2022D30947 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de Beleidsnota «Doen waar Nederland goed in is».

De voorzitter van de commissie, Wuite

De adjunct-griffier van de commissie, Prenger

Nr

Vraag

   

1

Klopt het dat de SDG-toets (onderdeel van het Integraal Afwegingskader – IAK) werd toegepast op al het nieuwe handelsbeleid en bijbehorende instrumenten in het afgelopen jaar, om de bijdrage aan alle SDGs te onderzoeken? Indien ja, wat zijn de geleerde lessen? Indien nee, bent u van plan om dit tijdens de huidige kabinetsperiode wel te doen, conform de eisen van de Tweede Kamer en de afspraken in het IAK.

2

Hoeveel procent van de ODA-gelden komen direct ten goede aan het bedrijfsleven?

3

Wat zijn overwegingen om ODA-gelden, die niet bedoeld zijn voor Nederlandse commerciële doeleinden, door bedrijven te laten spenderen terwijl de IOB-evaluatie over artikel 1 de positieve impact op de ODA-doelen armoedebestrijding, klimaatdoelen en mensenrechten niet heeft gevonden?

4

Op welke manieren ondersteunt u op dit moment de activiteiten van Nederlandse zadenbedrijven (financieel en niet-financieel) in het buitenland?

5

Wat wordt de budgettaire verdeling tussen handelsinstrumenten, ontwikkelingssamenwerking en instrumenten die de combinatie zoeken? Hoeveel daarvan wordt gereserveerd ten behoeve van het bedrijfsleven?

6

Hoe wordt de financiering naar de Dutch Relief Alliance gecontroleerd?

7

Hoe heeft de oorlog in Oekraïne de huidige beleidsnotitie beïnvloed?

8

Hoe wordt integraal gecontroleerd op naleving van mensenrechten binnen het BuHa-OS beleid?

9

Zal u zich in het beleid ook inspannen om in publiek-private samenwerking de complementaire rol van kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties een plek te geven?

10

Komt de inzet op MHPSS terug in de nog te ontvangen internationale gezondheidsstrategie genoemd op pagina 3? Wordt mentale gezondheid daarin op gelijke voet met, en als voorwaarde voor, fysieke gezondheid gezet?

11

Bent u van plan om (nieuwe) financiële instrumenten in te zetten om succesvolle publiek private samenwerkingen op het gebied van grensoverschrijdende uitdagingen te stimuleren?

12

Is de investering in de kruisbestuiving tussen handel en ontwikkelingssamenwerking oplopend tot 190 miljoen euro structureel DAC-able? Zo nee, heeft deze structurele investering van 190 miljoen een negatieve invloed op het behalen van de ODA-norm? Zo ja, kan uitgelegd worden waarom het DAC-able is?

13

Kan de structurele investering van 190 miljoen voor de kruisbestuiving tussen handel en ontwikkelingssamenwerking nader worden onderbouwd waar de middelen precies voor zijn bedoeld?

14

Wat is het beleid aangaande «shift the power» op handelsgebied, gezien de zeggenschap in Nederlandse handel klein is voor lokale gemeenschappen, vrouwengroepen en organisaties?

15

Wordt aan het bedrijfsleven die ODA gelden ontvangen dezelfde relevante eisen aangaande monitoring en VOG+ gevraagd als aan het maatschappelijk middenveld?

16

Op welke manier gaat van de Nederlandse kennisinstellingen gebruik gemaakt worden om van de kruisbestuiving tussen handel en ontwikkelingssamenwerking een succes te maken?

17

Krijgt kennis een specifieke organisatorische plaats binnen het ministerie?

18

Hoeveel fte wordt binnen het ministerie toegekend aan kennis?

19

Hoeveel fte wordt binnen het ministerie toegekend aan interdepartementale samenwerking

20

Kan er een overzicht gegeven worden van kennisinstellingen (MBO, HBO en WO) en kennisinstituten die specifieke kennis, expertise en ervaring hebben die aansluit op de Nederlandse ontwikkelingsprioriteiten als voedselzekerheid, water, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), en rechtsstaatbevordering en in de algemene zin van de SDG’s?

21

Met welke landen, inclusief transit landen, wilt u migratiesamenwerkingen ontwikkelen/versterken? Worden de afspraken binnen deze samenwerkingen openbaar (gepubliceerd)? Zijn er criteria met betrekking tot landen met wie Nederland/EU migratiesamenwerkingen ontwikkelt c.q. versterkt (bijvoorbeeld legitieme regering, respect voor mensenrechten, naleven Vluchtelingen Verdrag)? Zijn deze criteria openbaar?

22

Kan verduidelijkt worden hoe Nederlandse steun (al dan niet via de EU) bijdraagt/gaat bijdragen om de inhumane situatie van migranten en vluchtelingen in Libië te verbeteren?

23

Kunt u een overzicht geven van EU en Nederlandse financiële en materiele bijdragen aan Libië en de Libische kustwacht (SAR operaties en opvang)?

24

Wat is concreet de expertise die Nederland in huis heeft om landen weerbaarder en zelfredzamer te maken?

25

Op basis van welke criteria zijn de 25 prioritaire landen voor handel geselecteerd?

26

Wordt er binnen de 25 prioritaire landen nog specifiek extra ingezet op bepaalde landen of op alle 25 landen even veel?

27

Hoeveel procent van de quota die onder CETA gelden voor de import van Canadees varkensvlees en rundvlees wordt momenteel gevuld? Wat is de verwachte stijging van de invulling van de quota in aankomende jaren?

28

Bij welke landen wil Nederland inzetten op bilaterale of Europese handelsakkoorden?

29

Welke stappen gaat u concreet nemen om het sluiten van eerlijke en duurzame handelsakkoorden actief te bevorderen? Op welke manier neemt u daar de aanbevelingen mee die de IOB heeft gedaan in hun beleidsdoorlichting van artikel 1 van de BHOS begroting?

30

Kunt u toelichten hoe de beleidsnota uitvoering geeft aan de motie-Hammelburg (kamerstuk 36 045, nr, 78) waarin werd gevraagd om een concreet plan voor handels- en investeringsakkoorden met het oog op diversificatie van handelspartners?

31

Op welke manier geeft deze nota invulling aan de aanbevelingen van de IOB om te zorgen dat bedrijven beter gebruik maken van reeds gesloten handelsakkoorden?

32

Op welke manier komt er een overzicht van het nog nader te ontwikkelen Nederlandse grondstoffenbeleid? En wat zijn de onderdelen van het Nederlandse grondstoffenbeleid?

33

Wanneer kan het Nederlandse grondstoffenbeleid verwacht worden en op welke grondstoffen gaat de focus liggen?

34

Kan aangegeven worden of ontwikkelingsdoelstellingen een plaats krijgen in het te formuleren grondstoffenbeleid?

35

Is de grondstoffenstrategie uitsluitend gericht op het bevorderen van strategische autonomie en leveringszekerheid voor binnenlandse aangelegenheden of wordt ook gestreefd naar het verkleinen van de ongelijkheid tussen het mondiale Noorden en Zuiden?

36

Worden lage- en middeninkomenslanden in het nieuwe beleid in staat gesteld om te profiteren van hun grondstoffenrijkdom, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van lokale waardeketens of het versterken van de positie van lokale gemeenschappen en vakbonden ten overstaande van (mijnbouw)bedrijven en overheden?

37

Wat zijn de gevoelige sectoren wanneer u het heeft over «concurrentievermogen van gevoelige sectoren»?

38

Welke concrete stappen worden er genomen om de afhankelijkheid van China af te bouwen? Wat zijn de grootste obstakels hiervoor? Wanneer komt u met een uitgewerkt plan?

39

Op wat voor manier krijgt exportcontrolebeleid steeds meer aandacht? In welke Kamerstukken zal de Kamer hierover geïnformeerd worden?

40

Wanneer besluit u over het al dan niet opzetten van een geo-economische monitor? Welke zwaarwegende redenen ziet u, gezien het belang van het in kaart brengen van afhankelijkheden om deze te kunnen afbouwen, om dit niet te doen?

41

Gaat u ondernemers naast hen bewust te maken van strategische afhankelijkheden, ook proactief helpen bij het afbouwen hiervan? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?

42

Wat betekent een level playing field voor exporteisen van strategische goederen concreet? Welke criteria worden mogelijk afgezwakt? Erkent u het gevaar van een race to the bottom dat hieruit voortkomt? En hoe gaat u ervoor zorgen dat een dergelijke race niet zal plaatsvinden?

43

Welke initiatieven ontplooit Nederland om het level playing field te creëren zonder mensenrechtenstandaarden te verlagen?

44

Zijn er plannen voor een Europese wapenexportautoriteit? En is er draagvlak voor een Europese wapenexportautoriteit?

45

Maken landen gebruik van de verplichte exportlijsten? Zo nee, waarom niet?

46

Is er op EU-niveau zicht op de wapenexport vanuit de Unie? Ook als deze via derde landen loopt?

47

Hoe worden focus doelgroepen voor het handelsbeleid (MKB, start-ups, scale ups en vrouwelijke ondernemers) extra bediend in de 25 prioritaire landen versus de niet-prioritaire landen?

48

Hoe gaat u de dienstverlening richting mkb en start- en scale-ups verbeteren ten opzichte van de vorige kabinetsperiode?

49

Op basis van welke meetbare doelen wordt onderzocht of ondernemers voldoende op weg worden geholpen met het handelsinstrumentarium? Wilt u hierbij ook onderzoeken of de instrumenten ondernemers helpen bij het aanpakken van risico’s voor mens en milieu in hun waardenketens? En wanneer bent u van plan de eerste resultaten met de Tweede Kamer te delen?

50

Wat voor bewijs heeft u beschikbaar dat de met publiek geld gemobiliseerde private klimaatinvesteringen door het Nederlandse bedrijfsleven daadwerkelijk klimaatrelevant, gender-responsief en additioneel zijn? En dat deze investeringen, zoals internationaal afgesproken, vooral ten goede komen aan de prioriteiten en behoeften van landen en groepen, die het meest kwetsbaar zijn voor de negatieve effecten van klimaatverandering?

51

Wanneer ontvangt de Kamer het uitgewerkte beleid van de COP26-verklaring, dat de Kamer in het tweede kwartaal van 2022 beloofd is?

52

Kunt u toelichten wanneer de energievoorziening zodanig in het geding is dat het kan afwijken van de COP26-verklaring? Welke definitie ligt hieraan ten grondslag? Welke specifieke uitzonderingsgronden gelden er?

53

Klopt het dat nieuwe investeringen in fossiel niet bijdragen aan de energieleveringszekerheid op dit moment, aangezien deze pas over een aantal jaar energie zullen opleveren?

54

Wanneer is er sprake van het oplossen van een energietekort in een lage inkomensland met extreme energiearmoede? Hoe wordt dit gedefinieerd?

55

Kunt u hier nogmaals bevestigen dat de vergroening van het handelsinstrumentarium conform afspraken in Glasgow en aangenomen moties voor 2022 gerealiseerd zal zijn?

56

Hoe wordt invulling gegeven aan de moties Hammelburg/Van der Lee (Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 27), Klink c.s. (Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 23) en Hammelburg c.s. (Kamerstuk 35 925, nr. 87) met betrekking tot het vergroening van handelsinstrumentarium? Kunt u dit uitsplitsen per instrument?

57

Indien het handelsinstrumentarium toch wordt ingezet voor fossiele projecten, op welke manier wordt de Kamer dan meegenomen in de onderbouwing van de inzet hiervan en op welke manier kan de Kamer een dergelijk besluit bijsturen?

58

Hoe gaat u in deze handelsbevordering op klimaatgebied inzetten op «waardig werk voor iedereen», zoals genoemd in de officiële vertaling van SDG8?

59

Op welke manier wordt gender due diligence bij de zorgplicht van bedrijven opgenomen?

60

Hoe gaat u vormgeven aan het integraal onderdeel maken van gendergelijkheid en vrouwenrechten in het beleid op handelsbevordering?

61

Klopt het dat internationale afspraken vereisen dat klimaatgelden «nieuw en additioneel» moeten zijn en dus niet uit ODA-gelden worden gehaald omdat dit ten koste gaat van de ODA doeleinden en de 0,7% BNI norm?

62

Waarom staat er in de beleidsnota (en dus niet in de quotes van belangenverenigingen) geen enkele vermelding van de OESO-richtlijnen in relatie tot zowel Europese als nationale IMVO-wetgeving en beleid? Kunt u voor eens en altijd bevestigen dat deze internationale richtlijnen de basis zijn voor IMVO-wetgeving en beleid? En zo niet, waarom kiest u ervoor deze internationale afspraken links te laten liggen?

63

Hoe kan het Europese voorstel voor IMVO-wetgeving als basis worden genomen voor een nationaal wetsvoorstel als het kabinet zelf stelt dat het Europese voorstel niet voldoet?

64

Kunt u toelichten welke verdere IMVO-maatregelen uitgewerkt zullen worden en daar een tijdlijn bij schetsen?

65

Wat moet er nog onderzocht worden met betrekking tot het vergroenen van handelsinstrumenten? Kunt u bevestigen dat dergelijk onderzoek niet zal leiden tot vertraging of uitblijven van vergroeningsmaatregelen?

66

Hoe wordt er interdepartementaal en in EU-verband samengewerkt om van de focus van Buitenlandse Zaken op water, voedselzekerheid, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), en veiligheid en rechtsorde een slimme geïntegreerde aanpak te maken?

67

Stel de economie (uitgedrukt in BNI) groeit in Nederland met 5% sneller per jaar dan verwacht, wat zijn dan de gevolgen voor het budget voor ontwikkelingssamenwerking?

68

Stel de economie (uitgedrukt in BNI) krimpt in Nederland met 5%, wat zijn dan de gevolgen voor het budget voor ontwikkelingssamenwerking?

69

Profiteren de focuslanden meer of minder dan gemiddeld van de groei van de wereldhandel?

70

Klopt het dat we de merkwaardige figuur krijgen dat wanneer de economie in Nederland en in de wereld harder groeit dan verwacht er meer geld beschikbaar is voor onze focuslanden, terwijl als de Nederlandse en de wereldeconomie krimpt er juist minder geld beschikbaar is voor de focuslanden?

71

De in het regeerakkoord afgesproken extra gelden voor ontwikkelingssamenwerking oplopend naar 500 miljoen zijn een belangrijke stap richting de afgesproken ODA-norm van 0,7%. Wat is de verwachting ten aanzien van de ontwikkeling van het budget voor eerstejaars opvang als onderdeel van ODA?

72

Klopt het dat er middelen uit het budget voor ontwikkelingssamenwerking gebruikt worden voor de wederopbouw van Oekraïne?

73

Gebruiken ook andere EU landen, zoals Duitsland, Oostenrijk, Denemarken en Zweden, middelen uit hun budget voor ontwikkelingssamenwerking voor de wederopbouw van Oekraïne?

74

Betalen ook andere departementen mee aan de wederopbouw en herstel van Oekraïne?

75

Hoe wordt aanbeveling 6 van het AIV-advies inzake «Digitalisering en jeugdwerkgelegenheid in Afrika» betrokken bij de creatie van waardig werk voor jongeren, om te voorkomen dat groei in banen vooral in de informele sector plaatsvindt?

76

Waarom is digitalisering niet een van de focusonderwerpen naast «water» en «voedselzekerheid»?

77

Wordt bij digitalisering ook aandacht besteed aan de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen, wat vaak zijn weg online vindt? Zo ja, hoeveel en op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

78

Waarom worden de investeringen in een nieuw en langjarig beroeps- en hoger onderwijsprogramma niet gerekend tot de focusonderwerpen?

79

Hoeveel wordt er geïnvesteerd in een nieuw en langjarig beroeps- en hoger onderwijsprogramma in de komende jaren?

80

Legt het kabinet een relatie tussen de opleiding van jongeren in Afrika, de Sahel en het Midden-Oosten en onze tekorten op de arbeidsmarkt, denk aan zorg en land- en tuinbouw?

81

Op welke wijze is gecommuniceerd met de 30 landen die niet langer aanspraak kunnen maken op private sector ontwikkelingssteun?

82

Wisten deze 30 landen al langer dat ze waarschijnlijk niet in aanmerking zouden komen voor aanspraak op private sector ontwikkelingssteun?

83

Hanteert het kabinet heldere criteria zodat landen weten wanneer ze niet langer in aanmerking komen voor financiële ondersteuning vanuit Nederland?

84

In hoeverre wordt in diplomatiek verkeer of via andere kanalen aangestuurd op het creëren van multi-stakeholder platforms voor jeugdwerkgelegenheid en private sectorontwikkeling, zodat alle relevante actoren hierbij betrokken worden?

85

Op pagina 32 van de beleidsnota worden micro-bedrijven genoemd als onderdeel van de doelgroep voor private sector ontwikkeling, samen met het midden- en kleinbedrijf (MKB). Verderop de pagina staat aangegeven dat het kabinet zich richt op het versterken van het MKB in ontwikkelingslanden. Maken microbedrijven onderdeel uit van deze inzet?

86

In de beleidsnota wordt «Private sector ontwikkeling: focus op MKB in ontwikkelingslanden (SDG8)» toegelicht. Hoe bent u van plan om de bijdrage aan SDG8 te monitoren en rapporteren bij private sector ontwikkelingen en welke rol zullen geharmoniseerde SDG-indicatoren 8.7 en 8.8 hierin spelen?

87

Worden de kansen die digitalisering en efficiënt gebruik van data met zich meebrengen doorgetrokken naar noodhulp?

88

Wat verstaat u onder «de armsten» op pagina 33? Hoe wordt dit gedefinieerd?

89

Gaat binnen klimaatadaptatie ook aandacht zijn voor kwetsbaren groepen zoals bijvoorbeeld kinderen en mensen met een beperking?

90

Waarom wordt klimaat niet gerekend tot een van de focusonderwerpen?

91

Hoeveel gaat Nederland in de komende jaren uitgeven aan verbetering van het klimaat uit het budget voor ontwikkelingssamenwerking per jaar vanaf 2020 tot 2025?

92

Kan er bij de verstrekking van een exportkredietverzekering gebruik worden gemaakt van een programma vanuit ontwikkelingssamenwerking om natuur en klimaat te herstellen en versterken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?

93

Hoeveel van het budget van ontwikkelingssamenwerking gaat naar de verduurzaming van de energiebronnen?

94

Hoeveel van het budget van ontwikkelingssamenwerking gaat naar het tegengaan van ontbossing?

95

Kunt u een overzicht geven van de budgetontwikkeling ten behoeve van het klimaat in de afgelopen vijf jaar en voor de komende vijf jaar?

96

Hoe ziet in de komende vijf jaar de verhouding in uitgaven tussen preventie van klimaatverandering en klimaatadaptie eruit?

97

Ligt de nadruk om verduurzaming van de bronnen van energie in het klimaatprogramma, op het tegengaan van ontbossing, op versterken biodiversiteit of op andere klimaatdoelen?

98

Hoe wordt de samenhang en synergie in de budgetten en besteding van middelen rond noodhulp, klimaatadaptatie en ontwikkelingsgelden vormgegeven?

99

Kunnen middelen vanuit klimaatfinanciering worden ingezet om noodhulp effectiever te maken en te ontlasten?

100

Op welke wijze worden door een combinatie van klimaatfinanciering en humanitaire hulp ook gemeenschappen in conflictgebieden en fragiele landen bereikt?

101

Het kabinet pleit voor het uitbannen van Hiv/Aids in 2030 in de beleidsnota, hoort hier ook niet TBC bij conform het coalitieakkoord en de kabinetsappreciatie mondiale gezondheidsstrategie?

102

Op welke wijze geeft het kabinet invulling aan de afspraak om TBC uit te bannen in 2030?

103

Hoeveel middelen van ontwikkelingssamenwerking wordt ingezet om uitbanning van TBC in 2030 te realiseren?

104

Welke doelstelling heeft het kabinet geformuleerd voor 2025 met betrekking tot uitbanning van TBC?

105

Op welke wijze ondersteunt Nederland onze partnerlanden wanneer het gaat om seksueel misbruik van kinderen en jonge vrouwen door Nederlandse ingezetenen?

106

Hoeveel middelen van het budget voor ontwikkelingssamenwerking wordt ingezet voor de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen en jonge vrouwen?

107

Op welke wijze wordt het politie- en justitieapparaat in deze landen versterkt wanneer het gaat om opsporing en berechting van daders, verspreiders en handelaren van seksueel misbruikte kinderen en jonge vrouwen?

108

Hoe wordt voorkomen dat veroordeelde daders kunnen gaan werken in een andere hulporganisatie wanneer ze betrokken zijn geweest bij een misdrijf?

109

Welk deel van het budget voor mondiale gezondheid zal ten goede komen aan SRGR? En aan welke programma’s zal dit worden uitgegeven?

110

Kunt u een overzicht geven van de budgetontwikkeling ten behoeve van SRGR in de afgelopen vijf jaar en voor de komende vijf jaar?

111

Op welke wijze wordt voorkomen dat Nederlandse hulporganisaties een rol spelen in het seksueel misbruiken van kinderen en jonge vrouwen?

112

Welke drie hoofddoelstellingen ziet het kabinet wanneer het gaat om de versterking van de primaire gezondheidssystemen?

113

Hoeveel van het budget gaat naar de versterking van de primaire gezondheidssystemen?

114

Welke toegevoegde waarde heeft Nederland te bieden als het gaat om de versterking van de primaire gezondheidssystemen ten opzichte van bijvoorbeeld een land als Duitsland?

115

Is de extra investering in mondiale gezondheid, met o.a. als doel om primaire gezondheidssystemen te versterken en te zorgen voor betere toegang tot essentiële medische producten en zorg, een nieuw accent in het beleid? Zo ja, welk budget voorziet u hieraan te besteden? Valt de bestrijding van neglected tropical diseases (NTD’s) ook onder dit beleid?

116

Kunt u aangeven of de erkenning van het belang van civic space en de versterking van het maatschappelijk middenveld in de beleidsnota vertaald kan worden naar een structurele verhoging van de middelen van het Civic Space Flex Fonds voor de gehele regeerperiode?

117

Hoe gaat het kabinet zich extra inzetten voor betere online bescherming van vrouwelijke activisten? En hoe krijgt het kabinet zicht op online intimidatie en geweld?

118

Op welke wijze wordt gewerkt aan de versterking van westerse waarden als democratie, mensenrechten en bevorderen van geloofsvrijheid in de focusregio’s?

119

Welk onderdeel van het budget van ontwikkelingssamenwerking gaat naar versterking van mensenrechten en ondersteuning van mensen die vervolgd worden om hun geloof?

120

Kunt u een overzicht geven van de budgetontwikkeling ten behoeve van kwetsbare groepen zoals meisjes en LHBTI’ers in de afgelopen vijf jaar en voor de komende vijf jaar?

121

In de beleidsnota komen onderdelen van feministisch buitenlandbeleid naar voren. Er wordt ingezet op conflictpreventie en duurzame vrede; op welke manier wordt bij deze inzet bestaande afspraken over empowerment en rechten van vrouwen en meisjes in deze processen meegenomen?

122

Hoe zorgt u ervoor dat het vierde nationaal Actieplan over Vrouwen, Vrede en Veiligheid een kernonderdeel is van de Nederlandse inzet op vreedzame, rechtvaardige en inclusieve samenlevingen?

123

Is inclusie van gemarginaliseerde groepen (ouderen, mensen met een beperking, etnische minderheden enzovoort) onderdeel van de inzet in noodhulp? Zo ja, wat is die inzet? Zo nee, waarom niet?

124

Kunt u toelichten of de extra mensen en budget in combinatielanden voor het samenbrengen van hulp en handel een verschuiving van personeel en middelen van Buitenlandse Zaken inhoudt? Wat betekent dit voor de capaciteit van Buitenlandse Zaken en de posten rond mensenrechten/civic space?

125

Op welke wijze kunnen organisaties van het maatschappelijk middenveld actief blijven in landen die niet deel uitmaken van de focusregios?

126

Hoe wordt gewerkt aan versterking van de arbeidsomstandigheden van werknemers in de landen in de focusregio’s?

127

Op welke wijze wordt gestimuleerd dat de afspraken die de landen in de focusregio’s hebben onderschreven in diverse ILO-conventies ook worden nagekomen?

128

In welke mate maakt bevordering van vakbondsvrijheid onderdeel uit van het beleid van dit kabinet?

129

Ondersteunt dit kabinet ook initiatieven van Nederlandse vakbonden om de vakbondsvrijheid te bevorderen in landen als China, Venezuela en Cuba? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

130

Kunt u uitweiden over hoe handel en hulp onderdeel uitmaken van migratiepartnerschappen? Wat voor instrumenten kunnen ingezet worden als onderdeel van dergelijke partnerschappen?

131

Is het een voorwaarde dat uitvoeringsorganisaties die Nederlandse middelen ontvangen voor ontwikkelingssamenwerking, noodhulp en vredesopbouw, bijdragen aan het bevorderen van mentale gezondheid en psychosociaal welzijn van gemeenschappen en individuen? Hoe is Nederland van plan te meten wat de inzet is van organisaties op integratie van MHPSS in alle humanitaire responses?

132

Wordt de financiering voor MHPSS binnen noodhulp en overige programma’s nader inzichtelijk gemaakt? Wordt de impact van de financiering van MHPSS op gemeenschappen gemonitord?

133

Welke inzet en aandacht wordt besteed aan de bescherming van hulpverleners zodat zij ongehinderd en veilig hun werk kunnen doen?

134

Hoe wordt steun aan gastgemeenschappen – naast de genoemde prioriteiten – meegenomen in de strategie voor opvang in de regio?

135

Wilt u in de strategie voor opvang in de regio ook duidelijk maken dat ontscheping in landen als Libië – waar inhumane behandeling van migranten zo goed als zeker is – nooit de bedoeling kan zijn?

136

Hoe bent u van plan grondoorzaken van migratie aan te pakken als het ODA-budget dat hiervoor is gereserveerd wordt uitgegeven aan eerstejaarsopvang van asielzoekers in Nederland?

137

Kunt u verduidelijken via welke kanalen de extra middelen voor noodhulp zullen worden ingezet?

138

Is bij de aanpak van onwettige geldstromen en belastingontwijking ook aandacht voor het voorkomen van mogelijke negatieve bijeffecten, zoals het bemoeilijken van overmakingen van noodhulp aan mensen in gesanctioneerde landen?

139

Kunt u aangeven wat concreet wordt bedoeld met «een betrouwbare donor zijn door een belangrijk gedeelte van de Nederlandse financiële bijdrage meerjarig, flexibel en ongeoormerkt te leveren»? Aan welk percentage moet men dan denken, en geldt voor deze dan alle 3 de kenmerken of slechts één van dezen (dus meerjarig, flexibel én ongeoormerkt)?

140

Kunt u aangeven wat voor rol u ziet voor lokale actoren in het breder internationaal kader, waar internationale instellingen als de VN worden genoemd?

141

Hoe wordt lokalisatie financieel geoperationaliseerd? Krijgen Zuidelijke partners meer financiële middelen vanuit Buitenlandse Zaken, of wordt het inschrijven op projecten vergemakkelijkt?

142

Hoe zullen kinderen en jongeren een centrale rol en aandacht krijgen in de vormgeving en uitvoering van MHPSS programma’s en interventies, met name in noodhulpsituaties? Is hierin ook een rol voor de Youth at Heart principes?

143

Hoe wordt de diversiteit – bijvoorbeeld in leeftijd en opleiding – van jongeren uit focuslanden gewaarborgd die bij toekomstige ontwikkelingssamenwerking worden betrokken? Is daarbij aandacht voor de meest gemarginaliseerde jongeren, zoals bijvoorbeeld jongeren met een beperking of minderheden?

144

Wat wordt er gedaan om kansarme kinderen en jongeren met weinig (formele) of praktische opleiding te betrekken in de youth advisory committee en bij gesprekken over toekomstige ontwikkelingssamenwerking?

145

Hoe gaat de Afrikastrategie rekening houden met de prioritaire landen binnen het BuHa-OS beleid?

146

Hoe wordt rekening gehouden met de SDG's, specifiek SDG 8, binnen de aankomende Afrikastrategie?

147

Welke rol ziet u voor de grote farmaceutische industrie (Big Farma) om lokale productie te stimuleren?

148

Bedoelt u met solidaire toegang ook eerlijke en gelijke (equitable) toegang?

149

Hoe ziet de u de samenwerking tussen bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen? Op welke wijze wordt deze samenwerking vanuit het ministerie gestimuleerd, naast de zes genoemde werkwijzen?

150

Hoe zal u de eerdere geleerde lessen over Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s) meenemen voor de toekomstige EPA’s en hoe wordt de kritiek hierop van veel ACS-landen hierin meegenomen?

151

Op welke manier wordt de ondersteuning van bedrijven in niet-prioritaire markten aangepast door de focus op 25 prioritaire landen?

152

Wordt de verhoging van het ODA budget gelijkmatig verdeeld over asiel, klimaat, opvang in de regio en covid-bestrijding/versterking gezondheidszorg?

153

Kunt u toelichten aan welke programma’s de door u voorgenomen intensivering van het ODA-budget op artikelonderdeel 1.3 zullen worden uitgegeven?

154

In hoeverre worden de door u voorgenomen intensiveringen van het ODA-budget op artikelonderdeel 1.3 ingezet als donorgeld met als voorwaarde aan ontvangende landen dat het verplicht moet worden besteed aan goederen of diensten uit Nederland? Kan deze intensivering derhalve worden aangemerkt als gebonden hulp?

155

In hoeverre worden de door u voorgenomen intensiveringen van het ODA-budget op artikelonderdeel 1.3 ingezet middels bilaterale programma’s, gericht op het belang van Nederlandse bedrijven in plaats van het ontwikkelingsbelang, zodat deze intensivering formeel niet kan worden aangemerkt als gebonden hulp, maar hier wel het negatieve karakter van draagt?

156

Kunt u uiteenzetten waarom u voornemens bent te investeren met ODA-budget in programma’s zoals vermeldt op artikelonderdeel 1.3, die worden uitgevoerd in 14 «combinatielanden», terwijl uit de beleidsdoorlichting van het IOB blijkt dat de additionaliteit van deze inzet onder druk staat en leidt tot verdringing van marktpartijen lokaal? Acht u dergelijke investeringen in lijn met uw verplichting op grond van artikel 1.3 van de Comptabiliteitswet, waaruit blijkt dat investeringen doeltreffend en doelmatig moeten zijn?

157

Kunt u uiteenzetten waarom u voornemens bent te investeren met ODA-budget in programma’s gericht op de versterking van het ondernemersklimaat in ontwikkelingslanden zoals vermeld op artikelonderdeel 1.3, terwijl uit de beleidsdoorlichting van het IOB blijkt dat onduidelijk is of met dergelijke investeringen op de lange termijn ontwikkelingsdoelen worden behaald? Acht u dergelijke investeringen in lijn met uw verplichting op grond van artikel 1.3 van de Comptabiliteitswet, waaruit blijkt dat investeringen doeltreffend en doelmatig moeten zijn?

158

In hoeverre worden de door u voorgenomen intensiveringen van het ODA-budget op artikelonderdeel 1.3 ingezet op het ondersteunen van bedrijvigheid van de groeiende middenklasse? In hoeverre gaat u er vanuit dat dit een versnelling van de economische groei oplevert die middels trickle down effect bij de armste bevolkingsgroepen terecht komt, ondanks dat uit talloze onderzoeken blijkt dat een economische trickle down strategie niet werkt?

159

In hoeverre geeft u met de beoogde investeringen met ODA-budget in programma’s zoals vermeld op artikelonderdeel 1.3 uitvoering aan de aanbeveling van het IOB uit de beleidsdoorlichting om stelselmatig vooraf te toetsen of activiteiten voorzien in behoeften van de meest kwetsbaren omdat effecten niet automatisch naar hen doorsijpelen?

160

In hoeverre worden de door u voorgenomen intensiveringen van het ODA-budget op artikelonderdeel 1.3 ingezet om de aller armste bevolkingsgroepen in de wereld te helpen?

161

Hoeveel van het ODA-budget zal worden ingezet voor handelsbevordering?

162

In welke sectoren zal het ODA-budget uit artikel 1.3 worden uitgegeven? Kunt u uitsplitsen hoeveel budget er voor elke sector beschikbaar wordt gesteld en via welke kanalen dit zal worden uitgegeven?

163

Hoe staat de keuze om Libië van de lijst met OS-focuslanden af te halen in verhouding met de wens voor meer opvang in de regio en de bekende situatie waarin migranten verblijven in Libische detentiecentra?

164

Wat is de onderliggende beleidstheorie die uitlegt hoe en onder welke omstandigheden hulp en handel elkaar kunnen versterken? En hoe komt deze combinatie ten goede aan de meest kwetsbaren? Op grond van welke feitelijke informatie gaat de Minister ervan uit dat buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking een groot potentieel hebben om elkaar te versterken?

165

Kunt u succesvolle voorbeelden noemen van gevallen waarin hulp en handel elkaar versterken? Kent u ook voorbeelden van gevallen waarin handel nadelige gevolgen had voor lokale markten?

166

Welke lessen zijn getrokken uit de evaluatie van het Dutch Good Growth Fund?

167

Gelet op het feit dat meer dan 30 procent van de fondsen voor bedrijven blijven liggen, onder andere doordat bedrijven het risico niet durven te nemen om te investeren in relatief fragiele regio’s, hoe gaat u waarborgen dat er vanuit Nederlandse bedrijven voldoende animo is om bij te dragen aan de combinatie van hulp en handel wereldwijd? En als die animo uitblijft, hoe wordt het resterende geld zodanig gealloceerd dat het ten goede komt aan de meest kwetsbaren wereldwijd?

168

Hoe gaat de inzet op de lange termijn zoals besproken op pagina 41 van de nota samen met de grote focus op het betrekken van Nederlands bedrijven, die rendement willen halen en vaak korte termijn denken hanteren? Hoe borgt u de lange termijn belangen van de lokale gemeenschapen in het Zuiden?

169

Wat betreft het aanbrengen van focus: hoe gaat het kabinet erop toezien dat andere (internationale) partners aanvullen waar Nederland goed in is? Hoe gaat die samenwerking vormkrijgen, en welke rol speelt het maatschappelijk middenveld (Ngo’s, vertegenwoordigers van verschillende doelgroepen etc.) daarin?

170

Bent u van plan in lijn met de The Grand Bargain commitment, minstens 25 procent van de financiële middelen via het lokale maatschappelijk middenveld uit te geven in plaats van via multilaterale organisaties?

171

Wat is het totale bedrag aan ODA-uitgaven precies? Hoeveel ODA-geld wordt er zowel in absolute bedragen als in percentages uitgedrukt, uitgegeven aan eerstejaars opvang van asielzoekers, inclusief de opvang van Oekraïners?

172

Wordt het uitfaseren van exportkredieten voor fossiele industrie afhankelijk gemaakt van de acties van andere landen op dit punt? Betekent dit dat Nederland er pas mee stopt als iedereen ermee stopt? Hoe lang denkt u dat dit zal vergen?

173

Hoe wordt nagegaan of deelnemers aan handelsmissies voldoen aan IMVO-standaarden?

174

Waarom wilt u 70% van de opdrachten onder de DRIVE- en D2B-programma’s als gebonden hulp uit laten voeren door Nederlandse bedrijven? Zou het niet beter zijn te streven naar maximaal betrekken van lokale bedrijven en pas als dat niet lukt, Nederlandse bedrijven in te schakelen? Waarom neemt u een vast percentage op? Met welke partijen heeft u over deze plannen gesproken?

175

Is de VN wel altijd het meest effectieve kanaal voor de besteding van hulpgeld? Zou het niet beter zijn meer geld te besteden via maatschappelijke organisaties met sterke lokale netwerken?

176

Valt het Mercosurverdrag ook onder de definitie van de Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s) waar u op in wil zetten?

177

Welke bijdrage gaat u geven aan de Dutch Relief Alliance?

178

Hoe staat het met de uitvoering van het amendement tegen kinderprostitutie (Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 14)?

Naar boven