2020D38281 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 1 juli 2020 inzake de reactie op KNAW1 briefadvies «Nederlands verdient meer» en rapport «Talen Centraal» van het Nationaal Platform voor de Talen (Kamerstuk 31 288, nr. 871).

De voorzitter van de commissie, Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic

Inhoud

blz.

       

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

2

 

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

3

 

Inbreng van de leden van de D66-fractie

5

 

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

6

 

Inbreng van de leden van de SP-fractie

7

 

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

7

 

Inbreng van de leden van de SGP-fractie

8

       

II

Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

9

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister kiest voor een gespreid netwerk van universitaire opleidingen Nederlands, omdat studenten in de talenstudies vaak regionaal georiënteerd zijn als het gaat om hun studiekeuze. Is dat bij talenstudies vaker het geval dan bij andere studierichtingen? Zo ja, waarom is dat, zo vragen de leden. Daarnaast ondersteunen de leden de inspanningen van het kabinet om het onderwijsaanbod in de Friese taal op pijl te houden.

De leden van de VVD-fractie lezen in de brief verschillende inspanningen om meer studenten te enthousiasmeren voor het kiezen van een studie Nederlands. Uit rapporten blijkt echter dat er vanuit het voorgezet onderwijs ook een wereld is te winnen om meer studenten te enthousiasmeren. Onlangs heeft de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media al aangekondigd om binnen het curriculumherzieningstrajecten meer aandacht te besteden aan de vernieuwing van het vak Nederlands. In hoeverre speelt ook het enthousiasmeren van leerlingen voor een studie Nederlands daarin een rol? Ziet de Minister bijvoorbeeld dat er binnen die herziening meer aandacht moet komen voor bepaalde onderdelen binnen het vak Nederlands, die voorbereiden op een wetenschappelijke studie Nederlands? Indien dat niet het geval is, is de Minister bereid om samen met haar collega te bekijken in hoeverre die aansluiting, via de curriculumherziening, te vernieuwen is? Daarnaast lezen de leden dat ook binnen de studie Nederlands vernieuwingen nodig zijn. De Minister somt al een aantal van deze aanbevelingen op in haar brief, maar wanneer worden deze vakvernieuwingen ook daadwerkelijk uitgevoerd, zo vragen de leden.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister de betrokken faculteiten oproept om voorbereidingen te treffen voor een sectorplan talen. Hoe verhoudt zich dit met haar eerdere stelling in de brief dat er momenteel geen middelen beschikbaar zijn voor een sectorplan talen, zo vragen de leden.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister geen noodzaak ziet voor aanvullend financieren van vaksteunpunten voor de talen. Waarom niet, zo vragen de leden.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de KNAW concrete aanbevelingen doet om de instroom in lerarenopleiding in het wetenschappelijk onderwijs te vergroten. Kan de Minister een overzicht geven van deze instroom van de afgelopen jaren, zo vragen de leden.

De leden van de VVD-fractie hebben grote interesse in de pilot voor een Schrijfakademie, omdat leerlingen hierbij de mogelijkheid krijgen om veel te schrijven en veel te lezen. Ziet de Minister mogelijkheden om deze pilot te evalueren en de best practices hieruit over te brengen bij de expertgroepen binnen de curriculumherziening? Zo ja, wanneer zou een eventuele evaluatie beschikbaar zijn, zo vragen de leden.

De leden van de VVD-fractie lezen in de brief van de Minister dat zij ook ingaat op de rol van het vak Nederlands in het voortgezet onderwijs. Ze stelt dat de curriculumherziening in het voortgezet onderwijs grote kansen biedt om de overgang naar het hoger onderwijs te verbeteren. Het nieuwe curriculum zorgt voor een actuelere en aantrekkelijkere inhoud van het vak Nederlands op zowel vmbo2, havo als vwo. Het televisieprogramma «Zondag met Lubach» is specifiek ingegaan op de afnemende leesvaardigheid van jongeren en de rol die het vak Nederlands daarbij speelt. Hoe beoordeelt de Minister de kritiek die het televisieprogramma geeft op het huidige vak Nederlands? Is de Minister het eens dat momenteel er teveel nadruk ligt op «begrijpend lezen» en dat dit ten koste gaat van de leesvaardigheid en leesplezier van Nederlandse jongeren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke concrete stappen is de Minister bereid om te zetten om dit op korte termijn te verbeteren? De leden zijn op de hoogte van de versnelling die de Minister onlangs heeft toegezegd rondom de curriculumherziening, die ook voor het vak Nederlands geldt. Is de Minister bereid om ook actief te kijken naar de rol van begrijpend lezen binnen het vak Nederlands, zodat we op korte termijn stappen kunnen zetten om de leesvaardigheid van onze jongeren te vergroten en tegelijkertijd het leesplezier, zo vragen de leden.

Tot slot lezen de leden van de VVD-fractie dat de Minister vertrouwen heeft dat de diverse activiteiten hun vruchten zullen afwerpen. Daar zijn de leden blij mee, maar zij vragen tegelijkertijd op welke momenten de Kamer hierover de resultaten kan verwachten.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 1 juli 2020 inzake de reactie op het KNAW briefadvies «Nederlands verdient meer» en rapport «Talen Centraal» van het Nationaal Platform voor de Talen. Deze leden maken zich, net zoals de Minister, zorgen over de grote terugval in studenteninstroom en al helemaal bij de opleidingen Nederlands. Zij zijn teleurgesteld in de reactie van de Minister op het briefadvies en rapport en hadden gehoopt dat de Minister een meer voortvarende aanpak had gekozen om deze tendens te doorbreken. Tevens hebben zij nog enkele vragen.

Behoud vijf volwaardige vestigingen Nederlands

De leden van de CDA-fractie merken op dat het ondenkbaar is dat een land dat niet in staat is op academisch niveau vorm te geven aan haar taal. De leden willen graag weten wat er concreet nodig is om de opleidingen Nederlands daadwerkelijk te behouden, ook in een periode van lagere studenteninstroom. In hoeverre moet dit wettelijke verankerd worden en acht de Minister dit wenselijk? Indien dit het geval is: waar zou dit geregeld moeten worden? Kan de Minister bevestigen dat een opleiding Nederlands niet kan stoppen zonder dat zij hiervoor toestemming van de Minister hebben ontvangen? Ook ontvangen deze leden graag meer zicht op de financiële gevolgen van de waarborg om de vijf opleidingen Nederlands in stand te houden indien de studenteninstroom nog verder af zou nemen.

De leden van de CDA-fractie ontvangen tevens graag een reactie van de Minister op de zorgen van de Raad van de Neerlandistiek dat het «inmiddels niet meer denkbeeldig is dat er op sommige universiteiten in de nabije toekomst geen hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde of Nederlandse Taalkunde zal zijn». Wat betekent dit volgens de Minister voor het behoud van vijf volwaardige vestigingen? Wat is de inzet van de Minister om dit scenario te keren, zo vragen zij.

Sectorplan talen

De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister kan uitleggen wat het verschil is tussen het sectorplan geesteswetenschappen en het beoogde sectorplan talen. Kan zij uiteenzetten hoeveel geld er gemoeid is met het sectorplan geesteswetenschappen en tot wanneer dit doorloopt, zo vragen zij.

De leden van de CDA-fractie vragen wat de reactie is geweest van het Platform Talen op de oproep van de Minister om alvast de voorbereidingen te treffen voor een sectorplan talen, en daarbij op de korte termijn in te zetten op het verder vergroten van de aantrekkelijkheid van het onderwijs bij de universitaire talenopleidingen.

De leden van de CDA-fractie willen tevens graag weten wat de uitvoering van het sectorplan talen in potentie zou kosten. Zou de Minister, in lijn met het advies van de KNAW, open staan voor een sectorplan Nederlands om nu alvast op een deelterrein daadwerkelijk aan de slag te gaan, zo vragen de genoemde leden.

De leden van de CDA-fractie vragen op welke manier de Minister ervoor kan zorgen dat de Raad van de Neerlandistiek een stevige positie heeft bij het opstellen van het sectorplan talen. Welke rol ziet de Minister weggelegd voor de TaalUnie, zo vragen zij.

Schoolvak vo en aansluiting voorgezet en hoger onderwijs

De leden van de CDA-fractie willen graag weten hoe het hoger onderwijs, en ook specifiek de opleidingen Nederlands, wordt betrokken bij de totstandkoming van curriculum.nu. Tevens vernemen zij graag hoe de beide ministers tegenover het idee staan van talent- en plusprogramma’s voor het vak Nederlands in het voortgezet onderwijs. Ook horen ze graag wat de Minister van het idee van de KNAW vindt om een «Kamer Neerlandistiek» in te richten bij het Platform Talen waarin neerlandici uit wo3, hbo4 en vwo en vertegenwoordigers van de Stichting Leerplan Ontwikkeling en de vakvereniging van docenten Nederlands samenwerken. Wat is er nodig om dit op te richten? Hoe kan de Minister dit stimuleren, zo vragen deze leden.

Extra middelen

De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat de 100.000 euro aan aanvullende middelen voor landelijke coördinatie voor het sectorplan talen andere middelen zijn dan de 100.000 euro die beschikbaar zijn gekomen met het amendement van het lid Van der Molen over middelen voor Het Nationaal Platform voor de Talen5. Kan de Minister toelichten wat de stand van zaken is van de besteding van de 100.000 euro van genoemd amendement? Kan zij daarbij tevens bevestiging dat deze middelen enkel gebruikt worden voor het enthousiast maken van de (leraren)opleiding Nederlands en dus niet voor andere taalopleidingen, zo vragen zij.

Overig

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre het momenteel mogelijk is om met een brede bacheloropleiding, zoals taalwetenschap, door te stromen naar een specifiekere masteropleiding zoals Nederlandse taalkunde.

Ten slotte

Ten slotte zouden de leden van de CDA-fractie het op prijs stellen als de Minister voor de begrotingsbehandeling dit schriftelijk overleg wil beantwoorden. Dit aangezien er momenteel geen vso6 plenair aangevraagd kan worden.

Tevens horen de leden van de CDA-fractie graag voor de OCW-begrotingsbehandeling hoe de Minister de motie van de leden Van der Molen en Westerveld7, die de Minister verzoekt om de Kamer een plan aan te bieden waarin er samen met de betrokken opleidingen stappen worden gezet om de instroom in de opleidingen Nederlands(e taal en cultuur) te vergroten, uit gaat voeren.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op het briefadvies «Nederlands verdient meer van de KNAW en het rapport «Talen Centraal» van het Nationaal Platform voor de Talen (platform). Deze leden willen de Minister enkele vragen stellen.

De leden van de D66-fractie lezen dat het aantal studenten in de Neerlandistiek en moderne vreemde talenstudies in het wetenschappelijk onderwijs in de afgelopen tien jaar fors is teruggelopen. Deze leden brengen in herinnering dat eerdere kabinetten vooral hebben ingezet op beleid dat getypeerd kan worden als «focus en massa». De gedachten was dat het «tegengaan van versnippering» van taal- en cultuurstudies op enkele universiteiten meer studenten zou aantrekken dan als bijvoorbeeld twee verschillende universiteiten dezelfde taalopleiding zouden aanbieden. Deze leden vragen de Minister te reflecteren op het «focus en massa»-beleid. Heeft er ooit een evaluatie plaatsgevonden? In hoeverre heeft het «focus en massa»-beleid tot de veronderstelde doelen geleid, zoals meer studenten, zo vragen zij.

De leden van de D66-fractie constateren dat er behoefte is aan een sectorplan talen. Deze leden vragen de Minister toe te lichten wat de grootste knelpunten zijn die met een sectorplan geadresseerd worden. Is de inzet om wederom het onderwijsaanbod te versmallen of zou het aanbod ook vergroot en daarmee aantrekkelijker gemaakt kunnen worden, zo vragen zij.

De leden van de D66-fractie vragen de Minister aan te geven hoe groot het verschil is tussen het aantal studenten dat afstudeert in de taalopleidingen die op middelbare scholen worden verzorgd en de verwachte ontwikkeling van het lerarentekort bij die vakken.

De leden van de D66-fractie lezen dat de daling van het studentenaantal in het talendomein ook in andere Europese landen waarneembaar is. Deze leden vragen of de Minister de aanpak van andere Europese landen inzichtelijk kan maken. Heeft de Minister ook overwogen om Europees op te trekken, zo vragen zij.

De leden van de D66-fractie waarderen dat de Minister oog heeft voor kleine opleidingen in het lopend kostenonderzoek. Deze leden vragen de Minister op welke termijn het kostenonderzoek en de kabinetsreactie verwacht kunnen worden.

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze leden lezen dat de Minister ook het maatschappelijk, economisch en wetenschappelijk belang inziet van de expertise die taal- en cultuurexperts hebben. De voornoemde leden zijn daarom teleurgesteld over het ontbreken van concrete maatregelen en financiële middelen om de daling in studentenaantallen in het taal en cultuur domein te doorbreken. Derhalve stellen deze leden enkele vragen hierover.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de brief van de Minister dat op dit moment geen middelen beschikbaar zijn voor een sectorplan talen, dat voorgesteld wordt door KNAW, het Nationaal Platform voor de Talen, DLG8 en het programmabureau9.

In haar beantwoording van eerdere schriftelijke vragen hierover van de leden Westerveld en Van der Molen geeft de Minister aan geen raming te kunnen geven van de verwachte kosten van een sectorplan10. De voornoemde leden vragen of de Minister bereid is om de kosten voor een sectorplan te onderzoeken. Zo nee, waarom niet, zo vragen zij.

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de Minister in haar antwoordbrief op eerdere schriftelijke vragen van de leden Westerveld en Van der Molen aan geeft dat het bedrag van 100.000 euro voor landelijke coördinatie is gebaseerd op de afweging om middelen beschikbaar te stellen voor een volledige fte. De leden zijn verbaasd over deze afweging. Kan de Minister uiteenzetten of zij een volledige fte voldoende acht voor de landelijke coördinatie van een sectorplan, waar geen middelen voor beschikbaar zijn gesteld, zo vragen de leden.

Voorts lezen de leden van de GroenLinks-fractie in de brief van de Minister dat instellingen zelf verantwoordelijk zijn om te investeren in de aantrekkelijkheid van de talenstudies, waar mogelijk vanuit herprioritering binnen de structurele lumpsummiddelen voor het sectorplan Duurzame Geesteswetenschappen11. De leden constateren dat de geesteswetenschappen met steeds minder middelen veel kleine opleidingen in stand moeten houden. Lag deze redenering, waarbij geesteswetenschappen faculteiten binnen beperkte financiële kaders moeten opereren, juist niet ten grondslag aan de beslissing om te stoppen met het aanbieden van kleinere (minder rendabele) studies, waaronder de bachelorstudie Nederlands? Derhalve vragen deze leden de Minister of zij het verantwoord acht om de geesteswetenschap faculteiten weer te laten kiezen binnen de middelen van het sectorplan Duurzame Geesteswetenschappen.

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op het KNAW-briefadvies «Nederlands verdient meer» en rapport «Talen Centraal» van het Nationaal Platform voor de Talen. Zij hechten grote waarde aan kleine opleidingen en talenstudies in het algemeen. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie constateren dat de Minister geen structurele middelen inzet om talenstudies te redden. Met het advies van de commissie-Van Rijn om middelen te verschuiven naar bètastudies in het achterhoofd vrezen de leden of de inzet van de Minister niet ernstig tekortschiet. De leden zijn benieuwd hoe de adviezen van de commissie-Van Rijn in combinatie met te weinig middelen vanuit OCW, volgens de Minister, gaan bijdragen aan meer studenten bij talenstudies

De leden van de SP-fractie merken op dat de groei van studentenaantallen in de talenopleidingen hard nodig is, gezien het tekort van leraren in enkele talen in het voortgezet onderwijs. De leden zijn benieuwd welke verklaring de Minister heeft voor de dalende studentenstroom bij opleidingen Neerlandistiek en moderne vreemde talenstudies.

De leden van de SP-fractie merken op dat op dit moment er geen budget voor een sectorplan talen is, aldus de Minister in haar brief. Ze roept de betrokken faculteiten wel op voorbereidingen te treffen voor een sectorplan talen. Daarnaast stelt ze 100.000 euro beschikbaar voor landelijke coördinatie om gezamenlijk activiteiten in gang te zetten met focus op het onderwijs in talenopleidingen. De leden vragen in hoeverre instellingen kunnen rekenen op toekomstig budget voor een sectorplan talen, ook met het oog op de komende verkiezingen en mogelijke andere keuzes die een volgend kabinet gaat maken. Daarnaast betwijfelen de leden of 100.000 euro voldoende is om talenopleidingen te redden en vragen waar de hoogte van dit bedrag op is gebaseerd.

De leden van de SP-fractie merken op dat de KNAW in haar rapport opmerkt dat onder middelbare scholen het beeld bestaat dat je met een studie Neerlandistiek in de eerste plaats leraar wordt en dat dit beroep een laag aanzien heeft vergeleken met andere beroepen waar een hbo- of wo-opleiding voor nodig is en dat de beroepsgroep van leraren als geheel de afgelopen decennia minder is gaan verdienen in verhouding tot andere hoogopgeleiden. Hoe reflecteert de Minister hierop en wat gaat de Minister doen met dit gegeven, zo vragen de leden.

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het briefadvies Neerlandistiek van de KNAW en het rapport «Talen Centraal». Zij hechten eraan dat er beleid komt om de (tot nu toe alsmaar dalende) studenteninstroom in de universitaire talenstudies te vergroten. In het bijzonder werd hun belangstelling gewekt door de aanbevelingen om de vijf bestaande opleidingen Neerlandistiek in ons land, in Amsterdam, Utrecht, Groningen, Leiden en Nijmegen, in stand te houden en ze de komende tijd te beschermen en het schoolvak Nederlands aantrekkelijker te maken en inhoudelijk interessanter en op alle mogelijke manieren te stimuleren dat er meer academisch gevormde leraren voor de klas komen. Wat gaat de Minister ondernemen, zowel beleidsmatig als financieel, om onnodige en nieuwe herverdelingsproblematiek te voorkómen, in het licht van het belang dat zij zegt te hechten aan dit vakgebied? Klopt het dat de extra middelen die zij hiervoor uittrekt zich geheel beperken tot 100.000 euro die in 2020 en 2021 beschikbaar komt voor de studiekeuzecampagne voor de (leraren)opleiding Nederlands, zo vragen de leden.

Inbreng van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de rapporten en de beleidsreactie. Zij pleiten voor meer waarborgen om de continuïteit van de opleidingen Nederlandse taal te verzekeren.

Nederlands binnen de talen en geesteswetenschappen

De leden van de SGP-fractie constateren dat het Nederlands door de Minister overwegend wordt meegenomen in het bredere pakket van de talen en ook als het gaat om financiering. Deze leden merken op dat het Nederlands niet alleen een unieke status heeft, maar dat de problematiek en urgentie voor de verschillende talen ook uiteenlopen. Kan de Minister met de voorgestelde aanpak voldoende recht doen aan de specifieke positie van het Nederlands, zo vragen zij. Zou voor de opleidingen Nederlandse taal niet een wettelijke waarborgfunctie geregeld moeten zijn? Gelet op het nationale belang zou dat volgens deze leden voor de hand liggen.

De leden van de SGP-fractie wijzen eveneens in dit verband op de constatering van de KNAW dat zittende hoogleraren Nederlandse Taal- of Letterkunde soms niet vervangen worden vanwege de gedachte dat de taal- en letterkunde in algemene zin al voldoende aanwezig zou zijn. Hoe voorkomt de Minister dat hierdoor gaandeweg te weinig hoogleraren Nederlands aanwezig zijn? Wil zij met faculteiten in overleg om te bezien of voor dergelijke knelpunten structuurwijzigingen nodig zijn, zo vragen zij.

Curriculum

De leden van de SGP-fractie vragen aandacht voor de kritiek van de KNAW op de producten van curriciulum.nu inzake Nederlands, namelijk de beperkte aanwezigheid van de vakinhoud. Deze leden vragen in hoeverre deze kritiek al is meegenomen in het vervolg en op welke wijze degenen die adviezen hebben geleverd, waaronder KNAW, betrokken worden bij de uitwerking door SLO12.

Regionale spreiding

De leden van de SGP-fractie constateren dat de regio nog steeds een belangrijke rol speelt bij de studiekeuze van leerlingen. Bij het wegvallen van een studie blijken leerlingen niet vanzelf naar een andere stad te gaan waar Neerlandistiek wordt aangeboden, maar kiezen zij vaak voor een andere studie. Tegen deze achtergrond vragen de leden wat de Minister vindt van het gegeven dat in Nederland momenteel onder de lijn Leiden-Utrecht-Nijmegen geen volwaardige opleiding Neerlandistiek aanwezig is. Is dit deze verdeling voldoende evenwichtig voor een opleiding van nationaal belang? Wil de Minister in overleg met faculteiten ook bezien of de geografische spreiding geoptimaliseerd kan worden, al dan niet door aan te sluiten bij bestaande faculteiten die reeds onderdelen Neerlandistiek aanbieden, zo vragen zij.

Tweede studie

De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister wil overwegen om specifiek voor de studie Nederlandse taal te regelen dat een tweede studie altijd tegen wettelijk collegegeld gevolgd kan worden. Rechtvaardigt de bijzondere positie van het Nederlands als basis voor het al het andere onderwijs in Nederland niet een uitzondering op de regel, zo vragen zij.

II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


X Noot
1

KNAW: Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen

X Noot
2

Vmbo: Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs

X Noot
3

Wo: wetenschappelijk onderwijs

X Noot
4

Hbo: hoger beroepsonderwijs

X Noot
5

Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 24

X Noot
6

Vso: verslag schriftelijk overleg

X Noot
7

Kamerstuk 22 452, nr. 75

X Noot
8

DLG: Nationaal Platform voor de Talen door de decanen letteren en geesteswetenschappen

X Noot
9

Kamerstuk 31 288, nr. 871, blz. 3

X Noot
10

Aanhangsel II 2019/20, nr. 3671 (Parlisnummer 2020D37527)

X Noot
11

Kamerstuk 31 288, nr. 871, blz. 4

X Noot
12

SLO: Stichting Leerplan Ontwikkeling

Naar boven