2020D53384 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een fractie de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 17 november 2020 inzake de situatie op het Avicenna College (Kamerstuk 31 289, nr. 433).

De voorzitter van de commissie, Tellegen

De griffier van de commissie, De Kler

Inhoud

blz.

       

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

2

       

II

Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media

3

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de situatie op het Avicenna College en hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie zijn al veel langer kritisch op de situatie op het Avicenna College en de Stichting Islamitisch Voortgezet Onderwijs Rotterdam (SIVOR), maar zien ook hier dat een gebrek aan adequaat instrumentarium voor de Minister ervoor zorgt dat het lang duurt voordat er maatregelen genomen kunnen worden. Kan de Minister een tijdlijn schetsen met wanneer de situaties van het Avicenna College en SIVOR bij hem bekend zijn geworden en welke stappen hij op welk moment heeft genomen? Daarnaast vragen deze leden welke stappen de Minister heeft genomen na eerdere berichten en schriftelijke vragen over de situatie op het Avicenna College.1

De leden lezen dat er verschillende onderzoeken zijn uitgevoerd bij zowel het Avicenna College als bij SIVOR en dat de Minister zich hier ernstige zorgen over maakt. Als de Minister dit zorgen baart, waarom kan SIVOR, met dezelfde bestuurders waarvan de kwaliteit onvoldoende is, dan nog een nieuwe school openen? Kan de Minister aangeven welke bestuurders van het Avicenna College ook betrokken zijn bij SIVOR, zowel nu als eerder in het proces bij de aanvraag van een school in Den Haag? SIVOR had voor de inwerkingtreding van de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen een aanvraag voor een nieuwe vestiging in Den Haag verstuurd. Was het voor SIVOR onder de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen mogelijk geweest om een nieuwe vestiging te openen, in verband met de strengere eisen die deze wet stelt aan bestuurders? Zo nee, vindt de Minister het zelf dan ook niet wrang dat desondanks deze school toch gaat openen? Kan hij uitleggen waarom we leerlingen naar een school sturen waar ze een groot risico lopen op onbehoorlijk bestuur, zoals de situatie op het Avicenna College laat zien?

De leden van de VVD-fractie vragen of het klopt dat de gemeenteraad in Den Haag zich inmiddels ook zorgen maakt over de komst van het SIVOR naar Den Haag.2 Welke contacten heeft de Minister gehad met de wethouder Onderwijs van Den Haag of met de gemeente Den Haag naar aanleiding van raadsvragen rondom de komst van SIVOR naar Den Haag? Klopt het dat het college van Den Haag verwacht dat SIVOR nu eerst orde op zaken gaat stellen in Rotterdam, alvorens ze in Den Haag een school gaan starten? Op welke manier gaat de Minister hierop toezien dat dit ook daadwerkelijk gebeurt? Kan de Minister dat nader toelichten met zowel welke stappen hij hier voornemens is op te nemen als met een tijdlijn, zo vragen deze leden.

De Minister geeft aan dat de leerlingen zo snel mogelijk weer het onderwijs krijgen dat zij mogen verwachten. Wanneer krijgen de leerlingen weer het onderwijs dat zij mogen verwachten? Welke deadline stelt de Minister zichzelf hier? Kan de Minister de Kamer op de hoogte houden van de ontwikkelingen rond het Avicenna College en het proces van de herstelopdrachten, zo vragen de leden.

Kan de Minister aangeven wanneer de Kamer het wetsvoorstel tot wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met onder andere de uitbreiding van het bestuurlijk handhavingsinstrumentarium kan verwachten? Kan de Minister prioriteit aan dit wetsvoorstel geven? Zo nee, waarom niet? Gezien de situatie hebben we nog steeds te weinig grip hebben op bestuurders van scholen die niet in staat zijn om voldoende onderwijskwaliteit te kunnen leveren waar leerlingen de dupe van zijn, zo stellen de leden van de VVD-fractie.

II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media

Naar boven