31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 871 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juli 2020

In deze brief geef ik een reactie op het briefadvies «Nederlands verdient meer» van de Koninklijke Nederlandse Akademie voor Wetenschap (hierna: KNAW) en het rapport «Talen Centraal» van het Nationaal Platform voor de Talen (hierna: platform). Beide rapporten heb ik uw Kamer in november aangeboden.1 Naar aanleiding van het KNAW briefadvies hebben de hoogleraren Fries aan Nederlandse universiteiten laten weten dat veel van de problematiek en oplossingen die in het KNAW briefadvies worden beschreven vergelijkbaar of identiek zijn voor het Fries. In dit licht verzoeken zij eventuele maatregelen ten behoeve van het Nederlands ook te laten gelden voor het Fries (zie bijlage). In deze brief geef ik ook hierop een reactie.

In de afgelopen tien jaar is het aantal bachelor- en masterstudenten in de Neerlandistiek en de moderne vreemde talenstudies in het wetenschappelijk onderwijs fors teruggelopen. Een dergelijke tendens is ook in andere Europese landen waarneembaar. Deze aanhoudende daling in de studentenaantallen, en in het bijzonder de Neerlandistiek die relatief de grootste terugval in studenteninstroom kent, vind ik een zorgelijke ontwikkeling.2 We moeten deze tendens zien te doorbreken.

De unieke expertise die taal- en cultuurexperts hebben, is van groot maatschappelijk, economisch en wetenschappelijk belang. Het Nederlands en het Fries, als tweede officiële taal in de provincie Fryslân, nemen daarbij een bijzondere positie in. Academisch onderzoek en kennis over taal, taalbeheersing en cultuur zijn van toegevoegde waarde voor andere disciplines bij de aanpak van de maatschappelijke uitdagingen van deze tijd. Groei van studentenaantallen in de talenopleidingen is bovendien hard nodig gezien het tekort van leraren in enkele (moderne vreemde) talen in het voortgezet onderwijs.3

Om de dalende studenteninstroom een halt toe te roepen zal de belangstelling van (aspirant) studenten voor de universitaire talenopleidingen moeten worden vergroot. Het vraagt inzet van en samenwerking tussen de onderwijssectoren om te zorgen dat meer studenten in het taal en cultuur domein afstuderen met relevante kennis en vaardigheden voor maatschappij en werkveld. Voor mij staat buiten kijf dat daarvoor de vijf volwaardige vestigingen met een bachelor en een of meer op de Neerlandistiek gerichte masters behouden blijven. Iedere vestiging vanuit een eigen profiel en expertise waarbij een variatie aan opleidingsmodellen tezamen zorgt voor een landelijk dekkend en divers onderwijsaanbod. Een gespreid netwerk van universitaire opleidingen Nederlands is te meer van belang omdat aankomende studenten in de talenstudies vaak regionaal georiënteerd zijn als het gaat om hun studiekeuze.4 Hetzelfde geldt voor het onderwijsaanbod in de Friese taal, als tweede officiële taal in de provincie Fryslân Ook dit dient in de huidige omvang behouden te blijven.5

In de afgelopen jaren is door diverse partijen al actie ondernomen om de geesteswetenschappen, waar de moderne vreemde talen onderdeel van zijn, aantrekkelijker te maken. Zo zijn in het kader van het sectorplan Duurzame Geesteswetenschappen (2009) landelijke en facultaire projecten en programma’s opgestart voor de brede geesteswetenschappen.6 Voor de uitvoering van dit sectorplan zijn structurele middelen beschikbaar gesteld via de rijksbijdrage van de betrokken universiteiten (in 2019 € 17,7 miljoen). Het Programmabureau Duurzame Geesteswetenschappen (hierna: programmabureau) beheert, monitort en rapporteert over de landelijke projecten en programma’s uit het sectorplan tot en met 2024. Eén van deze projecten is de oprichting van het Nationaal Platform voor de Talen door de decanen letteren en geesteswetenschappen (hierna: DLG). Het rapport «Talen Centraal» is door dit platform opgesteld als gezamenlijk plan van aanpak om de toestroom van studenten bij de talenopleidingen, en dan met name de talen Nederlands, Frans, Spaans, Duits en Engels, te vergroten. Enkele acties uit dit rapport zijn al in uitvoering of worden nog dit jaar tot uitvoering gebracht.

KNAW briefadvies «Nederlands verdient meer» en rapport «Talen Centraal»

Beide rapporten benadrukken het wetenschappelijke, maatschappelijke en economische belang van de talenopleidingen. De rapporten wijzen onder meer op de waarde die de talenstudies ontlenen aan hun bijdrage aan multi- en interdisciplinair onderzoek naar een breed scala van maatschappelijke vraagstukken, en de economische kansen die de kennis van taal en cultuur biedt. De analyse en oplossingsrichtingen in beide rapporten om het tij van dalende studentenaantallen te keren, liggen in lijn met elkaar. Uit de rapporten spreekt de noodzaak om zowel vanuit het hoger onderwijs als vanuit het voortgezet onderwijs en de aansluiting daartussen actie te ondernemen. Daarbij gaat het om verbetering van de studiekeuzevoorlichting, vernieuwing van het onderwijs in de schooltalen en verkleining van de afstand tussen vakinhoud en didactiek in de lerarenopleidingen. Ook is vernieuwing nodig bij de universitaire talenopleidingen en is men eensgezind dat een intensieve samenwerking met de bredere universitaire opleidingen in het taal en cultuur domein (met een groeiende belangstelling van studenten) daarin een sleutelfactor is. Componenten uit de talenopleidingen kunnen meer worden geïntegreerd in bredere opleidingen binnen of wellicht ook buiten de faculteiten geesteswetenschappen en expertise en capaciteit kunnen over en weer worden benut. Er is een gedeeld verlangen om gezamenlijk te werken aan oplossingen, zowel op de korte als lange termijn.

Beleidsreactie op KNAW briefadvies, rapport «Talen Centraal» en brief hoogleraren Fries

Aanloop naar een sectorplan talen

De rapporten brengen probleem en oplossingen helder in beeld en het is mooi dat, zo blijkt ook uit het rapport van het platform, op een aantal vlakken al acties zijn ondernomen of op korte termijn in gang worden gezet. Denk aan de vernieuwing van het curriculum in het voortgezet onderwijs, het verder verbeteren van de aansluiting tussen het voortgezet en hoger onderwijs, alsook de voorlichting voor aankomende studenten. Echter, ook bij de universitaire talenopleidingen is verandering nodig om de belangstelling voor deze opleidingen te vergroten. Om de daling in studentenaantallen in het taal en cultuur domein te doorbreken, is het echter ook van belang dat in de komende periode wordt ingezet op het verder vergroten van de aantrekkelijkheid van de universitaire talenopleidingen om de belangstelling voor deze opleidingen te vergroten en de aansluiting met arbeidsmarkt, maatschappij en wetenschap te verbeteren. Ik vind het belangrijk dat de faculteiten dit met prioriteit oppakken.

Uit de rapporten en mijn gesprekken met de KNAW, het platform, DLG en het programmabureau maak ik op dat dit een complex vraagstuk is binnen de talenopleidingen dat maatwerk vereist per instelling en faculteit. Ik deel hun analyse dat een landelijke visie en aanpak in de vorm van een sectorplan talen nodig is om dit verder vorm te geven. Immers, een sectorplan biedt kansen om, vanuit een duidelijk en onderscheidend onderwijs- en onderzoeksprofiel van de betrokken faculteiten, optimaler gebruik te maken van elkaars expertise en capaciteit om studenten op te leiden met relevante kennis en vaardigheden voor maatschappij en werkveld. Een sectorplan kan ook onderwijs en onderzoek sterker met elkaar verbinden. Het tot stand komen van een sectorplan kost tijd en implementatie van een sectorplan vraagt mogelijk om (nieuwe) aanvullende financiële middelen. Door dit kabinet is geïnvesteerd in de onderzoeksbasis, onder meer via sectorplannen voor de sociale- en geesteswetenschappen (rechtsgeleerdheid) en bèta en techniek. Daarnaast lopen de middelen voor het sectorplan Duurzame Geesteswetenschappen structureel door. Op dit moment zijn geen middelen beschikbaar voor een sectorplan talen.

Gezien de urgente problematiek rondom de dalende studentenaantallen in de Neerlandistiek en enkele van de moderne vreemde talenstudies, vind ik het van belang dat de sector op korte termijn stappen onderneemt. Ik roep de betrokken faculteiten dan ook op om voorbereidingen te treffen voor een sectorplan talen, en daarbij op de korte termijn in te zetten op het verder vergroten van de aantrekkelijkheid van het onderwijs bij de universitaire talenopleidingen. Denk aan het (nog) beter organiseren van het onderwijs. Zo zouden verschillende deskundigheden binnen de talenopleidingen (taalkunde, taalbeheersing, letterkunde) bijvoorbeeld steviger kunnen worden verankerd in het gehele onderwijsaanbod van de faculteit, zoals bij de bredere (vaak meer populaire) opleidingen, en wellicht ook daarbuiten, zodanig dat de disciplinaire breedte wordt opgezocht en tegelijkertijd de disciplinaire basis in voldoende mate en omvang behouden blijft.

Om gezamenlijk, in voorbereiding op een sectorplan talen, activiteiten in gang te zetten met focus op het onderwijs in de talenopleidingen, stel ik in 2020 aanvullende middelen, te weten honderdduizend euro, beschikbaar voor landelijke coördinatie. Daarmee kan bijvoorbeeld een landelijk project worden opgestart. In het kader van het sectorplan Duurzame Geesteswetenschappen lopen er reeds een aantal succesvolle landelijke projecten, zoals Masterlanguage, Meesterschap in de vakdidactiek en Dudoc-Alfa. Met een nieuw landelijk project verwacht ik dat het benodigde tempo kan worden gemaakt, omdat kan worden aangesloten bij bestaande goede praktijken en bij bestaande structuren en gremia in de talen. De middelen stel ik ter beschikking via het programmabureau ten behoeve van het DLG. Faculteiten kunnen hierin ook zelf investeren, waar mogelijk vanuit herprioritering binnen de structurele lumpsummiddelen die zij ontvangen voor het sectorplan Duurzame Geesteswetenschappen. Kijkend naar de daling van studentenaantallen en de tekorten aan leraren voor deze vakken in het voortgezet onderwijs, ligt het voor de hand om in eerste instantie prioriteit te geven aan de universitaire talenopleidingen Nederlands, Fries, Engels, Frans en Duits.7 Het samennemen van enkele talen tegelijkertijd kan bovendien helpen omdat vergelijkbare vraagstukken spelen.

Via landelijke samenwerking kan het DLG gezamenlijk een gedifferentieerd en dekkend onderwijsaanbod borgen en kunnen onderling expertise en goede praktijken worden gedeeld. Hierbij kan ook de samenwerking met Vlaanderen worden opgezocht, waar het aantal studenten Nederlands eveneens terugloopt. Het behoud van de vijf vestigingen Nederlands zie ik als belangrijke randvoorwaarde. Daarbij is de wijziging in de bekostigingssystematiek relevant die ik vorig jaar heb doorgevoerd om de onderwijsbekostiging stabieler te maken. Dit is belangrijk voor opleidingen als Nederlands en andere talenstudies met geringe studentenaantallen. Het relatief grotere deel vaste bekostiging biedt instellingen de mogelijkheid om meer te doen voor de kleinere en/of kwetsbare opleidingen. Daarnaast heb ik ook in het lopende kosten- en toereikendheidsonderzoek oog voor de kostentoerekening aan kleine opleidingen. Op basis van het kostenonderzoek zal ik met voorstellen voor de kleine opleidingen komen, zoals in de talen, indien het onderzoek daar aanleiding toe geeft.

Ik heb de betrokken faculteiten verzocht om de voorbereidende activiteiten voor het verder vergroten van de aantrekkelijkheid van het onderwijs te concretiseren voor de zomer van 2021 zodat per studiejaar 2022/2023 de eerste veranderingen kunnen worden doorgevoerd. Het DLG heb ik verzocht mij hierover te informeren. Deze activiteiten kunnen de aanloop zijn naar een sectorplan talen waarin meerdere universitaire talenopleidingen zijn opgenomen en/of activiteiten worden ingericht op zowel onderzoek, onderwijs en impact gezien de onderlinge verwevenheid.8 Dit sluit ook aan bij de wens van het platform voor een sectorplan en de oproep van de KNAW om te komen tot een visie voor de Neerlandistiek van de 21e eeuw voor de lange termijn en investeringen in het onderzoek naar de Nederlandse taal en cultuur. Het is aan de Neerlandici om te bepalen of zij, zoals de KNAW adviseert, hiervoor een Kamer Neerlandistiek in willen stellen al dan niet binnen het Nationaal Platform voor de Talen waarbij Neerlandici van universiteiten en andere sectoren voor langere tijd intensief samenwerken.

Schoolvak vo en aansluiting voortgezet en hoger onderwijs

Het belang van inhoudelijke vernieuwing en meer uitdaging in de talencurricula in het voorgezet onderwijs wordt in beide rapporten benadrukt. De curriculumherziening in het voortgezet onderwijs biedt grote kansen om de overgang naar het hoger onderwijs te verbeteren. Het nieuwe curriculum zorgt voor een actuelere en aantrekkelijkere inhoud van het vak Nederlands op zowel vmbo, havo als vwo. Het is van belang dat het hoger onderwijs nauw betrokken blijft bij de vervolgfase van de curriculumherziening. Op 10 juni jl. heeft de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media een brief naar uw Kamer gestuurd over de bijstelling, aanscherping en het vervolgproces rondom de actualisatie van het curriculum in het primair en voortgezet onderwijs.9 In het voorstel voor de bovenbouw (de examenprogramma’s) is opgenomen dat prioriteit zal worden gegeven aan het vernieuwen van vakken waar een grote urgentie voor is, zoals Nederlands, wiskunde en de moderne vreemde talen. Hierbij zullen eventuele talent- en plusprogramma’s10 moeten worden overwogen.

Het belang dat de KNAW en het platform in hun rapporten hechten aan de samenwerking tussen het voorgezet en hoger onderwijs, onderstreep ik ten zeerste. Via de curriculumherziening en meesterschapsteams wordt hier ook al vorm aan gegeven. Daarnaast noemen het platform en de KNAW het belang van nascholing voor docenten in het voorgezet onderwijs en de ontwikkeling van lesmateriaal. Hierop worden reeds acties ondernomen, denk aan nascholingsprogramma’s voor taaldocenten, verdiepend lesmateriaal dat online wordt aangeboden11 en de website Taalwijs.nu die door het platform is opgericht.

Ik zie geen noodzaak voor het aanvullend financieren van vaksteunpunten voor de talen, zoals het platform adviseert. Voor versterking van de samenwerking op regionaal niveau tussen voortgezet en hoger onderwijs zijn er vanaf 2018 tot en met 2025 binnen de lumpsumfinanciering in het hoger onderwijs extra middelen die universiteiten en hogescholen kunnen inzetten voor duurzame (regionale) samenwerking tussen het voortgezet en hoger onderwijs. Daarbij is ruimte om te bepalen op welke manier en voor welke doelen de middelen worden besteed.12

Instroom lerarenopleiding vergroten

De KNAW doet concrete aanbevelingen om de instroom in lerarenopleidingen in het wetenschappelijk onderwijs te vergroten, zodat het aantal docenten met een eerstegraads lesbevoegdheid toeneemt. Ik vind het van belang dat de faculteiten hun studenten perspectief bieden en voor hen de basis leggen voor een onderwijsfunctie in hun vakgebied, bijvoorbeeld door in te zetten op samenwerking tussen vakdidactici en -wetenschappers in de lerarenopleidingen. Om de keuze voor educatieve masters te stimuleren stelt de KNAW voor om de educatieve masters (mede) onder te brengen bij de faculteiten geesteswetenschappen. Ik vind het aan instellingen om te bezien hoe zij dit organiseren en op welke manier zij de doorstroom naar lerarenopleidingen, vanuit de diverse opleidingen van de faculteit geesteswetenschappen, willen bevorderen.

Op dit moment worden er diverse activiteiten ondernomen om het volgen van een lerarenopleiding te stimuleren en het lerarentekort in de schooltalen tegen te gaan. Zo werkt de Commissie Onderwijsbevoegdheden, in vervolg op het Onderwijsraadadvies «Ruim baan voor leraren», een plan uit om werken in het onderwijs aantrekkelijker te maken en te zorgen dat de opleidingsroutes (niet alleen in het wetenschappelijk onderwijs, maar ook in het hbo) flexibeler en toegankelijker worden. Het eerste resultaat van de commissie wordt dit jaar opgeleverd. Voor het volgen van een lerarenopleiding zijn diverse financiële tegemoetkomingen voor studenten ontwikkeld, zoals een extra jaar collegegeld halvering voor specifieke groepen studenten.13 Daarnaast onderzoek ik momenteel in samenwerking met de tweedegraads lerarenopleidingen hoe studiesucces kan worden verbeterd, studie-uitval in de tweedegraadslerarenopleidingen kan worden verminderd en instroom kan worden verhoogd.14 Focus hierbij ligt op (mogelijke) tekortvakken, waaronder Nederlands.15 Tevens werken in meer dan zestig regio’s besturen en opleidingen succesvol samen aan de regionale aanpak om personeelstekorten in het onderwijs tegen te gaan.16 Tot slot wijs ik op de groeiende instroom in de meer flexibele routes die lerarenopleidingen nu aanbieden, zoals (verkorte) deeltijdopleidingen en zij-instroom. Deze groei wordt gestimuleerd door extra financiële middelen en het meer en beter erkennen van eerder verworven competenties van studenten.

Studiekeuzevoorlichting: extra middelen vanuit OCW begroting 2020

Met de middelen uit het amendement van het CDA op de OCW begroting 2020, komt in zowel 2020 als 2021 honderdduizend euro beschikbaar voor de studiekeuzecampagne waar in het rapport van het platform aan wordt gerefereerd.17 Op basis van mijn gesprekken met het platform en de KNAW kan ik aangeven dat met de middelen uit het amendement ruimte bestaat voor de financiering van een aanvullend initiatief gericht op het enthousiast maken van scholieren voor het Nederlands. Op voorstel van de KNAW en het platform, heb ik besloten het initiatief van prof. dr. Stronks voor een pilot voor een Schrijfakademie in het voortgezet onderwijs te financieren. De pilot sluit aan op de activiteiten van het Leesoffensief en is gericht op het bieden van extra uitdaging in het schoolvak Nederlands, wat bijdraagt aan motivatie en belangstelling van leerlingen voor het vak.

Nationaal Platform voor de Talen

Het platform vraagt in haar rapport om aanvullende middelen voor voorzetting van de activiteiten. Ik vind het een afweging voor de betrokken decanen om te kijken of en in welke vorm zij het platform willen continueren. Dit kan via de bestaande (facultaire) structuren, zoals het DLG of het programmabureau, of door aan te sluiten bij de middelen afkomstig uit het sectorplan Duurzame Geesteswetenschappen zoals dit in de afgelopen periode ook is gedaan.

Tot slot

Met de in deze brief genoemde maatregelen wordt op meerdere fronten tegelijk gewerkt aan de gedeelde ambitie om de aantrekkelijkheid van het onderwijs in de talen, in het bijzonder de Neerlandistiek, Fries, Engels, Frans en Duits, voor leerlingen en (aankomende) studenten verder te vergroten en wordt ingezet op het op peil houden van de kennis van taal en cultuur. Ik vertrouw er op dat de diverse activiteiten hun vruchten zullen afwerpen en blijf de resultaten hiervan volgen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Bijlage

Onderstaand is een overzicht van de eerstejaars bachelorinstroom in 2010 en 2019 in het domein Taal en Cultuur in het wetenschappelijk onderwijs opgenomen.

Bron: DUO1

1 Nederlands en Engels zijn verplichte schoolvakken in het vo. Keuze MVST = Keuze moderne vreemde schooltalen in het vo, zoals Spaans, Chinees, Russisch, Arabisch en Italiaans. Ook Frans en Duits zijn in deze categorie meegenomen. Frans en Duits gelden in het vwo en voor één profiel op het havo als een van de talen waar je uit kunt kiezen als verplichte tweede moderne vreemde taal. Regiostudies zijn brede regio-georiënteerde opleidingen als Europese Studies, Japanstudies, Midden Oostenstudies. De categorie «brede opleidingen» bevat in deze indeling opleidingen als communicatie- en informatiewetenschappen in het domein taal en cultuur, en monodisciplinaire opleidingen (zoals taalwetenschap en literatuurwetenschap). Niet-schooltalen zijn opleidingen als Scandinavische Taal en Cultuur en Nieuwgriekse Taal en Cultuur. Klassieke talen zijn opleidingen in de Griekse en Latijnse Taal en Cultuur. N.B. Fries is voor enkele kerndoelen verplicht in de onderbouw van het vo in de Provincie Fryslân, waar ook het eindexamen Fries dient te worden aangeboden. Fries in het hoger onderwijs bestaat in de vorm van minors en tracks.


X Noot
1

KNAW briefadvies Neerlandistiek en het plan van aanpak van het Nationaal Platform voor de Talen, Kamerstuk 31 288, nr. 91.

X Noot
2

Zie bijlage voor overzicht eerstejaars bachelorinstroom domein Taal en Cultuur wo 2010 vs. 2019.

X Noot
3

Met name voor de modern vreemde talen Duits, Frans en Fries.

X Noot
4

Universiteit van Amsterdam, Universiteit Utrecht, Rijksuniversiteit Groningen, Radboud Universiteit, Universiteit Leiden.

X Noot
5

Fries wordt in het hoger onderwijs in de vorm van minors en tracks aangeboden.

X Noot
6

Het sectorplan had tot doel om de geesteswetenschappen te verduurzamen. Ingezet is o.a. op het verminderen van onderwijslast en de druk op onderzoektijd, het vergroten van de doorstroom van jong talent in de wetenschappelijke staf en het tegengaan van versnippering in het masteraanbod. Het Regieorgaan heeft in haar eindrapport (2015) aangegeven dat de zorgen rondom het talendomein om een afzonderlijke agenda vragen. Immers, deze waren ten tijde van het opstellen van het sectorplan (2009) nog niet in deze mate aanwezig.

X Noot
7

Nederlands, Fries (in provincie Fryslân) en Engels zijn verplichte schooltalen. Frans en Duits gelden in het vwo en voor één profiel op het havo als een van de talen waar je uit kunt kiezen als verplichte tweede moderne vreemde taal. Bij de universitaire opleidingen Frans en Duits zijn de studentenaantallen gering en lopen deze al jaren achtereen terug, wat negatief bijdraagt aan het tekort aan leraren voor deze vakken in het voortgezet onderwijs. In deze opzichten ligt de verantwoordelijkheid bij Nederlands, Fries, Engels, Frans en Duits anders dan bij de andere universitaire talenopleidingen.

X Noot
8

Zo kunnen keuzes in de onderzoeksprofilering uiteraard doorwerken in de profilering van de bachelor en (research)masteropleidingen en mogelijk ook in de samenwerking met de lerarenopleidingen bij de verschillende universiteiten.

X Noot
9

Kamerbrief Bijstelling en aanscherping en vervolgproces actualisatie curriculum primair en voortgezet onderwijs, Kamerstukken 31 289 en 31 293, nr. 543.

X Noot
10

Plusprogramma’s bestaan op dit moment in de vorm van extra-curriculaire activiteiten.

X Noot
11

O.a. Litlab, PlusNederlands en Lezen voor de Lijst.

X Noot
12

In de Strategische Agenda is aangekondigd dat van 2022 t/m 2025 extra middelen beschikbaar blijven voor regionale samenwerking. Deze middelen zullen vanaf 2022 in vier jaar geleidelijk worden afgebouwd, met als doel te zorgen dat deze activiteiten worden verankerd in reguliere verantwoordelijkheden en met reguliere financiering.

X Noot
14

Kamerstuk 27 923, nr. 387.

X Noot
15

Dit onderzoek is in mei 2020 gestart in plaats van maart 2020 door COVID-19.

X Noot
16

Zo wordt sinds dit schooljaar door NHL Stenden aan studenten die een lerarenopleiding Nederlands of een lerarenopleiding in de moderne vreemde talen volgen, aangeboden om ook hun bevoegdheid Fries te behalen. Ook zijn universiteiten in diverse regio’s actief om PAL-studenten (PAL: Persoonlijk Assistent Leraar) waarmee positieve ervaringen zijn opgedaan in het bèta-domein te introduceren bij de alfa- en gammastudies en wordt in samenwerking met beroepsverenigingen verkend op welke wijze vertalers of journalisten hun vakmanschap kunnen combineren met (de opleiding tot) het leraarschap.

X Noot
17

Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 24.

Naar boven