2020D23205 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over haar brieven over het Onderhandelaarsakkoord voor de Noordzee (Kamerstuk 33450, nr. 64), de Tussenstand onderhandelaarsakkoord voor de Noordzee (Kamerstuk 33 450, nr. 66), de Beantwoording vragen commissie over het Onderhandelaarsakkoord voor de Noordzee (Kamerstuk 33 450, nr. 67).

De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Koerselman

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inhoudsopgave ZZZ

blz. ZZZ

   

Inleiding

2

VVD-fractie

3

PVV-fractie

4

CDA-fractie

4

D66-fractie

6

GroenLinks-fractie

7

SP-fractie

8

ChristenUnie-fractie

9

Partij voor de Dieren-fractie

10

SGP-fractie

12

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het Onderhandelaarsakkoord en de antwoorden op de feitelijke vragen. Deze leden hebben nog de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de betreffende beleidsbrieven en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over het Onderhandelaarsakkoord voor de Noordzee en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de agenda rondom dit overleg. Omdat deze leden zich zeer begaan voelen met het verdere verloop van het Onderhandelaarsakkoord, willen zij nog enkele vragen en opmerkingen voorleggen aan de Minister.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de antwoorden van de Minister en de ontwikkelingen rondom het Onderhandelaarsakkoord voor de Noordzee. Deze leden zijn positief over het feit dat er wordt getracht een compromis te sluiten, waarbij rekening wordt gehouden met het belang van natuurbehoud en -herstel, de energietransitie, en de belangen van de visserijsector. Deze leden hebben echter nog een aantal vragen en opmerkingen over de voortgang, inhoud en uitwerking van het Noordzeeakkoord.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de stukken betreffende het Noordzeeakkoord. Zij hebben daar nog wel wat vragen over.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het Noordzeeakkoord en de beantwoording van de vragen van de commissie door de Minister. Zij hebben hier nog enkele vragen bij.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de tussenstand van het Noordzeeonderhandelingsakkoord en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het Onderhandelaarsakkoord en de Kamerbrieven daaromtrent. Zij hebben nog enkele vragen.

VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vinden het cruciaal dat er een breed draagvlak is van betrokken sectoren bij het Onderhandelaarsakkoord. Daarbij horen volgens deze leden ook de Nederlandse Vissersbond en de Producten Organisatie (PO) Urk. Een akkoord waarin niet alle partijen zich kunnen verenigen, is dan ook volgens deze leden geen akkoord. Wat is er noodzakelijk om ook de Nederlandse Vissersbond en de PO Urk te kunnen laten instemmen? De Minister geeft aan dat er op dit moment in bilateraal overleg naar oplossingen wordt gezocht om het draagvlak onder de vissers te vergroten. Over welke oplossingen wordt gesproken? Welke opties zijn er om tot een breder gedragen akkoord te komen? Zijn de vissers principieel tegen of is het een financiële kwestie? Of zit het in de afsluiting van gebieden voor visserij? Zo ja, waar spitst de discussie zich dan op toe? Wat zijn de ervaringen in deze overleggen? Is er zicht op een uitkomst?

De leden van de VVD-fractie lezen dat er nog veel onduidelijk is en/of uitgewerkt moet worden. De impact voor de vissers is nog niet duidelijk en gekwantificeerd. Ook de economische effecten voor de visserijsector en de keten zijn nog niet bekend. De governance in het vervolgtraject is ook niet duidelijk. Doel, criteria, zeggenschap, governance, proportionaliteit en kosteneffectiviteit van het transitiefonds, evenals een eventueel afwegingskader, zullen in het Noordzeeoverleg nog nader worden afgesproken en zijn dus nog niet bekend. Kan de Minister hier meer duidelijkheid over geven, voor het Noordzeeakkoord definitief wordt afgesloten?

De leden van de VVD-fractie zijn niet tevreden over het ontbreken van sommige sectoren en de oververtegenwoordiging van niet-gouvermentele organisaties (ngo’s) en milieu- en natuurorganisaties in het traject tot nu toe. Deze leden begrijpen bijvoorbeeld uit de beantwoording van de feitelijke vragen dat de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR) als branchevereniging voor de scheepvaart niet aan tafel zat. Er wordt gesteld dat rekening gehouden is met de belangen van andere gebruikers, zoals de zeevaart en zandwinning. Wat is de mening van de zeevaart, KVNR en de zandwinning over dit akkoord? En welke partijen gaan straks deel uitmaken van het Noordzeeoverleg?

De leden van de VVD-fractie zien dat er een groot aantal ngo’s en milieu- en natuurorganisaties aan tafel hebben gezeten. Wat is hun feitelijke formele positie en rol in dit verband? Welk compromis zit er van hun kant in het Onderhandelaarsakkoord? Waar zijn zij de andere partijen tegemoetgekomen? Waar zijn zij aan gehouden vanuit het Onderhandelaarsakkoord?

De leden van de VVD-fractie vragen om meer duidelijkheid voor wat betreft de benodigde middelen voor het Noordzeeakkoord en vragen waar deze vandaan moeten komen. Onduidelijk is van welke beleidsartikelen in de begrotingen van de ministeries de middelen komen en ten koste waarvan dit gaat. De Tweede Kamer wordt over de budgettaire verwerking pas geïnformeerd in de begroting van 2021. Deze leden vinden dit de omgekeerde wereld en willen juist nu duidelijkheid, voordat het Noordzeeakkoord definitief wordt vastgesteld. Kan de Minister de gevraagde financiële duidelijkheid geven? Het kan niet zo zijn dat eerst ingestemd wordt met een akkoord, en vervolgens later pas duidelijk wordt waar het geld precies vandaan komt en ten koste van wat het eventueel gaat.

De leden van de VVD-fractie zijn nog niet overtuigd van de noodzaak om visserijgebieden af te sluiten en extra natuurgebieden aan te wijzen, ook omdat er veel onduidelijkheid bestaat over de gevolgen van de Brexit voor de visserij. Uit het Noordzeeakkoord blijkt dat de Bruine Bank zal worden aangewezen op basis van de Vogelrichtlijn. De Borkumse Stenen worden met het oog op bodembescherming aangewezen in het kader van het VIBEG II-akkoord (Visserij in Beschermde Gebieden; Noordzeekustvisserijakkoord 2017) op basis van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM). Ook het Friese Front zal onder een nader te bepalen beschermingsregime worden gebracht. Onderzoek zal moeten uitwijzen of dit Natura 2000 is of bijvoorbeeld onder de KRM. Waarom is dit noodzakelijk? Wat is hiervan de meerwaarde? Wat zijn hiervan de gevolgen? Is de Minister bereid om de extra gebiedssluitingen voor natuur (met name het Friese Front), zoals voorzien in het Onderhandelaarsakkoord, te heroverwegen dan wel te schrappen? Zo nee, waarom niet? Deze leden willen ook geen extra beperkende maatregelen ten aanzien van de kleinschalige en recreatieve «staandwantvisserij». Kan de Minister dat garanderen?

De leden van de VVD-fractie willen weten hoe het medegebruik van de visserij van de locaties van windparken op zee is geregeld in andere landen. Kan de Minister een totaaloverzicht geven van de Europese landen waar dit ook speelt en wat daar is geregeld en waarom? En kan zij ook aangeven hoe dit verschilt met de Nederlandse afspraken? Is medegebruik mogelijk of moet de visserij per definitie wijken voor deze windparken?

De leden van de VVD-fractie vragen zich nog steeds af waarom Defensie, gelet op de veiligheidsbelangen, niet volwaardig aan tafel heeft gezeten bij de totstandkoming van het Onderhandelaarsakkoord. Wat zijn de gevolgen voor Defensie van het Onderhandelaarsakkoord? Wat verandert er voor Defensie door het Onderhandelaarsakkoord? Welke beperkingen levert dit op?

PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister waarom zij in dit akkoord toestaat dat onze vissers dankzij al het duurzaamheidsgeneuzel moeilijker hun werk kunnen doen.

De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister waarom zij in dit akkoord voor het vernietigen van flora en fauna is door windmolens te plaatsen, die zowel vogels als de zeebodem grote schade toebrengen.

CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie spreken hun waardering uit voor de wijze waarop dit breed gedragen Onderhandelaarsakkoord voor de Noordzee tot stand is gekomen; in goed overleg en met betrokkenheid van belangrijke belanghebbenden vanuit verschillende sectoren. De Noordzee is een van de drukst gebruikte zeeën ter wereld en dat maakt dat er spanningen zijn tussen natuur, energie, scheepvaart en de visserij. Door de wereldwijde problemen met CO2 en onze afspraken in Parijs zullen we als land de komende decennia een forse groei van windparken op de Noordzee nodig hebben. Voor deze leden is duidelijk dat partijen hun nek hebben uitgestoken door met elkaar om tafel te gaan en ondanks alle moeilijkheden serieus met elkaar in gesprek zijn over hoe het wel kan. Deze leden spreken hun hoop uit dat de resterende knelpunten worden aangepakt, zodat er een gedragen perspectief komt voor een gedeelde Noordzee.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de additioneel beschikbare middelen uit het akkoord voornamelijk bestemd zijn voor sanering van de visserijsector. Deze leden zijn van mening dat er naast sanering in deze sector ook inzet nodig is op innovatie, bijvoorbeeld voor de ontwikkeling van zogenaamde «Zero Impact Kotters». Hiermee zou innovatie in de visserij samen kunnen gaan met een impuls voor de Nederlandse maritieme industrie. De vraag vanuit de sector om extra middelen voor innovatie beschikbaar te stellen is in het proces om te komen tot het Noordzeeakkoord niet gehonoreerd. Innovatiegelden moeten komen uit nieuwe Europese middelen, maar deze zijn naar verwachting niet eerder dan eind 2022 beschikbaar. Deze leden zijn van mening dat het werken aan innovatie in de visserij zo snel mogelijk moet beginnen, ook in het kader van herstel na de coronacrisis. Zij vragen de Minister welke mogelijkheden zij ziet om innovatie in de visserijsector alsnog te versnellen door daarvoor extra middelen beschikbaar te stellen vanuit het Noordzeeakkoord. Welke mogelijkheden ziet de Minister daarnaast om Europese middelen, al eerder dan in 2022, in te zetten? En welke aanknopingspunten bieden de nationale en Europese herstelmaatregelen voor snellere inzet van middelen voor innovatie, bijvoorbeeld door aan te haken bij het innovatie-initiatief vanuit de maritieme sector? Er wordt al eeuwenlang vis gevangen in de Noordzee. Voor een gezonde Noordzee en een duurzame voedselvoorziening is duurzame wetgeving nodig met minimale bijvangst van kwetsbare soorten en een eerlijke prijs voor de visser. In hoeverre zijn er nog extra innovatiemiddelen beschikbaar om die duurzaamheid te stimuleren, vragen deze leden. En hoe ver staat het met de bilaterale overleggen om te zoeken naar oplossingen met betrekking tot het Friese Front en de Garnalenvisserij?

De leden van de CDA-fractie merken op dat de Minister op 16 april 2020 de Kamer per brief informeerde over de stand van zaken rondom de totstandkoming van het Noordzeeakkoord. Inmiddels zijn er bijna twee maanden verstreken. Deze leden achten het, ook gezien de relatie van het Noordzeeakkoord met het Programma Noordzee, de Wet Windenergie op Zee en de Kottervisie, van belang dat er zo spoedig mogelijk een definitief akkoord gesloten wordt, zodat de Kamer dit akkoord kan bespreken. Zij vragen de Minister om duidelijk te maken welke knelpunten het definitief maken van het Noordzeeakkoord op dit moment nog tegenhouden. Welke vraagstukken dienen nog te worden opgelost? Ook vragen deze leden de Minister om aan te geven wanneer zij verwacht het definitieve Noordzeeakkoord aan te kunnen bieden aan de Kamer. Deze leden hebben bewust de behandeling van de Wet Windenergie op Zee op een laag pitje gezet, tegelijkertijd zullen ook daar uiteindelijk stappen moeten worden gezet.

De leden van de CDA-fractie lezen in de antwoorden van de Minister op de feitelijke vragen over het Onderhandelaarsakkoord voor de Noordzee dat visserijmaatregelen genomen moeten worden met toepassing van de procedures van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, maar dat concrete nieuwe visserijmaatregelen als bedoeld in het Noordzeeakkoord nog niet zijn besproken met de andere Noordzeelidstaten. Ook is niet bekend hoe deze landen zullen reageren op de nieuwe visserijmaatregelen. Deze leden vragen de Minister op welke termijn zij van plan is hierover met de andere Noordzeelidstaten in gesprek te gaan. Welke eventuele knelpunten ziet de Minister voor deze gesprekken?

De leden van de CDA-fractie merken op dat het aanwijzen van natuurgebieden door de Minister wordt genoemd als mogelijke aanvullende maatregel voor optimalisatie van het natuurbeleid. Deze leden vragen de Minister om te verduidelijken om welk type natuurgebieden het daarbij zou gaan. In hoeverre zou het daarbij kunnen gaan om het aanwijzen van extra Natura 2000-gebieden in de Nederlandse wateren? Wat is de relatie tussen het mogelijk aanwijzen van extra natuurgebieden en het streven van de Europese Commissie om het aandeel beschermd natuurgebied te verhogen van 18% naar ten minste 30%?

De leden van de CDA-fractie constateren dat het onderzoek in internationaal verband naar een alternatief voor defensieoefengebied EHD42 door het Ministerie van Defensie pas zal worden gestart, nadat het Noordzeeakkoord definitief is geworden en dat hierover nog geen contact met buurlanden is gelegd. Deze leden vragen de Minister om uit te leggen waarom niet eerder gestart wordt met een verkenning van alternatieven en overleg met buurlanden over deze kwestie? Op welke termijn, nadat het Noordzeeakkoord definitief is geworden, zal hierover wel contact worden gelegd met buurlanden en wanneer kan er een resultaat van deze verkenning worden verwacht?

De leden van de CDA-fractie merken tot slot op dat het voor de Noordzee, als grootste stuk van Nederland, van belang is dat het bestuurlijk goed geregeld is en dat het Noordzeeoverleg, zoals vastgelegd in het Noordzeeakkoord, de plek en invulling krijgt die het verdient. Alleen dan kunnen we er met elkaar vertrouwen in hebben. Zo geven we als samenleving met elkaar de waardering aan al die partijen die serieus hun nek hebben uitgestoken om samen tot oplossingen te komen.

D66-fractie

De leden van de D66-fractie willen allereerst graag benadrukken dat zij enorm verheugd zijn met het concept-Onderhandelaarsakkoord. Alhoewel deze leden zelf graag nog meer natuurbescherming hadden gezien in het akkoord, zijn zij van mening dat met het vormen van dit akkoord een hoopvol en broodnodig tegengeluid is gegeven aan de polarisatie die zij helaas nog te vaak zien in dit land. De heldere afspraken die in dit akkoord zijn gemaakt om verschillende belangen (het beschermen van de natuur, de voedseltransitie en de energietransitie) te dienen en te verenigen, bieden volgens deze leden reden tot trots. Het feit dat er als resultaat meer natuur zal worden beschermd, is een stap in de goede richting, waar hopelijk in de toekomst verder op voortgebouwd kan worden. Kan de Minister aangeven welk percentage van de Nederlandse Noordzee-economie wordt vertegenwoordigd door de partijen die op dit moment instemmen met het Onderhandelaarsakkoord?

De leden van de D66-fractie merken op dat de Minister in de beantwoording van de commissievragen (Kamerstuk 33 450, nr. 67) stelt dat als de visserijsector zich terugtrekt uit de onderhandelingen, de 72 miljoen euro die nu beschikbaar is voor sanering, niet meer beschikbaar zal worden gesteld. Hoe verhoudt dit zich tot de Kottervisie? In haar brief over de tussenstand van het Onderhandelaarsakkoord schrijft de Minister dat de Vissersbond sowieso al geen deel meer uitmaakt van het overleg (Kamerstuk 33 450, nr. 66). Kan de Minister toelichten wat hiervan de potentiële gevolgen zijn voor de uitwerking van het huidige Onderhandelaarsakkoord?

In haar brief schrijft de Minister dat met Visned nog overleg wordt gevoerd over wijzigingen in het akkoord die de pijn voor de visserijgemeenschappen beter verdelen dan in de oorspronkelijke tekst. Kan de Minister aangeven of naar aanleiding van dit overleg nog wijzigingen zijn aangebracht ten opzichte van het Onderhandelaarsakkoord? Zo ja, op wiens initiatief zijn deze wijzigingen aangebracht? Zijn er concessies gedaan voor mogelijke wijzigingen en, zo ja, door wie? Levert het een verschil op in het percentage natuur dat beschermd wordt?

De leden van de D66-fractie merken ten slotte op dat de Minister in de beantwoording van de commissievragen erkent dat er een kennisopgave ligt met betrekking tot de oorzaken van de neergaande trend van de biodiversiteit. Zij zegt hierbij dat een aanvullende beleidsopgave niet is uitgesloten. Kan de Minister meer duidelijkheid verschaffen over welk tijdpad zij beoogt met betrekking tot het invullen van de kennisopgave en welke beleidsopties zij hier mogelijk acht?

GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat er nog geen internationaal overleg is geweest met andere Noordzee-lidstaten met betrekking tot het Noordzeeakkoord. Gezien het feit dat dit akkoord internationale componenten bevat en visserijmaatregelen moeten worden genomen met toepassing van de procedures van het Gemeenschappelijke Visserijbeleid, vragen deze leden de Minister om zo snel mogelijk over te gaan tot internationale overeenstemming en (informeel) overleg met andere Noordzeelidstaten. Indien hiermee daadwerkelijk gewacht wordt tot de tweede fase, kan het namelijk zo zijn dat een dergelijk overleg de opgestelde plannen binnen het akkoord blokkeert. Deze leden vragen de Minister daarom om potentiële hinder in een later stadium op internationaal vlak uit te sluiten, door ten minste op een informele wijze de standpunten van deze lidstaten in kaart te brengen. Kan zij dit toezeggen?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief gestemd over de prominente rol die binnen de tekst van het Noordzeeakkoord aan natuurbehoud en -herstel wordt gegeven. Deze leden vinden echter dat dit belang niet op evenredige wijze wordt vertegenwoordigd in de opgestelde begroting voor onderzoek en monitoring. Van het totaal benodigde budget van 67 miljoen tot 113 miljoen euro, wordt namelijk maar 3 miljoen euro gereserveerd voor natuurherstel en de versterking van soortenbescherming. Deze leden vinden dit bedrag onevenredig laag in verhouding tot het belang van het behoud en herstel van biodiversiteit op zee. Dit is bovendien één van de kernprincipes om de natuurtransitie op succesvolle wijze te realiseren. Kan de Minister verklaren waarom er maar 3 miljoen euro voor natuurherstel en versterking van soortenbescherming is begroot? Is de Minister bereid dit bedrag te verhogen om het belang van een succesvolle natuurtransitie te ondersteunen? Zo nee, hoezo niet?

De leden van de GroenLinks-fractie betwijfelen daarnaast of het voorzorgprincipe binnen het Noordzeeakkoord voldoende wordt toegepast. Deze leden begrijpen dat veel consequenties van het akkoord (bijvoorbeeld geluidshinder) pas kunnen worden vastgesteld tijdens de uitvoering van het Noordzeeakkoord, en dat men door middel van adaptive management zo veel mogelijk probeert in te spelen op nieuwe onderzoeks- en monitoringsresultaten. Deze leden constateren echter dat nergens wordt vastgesteld wat de consequenties van de uitwerking van het Noordzeeakkoord zullen zijn als diersoorten op zee op bovenmatige wijze worden beïnvloed door menselijke handelingen. Ook al wordt er gesteld dat er bij onoverkomelijke problemen compenserende maatregelen elders moeten worden gesteld, zijn deze leden van mening dat dergelijke maatregelen niet altijd afdoende kunnen zijn om biodiversiteitsschade te compenseren. Wat gebeurt er bijvoorbeeld met de uitrol van een windmolenpark als er buitenproportionele hinder voor diersoorten plaatsvindt, en hoe en door wie wordt bepaald of dergelijke hinder «buitenproportioneel» is? Deze leden vragen meer duidelijkheid aan de Minister hoe negatieve onderzoeksresultaten worden doorvertaald in de uitrol van het Noordzeeakkoord, indien compenserende maatregelen elders niet mogelijk zijn of niet voldoende soelaas bieden.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn ook verbaasd over het feit dat de Minister niet uitsluit dat windmolenparken in Natura 2000-gebieden en KRM-gebieden worden geplaatst, indien er geen ander alternatief mogelijk wordt geacht (vraag 102). Er wordt hier ook gesteld dat indien de stakeholders niet tot een consensus kunnen komen, het Rijk beslist of een dergelijk windmolenpark in beschermd gebied geplaatst mag worden. Is de Minister bereid om in het kader van het voorzorgprincipe vast te stellen dat er als onderdeel van dit akkoord geen windmolenparken in Natura 2000-gebieden en KRM-gebieden zullen worden geplaatst? Zo nee, hoe denkt de Minister dan op andere wijze uit te sluiten dat windmolenparken in deze kwetsbare natuurgebieden zullen worden geplaatst? Kan de Minister haar antwoord nader toelichten?

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat veel zaken rondom de financiering, de invloed van derde partijen en doelstellingen met bijbehorende tussendoelen pas na de officiële totstandkoming van het akkoord worden geconcretiseerd. Daarnaast is het vooralsnog onduidelijk wat voor procedure er geldt, indien overleg op basis van consensus in de praktijk niet gerealiseerd kan worden. Ook al begrijpen deze leden dat niet alles op voorhand vastgelegd kan worden, zouden zij toch een concreter beeld willen krijgen hoe bijvoorbeeld het bedrag voor de verduurzaming van de kottervloot wordt besteed, en wat voor doelstellingen met bijbehorende tussendoelen aan deze begroting wordt gekoppeld. Op dergelijke wijze weten deze leden namelijk waar zij mee instemmen, en zijn zij zeker van het feit dat dit geld efficiënt wordt benut. Wat voor doelstellingen voor het bereiken van een duurzame kottervloot zullen er worden opgesteld? Komen er bijvoorbeeld doelstellingen voor het verminderen van bijvangst of voor het inperken van de impact op het bodemleven? En wat voor doelstellingen zullen er worden opgesteld om goede controle en handhaving op zee te realiseren? Kan de Minister nader toelichten wat voor procedure er geldt indien consensus niet bereikt wordt? Is er al meer bekend over de vormgeving van het permanente Noordzeeoverleg en het Transitiefonds, en krijgt het Noordzeeoverleg een wettelijke basis? Kan de Minister samen met haar collega van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) haar antwoorden nader toelichten?

De leden van de GroenLinks-fractie constateren ten slotte dat bij de sanering van visserijbedrijven er niet wordt overgegaan op het innemen van individuele quota. De Minister geeft in haar antwoord aan dat er andere maatregelen zijn om de visserijdruk te verlagen, zoals het slopen of ombouwen van de kotter voor andere activiteiten dan commerciële visserij, het intrekken van alle visvergunningen en een verbod om gedurende vijf jaar visserijactiviteiten te ontplooien. Deze leden constateren echter dat het ombouwen van de kotter niet direct hoeft te leiden tot een verlaagde visserijdruk, omdat vissers het verminderde aantal boten kunnen compenseren door de gebruiksduur per boot te verhogen. Daarnaast zijn de andere maatregelen van tijdelijke aard, terwijl het innemen van individuele quota een middel is dat op directe wijze en op langere termijn de visserijdruk verlaagt. Kan de Minister nader verklaren waarom zij er toch niet voor kiest om bij de sanering individuele quota in te nemen? Is de Minister bereid om haar standpunt op dit punt te heroverwegen? Zo nee, waarom niet? Hoe denkt de Minister dan te kunnen verzekeren dat de visserijdruk niet meer toe zal nemen?

SP-fractie

De leden van de SP-fractie willen dat de gaswinning in het Groningerveld zo snel mogelijk stopt. Daarom is gaswinning uit de Noordzee voorlopig nog onvermijdelijk. Deze leden zijn het echter niet eens met het investeren van publiek geld in de fossiele industrie door de investeringsaftrek te laten stijgen van 25% naar 40%. Betrokken olie- en gasbedrijven hebben voldoende kapitaal om het zoeken naar nieuwe putten zelf te bekostigen. Op de vraag van deze leden hoeveel publiek geld er is uitgegeven aan de investeringsaftrek, antwoordt de Minister dat het een onjuiste veronderstelling is dat er publiek geld zou zijn uitgegeven aan de investeringsaftrek. Kan de Minister verduidelijken waarom die veronderstelling onjuist is? Welk geld wordt dan gebruikt om bedrijven korting te geven op hun investeringen? Waar zou dat geld anders aan uitgegeven kunnen worden? Kan de Minister aangeven hoeveel de investeringskorting kost en hoeveel het winnen van gas in de Noordzee vervolgens oplevert? Tot hoeveel minder (belasting)inkomsten leidt dit naar verwachting?

De leden van de SP-fractie vragen of de Minister het ermee eens is dat het extra ondersteunen van mijnbouwbedrijven niet leidt tot een snellere overgang naar duurzame energie. Waarom is er niet voor gekozen meer te investeren in duurzame energie, omdat de toekomst daar ligt?

De leden van de SP-fractie vragen ook waarom er wel sprake is van staatssteun wanneer deze investeringsaftrek alleen zou gelden voor het zoeken naar gas in de Noordzee. Waarom is het, nu de Minister de investeringsaftrek ook wil laten gelden voor zoeken naar gas op land, geen staatssteun?

De leden van de SP-fractie willen ten slotte weten of een fonds is/wordt opgericht waarin bedrijven die gas gaan winnen op de Noordzee, geld storten. Hoeveel geld is er nodig om na het sluiten van de olie- en gasput alles netjes op te ruimen? Hoeveel olie- en gasputten zijn er nog in de Noordzee die afgesloten moeten worden? Hoeveel daarvan vallen onder Nederlandse verantwoordelijkheid? Wanneer gaan die opgeruimd worden? Is daar geld voor gereserveerd? Waar komt dat geld vandaan?

ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat niet alle vissersvertegenwoordigers na consultatie met hun achterban het akkoord konden ondertekenen. Deze situatie baart deze leden zorgen, aangezien de nog aangesloten vissersvertegenwoordigers inmiddels de minderheid van de sector vertegenwoordigen. Zij zouden daarom niet mee mogen tekenen. Wat zijn de gevolgen hiervan, onder andere voor de beschikbare middelen voor sanering en innovatie van de visserijsector?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in het akkoord onder 3.6 dat de toekomst van de Nederlandse visserij, gezien Brexit, het verbod op pulsvissen en de aanlandplicht, «toch al ongewis is». Deze leden hopen echter dat het kabinet het belang van de Nederlandse visserij vooropstelt in zowel de EU, als in eventuele gesprekken met de Britse regering. Graag zouden deze leden van de Minister willen weten of het kabinet hiertoe bereid is.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben daarnaast vragen over de beschikbare fondsen voor innovatie voor de visserijsector, met name voor het ontwikkelen van een «zero impact kotter»: een veilig, schoon, emissievrij schip dat vist met minimale effecten op het ecosysteem. Deelt de Minister de ambitie voor het ontwikkelen van deze schepen? Klopt het dat na aftrek van bestaande Europese gelden, er slechts ongeveer 75 miljoen euro additioneel beschikbaar is en dit allemaal naar sanering gaat? Is de Minister bereid om de benodigde 30 miljoen euro uit nationale middelen beschikbaar te stellen voor innovatie, aangezien de Europese fondsen niet toegesneden zijn op het ontwikkelen van innovaties? Wanneer zijn middelen voor de visserij beschikbaar? Klopt het dat deze naar verwachting pas eind 2022 beschikbaar komen? Zo ja, deelt de Minister de opvatting van deze leden dat dit zorgt voor onnodige vertraging en dat deze innovatie zo snel mogelijk van start moet gaan? En ziet zij in dat geval mogelijkheden om de beschikbaarheid van middelen te versnellen?

De leden van de ChristenUnie-fractie zien ook dat de maritieme sector en zeevaart niet betrokken zijn geweest bij het opstellen van het Onderhandelaarsakkoord voor de Noordzee. Zij vinden dit een gemis, omdat hun handelen een grote impact heeft op de Noordzee. Zijn er mogelijkheden om hun zienswijzen alsnog mee te nemen bij het Noordzeeakkoord? Gaat de Minister erop toezien dat zij zullen aansluiten bij het voortgezet overleg met de belangenorganisaties?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben als laatste enkele vragen over de impact van dit akkoord op natuur en klimaat. Verwacht de Minister dat de Europese en nationale natuurdoelen vanuit de Kaderrichtlijn Mariene Strategie gehaald gaan worden via het Noordzeeakkoord? Zo niet, welke maatregelen gaat zij treffen om deze alsnog te halen? Heeft zij, in overleg met haar collega van LNV in beeld hoe de natuurdoelen vanuit de Natura 2000-gebieden (LNV) op de Noordzee gehaald gaan worden met dit Noordzeeakkoord? Moeten voor deze doelen nog aanvullende maatregelen getroffen worden om die doelen te halen en biedt het akkoord hier ruimte voor? Tot slot vragen deze leden hoe de duurzame energiedoelen, zoals afgesproken in het Klimaatakkoord, volgens de Minister gehaald worden door dit Noordzeeakkoord.

Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat in februari 2020 het Noordzeeakkoord werd gepresenteerd. Maandenlang hebben overheid, olie- en gasindustrie, windmolenbouwers, vissers en natuurorganisaties met elkaar om tafel gezeten om de Noordzee onderling te verdelen. Ieder wil zijn deel van dit grootste natuurgebied van Nederland opeisen, want er valt veel geld te verdienen aan de Noordzee. Inmiddels is het juni en gaan de onderhandelingen moeizaam. Zo is één van de onderhandelingspartijen uit het overleg gestapt en zijn er andere partijen bij gezocht.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister een actueel beeld te schetsen van de staat van de onderhandelingen. Welke groepen zitten nog om tafel, welke niet meer en welke groepen zijn alleen online geconsulteerd? Kan de Minister specifiek aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot garnalenvisserij, kreeftenvisserij- en mosselvisserij?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie menen dat polderen niet is wat de Noordzee nodig heeft. De Noordzeenatuur is te belangrijk om het op een akkoordje te gooien, want het gaat slecht met de onderwaternatuur. Tot het einde van de negentiende eeuw was de bodem van de Noordzee bezaaid met riffen vol zeeleven. Tegenwoordig is de bodem grotendeels een kale zandvlakte. Die bodemvisserij brengt grote schade toe aan de bodem van de Noordzee, schade die vele jaren kost om te herstellen. Bodemdieren als kreeften, zee-egels en schelpdieren zijn met een derde afgenomen. Haaien en roggen zijn grotendeels verdwenen, omdat ze in de netten terechtkomen als bijvangst. Ook voor zeevogels is de situatie zorgelijk. Kortom, het gaat niet goed met de natuur in en rond de Noordzee.

De «goede milieutoestand», die in 2020 bereikt zou moeten zijn (vanuit de Kaderrichtlijn Mariene Strategie), is niet bereikt, onder andere omdat bescherming van habitats nog niet is geïmplementeerd. Deze leden vinden dit zorgelijk. Zij merken hierbij op dat voor de Minister de belangen van de visserijsector keer op keer zwaarder wegen dan de bescherming van de natuur. Dat vormt de achilleshiel van het Noordzeeakkoord. Natuurbescherming doet het kabinet erbij, als eerst voldoende ruimte is gecreëerd voor alle economische belangen in onze zeeën.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Minister kan aangeven waarom bescherming van habitats nog niet is geïmplementeerd? En kan zij aangeven hoe de onderhandelingen met betrekking tot het Noordzeeakkoord invloed kunnen hebben op het implementeren van beschermde habitats? Waarom is er geen nieuw streefjaar gesteld? Waarom kunnen visserijactiviteiten op de Noordzee ongehinderd doorgang vinden, terwijl duidelijk is dat die het bereiken van een goede milieutoestand in de weg staan? Is dit niet in strijd met het voorzorgsbeginsel of de Kaderrichtlijn Mariene Strategie? Beschikt de Minister over de mogelijkheid om vergeven visvergunningen in te trekken?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat in het akkoord slechts 12,5% van de meest kwetsbare gebieden in de Noordzee vanaf 2025 gesloten worden voor bodemberoerende visserij. Dit betekent dat andere vormen van visserij – met fuiken en manden bijvoorbeeld – gewoon door kunnen gaan. Helaas betekent het dat er in 87,5% van de Noordzee, ook in op papier beschermde natuurgebieden, geen beperkingen voor de bodemberoerende visserij zullen gelden om de natuur te beschermen.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het schrijnend dat het kabinet nota bene al in 2012 toegezegd had om 10% tot 15% van de Noordzee af te sluiten voor de sleepnetten.1 Daarbovenop komt dat dat de bescherming van de Noordzee en Waddenzee vandaag vooral op papier bestaat. In de praktijk kunnen vissers hun gang gaan door een gebrek aan capaciteit voor controle en toezicht. Kortom, deze leden vinden dat de onderwaternatuur niet voldoende wordt beschermd.

Deze leden vragen de Minister waarom bodemberoerende visserij niet volledig wordt geweerd uit Natura 2000-gebieden. Tenslotte wordt het beperken van bodemberoerende visserij in de ecologisch meest waardevolle gebieden gezien als een noodzakelijke maatregel in het kader van het voorzorgsbeginsel, waarbij jarenlange monitoring zal moeten uitwijzen of er goed herstel is van de milieutoestand.

Kan de Minister aangeven welke delen van Noordzee volledig onberoerd worden gelaten voor alle vormen van visserij? Welk percentage van het Nederlandse deel van de Noordzee is dat? Is de Minister bereid om het gedeelte dat afgesloten zal worden voor sleepnetten (12,5%), volledig onberoerd (no-take zones) te laten voor alle vormen van visserij, in lijn met de doelstelling van de EU-biodiversiteitsstrategie (10% strikt natuurbescherming op zee in 2030)? Hoe hangt het opstellen van no-take zones samen met het opstellen van het Noordzeeakkoord?

Is de Minister bereid om de 14 miljoen euro die in de eerste plaats wordt ingezet voor doeleinden gerelateerd aan het Noordzeeakkoord, sowieso in te zetten, ongeacht het resultaat van de onderhandelingen rond het Noordzeeakkoord, gezien het huidige tekort aan handhaving?

De leden van Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de innovatieve maatregelen, zoals het vergroten en vernieuwen van vloten, pulsvisserij, rendementsverbetering en marktafzet, ervoor zorgen dat de Noordzee met zeer grote efficiëntie wordt leeggevist. Daarbij komt dat Minister aangeeft in antwoord op de feitelijke vragen2 dat de quota niet zullen worden ingenomen, omdat zij meent dat de quota niet worden opgevist en dat de visserijdruk af kan nemen door andere voorwaarden te stellen, zoals het intrekken van visvergunningen en een verbod om gedurende vijf jaar visserijactiviteiten te ontplooien. Deze leden menen dat, zolang er geen visrechten worden ingenomen, er evenveel gevist zal blijven worden door de overgebleven schepen. Hoe zorgt de Minister ervoor dat de 45 miljoen euro voor verduurzaming en innovaties in de visserijsector, zoals het vergroten en vernieuwen van vloten, er niet toe zal leiden dat de zee nog sneller en effectiever leeggevist zal worden?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie pleiten voor een sanering van de vissersvloot en een betere bescherming van natuurgebieden. Deze leden menen dat er een sterke overheid nodig is die duidelijke grenzen stelt aan de vernietiging van de natuur. Echter, als er geen akkoord komt, komt er ook geen transitiefonds voor het warm saneren van de kottervisserij, stelt de Minister in antwoord op vragen.3 Toch vinden deze leden dat de Minister sowieso in moet zetten op het saneren van de kottervloot om de onderwaternatuur en de visstanden veilig te stellen. Is de Minister bereid om de 74 miljoen euro voor het saneren van de kottervloot te reserveren, ongeacht het onderhandelingsresultaat rond het Noordzeeakkoord?

SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat bij beraadslagingen in de achterban van visserijorganisaties over het Onderhandelaarsakkoord soms onduidelijkheid was over de gemaakte afspraken en wijzigingen daarvan. Kan de Minister eraan bijdragen dat gesproken en besloten wordt op basis van de actuele afspraken, inclusief de wijzigingen met betrekking tot het Friese front en de garnalenvisserij?

De leden van de SGP-fractie constateren dat het Onderhandelaarsakkoord ziet op de periode tot 2030. Deze leden willen erop wijzen dat ook na 2030 windparken gerealiseerd zullen worden. Wordt ook daarbij de lijn gehanteerd dat visrijke gebieden vermeden worden?

De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat de Europese Commissie 30% van de Noordzee aan zou willen merken als «Marine Protected Area». Is de veronderstelling juist dat dit niet gaat leiden tot aanpassing van het Noordzeeakkoord?

De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen over de monitoring van de effecten van windparken op het onderwatermilieu. Wordt hierbij ook het effect van onderwatergeluid op vissen, anders dan bruinvissen, en op schaal- en schelpdieren meegenomen? Wordt in het monitoringsprogramma ook integraal gekeken naar de invloed van windparken op onder meer stromingspatronen en sedimentatie?

De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat met betrekking tot de visserij in het Friese front gekeken wordt naar mogelijkheden voor gedeeltelijke openstelling. Kan de Minister dit nader duiden? Welke ruimte blijft er voor visserijbedrijven waarvoor het Friese front een belangrijk gebied is?

De leden van de SGP-fractie willen het belang van innovatie voor verduurzaming van de visserijvloot onderstrepen. Het is daarbij van belang dat de financiële middelen voor innovatie snel beschikbaar worden gesteld. Deze leden vrezen dat de procedures voor het nieuwe Europese Maritieme, Visserij en Aquacultuur Fonds een paar jaar duren vooraleer innovatiemiddelen beschikbaar gesteld kunnen worden. Is de Minister bereid ervoor te zorgen dat middels voorfinanciering eerder gestart kan worden met de noodzakelijke innovatietrajecten?


X Noot
1

«Van de bodem van het Nederlands deel van de Noordzee wordt 10 tot 15 procent niet noemenswaardig beroerd door menselijke activiteiten.» Mariene Strategie voor het Nederlandse deel van de Noordzee 2012–2020, Deel 1.

X Noot
2

Antwoord op vraag 210 uit Kamerstuk 33 450, nr. 66.

X Noot
3

Antwoord op vraag 8 uit Kamerstuk 33 450 nr. 66.

Naar boven