2022D39878 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 22 augustus resp. 5 september 2022 inzake de Monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs 2021–2022 en zijn reactie op het rapport «Monitor Medezeggenschap Hoger Onderwijs» (Kamerstuk 31 288, nrs. 972 en 973).

De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen

De adjunct-griffier van de commissie, Arends

Inhoud

blz.

       

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

2

 

Inbreng van de leden van de D66-fractie

3

 

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

4

 

Inbreng van de leden van de SP-fractie

5

 

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

6

 

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

7

 

Inbreng van de leden van de DENK-fractie

10

 

Inbreng van het fractielid van Bij1

10

       

II

Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

11

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de «Monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs 2021–2022» en hebben daar nog enkele vragen over.

De leden lezen dat de groei van internationale studenten vooral komt vanuit de groep «overig EER1». Is hier een verklaring voor te geven? Ook lezen de leden dat er een groot verschil tussen internationale studenten en Nederlandse studenten zit wat betreft doorstromen van de bachelor naar de master (circa 45% tegen 90%). In de monitor wordt hier geen verklaring voor gegeven. Zou de Minister op dit verschil kunnen reflecteren met de stay-rate van internationale studenten in ogenschouw genomen? Hoeveel Nederlandse studenten kiezen voor een opleiding in het buitenland? De leden lezen dat er een 10% daling is in het aantal voltijd bachelor- en masterstudenten met studie gerelateerde buitenlandervaring. Deelt de Minister de mening dat dit een slechte ontwikkeling is? Zou de Minister hier een verklaring voor kunnen geven? Ook vragen zij hoe de Minister deze trend afzet tegen de stijgende instroom van internationale studenten.

De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd voor welke opleidingen/sectoren verschillende onderzoeksgroepen vooral kiezen. Zo lezen de leden dat studenten met een migratieachtergrond en eerste generatiestudenten bij hun studiekeuze meer rekening houden met het banenperspectief. Hierom vragen de leden of er een beeld is naar voor wat voor studies studenten met een migratieachtergrond/ eerste generatiestudenten/ mbo-doorstromers kiezen.

Uitgesplitst naar hbo2/wo3

De leden van de VVD-fractie lezen dat de grootste reden voor uitval/switch een verkeerde studiekeuze is en dat tevens van die switchers/uitvallers maar 20–30% heeft deelgenomen aan studiekeuzeactiviteiten. Ziet de Minister hier ook ruimte voor verbetering en zo ja hoe zou die eruit kunnen zien?

De leden lezen dat iets meer dan de helft van de studenten op de hoogte is van de hoogte van zijn/haar lening. Wat vindt de Minister van deze constatering? Eveneens vragen zij hoe de Minister aankijkt tegen een betere voorlichting waarbij op de website van DUO4 wordt aangegeven «pas op geld lenen kost geld».

Eveneens lezen zij dat de verdeling naar «tekortsectoren» onderwijs, zorg en bètatechniek kleine schommelingen kent. Zo is er een lichte krimp waarneembaar bij wo-zorgopleidingen en techniekopleidingen. Deelt de Minister de mening dat dit onwenselijk is en wat wil de Minister hieraan doen? Eveneens vragen zij wat de Minister wil doen om een numerus fixus voor tekortopleidingen zoveel mogelijk te beperken?

De leden lezen dat ho-bachelor studenten gemiddeld ongeveer 35 uur per week aan contacttijd en zelfstudie hebben. Is er een overzicht hoe dit verschilt per domein, uitgesplitst naar contacttijd en zelfstudie?

De leden lezen tevens dat studenten met een functiebeperking een lagere studievoortgang hebben dan studenten zonder een functiebeperking. Ook hebben studenten met een functiebeperking een lagere tevredenheid over de instellingen. Recent bleek uit een onderzoek van Iederin5 en een persbericht van de Ombudsman6 dat studenten met een beperking ook tegen informatietekorten aanlopen bij gemeenten. Ten slotte vragen zij wat de Minister hieraan denkt te kunnen doen.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Monitor medezeggenschap hoger onderwijs en de Monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs 2021–2022. Zij complimenteren de Minister met het feit dat deze monitoring structureel plaatsvindt. De mogelijkheid om de effecten en trends van beleid op langere termijn te zien is waardevol voor het publieke debat en het maken van beleid. Naar aanleiding van de monitoren en de brieven hebben de leden een aantal vragen.

Hoger onderwijs voor alle studenten

De leden van de D66-fractie lezen in de monitor beleidsmaatregelen dat specifieke groepen studenten vaker met hun studie stoppen en ook vaker de keuze maken om een andere studie te gaan doen. Dat gaat onder andere om studenten met een functiebeperking, studenten met een niet-westerse migratieachtergrond, eerst generatiestudenten en studenten met ouders die in de laagste-inkomensgroep vallen. Dit kost studenten geld en tijd. De leden van de D66-fractie maken hieruit op dat er meer ruimte, maatwerk en empathie nodig is voor deze studenten. In hoeverre denkt de Minister dat meer vaste bekostiging deze groep zal helpen? Ziet de Minister andere mogelijkheden om deze studenten aanvullend te helpen? Ook vragen zij hoe de Minister staat tegenover een onderzoek naar de positie en ondersteuning van eerste generatiestudenten.

Studenten die hinder ondervinden

Uit de monitor beleidsmaatregelen blijkt dat de helft van de studenten met een functiebeperking hinder ondervindt van hun beperking. De cijfers zijn soortgelijk voor studenten die mantelzorg verlenen en studenten met kinderen. Wat opvalt is dat veel van deze studenten ontevreden zijn over de informatie over beschikbare voorzieningen. Volgens de leden van de D66-fractie zouden studenten met een bijzondere behoefte of functiebeperking ook gewoon deel moeten kunnen nemen aan het onderwijs, zonder dat zij daarvan nadeel ondervinden. Zij vragen welke mogelijkheden de Minister ziet om ervoor te zorgen dat deze studenten beter worden geholpen.

Verbreden van de monitor beleidsmaatregelen: voorbij uitval en switch

Uit de monitor beleidsmaatregelen blijkt dat van de studenten die uitvallen grotendeels onbekend is waar zij terechtkomen. De leden van de D66-fractie vinden het echter belangrijk om te weten wat voor pad deze studenten afleggen. Dat is een manier om verder te komen dan kijken naar rendementscijfers. Het verhaal daarachter geeft namelijk inzicht in de ontwikkeling van de student. De voornoemde leden vragen of het mogelijk is om dit onderwerp in de volgende beleidsmonitor expliciet als onderzoeksvraag mee te nemen en kwantitatief en kwalitatief te analyseren.

Aantal contacturen

Ten opzichte van vorig collegejaar is het aantal contacturen van studenten met bijna vier uur afgenomen en nam de hoeveelheid zelfstudie-uren met bijna twee uur toe. Dat zijn forse verschillen. Daarnaast is het aantal eerstejaars dat daadwerkelijk twaalf uur contacttijd heeft gedaald. Dat is een minimum dat een aantal jaren geleden is afgesproken. De leden van de D66-fractie vinden dit zorgelijk. Hoe beoordeelt de Minister van deze trend? Zij vragen welke mogelijkheden de Minister ziet om hierop te sturen.

Positie medezeggenschap

De leden van de D66-fractie vinden het goed dat er geld vrij is gemaakt voor het beter ondersteunen van de medezeggenschap. Zij begrijpen dat de sector in principe zelf afspraken maakt over de besteding daarvan. Tegelijkertijd zien de leden ook dat een van deze partijen, het ISO7, oproept aan de Kamer om instellingen beter in gesprek te laten gaan met hun medezeggenschap en deze beter financieel te ondersteunen. Daaruit begrijpen de leden dat er geen volledige overeenstemming is binnen de sector over de doelen en normen in het veld. Hoe staat de Minister tegenover het uitbreiden van landelijke kaders voor medezeggenschapsraden, bijvoorbeeld een urennorm voor de decentrale medezeggenschap, kaders voor scholing, ondersteuning, communicatie en vergoeding? Tot slot vragen de voornoemde leden welke mogelijkheden de Minister specifiek ziet voor het verbeteren van de positie van niet Nederlandse studenten in de medezeggenschap.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs 2021–2022. Zij hebben nog enkele vragen.

De voornoemde leden vragen of de Minister kan aangeven wanneer hij met plannen naar de Kamer komt om het bindend studieadvies (hierna: bsa) aan te passen? Wanneer verwacht hij dat dit in werking kan treden? Tevens vragen zij hoe de Minister wilt omgaan met het bsa in de tussenliggende periode, al helemaal aangezien uit de beleidsmonitor blijkt dat studenten uit het cohort 2019–2020 minder vaak zijn uitgevallen of geswitcht na twee jaar dan studenten uit het cohort daarvoor.

Wordt de groep havisten die gebruik maakt van het doorstroomrecht gevolgd om zicht te krijgen op hun succes op het vwo8, de keus voor hbo of wo en het studiesucces daar?

Als in het studiejaar 2020–2021 62 procent van alle studiefinancierings-gerechtigden een lening hadden en in datzelfde studiejaar een kwart van de studenten verwacht af te studeren zonder studieschuld, hoe zit dat dan met de laatste 13 procent, zo vragen deze leden.

Kan de Minister aangeven hoe er momenteel om gegaan wordt met oud-studenten die een studieschuld hebben en een hypotheek af willen sluiten en daarvoor hun actuele schuld willen gebruiken?

Uit de beleidsmonitor blijkt dat zes van de tien nieuwe studenten in het hoger onderwijs afkomstig is uit gezinnen met ouders uit de twee hoogste inkomensgroepen. Bijna de helft van de nieuwe instroom in het wo is afkomstig uit een milieu waar zowel sprake is van een Nederlandse achtergrond als van een hoog inkomensniveau als van een hoog opleidingsniveau van de ouders. Kan de Minister uiteenzetten welke gedeelte van de twaalf procent van alle nieuwe studenten in het hoger onderwijs die begon aan een studie met een numerus fixus behoort tot de groepen die in het eerste gedeelte van deze alinea geschetst worden?

Tevens vragen de genoemde leden wat de Minister gaat doen met de zorgwekkende ontwikkeling dat de instroom in de tweedegraads hbo-lerarenopleidingen in de permanente tekortvakken in het onderwijs (Duits, Frans, Nederlands, Wiskunde, Natuurkunde, Scheikunde) afneemt.

Wat is de stand van zaken met betrekking tot het benoemen van een ombudsman bij hogescholen, zo vragen deze leden tot slot.

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de Monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs 2021–2022 en de reactie van de Minister hierop. De leden hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De medezeggenschap kan haar taken niet goed uitvoeren zonder voldoende facilitering vanuit de instelling. Over het algemeen is de medezeggenschap steeds meer tevreden over de aanwezigheid van faciliteiten. Uit de Monitor Medezeggenschap blijkt dat de aanwezigheid van externe deskundigen, juridische ondersteuning, eigen budget, scholingsbudget en faciliteiten voor communicatie met de achterban nog aandachtspunten zijn. De leden zijn van mening dat dit cruciaal is voor goede medezeggenschap. Daarom vragen zij hoe de Minister er voor zorg gaat dragen dat dit op alle instellingen goed geregeld wordt en of hij bereid is om met instellingen en studenten in gesprek te gaan over betere facilitering van de medezeggenschap. De leden van de SP-fractie vragen al jaren om een eerlijke vergoeding voor medezeggenschapsleden die op alle instellingen gelijk is. Uit de monitor blijkt dat studentleden van de medezeggenschap in het wo ontevreden zijn over de vergoeding die zij ontvangen. Uit onderzoek van het ISO blijkt dat de gemiddelde maandelijkse vergoeding 437 euro is en de gemiddelde wekelijkse tijdsbesteding 21,6 uur. Studentleden hebben daardoor minder tijd om naast hun studie aan werkzaamheden voor de medezeggenschap te werken. De leden vragen hoe de Minister hiernaar kijkt en of hij bereid is om een vergoedingssysteem op te tuigen dat op alle instellingen van toepassing is.

Uit de monitor beleidsmaatregelen blijkt dat de gemiddelde studieschuld van studenten die hebben geleend en zijn begonnen in 2015 is gestegen naar 27.745 euro. Voor deze lichting geldt dat meer dan 1 op de 5 studenten een studieschuld van boven de 40.000 euro heeft. De leden vinden dit erg zorgwekkende cijfers. Het heeft gevolgen voor het welzijn van studenten en zorgt voor een slechte toegang tot de huizenmarkt. Daarbij komt ook nog eens dat het kabinet voornemens is om de rente op studieleningen te verhogen en de leden vragen waarom de Minister er niet voor kiest om deze rente te bevriezen of zelfs te verlagen. Bij een bepaalde stijging van de rente is het zelfs mogelijk dat het maandelijkse aflossingsbedrag dat wordt vastgesteld door DUO vergelijkbaar zal zijn met de af te lossen rente, waardoor bepaalde studenten alleen hun rente kunnen aflossen. De leden vragen hoe de Minister dit gaat voorkomen. Daarnaast zijn de leden benieuwd of het mogelijk gaat zijn dat het aflossingsbedrag lager gaat zijn dan de af te lossen rente, waardoor studenten hun studieschuld zien stijgen en dus niet kunnen afbetalen.

De leden lezen in de Monitor beleidsmaatregelen dat studenten met ouders die in de laatste inkomensgroep vallen, zowel in het hbo als het wo de hoogste uitval kennen. De leden vinden dat in het kader van kansengelijkheid zeer onwenselijk en vragen welke maatregelen de Minister gaat nemen zodat kansengelijkheid wordt bevorderd.

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie danken de Minister voor de uitkomsten van de monitor en zijn reactie daarop. Zij hebben enkele vragen.

I Monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs

Onderwijsdeelname

De leden van de PvdA-fractie vernemen dat de opgegeven reden voor het niet kiezen voor een masteropleiding voor vierdejaars hbo-studenten de studieschuld is, een toename van het opgeven van die reden van wel 7% in vergelijking met vorig jaar. Deelt de Minister dat dit zorgelijk is en wat is hij voornemens hieraan te doen voor deze groep studenten?

Met betrekking tot de onderwijsdeelname vragen voorgenoemde leden tevens opheldering over het percentage studenten met een niet-westerse migratieachtergrond en het percentage studenten met een handicap dat aangeeft geen goede binding te ervaren met de gekozen opleiding. Uit de cijfers blijkt dat deze groepen namelijk aanzienlijk minder vaak een goede binding heeft met de studie. Deelt de Minister dat het zeer onwenselijk is dat deze minderheden deze problemen ervaren? Wat gaat de Minister hieraan doen? Tevens lezen deze leden dat wo-studenten met een niet-westerse migratieachtergrond vaker worden afgewezen bij de selectieprocedure, wel 54% tegenover 38%. Dezelfde trend zien deze leden terug bij studenten die als eerste in hun familie gaan studeren. Voorgenoemde leden maken zich grote zorgen over harde cijfers die de kansenongelijkheid illustreren en vragen de Minister welke aanvullende maatregelen zullen worden genomen op dit punt.

Studiefinanciering

De leden van de PvdA-fractie nemen kennis van de huidige stand van zaken omtrent de gemiddelde studieschulden. Kan de Minister ingaan op de zorg dat door de oplopende rente sommige studenten enkel nog rente over hun schuld zullen betalen, dus zonder af te lossen? Baart het de Minister zorgen dat het aantal personen met hoge schulden is toegenomen, gezien het feit dat de compensatie voor deze groep ook minimaal is? Kan de Minister in dit licht nogmaals reageren op de reactie van de Raad van State over deze compensatie? Wat zijn de concrete effecten van de explosief stijgende inflatie en renteverhogingen voor studenten?

Voorgenoemde leden maken van deze gelegenheid ook graag gebruik om te informeren naar de werkwijze van DUO waarbij paspoortaanvragen geblokkeerd worden voor hen die een achterstallige studieschuld hebben en in het buitenland verkeren. Is de Minister van mening dat deze werkwijze proportioneel is? Is deze werkwijze in strijd met de wet? Tevens vragen zij hoeveel personen er momenteel zijn wiens paspoortaanvraag of -verlenging niet verleend wordt vanwege een achterstallige studieschuld.

II Monitor medezeggenschap hoger onderwijs

Algemeen beeld monitor

De leden van de PvdA-fractie lezen dat het algemene beeld over de medezeggenschap in het hoger onderwijs positief is. Deze leden benadrukken het belang van sterke medezeggenschap en studenten in staat te stellen deze taken goed uit te voeren. De Minister stelt dat instellingen gesprekken moeten voeren over de faciliteiten waarop medezeggenschappers aanspraak kunnen maken. Echter, zo concludeert ISO, ontbreekt het hier juist aan. Welke stappen is de Minister voornemens om te zorgen dat deze gesprekken daadwerkelijk gevoerd worden en medezeggenschappers op de hoogte zijn van de faciliteiten, zo vragen de voornoemde leden.

Tevredenheidsdiscrepantie

De leden van de PvdA-fractie uiten hun zorgen over het feit dat de Minister opmerkt dat bijna alle studenten in de medezeggenschap een financiële compensatie ontvangen. Wat doet de Minister eraan ervoor te zorgen dat alle medezeggenschappers gecompenseerd worden voor hun inzet? Kan de Minister tevens ingaan op de hoogte van deze vergoeding, in relatie tot het aantal uur dat medezeggenschappers gemiddeld in hun taken steken? Tot slot vragen deze leden of deelname aan medezeggenschap volgens de Minister voldoende financieel wordt aangemoedigd, gelet op het feit dat men met een bijbaan aanzienlijk meer kan verdienen.

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs 2021–2022. Deze leden hebben hierover enkele vragen.

Onderwijsdeelname

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de doorstroom vanuit de havo9 achterblijft, in tegenstelling tot de overige doorstroom, ten opzichte van het niveau van voor de coronamaatregelen. Deze leden lezen dat de groep havisten die de schoolloopbaan voortzetten in het vwo daarentegen is toegenomen10. De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over deze ontwikkeling, gezien de krimp van het hbo en de onhoudbare groei van de universiteiten. Hoe kijkt de Minister hiertegen aan? Vindt hij deze ontwikkeling ook zorgelijk? Zo ja, wat is hij voornemens om te doen? Kan de Minister toelichten wat deze cijfers betekenen voor de krimp op het hbo? Zij vragen de Minister hoe het staat met de uitvoering van motie van het lid Westerveld waarin de regering wordt verzocht om een langetermijnvisie te ontwikkelen voor het vervolgonderwijs waarin meer waardering is voor het beroepsonderwijs en praktische vaardigheden.11 Graag ontvangen zij een reactie.

De leden zouden graag een reactie willen van de Minister op een aantal constateringen die komen uit de monitor. Wat is de reactie van de Minister op het feit dat studenten steeds vaker aan het eind van het eerste jaar bij hun ouders wonen?12 Vind hij dit problematisch? Zo ja, hoe wilt hij dit probleem aanpakken? Eveneens vragen zij wat de Minister vindt van de conclusie dat zes van de tien nieuwe studenten in het hoger onderwijs afkomstig is uit gezinnen met ouders uit de twee hoogste inkomensgroepen?13 Wat zegt dit volgens de Minister over de kansengelijkheid in het onderwijs? Vind hij dit problematisch? Zo ja, hoe wilt hij dit probleem aanpakken? Ook vragen zij hoe hij aankijkt tegen de constatering dat mbo14-studenten, naar verhouding, het minst tevreden zijn over de aansluiting met hun vooropleiding.15 Vind hij dit problematisch? Zo ja, hoe wilt hij dit probleem aanpakken, zo vragen de voornoemde leden.

Studievoortgang en studiegedrag

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de monitor ook bijhoudt wat het aandeel «ambitieuze studenten» is, waarbij de definitie is gebaseerd op de indicatoren: 35 of meer uur per week studeren en geen studieachterstand hebben. Waarom wordt deze definitie gehanteerd voor «ambitieus», zo vragen deze leden. Erkent de Minister dat er ook veel ambitieuze studenten zijn, die door omstandigheden buiten hun controle, niet kunnen voldoen aan deze beperkte definitie? Deze leden denken hierbij aan de studenten met een functiebeperking, mantelzorgers of eerste generatiestudenten die vaker een bijbaan hebben. Zij vragen of deze definitie er juist niet voor zorgt dat studenten minder vaak een bestuursjaar of vrijwilligerswerk doen, ook voorbeelden van ambitie, omdat ze dan minder uren aan de studie kunnen besteden of een studieachterstand op kunnen lopen.

Voorts vragen deze lezen wat de Minister vindt van het feit dat de studievoortgang van studenten met een niet-westerse migratieachtergrond lager is dan studenten zonder een migratieachtergrond. Vindt hij dit problematisch? Zo ja, hoe wilt hij dit probleem aanpakken, zo vragen de voornoemde leden.16

Studeren met een functiebeperking of die studeren onder bijzondere omstandigheden

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat studenten met een functiebeperking een minder goede binding ervaren met de opleiding, ondanks dat zij iets vaker gebruikmaken van actieve keuzebronnen bij hun studiekeuze, vaker direct contact opnemen met instellingen en zich bij hun studiekeuze meer laten leiden door inhoudelijke interesse.17 Ook lezen zij dat zeven van de tien studenten met een functiebeperking een studieachterstand heeft opgelopen.18 Dit is een substantiële (significante) toename in vergelijking met de vorige meting.

Kan de Minister aangeven waardoor dit komt? Heeft de Minister het idee dat deze groep studenten nog meer hun best moeten doen voor een goede binding met de opleiding of zou de onderwijsinstelling zich beter moeten inzetten voor die binding? Ten slotte vragen zij hoe de Minister de onderwijsinstellingen kan ondersteunen bij het toegankelijker maken van hun opleidingen voor deze groep studenten.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben voorts enkele vragen over de Monitor medezeggenschap hoger onderwijs 2021–2022.

Motie medezeggenschap

Allereerst zijn deze leden benieuwd naar de uitvoering van motie van de leden Westerveld/De Hoop waarin de regering wordt verzocht om samen met de studentenorganisaties en de koepels van de instellingen landelijke richtlijnen op te stellen voor de vergoedingen voor de leden van de medezeggenschap uit het studentenondersteuningsfonds.19 Kan de Minister aangeven wat de stand van zaken is? Kan de Minister hierbij garanderen dat medezeggenschappers die op dit moment een vergoeding ontvangen van de onderwijsinstelling er niet op achteruit zullen gaan door de nieuwe landelijke richtlijnen? Tenslotte vragen zij of de Minister hierover ook in gesprek is met LOVUM20, VMH21, HBO medezeggenschap en LOF22?

Facilitering

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat een aantal bekende knelpunten ook in de laatste monitor medezeggenschap weer worden aangekaart. Zo lezen zij dat de medezeggenschappers, zowel op het hbo als in het wo, het minst tevreden zijn over de aanwezigheid van externe deskundigen, juridische ondersteuning en het eigen budget23. In reactie hierop geeft de Minister aan dat over de mogelijkheden voor scholing en facilitering binnen instellingen het gesprek gevoerd moet worden zodat de leden weten waar zij aanspraak op kunnen maken. Is de Minister van mening dat het gesprek voeren op dit moment voldoende is? Is de Minister van mening dat «het gesprek voeren» ertoe heeft geleid dat dit knelpunt kleiner is geworden? Zo nee, waarom wijst de Minister op «het gesprek» als de oplossing voor dit terugkerende probleem? Kan de Minister aangeven wat onderwijsinstellingen aanvullend kunnen doen om de medezeggenschappers beter te informeren over hun rechten en die ook daadwerkelijk te faciliteren? Heeft de Minister een overzicht van instellingen die op dit moment niet kunnen voldoen aan de randvoorwaarden inzake het faciliteren van de medezeggenschap. Ook vragen zij of de Minister zelf in gesprek is met de onderwijsinstellingen hierover.

Actuele onderwerpen

Voorts lezen de leden van de GroenLinks-fractie dat medezeggenschappers aangeven te weinig inspraak te hebben gehad in het crisismanagement tijdens de coronapandemie.24 Wat voor acties zijn er volgens de Minister nodig om een dergelijk scenario in de toekomst te voorkomen? Hoe kan de medezeggenschap beter worden betrokken bij de besluitvorming in het geval van een eventuele nieuwe pandemie? Is de Minister hierover in gesprek met de onderwijsinstellingen? Zijn er richtlijnen voor de rol van de medezeggenschap in crisissituaties? Zo nee, is de Minister voornemens om richtlijnen samen met de onderwijsinstellingen en de (vertegenwoordigers van de) medezeggenschappers op te stellen?

Ten slotte zijn deze leden benieuwd naar de stand van zaken inzake de gesprekken over de hoofdlijnen van de begroting. Zij vragen of de Minister zelf een definitie zou kunnen geven van wat dit precies inhoudt.

Inbreng van de leden van de DENK-fractie

De leden van de DENK-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de beleidsbrief Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid. De leden hebben hier nog een aantal vragen over.

Onderwijsdeelname

Ondanks het einde van een coronatijdperk met veel beperkende coronamaatregelen, lijkt de instroom van bachelor studenten iets lager. De Minister geeft aan dat het niet lijkt dat veel eindexamenkandidaten overwegen hun studie een jaar uit te stellen omdat de basisbeurs komend studiejaar nog niet is ingevoerd. De leden van de DENK-fractie vragen hoe groot de groep is en wat hun precieze motieven zijn om een studieperiode een jaar uit te stellen. Kan de Minister hier nader op ingaan? In de brief wordt gemeld dat de doorstroom vanuit de havo achterblijft, in tegenstelling tot de overige doorstroom, ten opzichte van het niveau van voor de coronamaatregelen. Zijn er aanwijzingen waarom het havo achterblijft?

Studenten uit de Caribische delen van het Koninkrijk laten (zowel in het hbo als het wo) een lager bachelor rendement zien dan andere studenten. Zij vragen of de Minister nader kan ingaan op de redenen voor het lagere rendement en aangeven welke inspanningen er worden verricht om het rendement te verhogen.

Inbreng van het fractielid van Bij1

Toegankelijkheid en kansengelijkheid

Het fractielid van Bij1 leest dat, als ouders een hoge opleiding hebben, hun kinderen vaker deelnamen aan een selectieprocedure25. Van degenen die deelnamen, worden in het wo studenten met een niet-westerse migratieachtergrond vaker afgewezen (54% versus 38%). Dit geldt in het wo ook voor eerste generatiestudenten (44% eerste generatiestudenten wordt afgewezen versus 37% studenten met hoger opgeleide ouders). Hoe kijkt de Minister hier tegenaan? Deelt de Minister de mening dat deze situatie kansengelijkheid belemmert? Daarnaast mist er inzicht in hoe deze gegevens eruitzien voor hbo-studenten. Wat is de reden hiervan? Tevens vragen zij of de Minister ervoor openstaat om ook hier naar te kijken.

Het fractielid van Bij1 vindt het opvallend dat, kijkend naar het aandeel bachelor gediplomeerden dat doorstroomt naar een master, het aandeel studenten met een niet-westerse migratieachtergrond lager is dan het aandeel studenten met een Nederlandse achtergrond26. Onder universitaire bachelor gediplomeerden stromen relatief minder studenten met een niet-westerse achtergrond direct door naar een master (66%) dan studenten zonder migratieachtergrond (75%); dit verschil schommelt de laatste jaren rond de tien procentpunt. Het is niet bekend waardoor dit komt. Is de Minister daarom voornemens om hier, in het kader van kansengelijkheid onderzoek naar te doen, zo vraagt het voornoemde lid.

In de monitor staat beschreven dat meer dan de helft (54%) van de studenten behoort tot een van de bijzondere groepen, wat inhoudt dat zij een functiebeperking hebben, dan wel onder problematische omstandigheden hun studie doen27. Daarbij leest voornoemd lid dat een functiebeperking het studeren direct kan bemoeilijkheden, bijvoorbeeld als onderwijslocaties niet goed toegankelijk zijn voor rolstoelgebruikers, er geen prikkelarme ruimtes zijn voor sensitieve en/of studenten met ADHD-klachten of ernstige concentratieproblemen28. Ook kan het studieproces bemoeilijkt worden als er geen adequate hulpmiddelen beschikbaar zijn, bijvoorbeeld voor studenten met zintuigelijke beperkingen. Het lid van de BIJ1-fractie is verheugd te lezen dat deze doelgroepen in beeld zijn. Hoe wil de Minister ook zorg dragen voor voldoende adequate hulpmiddelen en faciliteiten, zoals bijvoorbeeld voldoende stilteruimtes of andere faciliteiten, zo vraagt zij.

II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


X Noot
1

EER: Europese Economische Ruimte.

X Noot
2

hbo: hoger beroepsonderwijs.

X Noot
3

wo: wetenschappelijk onderwijs.

X Noot
4

DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs.

X Noot
5

Studenten lopen studietoeslag mis door verkeerde informatie, 8 september 2022: https://punt.avans.nl/2022/09/studenten-lopen-studietoeslag-mis-door-verkeerde-informatie/.

X Noot
6

Ombudsman: jongeren met een beperking gehinderd door overhead; Nos, d.d. 13 september 2022: https://nos.nl/artikel/2444402-ombudsman-jongeren-met-een-beperking-gehinderd-door-overheid.

X Noot
7

ISO: Interstedelijk Studenten Overleg.

X Noot
8

vwo: voorbereidend wetenschappelijk onderwijs.

X Noot
9

havo: hoger algemeen voortgezet onderwijs.

X Noot
10

Monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs 2021–2022, blz. 5.

X Noot
11

Tweede Kamerstukken, 2020–2021, 35 830 VIII, nr. 19.

X Noot
12

Monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs 2021–2022, blz. 5.

X Noot
13

Monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs 2021–2022, blz. 6.

X Noot
14

mbo: middelbaar beroepsonderwijs.

X Noot
15

Monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs 2021–2022, blz. 7.

X Noot
16

Monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs 2021–2022, blz. 12.

X Noot
17

Monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs 2021–2022, blz. 13.

X Noot
18

Monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs 2021–2022, blz. 170.

X Noot
19

Kamerstukken II, 2021–2022, 34 251 nr. 98.

X Noot
20

LOVUM: het Landelijk Overleg Voorzitters Universitaire Medezeggenschapsorganen.

X Noot
21

VMH: Vereniging Medezeggenschap Hogescholen.

X Noot
22

LOF: Landelijk Overleg Fracties.

X Noot
23

Monitor Medezeggenschap Hoger Onderwijs 2021–2022, blz. 16 & 34.

X Noot
24

Monitor Medezeggenschap Hoger Onderwijs 2021–2022, blz. 7.

X Noot
25

Monitor beleidsmaatregelen, blz. 84.

X Noot
26

Ibidem, blz. 99.

X Noot
27

Monitor beleidsmaatregelen, blz. 170.

X Noot
28

Ibidem, blz. 169.

Naar boven