2020D27376 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het Voorstel sector stikstofreductie via een voermaatregel (Kamerstuk 35 334, nr. 110).

De voorzitter van de commissie, Kuiken

De adjunct-griffier van de commissie, Goorden

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

5

     

II

Antwoord / Reactie van de Minister

6

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) over het voorstel van de sector voor stikstofreductie via een voermaatregel en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie ontvangen graag een overzicht van hoeveel ruimte uit het stikstofregister inmiddels is benut en waarvoor. Ook vernemen deze leden graag hoeveel ruimte er nog over is, hoeveel ruimte nodig is voor de resterende woningbouwopgave en de MIRT-projecten in 2020 en of de veevoermaatregel echt noodzakelijk is om die projecten mogelijk te maken.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het effect van de maatregel niet inzichtelijk is op hexagoonniveau. Kan de Minister aangeven waarom dit het geval is? Was het op geen enkele wijze mogelijk of denkbaar om die inzichtelijkheid op hexagoonniveau wel te realiseren? Zo ja, waarom is hier niet voor gekozen? Zo nee, waarom niet?

Ook zien de leden van de VVD-fractie dat het vrijwillige karakter van het voorstel zich niet goed verhoudt tot het gestelde criterium dat het om een juridisch harde maatregel moet gaan. Kan de Minister aangeven waarom en op basis van welke informatie het door de Melkveegroep voorgestelde convenant met een concrete inspanningsverplichting dat wordt overeengekomen en ondertekend tussen de melkveeorganisaties en de Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie (Nevedi) als niet voldoende juridisch houdbaar wordt beoordeeld?

De leden van de VVD-fractie hebben nog vragen over de uitvoering van het veevoervoorschrift. Uit het verslag van het schriftelijk overleg over de krachtvoermaatregel (ontvangen op 10 juni 2020) maken deze leden uit de antwoorden op vragen van de fracties van VVD, CDA en CU op dat het voorschrift slechts geldt voor leveringen in de periode tussen 1 september 2020 en 31 december 2020 en niet voor alle op de boerderij aanwezige voorraad, ook als deze voor 1 september 2020 is geleverd. Deze leden zien graag een bevestiging hiervan. Kan de Minister aangeven of de maatregel geldt voor slechts de leveringen in de betreffende maanden dat het voorschrift van kracht is of voor de gehele voorraad? Als dit laatste het geval is, welke opties biedt de Minister dan aan boeren – ook financieel – voor hun eventueel overtollige voorraad?

De leden van de VVD-fractie vragen zich af of er mogelijkheden zijn verkend om aan de hand van het voorstel van de Melkveegroep en de gesprekken van de afgelopen periode op onderdelen tot aanpassingen of verbeteringen van het voorgenomen voedervoorschrift te komen. Zo ja, welke wijzigingen zijn er doorgevoerd? Zo nee, waarom niet?

Tot slot horen de leden van de VVD-fractie graag van de Minister of zij het overleg met de sector voortzet om in gezamenlijkheid te komen tot een nieuw voorstel voor de veevoermaatregel per januari 2021. Kan de Minister dit bevestigen en aangeven wat haar inzet hierbij zal zijn? Kan de Minister daarnaast bevestigen dat de huidige regeling met ingang van 2021 te allen tijde komt te vervallen, zelfs als nog niet tijdig overeenstemming met de landbouwsector is bereikt over een nieuw voorschrift?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister en betreuren het dat de Minister tegen de wil van de sector de veevoermaatregel doorzet. Deze leden hebben de volgende vragen. Kan de Minister garanderen dat de voorgestelde maatregel niet leidt tot gezondheidsproblemen bij runderen, nu zij een veterinaire impactanalyse niet nodig acht? Volgens Nevedi leidt de «krachtvoermaatregel stikstof» in de periode september–december 2020 op een bedrijf met 100 melkkoeien op zandgrond tot een gemiddelde financiële schade van € 9.150. Vindt de Minister de berekening van Nevedi onrealistisch? Zo ja, waarom? Of vindt de Minister dat een boer deze schade maar moet lijden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over het Voorstel sector stikstofreductie via een voermaatregel en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie vinden het zeer teleurstellend dat de Minister en de sector niet tot overeenstemming kunnen komen over de voermaatregel. Deze leden horen dat melkveehouders het beleid van de Minister niet begrijpen. Hoe gaat de Minister haar beleid rondom de veevoermaatregel toelichten aan de melkveehouders? Teleurstellend is ook dat dezelfde knelpunten – zoals vraagtekens over het voldoende juridisch hard zijn van maatregelen of een te hoge uitvoeringslast – goede alternatieven uit de sector, die op draagvlak kunnen rekenen en bovendien volgens de Minister zelf zo veel mogelijk tegemoetkomen «aan de criteria die volgen uit de uitspraak van de Raad van State», telkens in de weg staan. Deze leden vragen welke mogelijkheden de Minister nog ziet voor het voortzetten van het overleg om in gezamenlijkheid te komen tot goede afspraken over veevoermaatregelen in 2021 en verder. Zullen dezelfde knelpunten niet ook gezamenlijke afspraken over veevoermaatregelen voor 2021 en verder in de weg staan? In hoeverre is de melkveesector zelf in staat om te voldoen aan de eis om een maatregel juridisch hard te kunnen maken? In hoeverre zijn sectorgegevens hiervoor beschikbaar binnen de wettelijke mogelijkheden? Kan er aangesloten worden bij de gegevens die vanuit de melkveesector al beschikbaar gesteld worden in het kader van het mestbeleid? Welk wettelijke kader heeft de Minister om gegevens beschikbaar te krijgen?

De leden van de CDA-fractie merken op dat er nog de nodige vraagtekens bestaan over de gevolgen voor de diergezondheid van de door de Minister voorgestelde voermaatregel. In bepaalde situaties zou de voermaatregel van de Minister de diergezondheid zelfs kunnen schaden. Kan de Minister verduidelijken in welke situaties de voermaatregel de diergezondheid kan schaden en hoe zij om zal gaan met bedrijven waar de diergezondheid in gevaar kan komen? Hoeveel ontheffingsverzoeken voorziet de Minister?

De leden van de CDA-fractie ontvangen signalen dat de voermaatregel die de Minister voorstelt zelfs als gevolg zou kunnen hebben dat er meer stikstof uitgestoten moet worden om aan de regeling die de Minister voorstelt te kunnen voldoen. Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn als bedrijven onbeperkt onder andere bierbostel (moeten) gaan voeren of soja vervangen door productiebrok om op deze wijze aan de voermaatregel te voldoen. In dit geval zal het bedrijf voldoen aan de voermaatregel, maar zal de uitstoot van NH3 waarschijnlijk stijgen. Deze leden vragen de Minister te reageren op deze mogelijke averechtse gevolgen van de voermaatregel.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel. Nu de voorstellen van de sector zijn afgewezen, vragen deze leden wat het draagvlak is onder boeren ten aanzien van de voermaatregel van het kabinet. Zij vragen of de Minister denkt dat de sector zal meewerken aan de maatregel en of zij dit kan onderbouwen. Ook vragen zij welke effecten de voermaatregel heeft op biologische boeren. Zorgt deze maatregel voor een daling van de stikstofuitstoot in de biologische sector? Kan deze maatregel een verlaging van de stikstofuitstoot in de biologische sector niet juist tegenwerken?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende brief van de Minister van LNV. Hoewel ook deze leden inspanningen van de sector waarderen om via de beperking van ruw eiwit in krachtvoer voor melkvee te komen tot een lagere stikstofuitstoot, hechten zij er zeer aan dat voorgestelde maatregelen daadwerkelijk tot die lagere stikstofuitstoot zullen gaan leiden. Uit de voorliggende brief maken zij op dat de voorstellen vanuit de sector niet genoeg garanties bieden dat er een zekere en meetbare reductie van de stikstofuitstoot zal plaatsvinden. In die zin hebben zij er begrip voor dat de Minister de voorstellen van de sector niet als een alternatief voor haar eigen voorgenomen regulering van het krachtvoer kan nemen. Hoe denkt de Minister dat het draagvlak voor haar eigen voorstel zal worden nadat zij het voorstel van de sector heeft afgewezen? Deelt zij de mening dat dat draagvlak door die afwijzing mogelijk nog verder afgenomen zal zijn? Hoe denkt zij dat de naleving van haar eigen voorgenomen regulering van het krachtvoer afgedwongen kan gaan worden? Daarvoor is naar de mening van deze leden afdoende capaciteit voor toezicht en handhaving noodzakelijk. Deelt de Minister die mening? Zo ja, heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) voldoende capaciteit daarvoor en hoe beziet de NVWA de uitvoering van de wijze van regulering die de Minister voorstaat? Heef de NVWA een uitvoeringstoets gedaan? Zo ja, wat was de uitkomst daarvan? Zo nee, kan de Minister alsnog bewerkstelligen dat een dergelijke uitvoeringstoets door de NVWA of een andere instelling wordt gedaan en wanneer kan de Kamer de uitkomst daarvan dan tegemoetzien?

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van LNV over het voorstel van de sector voor stikstofreductie via een voermaatregel.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn teleurgesteld dat het overleg met de sector niet tot een oplossing heeft geleid. Deze leden moeten helaas vaststellen dat er sprake is van een juridische werkelijkheid, waarbinnen onvoldoende ruimte is voor de boerenpraktijk. Erkent de Minister dat hier geen probleem ligt in het halen van de stikstofdoelen in de praktijk, maar dat de overleggen enkel vastlopen op een juridisch knelpunt en dat de voermaatregel mogelijk zelfs averechts uitwerkt als het gaat om de stikstofdepositie? Heeft de Minister overwogen om een door de sector aangedragen alternatieve voermaatregel die de stikstofdoelen haalt, te laten toetsen door de Raad van State? Zo nee, waarom niet? Deze leden lezen dat de voorgenomen maatregel per 1 september 2020 ingaat. Welke actie is de Minister van plan te ondernemen in de komende twee maanden? Is zij bereid deze tijd in te zetten voor het inwinnen van extern advies, onder andere van de Raad van State en externe deskundigen op het gebied van diervoeding, over alternatieve voermaatregelen?

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn bezorgd over de impact die de maatregel gaat hebben op de transitie naar kringlooplandbouw die veel boeren nu al aan het maken zijn. Hoe verwacht de Minister de motie van het lid Dik-Faber c.s. (Kamerstuk 35 334, nr. 106) uit te voeren, die de regering oproept om te komen tot gedragen afspraken voor 2021 en verder voor vermindering van de stikstofemissie door verlaging van de eiwitvoorziening via het veevoer, en zich daarbij te richten op doelvoorschriften en het totaalrantsoen? Op welke wijze verwacht de Minister draagvlak te krijgen voor een met de sector overeengekomen voermaatregel per januari 2021 en voor verdere maatregelen voor uitwerking van de kringloopvisie? Waarom zijn de juridische kaders in 2021 dusdanig anders dat dan wel gekomen kan worden tot een door de sector gedragen eiwitbeperkende voermaatregel?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van de voorliggende brief en hebben nog enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie constateren dat per amendement bij de Spoedwet aanpak stikstof de bepaling is toegevoegd dat nadere regels in het belang van de bescherming van het milieu over de samenstelling van diervoeders of andere stoffen die zijn bedoeld voor het voederen van dieren (artikel II: artikel 2.18a van de Wet Dieren) alleen kunnen worden vastgesteld als vastgesteld is dat deze regels geen significant negatieve gevolgen hebben voor onder meer diergezondheid en dierenwelzijn (artikel 2.18 a, lid 3). Deze leden constateren dat met de voorgestelde krachtvoerregels wél sprake is van significant negatieve gevolgen voor diergezondheid en dierenwelzijn. De Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft inmiddels aangegeven dat de maatregel vanuit veterinair perspectief naar verwachting schadelijke gevolgen zal hebben voor de gezondheid en het welzijn van individuele koeien. Dierenartsen waarschuwen dat het onmogelijk wordt om de gezondheid van individuele koeien in het rantsoen bij te sturen, wat zal leiden tot vervetting van de koeien in het einde van de lactatie, pensverzuring, transitieproblemen zoals slepende melkziekte en minder vitale kalveren door een te laag eiwitgehalte in het dieet van drachtige koeien en door verslechterde biestkwaliteit. Onderkent de Minister deze gezondheidsproblemen? Hoe rijmt de Minister de voorgestelde krachtvoerregeling derhalve met de voorwaarde dat geen sprake mag zijn van significant negatieve gevolgen voor diergezondheid en dierenwelzijn? Acht de Minister de voorgestelde krachtvoerregeling juridisch houdbaar, gelet op de strijdigheid met de bepalingen in de Wet Dieren? Is de Minister bereid de voorgestelde krachtvoerregeling alsnog in te trekken?

De leden van de SGP-fractie ontvangen graag een inschatting van het verwachte tekort aan stikstofruimte per Natura 2000-gebied voor tijdelijke bouwemissies als de krachtvoermaatregel niet doorgezet zou worden.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de tijdelijke krachtvoermaatregel alleen kan dienen om ruimte te geven voor tijdelijke stikstofemissies tijdens de aanlegfase van bouwprojecten. De Minister heeft eerder geschreven dat bekeken zal worden of de tijdelijke depositiedaling van naar verwachting tien tot twintig mol per hectare als gevolg van de coronamaatregelen ingezet kan worden voor economische ontwikkelingen en «dat toestemmingverlening wel bezien kan worden op basis van een onderbouwing dat het vergunnen van activiteiten met tijdelijk beperkte toenames van stikstofdepositie niet leidt tot aantasting van natuurwaarden in de Natura 2000-gebieden. Dit gaat om activiteiten die op korte termijn kunnen worden uitgevoerd en een tijdelijke depositie hebben. Enkel als onderbouwd kan worden dat door de tijdelijke vermindering uitgesloten kan worden dat er schade plaatsvindt aan de natuurlijke kenmerken van gebieden, kan toestemmingverlening mogelijk wel aan de orde zijn dankzij de effecten van de Coronacrisis» (Kamerstuk 35 334, nr. 95). Deze leden horen derhalve graag waarom de krachtvoerregeling nog nodig zou zijn als gebruikgemaakt kan worden van de verlaging van de stikstofdeposities als gevolg van de coronamaatregelen.

De leden van de SGP-fractie lezen dat een alternatieve maatregel juridisch hard moet zijn. Waarom is het niet voldoende als via monitoring de daadwerkelijk geleverde reductie in kaart wordt gebracht en deze daadwerkelijke gerealiseerde reductie ingezet wordt als stikstofruimte?

De leden van de SGP-fractie lezen dat het effect van een alternatieve maatregel op hexagoonniveau inzichtelijk moet zijn. Deze leden willen wijzen op het rapport van de commissie-Hordijk, waarin aangegeven wordt dat voor een hoger aggregatieniveau gekozen kan worden. Zij willen er tevens op wijzen dat het grootste tekort aan stikstofruimte zich volgens eerdere berekeningen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) voordoet in de duingebieden bij de Randstad. Die liggen op grote afstand van de gebieden met veel melkveehouderijen. Derhalve moet het in de ogen van deze leden geen probleem zijn als emissie- en depositiereducties tijdelijk alleen op een hoger schaalniveau bepaald kunnen worden. Zij horen graag hoe de Minister hiertegen aankijkt.

II Antwoord / Reactie van de Minister

Naar boven