap een rol speelt in Europese wetgeving, verordeningen, richtlijnen en aanwijzingen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

Fiche: Mededeling – aantrekken van vaardigheden en talent naar de EU

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de fiche over de mededeling van de Commissie over het aantrekken van vaardigheden en talent naar de Europese Unie. Zij delen nadrukkelijk de zorgen en bezwaren van de Minister rond de voorstellen van de Europese Commissie en zien dan ook uit naar de bijdrage van de Minister aan het gesprek. Hierover hebben zij nog enkele vragen.

In het fiche wordt gesproken het opzetten van Talentpartnerschappen met prioritaire migratielanden. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn benieuwd over welke landen het hier concreet gaat. Horen hier ook landen bij waaruit nu veel irreguliere migratie naar Europa plaatsvindt, zoals Syrië en Afghanistan?

De leden van de ChristenUnie-fractie delen de negatieve grondhouding van de Minister ten opzichte van de noodzakelijkheid van arbeidsmigratie als oplossing voor de krapte op de Europese arbeidsmarkt. Zij bemerken een discrepantie tussen de voorliggende acties van de Commissie en de hoge aantallen al aanwezige migranten in Europa, die soms onder erbarmelijke omstandigheden leven. Deelt de Minister deze discrepantie? De leden van de ChristenUnie-fractie vragen daarnaast of de Minister in het licht van deze discrepantie het met hen eens is dat het wenselijk is om de prioriteit eerst te leggen bij het benutten van het arbeidspotentieel van statushouders en vluchtelingen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister toe te lichten of en onder welke randvoorwaarden zij het aantrekken van vaardigheden en talent naar de EU noodzakelijk acht. De leden van de ChristenUnie-fractie wensen daarbij naar voren te brengen dat er in Nederland reeds veel onbenut arbeidspotentieel aanwezig is, waaronder statushouders en asielmigranten en daarnaast binnen de grenzen van de Europese Unie veel migranten, vaak onder erbarmelijke omstandigheden, in afwachting zijn van hun asielprocedure. De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het bijzonder bevreemdend dat de Commissie pleit voor meer arbeidsmigratie van buiten de Europese Unie terwijl de reguliere migratie naar de Europese Unie en binnen de Europese Unie al veel arbeidspotentieel oplevert en de randvoorwaarden onvoldoende geborgd zijn.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn met de Minister kritisch op de nog niet uitgewerkte voornemens om braindrain tegen te gaan en kansen om dit om te zetten in braingain. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering om bij de commissie opheldering te vragen over deze plannen en dit randvoorwaardelijk te maken voor eventuele verdere ontwikkeling van de talentpartnerschappen.

De Minister geeft in de fiche aan dat er in Nederland schaduwkanten van arbeidsmigratie zijn, zoals uitbuiting en slechte huisvesting. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen in hoeverre deze schaduwzijden ook in andere Europese landen voorkomen. Hoe wordt geborgd dat werknemers in de gehele Europese Unie beschermd worden tegen uitbuiting?

II Antwoord/Reactie van de Minister

Naar boven