2021D19763 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 21 december 2020 inzake de beleidsinventarisatie en een herbezinning betreffende het residentieel onderwijs (Kamerstuk 31 497, nr. 393).

De voorzitter van de commissie, Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie, Arends

Inhoud

blz.

       

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

2

 

Inbreng van de leden van de D66-fractie

2

 

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

3

 

Inbreng van de leden van de SP-fractie

3

 

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

4

 

Inbreng van de leden van de SGP-fractie

6

II

Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media

7

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de beleidsinventarisatie en herbezinning residentieel onderwijs en hebben hier nog enkele vragen over.

Deze leden lezen dat er in het najaar een stappenplan komt. Kan de Minister schetsen wat de kaders van zo’n stappenplan zijn? Verder lezen zij in de brief dat het visietraject kleinschaligheid wordt uitgebreid naar proeftuinen. De leden vragen daarover wat het doel en het kader zijn. Wat wordt dan waar uitgeprobeerd? Op welke manier wordt geleerd en geëvalueerd van de proeftuinen? Ook vragen zij wat het budget is.

De voornoemde leden vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot de Hoenderloo Groep. Zijn inmiddels alle gesprekken gevoerd met de betrokken ouders, zoals is toegezegd tijdens het plenair debat over de sluiting van de Hoenderloo Groep op 21 april 2021? Wat zijn hier de uitkomsten van? En hebben inmiddels alle kinderen een passend alternatief aangeboden gekregen, zo vragen de eerdergenoemde leden.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief ten behoeve van het schriftelijk overleg «beleidsinventarisatie en herbezinning residentieel onderwijs». Zij zijn van mening dat alle kinderen recht hebben op de beste kansen en het beste onderwijs. Zij hebben daarom nog enkele vragen en opmerkingen.

Nationaal Programma Onderwijs

De leden van de D66-fractie vragen de Minister of het residentieel onderwijs ook aanspraak kan maken op de gelden uit het Nationaal Programma Onderwijs (NP Onderwijs)? Zo ja, hoeveel? Zo nee, waarom niet? Zij kunnen zich voorstellen dat deze groep jongeren met een complexe hulpvraag hard is geraakt door de coronacrisis en dat deze baat heeft bij extra ondersteuning. Kan de Minister toelichten welke impact de coronacrisis heeft (gehad) op deze leerlingen? Is hier een duidelijk beeld van? Zo nee, waarom niet? Tevens vragen zij welke stappen hij heeft gezet om deze leerlingen extra hulp te bieden.

Passend onderwijs

De leden van de D66-fractie zijn positief dat de Minister zich heeft ingezet om het residentieel onderwijs te verbeteren. Echter, zij constateren ook dat de genomen stappen niet de gewenste effecten hebben gehad. De Minister werkt daarom aan een «concreet stappenplan residentieel onderwijs», die eind dit jaar naar de Kamer moet komen. Zij zien uit naar dit stappenplan, gezien zo snel mogelijk verbeteringen moeten worden doorgevoerd voor deze leerlingen. Deze leden werken momenteel aan een initiatiefwet Leerrecht, gezien zij van mening zijn dat elk kind recht heeft op het beste onderwijs en een passende plek. Deze wet biedt ook kansen voor het residentieel onderwijs, gezien ook hier kinderen worden ontheven uit de leerplicht. Is de Minister het met deze leden eens dat deze initiatiefwet kansen biedt voor leerlingen in het residentieel onderwijs? Zo ja, welke, zo vragen de voornoemde leden.

Onderwijs bij kleinschalige voorzieningen

De leden van de D66-fractie hebben met interesse het onderzoek «Onderwijs bij kleinschalige voorzieningen» gelezen. De Minister noemt de aanbevelingen «waardevolle input»1. Deze leden zijn het met de Minister eens dat het onderzoek veel goede aanknopingspunten biedt. Zij zijn daarom ook benieuwd of hij verder kan toelichten hoe hij kijkt naar de verschillende aanbevelingen? Kan hij afzonderlijk ingaan op de aanbevelingen? Welke neemt hij over en welke niet? Bovendien wordt in de brief van de Minister maar een aantal adviezen benoemd. Namelijk vijf, hoewel er twaalf zijn genoemd door de onderzoekers. Betekent dit dat de Minister alleen de eerste vijf adviezen betrekt bij zijn stappenplan? Zo ja, waarom? Zo nee, wat vindt hij van de overige zeven aanbevelingen, zo vragen de voornoemde leden.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief van de Minister over de herbezinning en beleidsinventarisatie residentieel onderwijs. Deze leden zijn benieuwd naar de uitkomsten van de verkenning van de beleidsinventarisatie met het veld en het daarop gebaseerde stappenplan dat in het najaar van 2021 naar de Kamer wordt gestuurd. Deze leden zijn benieuwd of de Minister ook gaat spreken met (een vertegenwoordiging van) jongeren en (een vertegenwoordiging van) ouders over de voorgenomen veranderingen?

De leden van de CDA-fractie lezen in de brief van de Minister dat bij de herbezinning al jongeren die tijdelijk in instellingen wonen een passend onderwijsaanbod krijgen. Onlangs bleek in de Kamer tijdens het debat naar aanleiding van de Hoenderloo Groep dat over dit passende aanbod verschil van inzicht bestond tussen ouders, Hoenderloo Groep en het ministerie. Tevens vragen zij welke lessen de Minister trekt om een herhaling van wat gebeurde bij de sluiting van de Hoenderloo Groep te voorkomen. In hoeverre worden wensen van ouders en leerlingen beter meegenomen en wordt beter gemonitord dat deze jongeren zoveel mogelijk een duurzaam passend onderwijsaanbod krijgen?

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister tot slot hoe voorkomen gaat worden dat net als bij de invoering van passend onderwijs sinds 2014 de schoolbesturen, samenwerkingsverbanden en kleinschalige nieuwe voorzieningen te veel tijd moeten besteden aan bestuurlijke zaken om alles goed te regelen waardoor er te weinig tijd over blijft voor wat een jongere echt nodig heeft en de jongere niet de zorg en het onderwijs krijgt dat nodig is. Gaarne ontvangen zij een uitgebreide toelichting.

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de beleidsinventarisatie en herbezinning residentieel onderwijs. Zij hebben daar nog enkele vragen en opmerkingen over.

I. Een sector in beweging: tot dusver ondernomen acties en de beleidsinventarisatie

De actuele stand van zaken: beleidsinventarisatie en onderzoek naar onderwijs bij kleinschalige voorzieningen

De leden van de SP-fractie lezen dat de Minister aangeeft dat de adviezen van de projectgroep Onderwijs bij Kleinschalige Voorzieningen waardevolle input zijn voor de integrale herbezinning op het residentiele onderwijs. Wat vindt de Minister van de adviezen die gegeven zijn door deze projectgroep? Kan hij specifiek ingaan op elk van de twaalf adviezen, zo vragen de leden van de SP-fractie.

De leden lezen dat er een trend geconstateerd wordt dat de duur van gesloten plaatsingen de laatste jaren aan het afnemen is. Kan de Minister toelichten in hoeverre dit een structurele ontwikkeling is? Wordt er ook voorzien dat de daling van de opnameduur kan stagneren, of juist dat de opnameduur weer langer wordt? De leden vragen wat dat gaat doen met de inventarisatie en het stappenplan dat nu wordt opgesteld.

II. Hoe nu verder: integrale herbezinning met het veld, departementen en inspecties

De integrale herbezinning en het resulterende stappenplan

De leden van de SP-fractie lezen dat de Minister in januari 2021 is begonnen met de nieuwe beleidsherbezinning in aanloop naar een stappenplan residentieel onderwijs. We zijn nu zo’n vier maanden verder. De leden vragen de Minister wat er sinds januari is gebeurd aan herbezinning en wat de status nu is. Tevens merken zij op dat de Minister eerder niet in staat bleek met jongeren te spreken bij de huidige beleidsinventarisatie vanwege corona. De leden van de SP-fractie vinden dit vrij opmerkelijk, aangezien er toch allerlei mogelijkheden zijn om op een veilige manier met mensen te spreken. Waarom heeft de Minister daar niet aan gedacht? Hoe gaat de Minister nu spreken met jongeren over hun ervaringen? Tevens vragen de voornoemde leden hoe hij hun ervaringen gaat meenemen in de uitwerking van het uiteindelijke stappenplan.

De mogelijkheden in de tussentijd

De leden van de SP-fractie vragen hoe de Minister aankijkt tegen het organiseren van onderwijs bij kleinschalige voorzieningen. Hoe zou dit volgens hem het beste vormgegeven kunnen worden? Zijn er al goede voorbeelden van hoe dit in Nederland of in het buitenland wordt georganiseerd? En hoe neemt de Minister het enorme lerarentekort, vooral ook zichtbaar in het (voortgezet) speciaal onderwijs, mee in dat visietraject? Tot slot vragen zij op welke wijze de Minister de motie van het lid Kwint2 over het beleggen van doorzettingsmacht bij de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) hierbij betrekt.

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

Brief Minister (algemeen)

De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij met de beleidsinventarisatie residentieel onderwijs. Het is een onderwerp waar de voornoemde leden al een lange tijd aandacht voor vragen en wat tussen wal en schip lijkt te vallen. Ziet de Minister dit ook? Kan hij uitleggen waarom dat zo is? Heeft het misschien te maken met dat het onder verschillende ministeries valt? Tevens vragen zij wat hij daaraan gaat doen. Is het mogelijk dat de inspectie voortaan in de Staat van het Onderwijs ook (uitgebreider) verslag doet van residentieel onderwijs? De Minister schrijft dat de beleidsinventarisatie, de aankomende integrale herbezinning op het stelsel van residentieel onderwijs en de gesprekken met het veld tot stand zijn gekomen naar aanleiding van de motie van het lid Westerveld3. De leden van de GroenLinks-fractie vinden het fijn dat de motie wordt uitgevoerd op deze manier, maar vragen wel waarom er een motie nodig was om dit te doen. Was het onderwerp daarvoor onvoldoende op de agenda? Zo ja, hoe komt dat? Tevens vragen zij of de inspectie voldoende op de hoogte was van de problemen. Waarom heeft het anderhalf jaar geduurd na het aannemen van de motie dat deze beleidsinventarisatie er is? De eerder genoemde leden vragen of dit niet sneller had gekund. Zeker met het oog op dat er nu weer een integrale herbezinning volgt, is te concluderen dat het proces om iets te doen aan de problematiek binnen het residentieel onderwijs lang gaat duren. Zij vragen of de Minister dat met de voornoemde leden eens is.

De actuele stand van zaken

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Minister de twee belangrijkste knelpunten beschrijft die uit de beleidsinventarisatie blijken. Zij vragen bij het eerste punt rondom de bekostiging waarom de onduidelijkheid hier omtrent nog bestaat, omdat de Minister ook beschrijft dat de Variawet passend onderwijs (2017) juist geconcretiseerd zou moeten hebben welk samenwerkingsverband de bekostiging draagt. Werkt deze wet dan onvoldoende? Of zitten er toch nog gaten in de wet? Wat betreft het tweede knelpunt rondom de beweging naar kleinschaligheid vragen de voornoemde leden van de GroenLinks-fractie waarom zo sterk wordt geconcludeerd dat de huidige manier van organiseren van onderwijs niet langer houdbaar is bij kleinschalige voorzieningen. Waarom is het niet mogelijk om één of twee docenten neer te zetten bij acht jongeren die in een gezinshuis wonen in een woonwijk? Docenten die gekwalificeerd zijn om met dit soort jongeren en op verschillende niveaus te werken? De leden vragen of het hier alleen gaat om uitvoeringsproblemen of dat het een kostenkwestie is dat dit niet kan. Graag ontvangen zij uitleg van de Minister. Tevens vragen zij of hier bijvoorbeeld mee geëxperimenteerd zou kunnen worden, met de financiële ruimte die hiervoor wordt geadviseerd door de projectgroep Onderwijs bij Kleinschalige Voorzieningen.

Hoe nu verder

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat in het najaar van 2021 een ambitieus, gedragen en concreet stappenplan residentieel onderwijs naar de Kamer wordt verzonden. Wordt deze ambitie van het najaar nog steeds gehaald? De voornoemde leden ondersteunen ten zeerste het voornemen van de Minister om ook gesprekken met jongeren te voeren over dit onderwerp en hopen dat dit ondanks de coronacrisis wel zijn doorgang kan vinden. De input van jongeren zelf is cruciaal wat de voornoemde leden betreft. De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook of er al gebruikt is gemaakt door de sectorpartijen om proeftuinen op te zetten. Zo ja, om wat voor proeftuinen ging dat, zo vragen deze leden.

De mogelijkheden in de tussentijd

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe jongeren in het residentieel onderwijs in de tussentijd geholpen zullen worden. De voornoemde leden krijgen bijvoorbeeld veel berichten dat het aangeboden onderwijsniveau vaak niet passend is en jongeren daardoor zwaar onder hun niveau onderwijs volgen. Dit is voor hun herstel en perspectief voor de toekomst schadelijk. Welke onderwijsniveaus worden nu in het residentieel onderwijs aangeboden? Ook vragen zij of overal hetzelfde mogelijk is. Waar zitten de grootste problemen op dit vlak en hoe kan de Minister die oplossen? Een fundamentele en integrale beleidsherbezinning van het stelsel van residentieel onderwijs is waarschijnlijk een langdurig proces. Wat gaat de Minister doen om jongeren die nu problemen hebben in het residentieel onderwijs, bijvoorbeeld met een niet passend onderwijsniveau, te helpen? De voornoemde leden vragen dit voor zowel onderwijs in zorginstellingen als justitiële jeugdinrichtingen (hierna: JJI), waar de voornoemde leden ook horen dat een passend onderwijsniveau soms ontbreekt. Klopt het bijvoorbeeld dat in de JJI vanuit het vso4 als maximaal onderwijsniveau alleen de entreeopleiding (niveau 1) aangeboden mag worden? Zo ja, waarom is dat? Wat als een leerling in staat is om een hoger niveau te halen, zoals bijvoorbeeld niveau 2/3/4 of een heel ander onderwijsniveau? Zeker als het gaat om jongeren die langere tijd in de JJI zitten? Tevens vragen de leden of jongeren in instellingen (zowel jeugdzorginstellingen als justitiële jeugdinstellingen) wel examen kunnen doen. Hebben die vso-scholen een examenlicentie? Zo niet, waar kunnen die jongeren wel examen doen, zo vragen de eerder genoemde leden.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn ook benieuwd hoe het staat met het lerarentekort binnen het residentieel onderwijs. Zijn er voldoende leraren die willen werken binnen dit type onderwijs? Is er een tekort, zo ja hoeveel? Ook vragen de leden wat dit betekent voor de grootte van de onderwijsgroepen. Zij vragen of die overschreden worden. Zijn de docenten die er werken voldoende bevoegd voor dit type werk (werken met deze doelgroep en met verschillende niveaus door elkaar)? Tevens vragen zij hoe het onderwijs eruit ziet. Gaat het hierbij om voornamelijk zelfstudie? Kunnen deze leerlingen dat zelf aan? Ook vragen zij in hoeverre er ook gebruik wordt gemaakt van manieren van afstandsonderwijs, bijvoorbeeld met de school waar de jongeren vandaan komen om binding te houden met die school en om de overgang terug makkelijker te maken? Is de ervaring die het afgelopen jaar met afstandsonderwijs is opgedaan tijdens de coronacrisis te gebruiken voor onderwijs aan deze groep jongeren? De voornoemde leden krijgen ook signalen dat leerlingen onderwijs missen vanwege straffende maatregelen in de gesloten jeugdzorg, zoals bijvoorbeeld een kamerprogramma, en hierdoor te weinig inhoudelijke onderwijs- of stage-uren lopen, met verwijdering tot gevolg. Hoe beoordeelt de Minister dat?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook wat er gebeurt met regio’s die al verder zijn in de transformatie naar kleinschalige woonvoorzieningen (hierna: KWV) dan op andere plekken. Soms kunnen deze regio’s al vooruit, maar worden zij belemmerd omdat de herbezinning residentieel onderwijs pas in het najaar af is. Tot slot vragen zij of het mogelijk is om voor deze KWV’s en kinderen alvast de bekostiging te regelen in de tussentijd, bijvoorbeeld met een tijdelijke regeling ter overbrugging totdat de herbezinning residentieel onderwijs vorm krijgt.

Inbreng van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de verkenning en herbezinning inzake residentieel onderwijs. Zij stellen nog enkele vragen en wachten verder het aangekondigde vervolg af.

De leden van de SGP-fractie vragen aandacht voor het risico dat moeizaam opgebouwde expertise verloren kan gaan bij de inzet op kleinschaliger voorzieningen. Deze leden constateren dat dit probleem zich heeft voorgedaan bij de decentralisatie jeugd. Zij vragen op welke wijze in het proces gewaarborgd wordt dat bestaande expertise daadwerkelijk op nieuwe plekken ingezet wordt.

De leden van de SGP-fractie constateren dat het van groot belang geacht wordt dat scholen uit het samenwerkingsverband van herkomst betrokken blijven bij de jongere. Deze leden vragen of uit de praktijk blijkt, mede op basis van onderzoek, dat dit daadwerkelijk in het belang van de jongere is en of het wenselijk is dit altijd als uitgangspunt te hanteren. Zij wijzen erop dat uit onderzoek van DSP-groep blijkt dat de kans op terugval met name groot is als de aansluiting met het vervolgonderwijs tekortschiet.

De leden van de SGP-fractie merken op dat het onderwijs bij deze doelgroep vaak het karakter heeft van sociale en praktische vaardigheden, waarbij het winnen van vertrouwen een belangrijke rol speelt. Deze leden vragen hoe voorkomen wordt dat deze groep toch teveel van de eisen van het bestaande (onderwijs)systeem wordt bezien, terwijl een geheel eigen systeem van normen en begeleiding nodig is. Tot slot vragen zij in hoeverre dat ook juridisch een meer eigenstandige positie zou vereisen.

II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media


X Noot
1

Kamerstuk 31 497, nr. 393.

X Noot
2

Kamerstuk 31 497, nr. 300.

X Noot
3

Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 197.

X Noot
4

Vso: voortgezet speciaal onderwijs.

Naar boven