2021D34684 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 31 augustus 2021 inzake de voorhangprocedure voor het voorgenomen besluit tot oprichting van de vereniging Neth-ER (Kamerstuk 35 903, nr. 1).

De fungerend voorzitter van de commissie, Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie, Arends

Inhoud

blz.

       

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

2

 

Inbreng leden van de D66-fractie

3

 

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

3

 

Inbreng van de leden van de Volt-fractie

4

 

Inbreng van de leden van de SGP-fractie

5

II

Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

6

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorgenomen besluit tot oprichting van de vereniging Neth-ER en hebben hierover nog enkele vragen.

Karakter van handelingen

De leden van de VVD-fractie lezen dat Neth-ER zorgt voor het beter positioneren van de leden en hun achterban bij de Europese instellingen met betrekking tot het voeren van het gesprek over gewenst beleidsontwikkelingen. Op welke manier ondersteunt Neth-ER hier de inspanningen die gedaan worden door de permanente vertegenwoordiging van Nederland in Brussel? Zit hierin geen overlap van taken? Zo nee, kan de Minister dit nader uitleggen?

Daarnaast vragen de leden op welke manier de tweede taak van Neth-ER wordt bekostigd. Tevens vragen zij hoeveel procent van de bekostiging van de tweede taak, die niet onder de wettelijke taak valt, wordt gefinancierd door contributie van de leden en hoeveel procent door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

De leden lezen daarnaast dat het voorstel ook positief is voor het gelijke speelveld, aangezien informatie over het Europees Beleidsproces voor alle partijen in dezelfde mate beschikbaar komt. Deze leden vragen op welke manier de informatie van Neth-ER beschikbaar wordt gemaakt voor niet-leden van de vereniging.

Advies Algemene Rekenkamer1

De leden van de VVD-fractie lezen in het advies van de Algemene Rekenkamer dat de Rekenkamer het van belang vindt dat de aangewezen instelling de wettelijke taak onafhankelijk zal en kan uitvoeren. Kan de Minister reageren op het bezwaar geformuleerd door de Algemene Rekenkamer dat de informatie die de aangewezen instelling verzamelt in ieder geval ten goede moet komen aan het kennisveld, zoals in de wet bepaald. En dat dit niet doorkruist kan worden doordat de taak wordt uitgevoerd door een vereniging die een bredere doelstelling heeft, en waarin meer partijen zijn vertegenwoordigd dan de groep instellingen waarvoor de wettelijke taak van informatievoorziening bedoeld is? Tevens vragen de voornoemde leden hoe de Minister dit gaat voorkomen en wat de Minister doet met de aanbeveling om hiervoor voorzieningen te treffen in de statuten.

Daarnaast lezen de leden dat de statuten van Neth-ER bepalen dat er jaarlijks een verslag uitgebracht dient te worden over het financieel beheer, maar dat niet bepaald is dat dit jaarverslag vergezeld gaat van een verklaring over de rechtmatige besteding van de publieke middelen en dat hierop controle plaatsvindt door een accountant. De Algemene Rekenkamer oordeelt dat dit wel van belang is voor het toezicht van de Minister die hierover aan het parlement verantwoording moet kunnen afleggen. Zij vragen of de Minister dit oordeel deelt en op welke manier de Minister de aanbeveling gaat implementeren om conceptstatuten hierop aan te passen of hierover in de subsidiebeschikking een bepaling op te nemen.

Inbreng leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorgenomen besluit tot oprichting van de vereniging Neth-ER. Zij achten een goede betrokkenheid van het Nederlandse kennisveld bij Europese besluitvorming van grote waarde. Zij maken van deze gelegenheid graag gebruik om enkele vragen te stellen.

De leden van de D66-fractie constateren dat Neth-ER op dit moment verschillende leden heeft. Zij vragen of het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) ook toe zal treden tot lid van de vereniging. Tevens vragen zij naar de positie van de studentenorganisaties die geassocieerd lid zijn van de vereniging. Kan de Minister aangeven wat de voor- en nadelen zijn van associatie? Ook vragen de voornoemde delen of zij de wens hebben om volwaardig lid te worden en zo ja, of lidmaatschap ook voor deze organisaties open staat.

De leden van de D66-fractie constateren dat Neth-ER twee taken heeft. Op de eerste plaats kennis over Europese ontwikkelingen delen met het Nederlands kennisveld. Dat wordt met het wetsvoorstel een wettelijke taak. Op de tweede plaats de belangen behartigen van het Nederlands kennisveld bij de Europese instituties. Deze leden vragen de Minister op welke wijze een goede en onafhankelijke uitvoering van de wettelijke taak geborgd is waar de Algemene Rekenkamer aandacht voor vraagt.

De leden van de D66-fractie lezen dat de subsidie alleen bedoeld is voor de wettelijke taak. Zij vragen of dat in de praktijk uitvoerbaar is. Mogen de middelen die gebruikt worden voor de publieke taak – zoals het voorzien in kantoorruimte of medewerkers – ook gebruikt worden voor de andere taak? Zij vragen op welke wijze de Minister de aandachtspunten van de Algemene Rekenkamer heeft verwerkt ten aanzien van de verantwoording over het financieel beheer en de taak en bevoegdheden van de Algemene Rekenkamer.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorgenomen besluit tot oprichting van de vereniging Neth-ER. Deze leden vragen in hoeverre er echt sprake is van een publiek belang dat de informatievoorziening aan het Nederlandse kennisveld over ontwikkelingen met betrekking tot het beleid van de Europese Unie wettelijk geborgd moet worden en dit gefinancierd moet worden vanuit de Nederlandse overheid. Daarom hebben deze leden nog enkele vragen.

Wat is de reden dat Neth-ER nu een vereniging naar Belgisch recht is? Tevens vragen zij wat het huidige budget van Neth-ER is, welk deel daarvan vanuit de Nederlandse overheid komt en welk deel vanuit de begroting van OCW komt.

Waar is geregeld dat de Minister van OCW een stelselverantwoordelijkheid draagt voor het goed functioneren van het Nederlandse kennisveld? Hoe ver rijkt deze stelselverantwoordelijkheid? Ook vragen zij welke toelichting daarover is opgenomen in de memorie van toelichting.

De leden van de CDA-fractie ontvangen graag een overzicht voor welke andere beleidsterreinen er organisaties zijn die een wettelijke borging hebben om informatievoorziening aan het Nederlandse kennisveld aan te leveren over ontwikkelingen met betrekking tot het beleid van de Europese Unie. In hoeverre ontvangen deze organisaties geld vanuit de Nederlandse overheid voor het uitvoeren van deze taak? Om hoeveel geld gaat het, vanuit welke begroting en op welke manieren ontvangen deze organisaties deze middelen (bijvoorbeeld via een subsidie), zo vragen de voornoemde leden.

De leden van de CDA-fractie begrijpen de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer waaronder in ieder geval dat Neth-ER wordt opgericht voor een breder doel dan alleen de wettelijk taak van informatievoorziening, en dat het lidmaatschap van de vereniging open staat voor meer partijen dan alleen de organisaties die behoren tot het wettelijke gedefinieerde kennisveld. Wat heeft de Minister gedaan met deze opmerkingen willen ze graag weten en hoe wordt geregeld dat de middelen die Neth-ER ontvangt voor de wettelijke taak, ook alleen aan die taak worden besteed?

De leden van de CDA-fractie zien graag een uiteenzetting tegemoet over hoe de wettelijke grond geregeld is / gaat worden rondom de taak om informatie aan te leveren aan het Nederlandse kennisveld over ontwikkelingen met betrekking tot het beleid van de Europese Unie op het gebied van onderwijs en onderzoek aan de ene kant en aan de andere kant hoe de wettelijke grond geregeld is rondom de taak van de Nederlandse overheid om internationale neerlandistiek te bevorderen. Graag willen deze leden dat in deze uiteenzetting ook opgenomen wordt hoeveel middelen IVN2 ontvangt voor internationale neerlandistiek in vergelijking met het budget wat beschikbaar wordt gesteld voor Neth-ER, evenals hoe structureel deze middelen zijn en op welke manier deze middelen beschikbaar gesteld worden aan deze organisaties.

Inbreng van de leden van de Volt-fractie

De leden van de Volt-fractie vragen of de Minister kan toelichten waarom de kennisbehoefte waarin Neth-ER zal moeten kunnen voorzien, niet geborgd zou kunnen worden in de vorm van een stichting. Zal Neth-ER in haar jaarlijkse verantwoording toelichten welke partijen zich gemengd hebben in de kennisaanvragen? Zo ja, zal ook inzichtelijk gemaakt worden in hoeverre deze aanvragen gehonoreerd zijn en waarom? Zo nee, waarom niet en kan dit mogelijk aan de statuten toegevoegd worden?

Tevens vragen zij of de Minister kan toelichten hoe de kans op belangenverstrengeling geminimaliseerd wordt, gezien de voorkeur voor een verenigingsvorm boven een stichtingsvorm. Hierin wijzen wij de Minister op het oordeel van de Algemene Rekenkamer: «De informatie die de aangewezen instelling verzamelt, moet in ieder geval ten goede komen aan het kennisveld zoals in de wet bepaald. Dit moet niet kunnen worden doorkruist doordat de taak wordt uitgevoerd door een vereniging die een bredere doelstelling heeft, en waarin meer partijen zijn vertegenwoordigd dan de groep instellingen waarvoor de wettelijke taak van informatievoorziening bedoeld is. Zolang waarborgen voor een goede en onafhankelijke taakuitvoering niet in de wet geregeld zijn, bevelen wij u aan hiervoor voorzieningen te treffen in de statuten.» Ten slotte vragen deze leden hoe de Minister deze waarborgen in de statuten wil verwerken.

Inbreng van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen om een nieuwe vereniging op te richten met het oog op informatievoorziening vanuit de EU3. Deze leden plaatsen fundamentele vraagtekens bij de aangekondigde route.

De leden van de SGP-fractie vinden het niet ordentelijk dat het kabinet reeds stappen tot oprichting van de vereniging zet alvorens de Kamer zelfs maar een eerste inbreng heeft geleverd over het wetsvoorstel waarin de wettelijke taak besloten is4. Deze leden wijzen er naar analogie op dat het kabinet in reactie op bedenkingen van de Eerste Kamer in het verleden heeft aangegeven dat voorhang van uitwerkingsbesluiten in beginsel enkel plaatsvindt nadat het wetsvoorstel in de Tweede Kamer is aangenomen, conform het advies van de Raad van State5. Waarom wordt in lijn hiermee niet ten minste gewacht met het zetten van stappen totdat de Tweede Kamer over het wetsvoorstel heeft gestemd? Dat waarborgt enerzijds een zorgvuldige behandeling, terwijl anderzijds de situatie wordt vermeden dat het wetsvoorstel op dit punt geen of gewijzigd doorgang heeft terwijl de vereniging al met een specifieke, mogelijk afwijkende statutaire inrichting is opgericht.

De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister kan toelichten wat er eigenlijk mis is met de huidige situatie van Neth-ER, waarin deze vereniging naar tevredenheid op basis van subsidie de informatievoorziening verzorgt. Wat is de noodzaak om Neth-ER met een wettelijke taak te belasten? Maakt de voorgenomen koers de situatie niet nodeloos ingewikkeld, terwijl de huidige leden nu al een prima structuur hebben om de beoogde belangen te dienen? Waarom zou, indien daaraan behoefte bestaat, de informatieverstrekking op eenvoudiger wijze bij instanties als de Nuffic neer te leggen zijn, zo vragen de voornoemde leden.

De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister in het licht van het advies van de Raad van State over de ministeriële verantwoordelijkheid wil reflecteren op de reikwijdte die zij geeft aan de stelselverantwoordelijkheid. Deze leden wijzen op het in het advies genoemde risico dat de stelselverantwoordelijkheid steeds verder wordt opgerekt. Zij menen dat het beschikken over goede informatievoorziening en het optimaal benutten van beschikbare financieringsbronnen, hoe nuttig en wenselijk ook, primair de verantwoordelijkheid van private partijen zelf is en niet een publieke taak. Zij vrezen dat de grenzen van de publieke taak steeds verder kan gaan vervagen als goede informatievoorziening daarvoor al voldoende aanleiding vormt.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de keuze voor een rechtspersoon met wettelijke taak zich moeizaam verhoudt tot de rechtsvorm van de vereniging. Het is volgens deze leden dan ook niet toevallig dat onder de rechtspersonen met een wettelijke taak slechts één vereniging lijkt te zijn, namelijk Hiswa6. Gebruikelijk in deze situaties is de keuze voor de stichting. Waarom voegt de Minister zich niet in deze traditie? Waarom heeft de Minister er niet voor gekozen de regeling van het rechtspersonenrecht meer te eerbiedigen. Deze leden constateren dat het karakter van de vereniging wezenlijk wordt aangetast door bijvoorbeeld externe goedkeuring voor statutenwijziging te regelen. Tevens vragen de voornoemde leden of het bij situaties waarin de vereniging een andere koers zou willen kiezen dan door de Minister gewenst, niet logischer zijn om over te gaan tot het intrekken van de subsidie.

De leden van de SGP-fractie constateren dat in de stukken herhaaldelijk zonder toelichting gesteld wordt dat het belasten van een buitenlandse rechtspersoon met een wettelijke taak niet mogelijk is. Deze leden vragen om een nadere toelichting en verwijzing naar de relevante wettelijke kaders waar de knelpunten zouden zitten.

De leden van de SGP-fractie lezen dat de bedoeling is om de Belgische vereniging Neth-ER te laten voortbestaan. Deze situatie komt op de leden van deze fractie onnodig ingewikkeld over. Waarom zou een Belgische vereniging nodig zijn om in Brussel te voorzien in huisvesting? Ten slotte vragen zij hoe dit voornemen bovendien te verenigen is met de veronderstelling van de adviesbrief van Financiën, die uitgaat van een vervanging van de Belgische vereniging door de Nederlandse.

II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


X Noot
1

Parlisnr. 2021D31478.

X Noot
2

IVN: de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek.

X Noot
3

EU: Europese Unie.

X Noot
4

Kamerstuk 35 900.

X Noot
5

Kamerstuk 32 123 VI, B en L.

X Noot
6

Hiswa: Nederlandse Vereniging voor Handel en Industrie op het gebied van Scheepsbouw en Watersport

Naar boven