2022D22793 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit toegezonden brief van 26 april 2022 inzake Reactie op D66-plan ter bestrijding van vogelgriep en uitspraak RvS vergunning geitenhouderij Utrecht (Kamerstuk 28 807, nr. 260).

De voorzitter van de commissie, Geurts

De adjunct-griffier van de commissie, Meijer

Inhoudsopgave

Blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie

5

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

7

 

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

10

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, op het D66 «acht-puntenplan vogelgriep» en de uitspraak van de Raad van State van 23 februari 2022 omtrent een vergunning tot uitbreiding van een geitenhouderij in de provincie Utrecht. Zij hebben daarbij enkele vragen aan de Minister.

Vaccinatie en bioveiligheid

De leden van de VVD-fractie zijn verheugd om te lezen dat de Minister aan de slag gaat met onderzoek naar vaccinatie van pluimvee, conform de motie-Van Campen/de Groot (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1396). Het is goed dat er ook op Europees niveau stappen worden gezet richting een vaccinatiestrategie ten aanzien van de bestrijding van vogelgriep, zoals deze leden hebben gelezen in het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 24 mei 2022 d.d. 1 juni 2022 (Kamerstuknummer 2022Z10918). De Minister schrijft dat met de inzet van vaccins het risico bestaat «dat nieuwe besmettingen niet tijdig worden opgemerkt, waardoor het risico op de ontwikkeling van nieuwe varianten toeneemt, en daarmee mogelijk ook het risico voor de volksgezondheid.» Zou de Minister dit risico verder kunnen toelichten? Hoe groot acht hij het risico voor de volksgezondheid en dierenwelzijn, zowel op het gebied van ziektes als voedselveiligheid, indien een nieuwe besmetting niet tijdig wordt opgemerkt? Maakt het in dezen uit als het zou gaan om een endemische variant die minder ingrijpend is dan het huidige HPAI type H5N1?

Dier- en bedrijfsdichtheid en waterrijke gebieden

De leden van de VVD-fractie lezen dat pluimveebedrijven in waterrijke gebieden meer risico lopen op vogelgriep. Derhalve pleit het D66 acht-puntenplan tegen nieuwvestiging van pluimveehouderijen in waterrijke gebieden. Deze leden vragen de Minister of hij nader in kan gaan op de juridische kaders waar de verschillende overheden over beschikken om te sturen op vergunningverlening voor (nieuwe) pluimveehouderijen in waterrijke gebieden. Zijn er op dit moment juridische instrumenten die wat de Minister betreft ontbreken?

De leden van de VVD-fractie lezen dat er signalen zijn dat nieuwvestiging van pluimveebedrijven in waterrijke gebieden vrijwel niet voorkomt. Wat bedoelt de Minister hiermee? Begrijpen deze leden goed dat hier thans niet op wordt gemonitord door de overheid? Zo ja, waarom gebeurt dit momenteel niet en is de Minister voornemens hier mee te beginnen? Zo nee, op welke wijze gebeurt dit momenteel?

Beleid ten aanzien van geitenhouderijen op provinciaal en landelijk niveau

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister achter het moratorium door provincies op uitbreiding en/of nieuwvestiging van geitenhouderijen staat. Tegelijkertijd geeft de Minister aan dat hij pas bij afronding van het Veehouderij en gezondheid omwonenden (VGO) -vervolgonderzoek kan kijken naar gerichte risicoreducerende maatregelen. Hoewel deze leden hier begrip voor hebben, ontvangen zij ook signalen van zowel omwonenden als geitenhouders die ontevreden zijn over het uitstel en het lange wachten op resultaten. Ziet de Minister enige mogelijkheid om het onderzoek te versnellen en/of eerder uitsluitsel te geven over omwonenden en agrariërs?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de reactie van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, op het D66-plan ter bestrijding van vogelgriep. Deze leden zijn van mening dat het van groot belang is dat adequaat wordt opgetreden tegen de vogelgriep met oog op de risico’s voor de volksgezondheid en voor diergezondheid. Zo pleiten deze leden onder andere voor het vaccineren van pluimvee, extra inzet op bioveiligheid, het realiseren van een landelijk draaiboek, het onderzoeken van de effecten op wilde dieren, het stoppen van nieuwe pluimveehouderijen in waterrijke gebieden, het verminderen van het aantal dieren per bedrijf, het verlagen van de dichtheid van pluimveebedrijven en extra monitoring van de varkenshouderij. Deze leden danken de Minister voor de uitgebreide reactie en zijn positief te vernemen dat hij zoönose meeneemt in de gebiedsgerichte aanpak. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen die zij willen voorleggen.

Vaccinatie en bioveiligheid

De leden van de D66-fractie zijn positief over het bericht dat de Minister werkt aan het versterken van de bioveiligheid op pluimveebedrijven, zoals ook wordt aangemoedigd in het D66-plan. Deze leden vragen waarom eerst een pilot wordt gestart en waarom niet meteen op alle bedrijven die het meeste risico lopen stappen worden gezet om de bioveiligheid te verbeteren. Bovendien zijn deze leden benieuwd of de vaccinproef nog steeds naar verwachting in juli zal starten of dat er vertraging te bemerken is. Is aan de Europese Unie (EU) gevraagd hoe lang het zou duren om een noodvaccinatieplan te keuren? Hoe lang zou de beslissing over een derogatie noodvaccin duren? Is met eventuele vaccinproducenten overlegd hoe veel doses zij zouden kunnen leveren? Is met pluimveehouders overlegd of ze voldoende arbeidskrachten in dienst hebben die nodig zouden zijn om al hun pluimvee te vaccineren?

De leden van de D66-fractie vernemen dat autoriteiten in Engeland mensen bemonsteren die betrokken zijn bij ruimingen en deze monsters analyseren op besmetting met het vogelgriepvirus, ongeacht de aan-of afwezigheid van klinische verschijnselen. Men test in Nederland echter alleen bij klinische verschijnselen. Zou het niet beter zijn om hierin het Engelse voorbeeld te volgen? Zo nee, waarom niet?

Landelijk draaiboek

De leden van de D66-fractie zijn blij te vernemen dat de Minister aan de slag gaat met een landelijk draaiboek en dat hij in dit proces samenwerkt met de provincie Friesland. Wat is de laatste stand van zaken? Wanneer kan de Kamer de realisatie van dit draaiboek precies verwachten?

Onderzoek dieren in de natuur

De leden van de D66-fractie vernemen dat de Minister een analyse laat uitvoeren in hoeverre vogelgriep van invloed is op de populaties van soorten naar aanleiding van het D66-plan. Wanneer kan de Kamer de uitkomsten van deze analyse verwachten? Wie gaat dit onderzoek uitvoeren?

Waterrijke gebieden

De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister het gesprek aangaat met de decentrale overheden over het instellen van beperkingen voor het vestigen van nieuwe pluimveebedrijven in waterrijke gebieden. Hebben deze gesprekken inmiddels plaatsgevonden? Wat zijn de uitkomsten van deze gesprekken? Zo nee, wanneer vinden deze gesprekken plaats?

Varkenshouderij

De leden van de D66-fractie signaleren dat onderzoek naar de verspreiding en insleep van vogelgriep en de afstand tussen pluimveebedrijven de komende maanden wordt geactualiseerd, omdat er nu onvoldoende onderbouwing zou zijn om een verplichte afstand af te dwingen bij nieuwvestiging van varkens- en pluimveebedrijven. Wanneer kan de Kamer de resultaten verwachten van deze actualisatie? Is de Minister bereid vervolgacties te verbinden aan dergelijk onderzoek in het geval dit voldoende (juridische) onderbouwing geeft? Deze leden zijn er positief over dat de Minister erkent dat de combinatie van het commercieel houden van varkens en pluimvee op één locatie als mogelijk risico wordt gezien. Hoe veel van dit type bedrijven telt Nederland? Vindt de Minister het bestaan van dit type bedrijven wenselijk in het kader van zoönoserisico? Worden de risico’s die deze bedrijven met zich meedragen ook meegenomen in de ontwikkeling van de gebiedsgerichte aanpak?

China

De leden van de D66-fractie constateren dat in China een tweede geval is geconstateerd van een mens die besmet is geraakt met het vogelgriepvirus (H3N8). Heeft de Minister hier ook kennis van genomen? Hoe groot acht de Minister de kans dat in Nederland een mens besmet raakt met vogelgriep? Hoe verhoudt deze besmetting zich tot de tot nu toe genomen maatregelen?

Geitenhouderij

De leden van de D66-fractie vragen of de noordelijke provincies inmiddels ook hebben besloten tot een moratorium voor de geitenhouderij? Zo nee, waarom niet? Hoe gaat de Minister hen aanmoedigen alsnog over te gaan tot een stop?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de achterliggende stukken voor het schriftelijk overleg met betrekking tot de reactie op D66-plan ter bestrijding van vogelgriep en de uitspraak van de Raad van State met betrekking tot een vergunning voor een geitenhouderij in Utrecht d.d. 2 juni 2022 en hebben hierbij de volgende vraag.

De leden van de CDA-fractie benadrukken het belang van vaccinatie tegen vogelgriep en vragen de Minister om de trajecten die leiden tot het vaccineren van pluimvee tegen vogelgriep zo snel mogelijk te starten en hierbij rekening te houden met de eventuele nadelige consequenties die dit voor de internationale handel heeft. Kan de Minister dit toezeggen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie

De leden van PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Deze leden hebben hierover de volgende vragen en opmerkingen. Zij zijn van mening dat een reductie van de veestapel in Nederland om uiteenlopende redenen wenselijk is. De in dit schriftelijk overleg aan bod komende onderwerpen zijn daar voorbeelden van.

Reactie op het acht-puntenplan van D66 over vogelgriep

De leden van PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het acht-puntenplan. Deze leden constateren dat de Minister veel besluiten en maatregelen voor zich uit schuift. Deze leden roepen de Minister op meer voortvarend te werk te gaan en op zijn minst een doorkijkje te geven in welke consequenties hij zal verbinden aan eventuele uitkomsten van lopende en aangekondigde onderzoeken. De covid-crisis heeft aangetoond hoe groot de gevolgen van zoönosen kunnen zijn. Het is dan ook teleurstellend dat de Minister weinig blijk van urgentie geeft in zijn reactie op het acht-puntenplan.

Vaccinatie & bioveiligheid

De leden van PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie zien dat vaccinaties de risico´s op zoönosen kunnen beperken en kunnen voorkomen dat dieren in grote getalen moeten worden afgemaakt. Tegelijkertijd zien de fracties risico´s, met name als vaccinaties wel symptomen maar niet infecties voorkomen waardoor het virus – zoals de Minister aangeeft – onder de radar verder verspreidt. Wanneer verwacht de Minister voldoende zekerheid te hebben over dit risico? En hoe lang kan, na een gunstige uitkomst van de aanstaande pilot, een landelijk vaccinatieprogramma worden uitgerold? Wat als de pilot geen eenduidige of gunstige uitkomst heeft? Welke maatregelen gaat de Minister dan nemen? En wat gaat de Minister doen als blijkt dat er geen afzetmarkt in Europa is voor gevaccineerd pluimvee? Gaat in die gevallen de Minister over tot de meest voor de hand liggende maatregel: het verkleinen van de pluimveestapel in Nederland? Gaat de Minister deze maatregelen desnoods uit voorzorg nemen zolang er niet gevaccineerd wordt?

De leden van PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie steunen het D66-voorstel om de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op pluimveehouderijen een jaarlijkse controle uit te laten voeren. Deze leden vragen de Minister te reflecteren op de vraag of hier voldoende capaciteit voor aanwezig is, dan wel vrijgemaakt kan worden, bij de NVWA en of er bij deze controles ook op dierenwelzijn gecontroleerd kan worden.

Landelijk draaiboek

De leden van PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie constateren dat het vogelgriepvirus de afgelopen maanden flink om zich heen heeft gegrepen. Deze leden juichen dan ook toe dat er een landelijk draaiboek komt. Het risico op introductie van het virus op pluimveebedrijven is het grootst in de maanden november tot februari. Kan de Minister garanderen dat het landelijke draaiboek vóór aanstaande november gereed is? Gaat de Minister ook best-practices verzamelen van preventieve maatregelen? Zo ja, is de Minister van plan om deze verplicht te stellen?

Onderzoek dieren in de natuur

De leden van PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie constateren daarnaast dat het vogelgriepvirus door in het wilde levenden vogels kan worden overgedragen aan pluimvee en andersom. Deze leden zijn van mening dat als blijkt dat een lagere dichtheid van pluimvee in Nederland de kans op besmetting van en door wilde vogels verkleint, dit reden moet zijn om de dichtheid van pluimvee te verlagen. Is de Minister het hiermee eens?

Dier- en bedrijfsdichtheid en waterrijke gebieden

De pluimveedichtheid in Nederland is de hoogste in Europa, 6 keer boven het Europese gemiddelde. Dit brengt risico’s met zich mee, en het is goed dat de Minister deze in kaart brengt. De leden van PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie roepen de Minister wel op om op zeer korte termijn actie te ondernemen en voelen onvoldoende urgentie bij de Minister. Reeds een jaar geleden werd in het rapport Zoönosen in het vizier1 de aanbeveling gedaan om «de dichtheid van veehouderijen en de aantallen dieren op de bedrijven [te verminderen] tot een niveau waarbij efficiënte overdracht (transmissie) van zoönotische ziektekiemen tussen bedrijven wordt verhinderd.» De Minister geeft aan dat experts de beschikbare kennis in kaart brengen over de mogelijke verspreiding van dierziekten en zoönosen tussen bedrijven in Nederland, en daarin ook de rol van de bedrijfsgrootte betrekken. Op welke termijn verwacht de Minister dat het aangekondigde onderzoek is afgerond? Waarom is dit niet meteen gedaan na de aanbeveling van het rapport Zoönosen in het vizier? Hoe lang na de uitkomsten van het onderzoek zal de Minister overgaan tot maatregelen? Kan de Minister toezeggen dat hij zal overgaan tot het verkleinen van de pluimveestapel (in totaal dan wel per bedrijf) als uit het aangekondigde onderzoek blijkt dat dit de kans verlaagt op mutatie van het vogelgriepvirus?

De leden van PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie betreuren dat de Minister niet meer daadkracht toont ten aanzien van het verminderen van risico’s op overdracht van het vogelgriepvirus in de waterrijke gebieden tussen pluimvee en wilde watervogels. Dat in waterrijke gebieden de risico’s het grootst zijn is bekend. De aanbeveling in het rapport Zoönosen in het vizier in dit kader gaat verder dan het D66-voorstel, namelijk: «Streef ernaar dat zich geen pluimveehouderijen bevinden in gebieden waar veel watervogels voorkomen. Verstrek in elk geval geen vergunningen voor nieuwe bedrijven en werk aan een reductie van de bestaande bedrijven.» Kan de Minister reflecteren op deze aanbeveling? Is een dergelijke maatregel mogelijk en onder welke omstandigheden? Verkent de Minister deze optie? Wat is hierbij zijn afwegingskader?

De leden van PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie lezen dat het D66-plan de Minister ook oproept om snel over te stappen naar circulaire landbouw. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat deze transformatie op korte termijn vorm krijgt?

Uitspraak Raad van State omtrent een vergunning tot uitbreiding van een geitenhouderij in provincie Utrecht.

De leden van PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie vinden dat burgers er zeker van moeten kunnen zijn dat ze in een schone en niet gevaarlijke leefomgeving wonen. De fracties betreuren dan ook de uitspraak van de Raad van State aangaande de vergunning tot uitbreiding van een geitenhouderij in de Provincie Utrecht. Hoe reflecteert de Minister op deze uitspraak? Is hij van mening dat het voorzorgsprincipe wel van toepassing is op deze casus? En zo ja, hoe wordt dit geborgd, bijvoorbeeld in de gebiedsgerichte aanpak?

De leden van PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie zijn van mening dat omwonenden van geitenhouderijen zo snel mogelijk duidelijkheid moeten krijgen. Kan de Minister het onderzoek versnellen zonder daarbij aan kwaliteit in te boeten?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de PvdD-fractie stellen vast dat het aan het eind van deze maand, op 30 juni, precies twee jaar geleden is dat de Kamer de motie-Ouwehand (Kamerstuk 25 295, nr. 452) aannam die opriep om vóór het einde van dat jaar te komen met een ambitieus plan van aanpak om het risico op het ontstaan van zoönose aanmerkelijk te verkleinen. Nederland zat nog vol in de eerste fase van de coronapandemie, ging van lockdown naar lockdown en – op enkele partijen na – was er een breed gevoelde urgentie om alles op alles te zetten om een volgende pandemie te voorkomen. De aangenomen motie leidde tot het instellen van de commissie Bekedam die vervolgens hard heeft gewerkt aan het rapport Zoönosen in het vizier, met 167 pagina’s en 51 aanbevelingen over (maatregelen tegen) het ontstaan, de verspreiding en de ernst van zoönosen. Dit rapport staat nog steeds als een huis. Maar sinds het verschijnen van dit rapport in juni 2021 is het vanuit de kant van het kabinet oorverdovend stil. Het wachten is nog altijd op een daadwerkelijk plan van aanpak, ofwel het Actieplan zoönosen. Deze leden begrijpen niet waarom dit zo lang moet duren.

Vogelgriep

De leden van de PvdD-fractie stellen dat de urgentie immers onverminderd hoog is. Sinds 30 juni 2020 is het niet bij het coronavirus gebleven. Ook het vogelgriepvirus kwam terug en leidde tot de ergste uitbraak van dit virus in Europa ooit. Alleen al in Nederland zijn in de afgelopen zeven maanden zo’n 3,3 miljoen kippen, eenden en kalkoenen in de pluimvee-industrie vergast vanwege vogelgriep. In de Gelderse Vallei, één van de gebieden met het grootste aantal pluimveebedrijven bij elkaar, ging het virus van stal naar stal en zijn in minder dan twee maanden tijd 1,2 miljoen dieren vergast. Voor deze situatie werd door deskundigen al gewaarschuwd sinds de grote vogelgriepuitbraken in 2003. Toch is er sindsdien niets gedaan met de aanbeveling om het aantal pluimveebedrijven en het extreem hoge aantal dieren dat daar op een kluitje moet leven, terug te brengen of om te beginnen met preventieve vaccinatie.

De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister kan bevestigen dat de dreiging van het vogelgriepvirus nog altijd niet weg is en dat er op dit moment nog steeds vogels worden gevonden die slachtoffer zijn geworden van het virus. Er bestaat de komende seizoenen zelfs een reëel risico op introductie van nieuwe virusvarianten met een hoger zoönotisch potentieel via trekvogels uit Siberië, concluderen de deelnemers van het Deskundigenberaad Zoönosen over vogelgriep.2 Het gaat dan bijvoorbeeld om H5N6 dat in China/Zuidoost-Azië rondgaat en daar onder mensen al tot significante en toenemende ziekte en sterfte heeft geleid. Deze leden vinden dit zeer zorgwekkend. Tegelijk hebben we in de Gelderse Vallei kunnen zien hoe het vogelgriepvirus zich tussen bedrijven heeft kunnen verspreiden, ondanks alle voorzorgsmaatregelen zoals de ophokplicht, hygiënemaatregelen en vervoersverboden.

De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister erkent dat het weliswaar nooit helemaal te voorkomen is dat het vogelgriepvirus zal opduiken, maar dat we de risico’s hiervan niet onnodig groot moeten maken. Deze leden constateren dat ook het Deskundigenberaad zoönosen – net als de commissie Bekedam – stellig adviseert om het aantal pluimveebedrijven in gebieden met veel watervogels en in gebieden met veel pluimveebedrijven bij elkaar te verminderen. Erkent de Minister dat dit zeer belangrijke maatregelen zijn om het risico op verspreiding en het ontstaan van eventuele mutaties van het vogelgriepvirus te verminderen? Toch blijft de Minister verwijzen naar verder onderzoek en naar decentrale overheden, waar de bevoegdheid ligt om beperkingen te kunnen stellen bij de vergunningverlening. Waarom wordt bijvoorbeeld aan Wageningen Bioveterinary Research gevraagd om – naast aanwezigheid in waterrijke gebieden – ook de overige risicofactoren voor vogelgriep in beeld te brengen? Dit is toch al gedaan door de commissie Bekedam?

De leden van de PvdD-fractie zien dit als weer een nieuwe illustratie van het feit dat de volksgezondheid nog altijd niet werkelijk voorop staat. Eerder hebben we juist kunnen zien dat decentrale overheden helemaal geen mogelijkheid hebben om vergunningen uit voorzorg te weigeren met het oog op mogelijke risico’s voor de volksgezondheid, zoals op grond van zoönotische risico’s. Hierdoor is het nog altijd mogelijk dat bedrijven zich vestigen in gebieden waar dat op grond van de gezondheidsrisico’s zeer onwenselijk is. Deze leden roepen de Minister op om dit snel mogelijk te maken en niet te wachten tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Ook vragen de leden wat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft besproken met de burgemeesters van Ede en Barneveld wat betreft de pluimveedichtheid in de Gelderse Vallei.3 Is de inzet bij dit gesprek afgestemd met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport?

De leden van de PvdD-fractie hebben bij herhaling gevraagd naar het verslag van het Deskundigenberaad zoönosen. Op 10 maart was de bijeenkomst waarbij deze deskundigen hebben gesproken over de zoönotische risico’s van het vogelgriepvirus, maar het verslag ontving de Kamer pas bijna drie maanden later. Zijn er in de tussenliggende maanden in het verslag aanpassingen gedaan op verzoek van één van de betrokken ministeries? De Minister heeft aan deze leden toegezegd dat het besluit dat het ministerie zich niet meer bemoeit met adviezen van het Outbreak Management Team (OMT) ook geldt voor het OMT-zoönosen. Kunnen deze leden ervanuit gaan dat dit, in het verlengde daarvan, ook geldt voor adviezen van adviesorganen als het Deskundigenberaad zoönosen?4 Zo nee, waarom niet?

Tot slot vragen de leden van de PvdD-fractie hoe het mogelijk is dat de overzichten van het aantal dieren dat (preventief) is vergast bij uitbraken in de Gelderse Vallei pas na enige tijd zijn aangevuld en daarna in een groot aantal gevallen is gerectificeerd.5 Hoe kan het dat niet bekend is hoeveel bedrijven zijn gevestigd in een gebied van één kilometer rond een bedrijf waar een besmetting is aangetroffen en welk bedrijf wel en welk bedrijf niet leeg staat? Heeft het ministerie enig idee hoeveel dieren er precies in de stallen zitten in de Gelderse vallei? Hoe is het mogelijk dat de NVWA ervan uitging dat één bepaald bedrijf leegstond, maar dat dit toch niet zo bleek te zijn?6 Ging dit om een bedrijf waar een uitbraak was geweest of dat in een één-kilometer-zone van een eerder besmet bedrijf lag? Ook vragen deze leden of er sinds oktober 2021 kuikens zijn gedood of broedeieren zijn vernietigd door de vervoersverboden die zijn ingesteld vanwege vogelgriep. Zo ja, hoeveel en op welke manier? Zo nee, welke alternatieve bestemming hebben deze dieren en eieren gekregen?

Voor de leden van de PvdD-fractie is het onacceptabel om nog langer door te gaan met dit beleid van vrijwel jaarrond ophokken en (preventief) vergassen van dieren. En deze leden herhalen de vraag die zij eerder stelden, maar nog niet is beantwoord: waar ligt voor de Minister de grens waarbij het telkens weer vergassen van dieren en vervolgens weer opnieuw vullen van de stallen voor hem niet langer acceptabel is?7

Uitspraak van de Raad van State over het niet kunnen weigeren van vergunningen voor uitbreiding in de geitenhouderij

De leden van de PvdD-fractie danken de Minister voor de reactie op de uitspraak van de Raad van State over vergunningen in de geitenhouderij, waar deze leden tijdens het commissiedebat Zoönosen naar hebben gevraagd. Het is zeer zorgwekkend dat nu is bevestigd dat omgevingsvergunningen voor uitbreiding van het aantal geiten niet mogen worden geweigerd op grond van bescherming van de gezondheid van omwonenden. Dit betekent dus dat geitenhouders gewoon kunnen uitbreiden door meer geiten te houden, zolang ze maar geen extra stallen bouwen. Ook wanneer een provincie een geitenstop instelt om haar inwoners te beschermen, heeft dit dus weinig effect. Dat betekent dat de landelijke wetgeving om uit voorzorg de volksgezondheid te beschermen tegen risico's uit de veehouderij niet voldoet. Deze leden vragen de Minister of hij de mening deelt dat dit een zeer onwenselijke situatie is. De Minister stelde immers eerder dat decentrale overheden de mogelijkheid zouden moeten hebben om de gezondheid van haar inwoners te beschermen.8 Deze leden herhalen de oproep om dit snel aan te pakken en niet te wachten tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet die immers verschillende keren is uitgesteld.

De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister op de hoogte is van het feit dat voor geiten geen stelsel van productierechten bestaat, zoals dit wel bestaat bij kippen, varkens en koeien, waardoor het aantal geiten in Nederland niet op die manier wordt begrensd. Is de Minister op de hoogte van het feit dat voor geiten geen specifieke huisvestingsnormen gelden op grond van de Wet dieren en het Besluit houders van dieren? Erkent de Minister dat de overheid op dit moment dus geen enkel instrument heeft om het aantal geiten te begrenzen? Erkent de Minister dat dit ertoe heeft geleid dat het aantal geiten sinds de Q-koorts epidemie explosief is gestegen, mede doordat het houden van andere diersoorten wél is begrensd? Erkent de Minister dat hierdoor het aantal mensen dat gezondheidsrisico’s loopt, mogelijk eveneens is gestegen? Op welke manier gaat de Minister deze onwenselijke situatie beëindigen?

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van 26 april 2022 met als onderwerp Vogelpest en Toekomst Veehouderij inzake het acht-puntenplan vogelgriep van D66 en vragen over geitenhouderij.

Het lid van de BBB-fractie wil in algemene zin aangeven dat het belangrijk is om stappen te zetten die onderbouwd zijn. Als er in haast beslissingen genomen worden die averechts kunnen werken wordt niemand daar beter van. Daarom ondersteunt dit lid ook de koers van de Minister als het gaat om de inzet van vaccinatie tegen vogelgriep. De wens om te vaccineren is ook binnen de sector aanwezig en idealiter gaan we zo snel mogelijk over tot vaccinatie. Echter, volgens dit lid moet daarbij wel aan twee voorwaarden worden voldaan: de vaccinaties moeten in voldoende mate werken en belemmeringen in de markt moeten worden weggenomen om er zorg voor te dragen dat gevaccineerd vlees ook afgezet kan worden. Met name het risico waar de Minister op wijst van juist meer verspreiding van vogelgriep bij inzet van vaccins die niet afdoende werken vindt dit lid zeer zorgelijk.

Het lid van de BBB-fractie ondersteunt het idee van een landelijk draaiboek. Daarbij signaleert dit lid dat er in de praktijk nog erg verschillend wordt gewerkt en dat richt zich dan met name op de omgang met dode en zieke dieren in de natuur. Dit lid vraagt hier dan ook aandacht voor. Vaak vinden mensen tijdens wandelingen dode dieren en hebben zij geen idee van de risico’s. Ook zijn er vrijwilligers die nog niet volgens de regels omgaan met de dode of zieke dieren. Kan de Minister de voorlichting op dit gebied verbeteren?

Het lid van de BBB-fractie vraagt om terughoudendheid als het gaat om de dier- en bedrijfsdichtheid en waterrijke gebieden. Dit lid vindt dat eerst via een impactanalyse in beeld gebracht moet worden in hoeverre dit daadwerkelijk risico’s terugdringt en in welke mate. Uit het rapport van Bekedam valt op te maken dat om zoönose risico’s te verminderen dit vooral een maatregel aan de achterkant van het proces is. Dit lid vindt het daarom belangrijk dat dit goed in beeld wordt gebracht alvorens verregaande conclusies te trekken. De risico’s worden bovendien beïnvloedt door zaken als bedrijfstype en diersoort. Een algemene conclusie trekken is daarmee op voorhand niet terecht. Hetzelfde geldt voor de afstand tussen varkens- en pluimveebedrijven: zonder grondige onderbouwing geen verregaande conclusies trekken.

Het lid van de BBB-fractie wil over de geitenhouderij nogmaals aangeven dat het wetenschappelijke onderzoek te lang duurt. Elk onderzoek geeft weer aanleiding tot een nieuw onderzoek. Vooralsnog lijkt er een verhoogd risico op longontsteking te zijn in de buurt van geitenhouderijen, maar is onduidelijk hoe dit kan. De sector staat hierdoor op slot. Er moeten toch manieren zijn om met de huidige bevindingen in de hand te kijken naar mogelijkheden? Is de Minister bereid zich daarin te verdiepen?

Ten slotte heeft het lid van de BBB-fractie een vraag over de naderende Omgevingswet. De Minister schrijft dat een Omgevingsvergunning straks geweigerd kan worden uit voorzorg, met het oog op mogelijke risico’s voor de volksgezondheid, ook als deze (nog) niet gebaseerd zijn op algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten. Hoe gaat de Minister dit beheersbaar houden? Hoe wordt voorkomen dat er op basis van onderbuikgevoelens en emotie vergunningprocedures worden doorlopen?


X Noot
1

Bekedam, H. c.s. (2021) Zoonosen in het vizier. Rapport van de expertgroep zoönosen.

X Noot
2

Brief van 1 juni 2022. Reactie op het advies van het Deskundigenberaad Zoönosen (DB-Z) over risico’s van aviaire influenza voor de humane volksgezondheid.

X Noot
4

Kamerstuk 25 295, nr. 1869.

X Noot
7

2022Z07668 Vragen van het lid Ouwehand (PvdD) aan de ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de nieuwe vogelgriepuitbraak in de Gelderse Vallei en het feit dat dit «seizoen» een vijfde van alle eenden in de eendenhouderij is vergast (ingezonden 15 april 2022).

X Noot
8

Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, Aanhangsel van de Handelingen nr. 1411.

Naar boven