Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 2022D31774 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 2022D31774 |
Binnen de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties enkele vragen en opmerkingen aan de leden Dassen en Omtzigt voorgelegd inzake hun initiatiefnota over wettelijke maatregelen om de integriteit bij bewindspersonen en de ambtelijke top te bevorderen (Kamerstuk 36 101, nr. 2).
De voorzitter van de commissie, Hagen
De adjunct-griffier van de commissie, Honsbeek
Inhoudsopgave |
Blz. |
|
I |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie |
2 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie |
4 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie |
8 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie |
9 |
|
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie |
11 |
|
II |
Antwoord/ reactie van de initiatiefnemers |
11 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota van de leden Dassen en Omtzigt over wettelijke maatregelen om de integriteit bij bewindspersonen en de ambtelijke top te bevorderen. Graag willen zij de initiatiefnemers enkele vragen stellen en een aantal opmerkingen maken.
Allereerst merken de leden van de VVD-fractie op dat integer handelen van bewindspersonen en ambtenaren voor het vertrouwen van mensen in de politiek en het openbaar bestuur zeer essentieel is. Integer handelen van bewindspersonen en ambtenaren is voor deze leden dan ook zeer belangrijk. Iedereen die werkzaam is in de politiek en het openbaar bestuur moet zich continu bewust zijn van het belang van integer handelen. De initiatiefnemers doen een groot aantal aanbevelingen. De regering is ook aan de slag gegaan met de GRECO-aanbevelingen en bereidt een wetsvoorstel voor. Deze leden wachten dat wetsvoorstel van de regering af. Zij geven in deze inbreng nog geen eindoordeel over de diverse aanbevelingen die zijn gedaan.
Het is de leden van de VVD-fractie opgevallen dat in het begin van de initiatiefnota een verband wordt gelegd tussen enerzijds een aantal maatschappelijke en bestuurlijke problemen, zoals de kindertoeslagenaffaire en de problemen met huizen door de gaswinning in Groningen, en anderzijds integriteit. Deze leden laten er geen enkel misverstand over bestaan dat in die dossiers grote fouten zijn gemaakt, maar de relatie met het vraagstuk van de integriteit zien zij eerlijk gezegd niet zo. Wat is die relatie? Zij kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat de nota op een aantal plaatsen over meer dan integriteit gaat. Er worden naar hun mening ook onderwerpen aan de orde gesteld die los van het onderwerp «integriteit» staan, zoals de informatievoorziening aan de Kamer en onafhankelijk extern toezicht. Ook hier geldt dat zij geen afbreuk willen doen aan het belang van die onderwerpen, maar de initiatiefnemers stellen in de nota ook dat moet worden voorkomen dat alles onder «integriteit» wordt geschaard. Zij vragen de initiatiefnemers in te gaan op datgene wat hier door deze leden naar voren wordt gebracht.
Vertrouwen komt te voet en gaat te paard
In de nota wordt gesproken over de noodzaak van een duidelijk integriteitskader voor bewindspersonen. Als er echter een kader is, er binnen dat kader wordt gehandeld en er vervolgens een situatie ontstaat waar eerder niet over is nagedacht, is er dan toch sprake van niet-integer handelen van personen? Waarden kunnen immers in de tijd verschuiven. De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemers daar op in te gaan.
Het belang van politiek-bestuurlijke integriteit volgens Volt en Groep Omtzigt
Met betrekking tot de diverse aanbevelingen willen de leden van de VVD-fractie graag een aantal vragen stellen, zonder evenwel over de aanbevelingen een definitief standpunt in te nemen.
De initiatiefnota heeft betrekking op bewindspersonen, en gedeeltelijk op topambtenaren en politiek assistenten van bewindspersonen. Waarom zou voor topambtenaren en politiek assistenten niet volstaan kunnen worden met het aanvullen van specifiek voor ambtenaren geldende wet- en regelgeving? Welke regels stellen de initiatiefnemers specifiek voor als het gaat om politiek assistenten? Gaarne krijgen deze leden een reactie op de hier gestelde vragen.
Aanbeveling 2 heeft onder andere betrekking op het instellen van een toezichtsautoriteit. Voorgesteld wordt onder andere om deze autoriteit «personen onder ede» te kunnen laten horen. De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemers om de mogelijkheid van het horen «onder ede» door de toezichtsautoriteit (nader) te motiveren. Wat is de toezichtsautoriteit voor een soort bestuursorgaan? Wordt hier een zelfstandig bestuursorgaan voorgesteld? De autoriteit moet handhaven volgens het systeem van ministeriële verantwoordelijkheid. Wat wordt daarmee bedoeld? Hoe gaat dat in zijn werk? Deze autoriteit zou ook bestuurlijke boetes moeten kunnen opleggen als het systeem van de ministeriële verantwoordelijkheid niet werkt. Wanneer werkt het systeem van de ministeriële verantwoordelijkheid, volgens de initiatiefnemers, niet? Gaarne krijgen deze leden een reactie op de hier gestelde vragen.
Met betrekking tot het toezichts- en sanctiemechanisme hebben de leden van de VVD-fractie verder de volgende vraag. Beogen de initiatiefnemers bij overtredingen onderscheid te maken tussen enerzijds de wijze van sanctioneren ten tijde van het uitoefenen van het ambt en anderzijds het sanctioneren bij overtredingen ná het aftreden van bewindspersonen? Zo ja, op welke wijze? Gaarne krijgen deze leden een reactie.
Aanbeveling 3 gaat onder andere over het vergroten van de bewustwording met betrekking tot integriteitskwesties, onder andere door training. Er wordt gememoreerd dat in Luxemburg topfunctionarissen en adviseurs opleidingen en trainingen moeten volgen om hen bewust te maken van de bepalingen van de gedragscode. Is het de initiatiefnemers bekend hoe effectief die opleidingen en trainingen zijn, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Kunnen zij daar inzicht in verschaffen?
Aanbeveling 4 heeft betrekking op lobbyen. In dat kader wordt een onafhankelijke lobbyfunctionaris voorgesteld. Wat is de onafhankelijke lobbyfunctionaris voor een soort orgaan? Wie stelt deze functionaris aan? Waar wordt deze ingesteld? Werkt deze functionaris voor de rijksoverheid als geheel of is het de bedoeling om per departement een lobbyfunctionaris aan te stellen? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie hier meer inzicht in.
De initiatiefnemers stellen dat agenda’s van bewindspersonen op de websites slecht worden bijgehouden. In de reactie van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op de initiatiefnota van de leden Dassen en Omtzigt d.d. 11 juli 2022 wordt aangegeven dat het voornemen is om de agenda’s gebruiksvriendelijker te maken. Hoe kijken de initiatiefnemers tegen dit voornemen dan wel deze ontwikkelingen aan, één en ander in relatie tot de door hen gedane voorstellen? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie.
Aanbeveling 7 heeft betrekking op het in het openbaar opgave doen van financiële en zakelijke belangen. Thans is het al zo dat zakelijke en financiële belangen van bewindspersonen op afstand moeten worden gezet dan wel worden afgestoten. Hoe wegen de initiatiefnemers het aspect van de privacy van personen die straks eventueel in het openbaar opgave moeten doen van hun financiële en zakelijke belangen? Waarom wordt het openbaar opgave doen ook voorgesteld voor echtgenoten van bewindspersonen? Echtgenoten van bewindspersonen zijn toch zelfstandige individuen. Hoe zien de initiatiefnemers dat? Wordt het in het openbaar doen van opgave van financiële en zakelijke belangen ook voor politiek assistenten voorgesteld, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Waarom zou hier niet volstaan kunnen worden met eventuele aanpassing van de voor ambtenaren geldende wet- en regelgeving?
Slotwoord
In punt 8 wordt een wettelijk verbod voorgesteld om als behartiger op hetzelfde werkterrein buiten de publieke sector te gaan werken voor een periode van achttien maanden na aftreden. In punt 10 wordt voorgesteld lobbyactiviteiten te verbieden voor een periode van twee jaar na aftreden. Waarom is in de ene situatie gekozen voor achttien maanden en waarom in de andere situatie voor twee jaar, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Waarom wordt voorgesteld lobbyactiviteiten voor oud-bewindspersonen gedurende twee jaar na het aftreden in zijn totaliteit te verbieden, zo vragen deze leden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de initiatiefnota van de leden Dassen en Omtzigt. De initiatiefnemers hebben voor hun nota een uiterst relevant thema gekozen waar Nederland nog een aantal significante verbeteringen op heeft door te voeren en doen een aantal interessante voorstellen.
Deze leden onderstrepen het belang van duidelijke wet- en regelgeving, transparantie met betrekking tot bestuurlijke processen en besluitvorming, en een onafhankelijk orgaan met sanctiemogelijkheden om de politiek-bestuurlijke integriteit beter te waarborgen. Ondanks verschillende Kameruitspraken die oproepen tot dwingender regelgeving (Kamerstukken 35 925 III, nr. 9, 35 788, nr. 88 en 35 925 III, nr. 11) blijft er nog werk te verzetten met betrekking tot de implementatie, naleving en handhaving van maatregelen om de (bewaking van de) integriteit van de publieke sector en het politiek bestel te versterken.
5. Voorstellen ter uitvoering van de GRECO – aanbevelingen voor Nederland
De leden van de D66-fractie bedanken de initiatiefnemers voor het schrijven van bovengenoemde nota. Deze leden willen aan de hand van de voorstellen, de initiatiefnemers nog een paar vragen voorleggen. Zij hebben tevens kennisgenomen van de reactie van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op de nota (Kamerstuk 36 101, nr. 3) en vragen in dat kader aan de initiatiefnemers om bij een aantal aanbevelingen ook al te reflecteren op de reactie van de Minister. In algemene zin zouden zij van de initiatiefnemers graag, ten eerste, willen weten aan welke van hun voorstellen zij prioriteit (zouden willen) toekennen en, ten tweede, welke (combinatie) van hun voorstellen naar hun opvatting nodig zijn om te voldoen aan de aanbevelingen van GRECO.
Aanbeveling 1: implementeer een gecoördineerde strategie voor de integriteit van de personen die de hoogste leidinggevende functies bekleden.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel dat betrekking heeft op het implementeren van een gecoördineerde strategie voor de integriteit van de personen die de hoogste leidinggevende functies bekleden. Deze leden onderstrepen het belang van een duidelijke gecoördineerde strategie voor bewindspersonen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorbeeld van de Franse Anticorruptie Autoriteit (hierna: AFA), dat de initiatiefnemers hebben aangehaald in hun nota. Deze leden hebben begrepen dat AFA vanuit een interdepartementale aanpak anticorruptie programma’s ontwikkelt en uitvoert. Zij vragen aan de initiatiefnemers welke andere (omringende) landen soortgelijke constructies hebben van een nationale anticorruptie autoriteit? Welke van deze voorbeelden zouden ook van toepassing kunnen zijn binnen de Nederlandse bestuurlijke context? Kunnen de initiatiefnemers ook de anticorruptie autoriteit van de Europese Unie meenemen in hun beantwoording?
Aanbeveling 2: ontwikkel een integrale bindende gedragscode voor de personen die de hoogste leidinggevende functies bekleden en vul deze aan met passende richtsnoeren betreffende belangenverstrengeling en integriteit gerelateerde kwesties. Maak deze voor het publiek gemakkelijk toegankelijk en koppel hieraan een toezicht- en sanctiemechanisme.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de voorstellen om een integrale bindende (wettelijke) gedragscode op te stellen, en in het verlengende daarvan een toezicht- en handhavingsautoriteit te installeren waar bewindspersonen en politieke assistenten in vertrouwelijkheid advies kunnen krijgen over de gedragscode. Deze leden vragen zich echter af in hoeverre de uitvoering van een coherent integriteitbeleid gebaat is bij allerlei aparte functionarissen, adviescolleges en toezichtautoriteiten die maar een onderdeel uitvoeren van het totale beleid. Zij zien ook de waarde van specialisatie, maar menen dat versnippering, en daarmee verzwakking en onduidelijkheid op de loer ligt. Zij vragen de initiatiefnemers dan ook te reflecteren op de (bevoegdheden en taken van) reeds bestaande instituties en de vraag hoe tot een optimale bundeling van krachten kan worden gekomen.
De leden van de D66-fractie zijn voorstander van een coherent strategisch integriteitsbeleid voor bewindspersonen. Deze leden vragen ook aan de initiatiefnemers of coherent strategisch integriteitsbeleid niet beter opgesteld kan worden door een onafhankelijk toezichtsorgaan zoals de AFA? Zij vragen de initiatiefnemers specifiek om nader te reflecteren op een onafhankelijk toezichtorgaan, waarbij advisering en naleving van de gedragscode voor bewindspersonen maar een onderdeel is van een groter pakket aan taken en bevoegdheden?
De leden van de D66-fractie vragen aan de initiatiefnemers om te reflecteren op het antwoord van de Minister, of het wenselijk is om de gedragscode voor bewindspersonen wettelijk vast te leggen gezien het langdurige proces en gebrek aan flexibiliteit? Welke andere mogelijkheden zien zij, die gelegen zijn tussen de juridische status van het «pdf-je op een website» dat het nu is en een aparte wet.
De leden van D66-fractie vinden het een goed initiatief dat bewindspersonen de mogelijkheid krijgen om vertrouwelijk advies in te winnen over integriteitsvraagstukken. Deze leden vragen aan de initiatiefnemers welke positionering van deze onafhankelijke adviseur integriteit voor bewindspersonen zij het meest geschikt achten.
Aanbeveling 3: zet begeleiding op vertrouwelijke basis op voor de personen die de hoogste leidinggevende functies bekleden omtrent integriteit gerelateerde kwesties. Vergroot bewustwording van integriteitskwesties bij de personen met de hoogste leidinggevende functies onder andere door trainingen.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat bijscholing kan bijdragen aan de bewustwording van aan integriteit gerelateerde kwesties in alle organisaties. Deze leden vragen aan de initiatiefnemers of zij kunnen reflecteren op het implementatievoorstel van de Minister, om vaker in de ministerraad dit onderwerp met de bewindspersonen te bespreken? Deze leden vragen aan de initiatiefnemers of zij van mening zijn dat gesprek over integriteitsdilemma’s voldoende is, of dat het wenselijke is dat ook bewindspersonen periodieke scholing krijgen?
Aanbeveling 4: voer regels en richtlijnen in over de wijze waarop de personen die de hoogste leidinggevende functies bekleden in contact treden met lobbyisten en andere derden die ernaar streven regeringsprocessen en -besluiten te beïnvloeden. Vergroot de transparantie ten aanzien van contacten en onderwerpen met betrekking tot het lobbyen bij personen die de hoogste leidinggevende functies bekleden.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel om een lobbyregister voor bewindspersonen in te voeren en om een onafhankelijke lobbyfunctionaris aan te stellen die verantwoordelijk is voor de naleving, maar ook de mogelijkheid heeft om te sancties op te leggen bij overtreding van de regelgeving. Deze leden hebben nog wel de nodige vragen bij de precieze uitwerking. Dit achten zij van des te groter belang nu de naleving en het toezicht daarop groter gewicht gaat krijgen. Zij vragen de initiatiefnemers dan ook nader toe te lichten welke «andere derden» bewindspersonen spreken die er «niet naar streven regeringsprocessen en -besluiten te beïnvloeden». Oftewel, zij vragen een specifiekere afbakening of definitie van de groep die beoogd wordt te vallen onder het voorgestelde register. Zij vragen dit vanwege de rechtszekerheid, maar ook vanwege het risico op schijnzekerheid dat van een dergelijk register kan uitgaan. Zij vragen in dit licht ook graag een reactie op de volgende stelling: «De meest effectieve lobbyisten zijn geen lobbyist». Bovendien zouden zij graag een betere toelichting ontvangen op de aard of intensiteit van het contact die naar de opvatting van initiatiefnemers nodig is om de drempel van «registratie plichtig» (in de zin van aanbeveling 4.2) te halen.
Aanbeveling 5: voer een verplichting ten aanzien van de personen in die de hoogste leidinggevende functies bekleden om ad hoc melding te doen van een ontstane situatie waarin sprake is van een conflict tussen persoonlijke belangen en officiële functies.
Mede dankzij de motie van het lid Sneller (Kamerstuk 35 925, nr. 9) hebben de nieuw aangetreden bewindspersonen alle nevenfuncties kenbaar gemaakt en beëindigd. Verder hebben zij hun zakelijke belangen afgestoten, dan wel op afstand geplaatst. Tijdens hun zittingstermijn mogen bewindspersonen geen nevenfuncties bekleden en als hun zakelijke belangen veranderen dan zijn zij verplicht een melding te maken.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de vraag van de Minister of met deze nieuwe regelgeving het überhaupt nog mogelijk is dat dergelijke belangenconflicten ontstaan. Deze leden vragen de initiatiefnemers hoe zij zouden antwoorden op de vraag van de Minister en indien zij die bevestigend beantwoorden of zij hier een aantal voorbeelden van zouden kunnen geven.
Aanbeveling 6 aangaande de invoering van algemene regels betreffende beperkingen na uitdiensttreding voor de personen die de hoogste leidinggevende functies bekleden die na het einde van hun functie in de publieke sector een nieuwe betrekking zoeken in de private sector en/of op het punt staan die betrekking te aanvaarden.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel om de integriteit van gewezen bewindspersonen wettelijk te verankeren. Deze leden ondersteunen het voornemen om het lobbyverbod, het draaideurverbod, de afkoelperiode stevig te verankeren. Dit heeft de Kamer ook uitgesproken. Zij vragen de initiatiefnemers of zij de mening delen dat dit gewoon in het reeds toegezegde wetsvoorstel dat dit najaar aan de Kamer zou worden gestuurd dient te worden geregeld. Daarnaast ondersteunen deze leden de mogelijkheid tot het sanctioneren indien deze regels worden omzeild. Zij vragen aan de initiatiefnemers in hoeverre de toezichtsautoriteit niet beter belegd kan worden bij een onafhankelijke (anticorruptie) orgaan? Bovendien zouden zij graag meer willen weten over het type en de zwaarte van de sancties die de initiatiefnemers voor zich zien. Zouden zij hierbij voorbeelden kunnen noemen uit andere landen die zij zien als navolgingswaardig.
Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie aan de initiatiefnemers om te reflecteren op de verhouding tussen het recht van vrije arbeidskeuze (Artikel 10 van de Grondwet) en de gevoelige overstappen van topambtenaren en politiek assistenten? Deze leden vragen of de initiatiefnemers in de toekomst voorzien dat de Grondwet hierop zou moeten worden aangepast?
Aanbeveling 7 aangaande i) de verplichting om personen die de hoogste leidinggevende functies bekleden periodiek in het openbaar opgave te laten doen van hun financiële belangen; ii) de overweging om ook financiële gegevens inzake echtgenoten en afhankelijke familieleden in die opgave op te nemen (met dien verstande dat deze gegevens niet noodzakelijkerwijs openbaar hoeven te worden gemaakt); en iii) voor die opgaven een passend toetsingsmechanisme in te stellen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel, om ook een melding te doen van de zakelijke belangen van partners en afhankelijke familieleden van bewindspersonen. In het implementatievoorstel van de Minister wordt aangegeven dat zakelijke belangen van familie niet worden meegenomen als de bewindspersoon daar geen zeggenschap over heeft. Deze leden vragen aan de initiatiefnemers om te reflecteren op de reactie van de Minister. Zij vragen aan de initiatiefnemers om nader toe te lichten in hoeverre zij de mening van de Minister delen dat geen zeggenschap in zakelijke belangen van familie, voldoende is om de schijn van belangenverstrengeling tegen te gaan? Tevens zouden zij graag willen weten wanneer naar de opvatting van initiatiefnemers de balans tussen het recht op privacy enerzijds en het belang van adequate bewaking van de integriteit van de publieke sector anderzijds precies goed is bij kwesties als deze. Specifiek zijn zij benieuwd wanneer de initiatiefnemers zouden menen dat de vraag om transparantie te ver zou gaan in deze.
Aanbeveling 8 aangaande het voorkomen van belemmeringen voor de strafrechtspleging en aanzien van bewindspersonen die ervan worden verdacht met corruptie samenhangende feiten te hebben gepleegd in procedures die voorzien in het onderzoek naar en de strafrechtelijke vervolging van ambtsmisbruik (waaronder passieve omkoping)
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel om zo spoedig mogelijk de wetsvoorstellen die worden voorbereid op de Ministeries van Justitie en Veiligheid, en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar de Kamer te sturen. Deze leden hebben uit de reactie van de Minister ervan kennisgenomen dat de Kamer in het najaar een hoofdlijnenbrief ontvangt. Zij vragen aan de initiatiefnemers om te reageren op het implementatievoorstel van de Minister. Kunnen de initiatiefnemers toelichten wat de impact hiervan zal zijn op toekomstige evaluaties van GRECO?
6. Financiële consequenties
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van de initiatiefnemers om ten minste een adviescommissie, onafhankelijke toezichtsautoriteit en lobbyfunctionaris aan te stellen, en financiële middelen daarvoor vrijmaken. Deze leden vragen aan de initiatiefnemers om in het kader van toekomstig coherent integriteitsbeleid een schema te maken waarin wordt weergegeven wat de taken en bevoegdheden zijn van deze stakeholders, inclusief sanctiemogelijkheden, en hoe deze stakeholders zich tot elkaar verhouden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben de initiatiefnota van de leden Dassen en Omtzigt over wettelijke maatregelen om integriteit bij bewindspersonen en de ambtelijke top te bevorderen gelezen en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen. Allereerst danken deze leden de initiatiefnemers voor hun werk. Zij onderschrijven met de indieners dat er te weinig wettelijke maatregelen zijn om lobby transparanter te maken, en delen de kritiek van de indieners dat de aanbevelingen van de GRECO en anderen met betrekking tot transparantie en integriteit niet worden opgevolgd. Zij delen tevens het ongenoegen van de indieners dat er binnen de bestuurlijke en ambtelijke top te weinig rekenschap wordt gegeven van het belang van transparantie en integriteit. Zij zien daar echter ook meteen het grootste verschil van inzicht met de indieners van de initiatiefnota. Hoewel indieners namelijk van mening zijn dat wettelijke maatregelen een belangrijke bijdrage kunnen leveren, is volgens de deze leden daarbij ook van belang dat er een fundamenteel andere visie zou moeten komen op wat lobby is en welke plek lobby zou moeten hebben in het openbaar bestuur. Zij vragen daarom aan de initiatiefnemers of zij delen dat er een fundamenteel verschil is tussen belangenbehartiging en commerciële lobbyactiviteiten? Kunnen zij dit verschil duiden? Kunnen inititiatiefnemers daarbij tevens aangeven waarom commerciële lobbyactiviteiten überhaupt wenselijk zouden zijn binnen het publieke domein? Daarbij wijzen deze leden erop dat dit immers niet betekent dat commerciële belangen niet meer behartigd worden; ook daar bestaan immers organisaties voor (zoals VNO-NCW, Koninklijke Horeca Nederland en MKB-Nederland).
De leden van de SP-fractie onderschrijven een groot deel van de maatregelen die indieners wensen. Daarbij merken deze leden wel op dat integriteit niet enkel wettelijk kan worden afgedwongen. Indien er immers geen morele afweging bij bestuurders wordt gemaakt, of de interne cultuur die moraliteit niet kent, zullen er altijd wegen te vinden zijn om niet integer te kunnen handelen. Wettelijke maatregelen kunnen uiteraard een belangrijke bijdrage leveren aan het bevorderen van de integriteit maar bij niet-integer handelen vereist dat volgens de genoemde leden ook extra maatregelen om eventuele geitenpaadjes te kunnen afsluiten. Zo stellen de initiatiefnemers voor dat de Minister-President ontheffing kan verlenen indien een bewindspersoon als belangenbehartiger op hetzelfde werkterrein buiten de publieke sector aan de slag wil. Deze leden wijzen op de recente geschiedenis waarbij de Minister-President heeft goedgekeurd dat voormalig bewindspersonen lobbyactiviteiten ontplooide op hetzelfde werkterrein. Waarom hebben indieners voor deze uitzonderingsmogelijkheid gekozen? Waarom is een uitzonderingsmogelijkheid überhaupt wenselijk volgens de indieners en zou deze mogelijkheid dan niet met meer waarborgen omkleed moeten worden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
1. Inleiding
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de initiatiefnota. Deze leden vinden het enerzijds belangrijk dat de inzet op integriteit niet blijft steken in goede voornemens en eigen verantwoordelijkheid van bewindspersonen, maar dat ook duidelijke normen en procedures voorhanden zijn. De inzet van de initiatiefnemers vervult hierbij een nuttige functie. Anderzijds willen zij ervoor waken dat de inzet op meer systemen en procedures de gevoelde eigen verantwoordelijkheid uitholt.
De leden van de SGP-fractie constateren dat in de initiatiefnota uiteenlopende voorbeelden door elkaar lopen. Naast duidelijke knelpunten inzake integriteit benoemt de initiatiefnota bijvoorbeeld ook de gebrekkige schadeafhandeling in Groningen. Deze leden hebben niet zozeer behoefte aan een scherp omlijnde definitie van integriteit, maar zij vragen wel of de initiatiefnemers duidelijk onderscheid willen maken tussen problemen met integriteit en met falend beleid. Onderkennen de initiatiefnemers dat bij zaken als gebrekkige schadeafhandeling primair sprake is van falend beleid, hoewel in dat verband ook integriteitsschendingen niet uitgesloten hoeven te zijn. Volgens deze leden is het in dezen van belang verwarring zoveel mogelijk te voorkomen.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de initiatiefnemers in hun nota over integriteit ook ingaan op gebrekkige informatievoorziening. Deze leden vragen wat volgens de initiatiefnemers de relatie tussen beide is en in hoeverre de huidige staat van de informatievoorziening in Nederland leidt tot problemen met integriteit.
De leden van de SGP-fractie lezen in de toelichting de algemene stelling dat in Nederland weinig informatie naar buiten komt, en dat zowel het publiek als het parlement ondermaats en laat worden geïnformeerd. Deze leden vragen in de eerste plaats of de initiatiefnemers aan de hand van buitenlandse voorbeelden kunnen illustreren dat de Tweede Kamer laat wordt geïnformeerd. Wijkt Nederland hierin duidelijk negatief af? Ten tweede vragen zij of de initiatiefnemers ook van mening zijn dat de inzet op verantwoording niet moet zijn zoveel mogelijk informatie te verstrekken, maar om de voor het parlement passende, juiste informatie te verstrekken, het liefst in zo compact mogelijke vorm. Hoe beoordelen de initiatiefnemers het risico dat de inzet op zoveel mogelijk informatievoorziening ook een belemmering kan zijn voor de controlerende rol van de Tweede Kamer, namelijk door overladen te worden met teveel irrelevante informatie?
De leden van de SGP-fractie vragen een nadere toelichting op de stellingen dat een lobbyparagraaf volgens de Aanwijzingen voor de regelgeving verplicht zou zijn. Deze leden constateren dat artikel 4.44 slechts in algemene zin formuleert dat de betrokkenheid van externe partijen in de toelichting aan bod moet komen. Zij constateren dat hieraan in veel gevallen wordt voldaan door een (uitgebreide) toelichting in de paragraaf consultatie, waarbij vaak ook de inbreng uit de internetconsultatie wordt betrokken.
De leden van de SGP-fractie vragen de initiatiefnemers om een reactie op de visie van de regering op de initiatiefnota. In hoeverre staan met de daarin aangekondigde acties en voornemens nog punten open en heeft de visie van de regering nog tot heroverweging geleid op specifieke punten?
2. Vertrouwen komt te voet
De leden van de SGP-fractie vragen een reactie op de rol die de Tweede Kamer volgens de initiatiefnemers had kunnen en moeten vervullen bij de behandeling van de cocowet. De initiatiefnemers benadrukken terecht dat relevante informatie ten onrechte wordt achtergehouden. Desalniettemin zijn deze leden benieuwd in hoeverre de Tweede Kamer door een alertere opstelling de geschetste problemen op het spoor had kunnen komen, bijvoorbeeld omdat vragen over staatssteun voor de hand hadden kunnen liggen.
3. GRECO
De leden van de SGP-fractie vragen een nadere duiding van de status van de aanbevelingen de GRECO. Zijn de initiatiefnemers van mening dat aanbevelingen te allen tijde onverkort moeten worden uitgevoerd of kunnen er situaties zijn waarin staten gemotiveerd afwijken van aanbevelingen, bijvoorbeeld omdat de specifieke aard van het politieke systeem om een andere benadering vraagt? Het woord aanbevelingen lijkt niet lukraak gekozen.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de initiatiefnemers het gegeven duiden dat andere landen, waaronder België en Frankrijk, een beduidend hoger aantal aanbevelingen hebben gekregen. Kan bij de trage vooruitgang de wet van remmende voorsprong een rol gespeeld hebben, namelijk dat Nederland een betere uitgangspositie had dan veel andere landen en dat de gevoelde urgentie mede daardoor beperkter was?
De leden van de SGP-fractie zouden graag reactie ontvangen op de bezwaren van de regering om topambtenaren onverkort te scharen onder de regels die van toepassing (moeten) zijn op bewindspersonen. Ook de initiatiefnemers onderkennen dat de GRECO verschil ziet tussen de positie van bewindspersonen en van topambtenaren. In hoeverre is het verschil in juridische positionering ook voor de initiatiefnemers aanleiding om nadere differentiatie toe te passen?
5. Aanbevelingen
De leden van de SGP-fractie vragen of volgens de initiatiefnemers het jaarlijkse debat over de rechtstaat een aangrijpingspunt zou kunnen zijn om te komen tot een gecoördineerde aanpak van integriteit.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de initiatiefnemers in staatsrechtelijk opzicht de positie van de voorgestelde autoriteit zien in relatie tot de controlerende taak van het parlement. Anders dan bij onderzoeken en rapporten van andere toezichthouders gaat het hier immers om aspecten die de kern van de vertrouwensregel raken en dat brengt een grotere gevoeligheid met zich mee.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de initiatiefnota van de leden Dassen en Omtzigt over wettelijke maatregelen om de integriteit in de ambtelijke top en bij bewindspersonen te bevorderen. Dit lid kan zich erg goed vinden in de initiatiefnota zoals deze voor ligt en denkt dat de voorstellen die worden gedaan een positieve bijdrage kunnen leveren aan veranderingen van onze bestuurscultuur. Wel heeft zij nog enkele vragen.
Op pagina 36 wordt een voorstel gedaan tot een strenge en duidelijke gecoördineerde standaardmethodologie voor de beoordeling van corruptierisico’s op basis van risicoanalyses. Aan de hand van deze analyses kunnen dan corrigerende maatregelen vastgesteld worden. Kunnen de initiatiefnemers voorbeelden van maatregelen geven waar aan gedacht kan worden?
Op pagina 48 wordt een voorstel gedaan tot periodieke bijscholing, gericht op onder andere ethische normstelling, belangenconflictanalyse en praktische voorbeelden. De adviescommissie stelt dit materiaal ter beschikking voor bewindspersonen en politiekassistenten. Ligt er al materiaal klaar om gebruikt te worden vanuit bijvoorbeeld de GRECO / de Raad van Europa of dient dit materiaal nog ontwikkeld te worden?
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2022D31774.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.