2020D20723 INBRENG VERSLAG SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 17 april 2020 inzake de Tussenrapportage Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (Kamerstuk 33 694, nr. 57).

De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

De griffier van de commissie, Van Toor

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Tussenrapportage Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS). Zij hebben hierover de volgende vragen.

De leden van de VVD-fractie delen de zorgen van het kabinet over de verslechterende Nederlandse veiligheidsomgeving, waaronder de zeer zorgwekkende militaire en andere activiteiten van Rusland, de dreiging van terrorisme, de conflicten in het Midden-Oosten, de agressie van Iran, de instabiliteit in veel landen rond Europa, illegale migratie, de problemen op de Balkan, de assertieve houding en spionage door China, het afbrokkelen van het netwerk en functioneren van multilaterale organisaties, de spanningen binnen de NAVO en veel andere ontwikkelingen. Zij vragen echter waarom het document niet ingaat op de zorgen omtrent de ontwikkeling en verspreiding van nieuwe technologieën en geweldsmiddelen onder burgers, waaronder robotica, drones en kunstmatige intelligentie, waardoor het geweldsmonopolie van de staat verder wordt aangetast en de beheersbaarheid van de individuele dreigingen ook sterk kan verminderen. Zij vragen zich af waarom dit document geen melding maakt van deze bedreigingen en de Kamerbrede wens tot regulering daarvan (motie Koopmans c.s., Kamerstuk 33 694, nr. 43, 24 april 2019) en de initiatieven die het kabinet daartoe heeft aangekondigd te ondernemen.

Zij vragen zich ook af waarom het document weinig aandacht besteed aan de gevaren van infiltratie in kritieke infrastructuur door vijandige staten, groepen terroristen of individuen. Zijn dit geen relevante bedreigingen voor Nederland die ook een plaats moeten hebben in deze tussenrapportage?

De leden van de VVD-fractie lezen op pagina 8 over de dreiging in en vanuit Afghanistan. Hoe beoordeelt het kabinet de risico’s van een mogelijk vervroegde terugtrekking van Amerikaanse en andere troepen, van een instabiele Afghaanse regering en van de aanhoudende en mogelijk groeiende kracht van de Taliban, ISIS en andere terroristische groeperingen?

Op pagina 8 en 9 van de brief lezen de leden van de VVD-fractie over het beheer van onze grenzen. Echter staat er in de vooruitblik niets over nieuwe initiatieven of plannen op dat terrein, terwijl illegale migratie en georganiseerde criminaliteit onze grenzen wel zeer relevant maken. Kan het kabinet vermelden welke plannen er op dit terrein voor de nabije en verdere toekomst zijn?

Op pagina 12 van de brief lezen de genoemde leden over het gebruik van antisatellietwapens en de enorme impact die deze kunnen hebben. Welke maatregelen worden er genomen ter bescherming van onze samenleving tegen dergelijke wapens? Hoe effectief zijn deze maatregelen?

Op pagina 13 van de brief lezen de leden van de VVD-fractie dat hoewel het kabinet de NAVO van groot belang acht voor onze veiligheid, Nederland de Walesafspraken uit 2014 om de defensie-uitgaven toe te laten groeien naar 2% van het bbp in 2024 niet haalt en dat zij minder dan haar fair share aan bijdragen aan missies levert. Ook staat er in de brief dat dit negatieve effecten heeft voor Nederland. Zijn deze negatieve effecten al in de praktijk merkbaar? Welke stappen gaat het kabinet nemen om deze negatieve effecten te mitigeren en uiteindelijk voorkomen?

Op pagina 15 van de brief lezen de genoemde leden over het investeren in early warning. Kan de Minister aangeven of en zo ja in welke situatie een gebrek aan een dergelijke waarschuwing een conflict heeft doen uitgroeien en wat daartegen had kunnen worden gedaan? Zijn er ook positieve voorbeelden te noemen van geslaagde «vroege waarschuwing»?

Op pagina 16 van de brief lezen deze leden over cyberdreigingen en de ongewenstheid van afhankelijkheid van ICT-producten uit staten met een offensief cyberprogramma. Kan de Minister aangeven hoe de noodzaak tot bescherming hiertegen wordt gedeeld met kwetsbare sectoren zoals het Nederlandse bedrijfsleven, het onderwijs en de lagere overheden? Heeft dit voldoende resultaat of zijn extra maatregelen noodzakelijk?

Op pagina 19 van de brief lezen de leden van de VVD-fractie over de noodzaak van de veiligheid van de Nederlandse scheepvaart. Onderkent het kabinet ook het belang daartoe van de spoedige inwerkingtreding van de al in maart 2019 aangenomen Wet ter Bescherming Koopvaardij?

Op pagina 20 van de brief lezen deze leden over de noodzaak van een gezamenlijke Europese aanpak van screening van ongewenste externe investeringen. In hoeverre is het nieuwe mechanisme effectief, en welke gevaren ziet het kabinet voor Nederland indien EU-lidstaten dit mechanisme onvoldoende respecteren? Welke maatregelen zouden overwogen moeten worden?

Op pagina 24 van de brief lezen de leden van de VVD-fractie over het Open Skies-verdrag. Hoe beoordeelt het kabinet de Russische schendingen en de Amerikaanse aankondiging het verdrag op te zeggen? Welk effect heeft dit op onze veiligheid en hoe kan dit effect worden gemitigeerd? Hoe zou de uitvoering van het Open Skies-verdrag eruit zien als Rusland en Europese landen er zonder de VS mee doorgaan?

Kan het kabinet aangeven welke gevolgen de tussenrapportage heeft op de investeringen en inzet van ons postennetwerk en van de kennispositie van de Nederlandse diplomatie? Kan het kabinet ook aangeven of de dreigingen voldoende worden vertaald naar beschermingsmaatregelen voor onze diplomaten en medewerkers in het buitenland zelf?

Inbreng van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie willen de Minister bedanken voor de tussenrapportage over de implementatie van de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie. De dreigingsanalyse is helder en laat goed zien dat er enorme uitdagingen op ons pad liggen. Hoe het kabinet omgaat met deze uitdagingen stemt de leden niet altijd tevreden. Gezien de vele onderwerpen zullen de leden van de PVV-fractie zich voor dit overleg echter beperken tot enkele vragen en opmerkingen langs de hoofdlijnen uit de brief. In andere overleggen zal de komende tijd worden ingegaan op enkele specifieke (landen)thema’s.

De leden van de PVV-fractie willen om te beginnen aangeven dat ze de opvatting delen dat een geïntegreerde veiligheidsanalyse niet alleen oog moet hebben voor «man-made» dreigingen, maar ook voor natuurlijke dreigingen. De leden vinden het een goed plan om bij toekomstige updates van de diverse veiligheidsstrategieën meer oog te houden voor natuurlijke dreigingen. Dat is een goede ontwikkeling, omdat natuurlijke dreigingen zoals immense vulkaanuitbarstingen en/of zonnestormen de maatschappij in potentie veel meer kunnen ontwrichten dan het huidige coronavirus. De leden zien graag uit naar de toekomstige uitwerking met betrekking tot natuurlijke dreigingen.

In samenhang met onder meer de natuurlijke dreigingen willen de leden aandacht vragen voor het principe van «nationale strategische voorraden». In welke mate beschikt Nederland actueel over strategische voorraden voor wat betreft voedsel, energie, medicijnen en medisch materiaal? Welke Nederlandse instanties zien toe op het hebben en onderhouden van strategische voorraden voor een Nederland in crisistijd? En hoe doet Nederland dit in vergelijking met andere Europese landen waarvan bekend is dat zij aanzienlijke strategische voorraden aanhouden, zoals Finland en Zwitserland?

Terecht wordt in de tussenrapportage de nadruk gelegd op wat wordt genoemd «de geopolitieke verschuiving richting een multipolaire wereld die zich ontvouwt in de huidige context van een technologische revolutie». Verwezen wordt ook naar de toenemende druk van diverse (groot-) machten waaronder China. Over China geven de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) aan dat het land veruit de grootste dreiging vormt op het gebied van economische spionage. Echter, op deze ferme aantijging volgt geen coherent en concreet plan over hoe deze economische spionage (en dus dreiging) aan te pakken. Kan de Minister daar nog eens wat dieper op ingaan. De analyse/het risico is de leden van de PVV-fractie inmiddels wel bekend. Maar wat is de oplossing? En bovenal: hoe wordt China geconfronteerd met dit hondsbrutale gedrag? Is het kabinet inmiddels bereid om net als in de zaak betreffende de poging tot hacken van de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) ook clandestiene operaties van de Volksrepubliek China te tonen aan de Nederlandse bevolking?

De NAVO blijft voor de leden van de PVV-fractie de hoeksteen van ons defensie- en veiligheidsbeleid. Over de NAVO schrijft de Minister dat de geopolitieke belangen binnen het bondgenootschap steeds vaker uiteenlopen. Er worden twee voorbeelden aangehaald die beide betrekking hebben op Turkije. Ligt het dan niet in de rede om te pleiten voor een Turkse exit uit het NAVO-bondgenootschap, zoals de leden van de PVV-fractie al langer betogen? Het is toch juist – en vooral – Turkije dat voor betonrot zorgt in de hoeksteen van ons defensie- en veiligheidsbeleid? De leden van de PVV-fractie willen hier opnieuw een reactie van de Minister op. Zeker omdat de Minister in de brief (en volkomen terecht) specifiek naar Turkije wijst als land dat zich in een multipolaire wereld steeds meer gaat roeren op het wereldtoneel. Ook het kabinet ziet dat Turkije steeds meer een eigen koers kiest. Een trend die voorlopig niet gekeerd wordt. Integendeel. Maar wat is dan nog het lange termijnperspectief van een Turks NAVO-lidmaatschap? De kloof tussen Turkije en de overige NAVO-landen wordt jaar na jaar toch groter in plaats van kleiner?

Veel aandacht in de tussenrapportage gaat uit naar het aanpakken en bestrijden van terroristische dreigingen. Een punt waar de leden van de PVV-fractie het huidige kabinetsbeleid soms contraproductief en dus schadelijk vinden; de massa-immigratie en islamisering waar het kabinet nagenoeg niets tegen doet, creëren namelijk een voedingsbodem waarop terrorisme groeit. Veel van deze problematiek wordt door de leden van de PVV-fractie besproken in andere commissies. Voor nu willen de leden van de PVV-fractie op dit onderwerp één punt uit de voortgangsrapportage halen en bespreken: Er staat aangegeven dat Nederland een netwerk opgebouwd heeft «van diplomatieke veiligheidscoördinatoren die op lokaal niveau in diverse regio’s de actuele ontwikkelingen en onderliggende problematiek op gebied van gewelddadig extremisme en terrorisme in kaart bracht». Kan de Minister een overzicht geven van hun bevindingen? Welk resultaat heeft dit netwerk opgeleverd?

De leden vernemen graag in hoeverre de diplomatieke veiligheidscoördinatoren oog hebben gehad voor de islamisering in de regio’s waar zij actief waren en hoe het in grote lijnen gesteld is met de buitenlandse financiering van islamitische instellingen terplekke. In veel landen waar het islamitische terrorisme groeit – van West-Afrika tot in Azië – zien we parallel aan de groei van terroristische organisaties, de islamitische scholen en instellingen als paddenstoelen uit de grond schieten. In hoeverre hebben de veiligheidscoördinatoren deze ontwikkeling gemonitord en geanalyseerd?

In Nederland komt er steeds meer aandacht voor de buitenlandse financiering van moskeeën vanuit de Golfstaten, maar hoe zit dat elders waar radicalisering en islamitische terrorisme een nog veel groter probleem vormt? In hoeverre kunnen de veiligheidscoördinatoren daar een beeld van schetsen voor bijvoorbeeld de kwetsbare Sahel-regio? Heeft Nederland en de internationale gemeenschap wel voldoende oog voor deze grondoorzaak van terrorisme? Het lijkt er volgens de leden van de PVV-fractie vooralsnog niet op. Graag ontvangen zij een reactie.

De NAVO heeft «de ruimte» niet zo lang geleden aangewezen als vijfde domein. Militaire toepassingen in de ruimtevaart worden steeds belangrijker en steeds meer landen ontwikkelen ruimte- en raketprogramma’s met een militaire component. Zoals beschreven komt daar een dreiging uit voort die in de toekomst alleen maar zal toenemen in omvang en ernst. Echter, er liggen ook kansen en mogelijkheden! De leden van de PVV-fractie willen op dat laatste ingaan. Wat kan de krijgsmacht in samenwerking met onze kennisinstellingen betekenen voor de bescherming van de eigen en bondgenootschappelijke belangen op dit punt? Wat doen we nu al ten aanzien van de ruimte in combinatie met militaire toepassingen en veiligheid? En wat zit er nog in de pijplijn bij onder meer defensie? En biedt de aanwezigheid van het European Space Research and Technology Centre (ESTEC) op Nederlandse bodem nog mogelijkheden voor Nederland op het vlak waar ruimtevaart en militaire toepassingen elkaar kruisen?

De leden van de PVV-fractie zien met genoegen dat er veel aandacht is voor de cyberdreiging en dat Nederland deze ernstige dreiging serieus neemt. Althans zo lijkt het. Maar de realiteit is weerbarstiger. De Algemene Rekenkamer constateerde onlangs opnieuw dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken de eigen informatiebeveiliging niet op orde heeft. Hoe is dit mogelijk gezien de dreigingsanalyse? Wordt deze op het eigen ministerie wel serieus genomen? De problemen met betrekking tot de informatiebeveiliging worden al enkele jaren door de Algemene Rekenkamer gesignaleerd. De leden van de PVV-fractie willen dat dit nu nog dit jaar wordt opgelost. Wat wil de Minister hieraan doen en welk tijdsbestek heeft hij voor ogen?

In de brief staat de passage «Daarnaast is politieke spionage met digitale middelen om de Nederlandse politieke besluitvorming te achterhalen van belang». Over deze passage hebben de leden nog wel enkele vragen. Wat wordt er exact mee bedoeld? Kan de Minister concrete voorbeelden geven van politieke spionage in Nederland «om Nederlandse politieke besluitvorming te achterhalen»? Hoe ernstig is dit probleem en zijn dergelijke spionageactiviteiten in het verleden «succesvol» uitgevoerd? Bij de leden van de PVV-fractie leven ernstige zorgen naar aanleiding van deze passage.

Tot slot willen de leden van de PVV-fractie het hebben over het kabinetsstandpunt betreffende het Europees Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB). Waar de dreigingsanalyse van het kabinet in grote lijnen klopt, is de oplossing van het kabinet en de EU (namelijk meer EU-samenwerking) nogal kort door de bocht. Nederland en de Europese Commissie zien graag een grotere geopolitieke rol weggelegd voor de EU. Maar in hoeverre is dit streven realistisch gezien de meningsverschillen tussen de EU-lidstaten onderling? Verschillen die ook tijdens de coronacrisis weer in alle hevigheid aan het licht komen. Het kabinet wil nu een soort nep-daadkracht creëren bij de EU door besluitvorming met twee derde meerderheid te bepleiten voor bepaalde onderdelen van het GBVB. De leden van de PVV-fractie zijn hier fel op tegen en willen dat het kabinet het pleidooi staakt. Het is een paardenmiddel. Aanpassing van het unanimiteitsbeginsel knaagt aan het soevereiniteitsbeginsel waardoor de afstand tussen de bevolking (van de lidstaten) en beleidsbepalers wordt vergroot. Ziet de Minister hierin net als de leden van de PVV-fractie ook niet juist een risico/dreiging voor de interne veiligheid? Daarnaast: zorgt de besluitvorming met twee derde meerderheid wel voor een andere grondhouding/meer daadkracht (bijv. fermere EU-sancties) tegenover kwaadwillende landen als Turkije en Iran? De leden van de PVV-fractie hebben daar ernstige twijfels over. De huidige diplomatieke middelen worden nog niet eens voldoende/volledig benut. Dat is niet alleen te wijten aan tekortkomingen van het huidige besluitvormingsproces. Graag ontvangen zij een reactie.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Tussenrapportage Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie. Deze leden hebben nog enkele vragen aan de Minister.

De D66-leden maken zich zorgen over het effect van de COVID-19-pandemie op onze veiligheid en de veiligheid van onze militairen. Alhoewel deze tussenrapportage niet specifiek in gaat op de consequenties van de pandemie op ons veiligheidsbeleid, zal het gevolgen hebben voor dit beleid in de komende jaren. Welke directe gevolgen heeft de COVID-19-pandemie voor de veiligheid en voortgang van huidige en toekomstige militaire missies? Zijn er directe gevolgen voor de bescherming van het bondgenootschappelijk grondgebied, en zo ja, welke? Zijn er missies die nu anders ingericht worden, en zo ja, hoe? Welke maatregelen zijn of worden reeds genomen om de veiligheid van de militairen en de voortgang van de missies te waarborgen? Welke lessons learned heeft deze pandemie reeds opgeleverd? En noopt deze pandemie tot structurele veranderingen voor militaire missies en zo ja, welke structurele veranderingen voorziet de Minister?

De leden van de D66-fractie delen de opvatting van het kabinet dat Europa meer verantwoordelijkheid moet nemen voor de eigen veiligheid. Een slagvaardige Europese Unie is een Unie die in staat is het eigen grondgebied te verdedigen en eigenstandig op te treden. Deze leden onderstrepen het belang dat de Europese Unie meer strategisch en eensgezind op het wereldtoneel kan opereren. Juist nu de geopolitiek verhoudingen wereldwijd in een stroomversnelling zijn geraakt en de traditionele beschermheer zich vaker terugtrekt, is het van het allergrootste belang dat de EU de eigen veiligheidsbroek op kan houden. Is het kabinet het met de leden van de D66-fractie eens dat er een noodzaak is om de EU ook de middelen te geven om deze ambities op veiligheid en militair gebied waar te maken? Zal het kabinet zich tijdens de onderhandelingen voor het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK) ervoor inzetten dat deze ambities zich ook vertalen naar een ambitieuze financiële inzet op dit vlak? Deelt het kabinet de opvatting dat een ambitieus en hoger defensiebudget binnen dit MFK noodzakelijk is om de militaire infrastructuur en samenwerking binnen de EU naar een hoger niveau te brengen? Hoe gaat het kabinet zich ervoor in zetten om er voor zorg te dragen dat dit in het nieuwe MFK goed geborgd is? Wat zijn de uitkomsten van het door de Minister ingestelde onderzoek naar de inzet van de EU-Battlegroup waar Nederland deel van uit zal maken in de tweede helft van dit jaar? Wanneer verwacht de Minister de Kamer toezeggingen te kunnen doen over de inzet van Nederland binnen de EU-Battlegroup?

De leden van de D66-fractie maken zich ernstig zorgen over de ontwikkelingen op het gebied van nucleaire ontwapening, wapenbeheersing en het eroderen van mondiale afspraken op dit gebied. De meest zorgwekkende ontwikkelingen op dit vlak zijn het einde van het Intermediate-Range Nuclear Forces (INF)-verdrag, het recente opzeggen van het Open Skies-verdrag, en het aanstaande mogelijke einde van de New START (Strategic Arms Reduction) afspraken. Hoe duidt het kabinet de opzegging door de Amerikaanse regering van het Open Skies-verdrag? Is het kabinet het met de leden van de D66-fractie eens dat het einde van dit verdrag een verslechterde veiligheidssituatie in de wereld oplevert? Ondanks het niet doorgaan van de NPV (Non-Proliferatie Verdrag)-conferentie dit jaar, moet het kabinet zich onverminderd in blijven zetten voor een kernwapenvrije wereld. Welke stappen neemt het kabinet op dit moment, om te voorkomen dat nog meer verdragen opgezegd of niet verlengd worden? Hoe bereidt het kabinet zich voor op het mogelijke geval dat ook het New START-verdrag niet verlengd zal worden? Welke initiatieven ontplooit het kabinet om samen met bondgenoten de nucleaire machten op te roepen verantwoordelijke afspraken te maken, in het belang van de mondiale veiligheid?

De leden van de D66-fractie maken met bezorgdheid kennis van de achterblijvende vooruitgang op het gebied van de naleving van een internationaal normatief kader voor cyberactiviteiten. Deze leden juichen de Nederlandse voortrekkersrol in de totstandkoming van internationale normatieve kaders toe. Naar analogie van de prominente rol die Nederland heeft gespeeld, en nog steeds speelt, in de totstandkoming en bevordering van het internationale recht, is dit iets waar een klein land als Nederland groot in kan zijn. Ondanks de geconstateerde moeizame ontwikkelingen van mondiale afspraken op dit gebied, zijn de leden van de D66-fractie van mening dat het kabinet zich hier onverminderd voor in moet blijven zetten. Zal het kabinet dit blijven doen, en zo ja hoe? Waar liggen mogelijkheden om wél tot overeenstemming te komen?

De leden van de D66-fractie merken op dat human security en het burgerperspectief op veiligheid weinig naar voren komen in deze rapportage. Zij vinden dit jammer en een gemist perspectief, juist vanwege de belangrijke rol die het maatschappelijk middenveld speelt in de bewaring en bevordering van stabiliteit en vrede. Het zijn juist burgers, maatschappelijk organisaties, journalisten, NGO’s, kiezers die zo’n bepalende rol hebben in politieke en maatschappelijke transformaties, en die tegenwicht kunnen bieden bij negatieve tendensen. De negatieve tendens wereldwijd voor de ruimte die het maatschappelijk middenveld krijgt om een rol te spelen, haar stem te laten horen, kritiek op de overheid te hebben, leidt in veel gevallen juist tot een verslechterede veiligheidssituatie en uiteindelijk menselijk lijden. Erkent het kabinet het belang van human security in het veiligheidsbeleid? Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat dit centraal komt te staan in de uitvoering van het veiligheidsbeleid? Is het kabinet het met de leden van de D66-fractie eens dat juist human security en aandacht voor het maatschappelijk middenveld in alle interventies centraal moet staan, om uiteindelijk een echte bijdrage te kunnen leveren aan vrede en veiligheid in de wereld? Zo ja, hoe gaat het kabinet hier uitvoering aan geven? Ook kan de juiste aandacht en steun voor het maatschappelijk middenveld helpen bij het voorkomen van destabilisering en geweld en dus bij effectief preventiebeleid. Erkent het kabinet dit? De leden van de D66-fractie zouden hier graag een reactie op ontvangen.

De leden van de D66-fractie hebben vragen over het resultaatgebied terroristische dreigingen. Zij lezen dat het kabinet op verschillende manieren werk maakt van lokale berechting van ISIS-strijders. Allereerst de instelling van een internationaal tribunaal door de VN, dat op te veel weerstand van andere landen stuitte en daardoor geen begaanbare weg bleek. Voorts startte Nederland met andere Europese partners gesprekken met Irak over lokale berechting, maar hierbij staat het gegeven dat een eerlijke rechtsgang niet gegarandeerd is en dat berechting kan leiden tot de doodstraf. Deze leden begrijpen dat het kabinet dit al enige tijd geleden constateerde. Welke vorderingen zijn sindsdien in de onderhandelingen met Irak gemaakt? Ziet het kabinet berechting in Irak op voorwaarden van een eerlijke rechtsgang en geen doodstraf nog als een haalbaar doel? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, welke andere uitwegen ziet het kabinet nog om te zorgen dat ook Nederlandse IS-strijders de straf voor de misdaden die zij hebben begaan niet ontlopen?

Wordt er nog adequate beveiliging geboden zodat ontsnapping van gevangenen voorkomen wordt? Heeft Nederland nog in beeld welke Nederlandse IS-strijders zich in de kampen bevinden? Is er een risico dat door de uitbraak van COVID-19 en de effecten daarvan op de veiligheid, IS-strijders kunnen vluchten en onder de radar terugkeren naar Nederland? Bijvoorbeeld wanneer de grenzen in de EU weer opengaan? Hoe houdt Nederland hier zicht op?

De leden van de D66-fractie maken zich nog altijd zorgen om de situatie van Nederlandse kinderen in Syrische vluchtelingenkampen, waarvan het merendeel jonger dan 4 jaar is. Ook de AIVD waarschuwde in het jaarverslag voor mogelijke radicalisering van deze kinderen wanneer zij daar langer zouden verblijven: «Kinderen die in de kampen opgroeien, komen daar nog steeds in aanraking met het radicale gedachtegoed van ISIS en kunnen eventueel geronseld worden», zo stelde de dienst. Hoe duidt het kabinet deze waarschuwing? Heeft het kabinet zicht op Nederlandse kinderen die mogelijk geronseld worden door IS? De leden van de D66-fractie lazen in het meest recente Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland dat nog circa 205 kinderen met een Nederlandse link in Syrië en omliggende gebieden, waarvan 90 in kampen. Heeft het kabinet enig idee waar de rest van de kinderen met een Nederlandse link zich bevindt? En welk risico zij mogelijk lopen met het oog op radicalisering? Op welke wijze wordt voorkomen dat deze kinderen op latere leeftijd, als zij inderdaad geradicaliseerd zijn, weer in Nederland opduiken en een gevaar voor de veiligheid hier vormen?

De leden herinneren zich de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Buitenlandse Zaken van 19 februari jl., betreffende de zaak van een in voormalig strijdgebied verblijvende Nederlandse uitreizigster die verdacht wordt van het plegen van een terroristisch misdrijf. In deze zaak is door de uitreizigster een verzoek tot beëindiging van de strafzaak gedaan. De rechtbank gaf destijds aan dat gedurende de afgelopen twee jaar niet is gebleken noch gesteld dat concrete stappen zijn ondernomen om de betrokkene naar Nederland overgebracht te krijgen. Hiermee zou strafvervolging op deze wijze onredelijk worden geacht, waarover op 2 juni de rechtbank uitspraak doet. Welke stappen heeft het Nederlandse kabinet sinds deze tussenbeschikking extra gezet om aan het verzoek van de rechtbank te voldoen en te voorkomen dat strafvervolging van deze vrouw wordt stopgezet? Is de Minister het eens met de leden van de D66-fractie dat het onacceptabel zou zijn als een potentiële terrorist vrijuit zou gaan vanwege (het gebrek) aan handelen van de Nederlandse overheid?

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de tussenrapportage GBVS. Zij hebben hier nog de volgende vragen en opmerkingen over.

De leden van de GroenLinks-fractie waarderen de inzet van het kabinet ter bevordering van de internationale rechtsorde en vrede en veiligheid. Zij zijn het met het kabinet eens dat de strategische keuze voor meer economische veiligheid een andere lading heeft gekregen. De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de economische veiligheid van Nederland de laatste jaren is verslechterd. Zo wijst de recente AIVD-jaarrapportage erop dat China op grootschalige wijze economische spionage verricht in Nederland, zoals het kabinet ook constateert op pagina 5. Dit baart de leden van de GroenLinks-fractie grote zorgen, mede omdat wij hier naar onze mening nog niet voldoende tegen bestand zijn. Kan het kabinet toelichten hoe dit gegeven in de ministeriële commissie Economie en Veiligheid (MCEV) wordt gewogen, en welke maatregelen het kabinet voornemens is te treffen om de economische veiligheid te vergroten en economische spionage vanuit China te counteren?

Daarbij vragen deze leden het kabinet hoe het zich wil onttrekken aan de politisering van de toepassing en samenwerking op het gebied van technologische vooruitgang. Deze leden merken op dat het kabinet wil waken voor de «mogelijke valse tegenstellingen of het risico van nationale veiligheidsargumentatie voor protectionistische doeleinden», en vragen of het kabinet het voorkomen van (te)veel buitenlandse overnames van Nederlands bedrijven niet juist als onlosmakelijk onderdeel van een adequate veiligheidsstrategie beschouwt? Hoe apprecieert het kabinet in dat licht de waarschuwing van Eurocommissaris Vestager voor bedrijfsovernames vanuit China tijdens de coronacrisis – sluit het zich daarbij aan?1

De leden van de GroenLinks-fractie betreuren de patstelling op diverse dossiers, zoals de VN Veiligheidsraad, Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA), OPCW en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Zij erkennen het belang dat het kabinet toeschrijft aan vaker ad-hoc coalities en meer bilaterale en multilaterale diplomatie. Zij vragen het kabinet waar het nog mogelijkheden ziet om via deze wijze de genoemde organisaties te versterken?

Ziet het kabinet daarnaast mogelijkheden om de veiligheidsrisico’s van klimaatverandering, ontbossing, droogte en verwoestijning vaker te adresseren, zowel in multilaterale als ook bilaterale diplomatie? Welke inzet is het kabinet bereid hierop te plegen, vragen deze leden?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn het volmondig eens met het belang van het NAVO aanpassingsvermogen om een geloofwaardige afschrikking te garanderen. Zij wijzen op het belang van een adequate respons op hybride kwesties zoals cyberaanvallen en grootschalige desinformatiecampagnes. Zij missen hierbij echter wel de gevolgen van klimaatverandering die naar mening van de GroenLinks-fractie serieuze veiligheidsrisico’s opleveren. Is het kabinet bereid deze kwestie binnen de NAVO (opnieuw) te adresseren, zoals bijvoorbeeld in het verladen al is gedaan via het Planetary Security Initiative? Daarnaast vragen deze leden welke mogelijkheden het kabinet detecteert om de NAVO een (grotere) rol te laten spelen bij economische veiligheid? Is dit een onderwerp van gesprek binnen de NAVO, vragen deze leden?

Ook vragen zij het kabinet hoe het staat met de voortgang van de politieke reflectiegroep die recent is geïnstalleerd?2 Hoe wordt de Nederlandse input hierbij betrokken, en waaruit bestaat deze? Wanneer worden de eerste resultaten hiervan verwacht?

Kan het kabinet tot slot toelichten op welke wijze het belang van human security in deze tussenrapportage is meegenomen? Is het kabinet net als deze leden van mening dat human security naast een centrale plek in de BHOS-nota «Investeren in perspectief. Goed voor de wereld, goed voor Nederland» het ook van belang is dat dit adequaat aan bod komt in de Tussenrapportage Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie? Deze leden vragen de Minister om een nadere toelichting te geven.

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de tussenrapportage over de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS) en hebben daarover nog een aantal vragen en opmerkingen.

Allereerst vragen deze leden de Minister te reageren op kritiek vanuit NGO’s die aangeven niet gehoord te zijn bij het opstellen van de tussenrapportage en dat nergens in de rapportage het burgerperspectief op veiligheid wordt gekozen. Wat klopt hiervan? Waarom is hiervoor gekozen? Betekent dit een wijziging van beleid? Onderschrijft de Minister de stelling dat de veiligheid van mensen het fundament vormt voor internationale vrede en veiligheid? Zo nee, waarom niet?

Toen de GBVS in 2018 naar de Kamer werd gestuurd, werd daarin niet ingegaan op natuurlijke dreigingen, zoals het nieuwe coronavirus dat nu rondwaart. Alhoewel de problematiek samenhangende met de COVID-19-uitbraak wordt erkend, blijkt uit de tussenrapportage van de Minister niet goed welke consequenties de wereldwijde strijd tegen de pandemie heeft voor de prioriteiten zoals gesteld in de GBVS. De leden van de SP-fractie vragen de Minister daar alsnog op in te gaan. In welke mate zijn de prioriteiten in de GBVS verschoven of is daar in het geheel geen sprake van? Als daar geen sprake van is, waarom dan niet?

Bevordering van een op verdragen en afspraken gebaseerde internationale rechtsorde voor het borgen van territoriale integriteit en integriteit van universele waarden zoals respect voor mensenrechten, democratie en onafhankelijke rechtspraak, is een kerndoel van het Nederlands buitenlandbeleid. Dat schrijft de Minister in de tussenrapportage. Daar wordt aan gekoppeld dat er momenteel sprake is van een verslechtering op dit terrein, onder andere omdat grootmachten zich minder aan regels lijken te (willen) houden. De leden van de SP-fractie vragen de Minister op dit punt een vergelijking te maken tussen de VS enerzijds en China anderzijds. In welke mate zijn deze grootmachten geïnteresseerd in en houden zij zich de afgelopen jaren aan een op verdragen en afspraken gebaseerde internationale rechtsorde?

De leden van de SP-fractie begrijpen de zorgen van de Minister over de opstelling van Rusland en China in de internationale arena. Terecht is daar ruime aandacht voor in de GBVS. Wat deze leden niet goed begrijpen, is waarom de zorgen over deze (regionale) grootmachten niet aangevuld worden met zorgen over de internationale opstelling van de VS, onder andere wat betreft het respect voor internationaal recht, (ontwapenings)verdragen en wapenhandel, als ook de meer en meer radicale, unilaterale standpunten die bijvoorbeeld ingenomen worden met betrekking tot het conflict met Iran en de opstelling van Israël. De Kamer heeft recent specifieke strategieën van het kabinet ontvangen over zowel China als Rusland. Deze leden vinden dat het de hoogste tijd is voor een vergelijkbare strategie, maar dan over de VS. Wil de Minister die opstellen? Als de Minister dat niet wil, kan dan uitgelegd worden waarom niet, waarom de huidige opstelling van de VS een dergelijke strategie niet waard zou zijn?

De Minister gaat in op de resultaten op het gebied van terroristische dreigingen, waar enig succes geboekt lijkt te zijn. De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid heeft het dreigingsniveau van aanslagen in Nederland vorig jaar verlaagd, alhoewel een aanslag in Nederland «voorstelbaar» blijft. De leden van de SP-fractie vragen de Minister uit te zoomen en de huidige terroristische dreiging vanuit jihadistische hoek te vergelijken met die van twintig jaar geleden. Klopt het dat ondanks de recente verlaging van de dreiging, de dreiging van aanslagen van jihadisten nog altijd veel hoger is dan twee decennia terug? Hoe verklaart de Minister dat? Is de Minister van oordeel dat zonder bijna twee decennia aan westerse militaire interventies in het Midden-Oosten deze dreiging nog (veel) hoger zou zijn geweest? Kan dat antwoord toegelicht worden?

De Minister schrijft dat Rusland op een aantal gebieden een voorsprong heeft genomen op de NAVO. De leden van de SP-fractie vragen de Minister dit toe te lichten. Kan de Minister ook de gebieden noemen waar de NAVO een voorsprong heeft op Rusland? Kan daarbij ook ingegaan worden op de defensiebudgetten? Klopt het dat de NAVO-voorsprong op Rusland een veel breder terrein betreft dan andersom?

In de tussenrapportage wordt opgemerkt dat de digitale dreiging tegen de Nederlandse vitale belangen is toegenomen. De leden van de SP-fractie hebben hier grote zorgen over. Zij steunen daarom de inzet om te komen tot heldere internationale afspraken over de toepassing van het internationaal recht in het cyberdomein. Zij vragen de Minister de voortgang op dit terrein de afgelopen jaren te schetsen. Deze leden vinden het in deze discussie wel erg problematisch dat uit nieuwsberichten blijkt dat Nederland zelf ook actief digitale aanvallen lijkt uit te voeren, bijvoorbeeld gericht tegen het nucleaire programma van Iran, maar dat de Minister hier geen openheid over geeft. Deze leden vragen van de Minister de garantie dat Nederland zich in het cyberdomein strikt houdt aan de grenzen van het internationaal recht. Kan de Minister die garantie geven? Kan de Minister in dit kader nu wel aangeven in hoeverre de Stuxnet-aanval op het nucleaire programma van Iran in lijn met het internationaal recht was?

De leden van de SP-fractie zijn bekend met de problemen van attributie van cyberaanvallen. Deze leden vragen de Minister aan te geven in hoeverre Nederland nu in staat is vast te stellen wie de afzender is van specifieke cyberaanvallen gericht op Nederland. Kan de Minister een aantal concrete voorbeelden geven van cyberaanvallen op Nederland waarvan de dader is vastgesteld?

Rusland en China zien een noodzaak voor een nieuw verdrag inzake internationale veiligheid in cyberspace, staat in de tussenrapportage. De Minister is hier kritisch op. De leden van de SP-fractie vragen de Minister deze kritiek concreet te maken. Waaruit blijkt dat in het Chinees-Russische voorstel de verworvenheden onder het huidige internationaal recht teniet kunnen worden gedaan, zoals de Minister vreest? Hoe reageren beide landen als ze hierop aangesproken worden?

De tussenrapportage gaat ook in op desinformatie en desinformatiecampagnes, zonder deze begrippen te verduidelijken. De leden van de SP-fractie vragen de Minister deze termen helder te definiëren. Welke definities worden hiervoor gebruikt? Welke staten voeren desinformatiecampagnes gericht op Nederland of hebben dat in het recente verleden gedaan?

Nederland beoogt verbetering van de uitvoering van het Open Skies-verdrag, om de relevantie daarvan verder te vergroten. Dat stelt de Minister. Dit vanwege zorgen of Rusland zich wel volledig aan de bepalingen van het verdrag houdt. Ondertussen zijn er berichten dat de VS het verdrag op gaat zeggen. De leden van de SP-fractie vragen de Minister hierop in te gaan. Is hij het met deze leden eens dat de VS het verdrag niet op zou moeten zeggen? Wat communiceert de Minister in de richting van de VS? Kan de Minister de zorgen over eventuele Russische schendingen van het verdrag concreet maken? Schendt Rusland het verdrag? Zo ja, hoe doet het dat? Welke onderdelen van het verdrag zijn geschonden? Is dit onafhankelijk vastgesteld? Zo ja, hoe is dat gebeurd?

De VS heeft ook twijfels geuit over verlenging van het New START-verdrag, dat op afzienbare tijd afloopt. De leden van de SP-fractie vragen de Minister daar ook op in te gaan. Is de Minister het met deze leden eens dat het belangrijk is ook dit verdrag te behouden? Hoe wordt daarop ingezet?

De leden van de SP-fractie vragen de Minister tenslotte, in het bijzonder nu de recente bijeenkomst van ondertekenaars van het NPV geen doorgang kon vinden vanwege de verspreiding van het coronavirus, in te gaan op kernontwapening, waar lidstaten van het NPV zich ook toe verplichten. Ondanks deze verplichting blijven grootmachten massaal investeren in nucleaire wapens. Onlangs werd bekend dat de VS verantwoordelijk is voor bijna de helft van de 73 miljard dollar die afgelopen jaar is geïnvesteerd in kernwapens. Kan de Minister hierop reageren? Is de Minister het met deze leden eens dat dergelijke investeringen zich niet verhouden tot het NPV en, los daarvan, sowieso onwenselijk zijn? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister ook reageren op het nieuws dat de regering-Trump overlegd zou hebben over het uitvoeren van een nieuwe kernproef? Wat klopt hiervan? Deelt de Minister de grote zorgen van de SP-leden hierover?

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Kamerbrief over de Tussenrapportage Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie.

De leden van de PvdA-fractie vinden het zorgelijk dat waar in de GBVS uit 2018 human security een centrale positie innam, nu state security centraal wordt gesteld. Vanwaar die verschuiving naar state security? Kan de Minister dat toelichten? Welke rol speelt human security binnen de GBVS? De voornoemde leden zijn van mening dat de veiligheid van mensen het fundament vormt voor internationale vrede en veiligheid, is het kabinet het hiermee eens? Zo ja, hoe zal dit worden meegenomen in het buitenland- en veiligheidsbeleid? En hoe wordt human security meegenomen bij het inrichten van missies? Kan worden toegelicht hoe ervoor zal worden gezorgd dat human security centraal blijft spelen in het buitenland- en veiligheidsbeleid?

De tussenrapportage besteedt weinig aandacht aan ontwapening. De leden van de PvdA-fractie vinden het zeer verontrustend zeker nu er sprake is van (mogelijk) nieuwe testen met kernwapens door NAVO-lidstaten. Kan de Minister toelichten waarom er in de rapportage niet actiever wordt ingezet op nucleaire ontwapening? Waarom worden geen stappen voorgesteld om een nationaal plan voor ontwapening te ontwikkelen en uit te voeren?

De leden van de PvdA-fractie zouden graag een toelichting krijgen op de omvang van de afspraak met de NAVO om prioriteit te geven aan investeringen in extra F-35-jachtvliegtuigen, en dat het kabinet op dit moment heeft geïnvesteerd in onder andere een deel van de extra F-35 jachtvliegtuigen. Wat is concreet toegezegd aan de NAVO? Hoe draagt dit bij aan de invulling van de 2% norm die is NAVO verband is afgesproken? Welke additionele investeringen zijn nog nodig om aan de overige prioriteiten uit het Nationaal Plan te voldoen? En op welk terrein liggen deze additionele investeringen?

De leden van de PvdA-fractie menen dat het hier vooral een constatering betreft dat veel Nederlanders een zekere mate van nonchalance tonen waar het bijvoorbeeld gaat om cyberbeveiliging en/ of de potentiële risico’s van internet-of-things apparaten en het kabinet maatschappelijke bewustwording als een belangrijke schakel ziet in het verhogen van de weerbaarheid tegen conflictvoering in het civiele domein. Wat is het concrete voorstel van het kabinet als het gaat om het vergroten van de weerbaarheid van de Nederlandse samenleving en burgers zelf? Want alleen het belang onderstrepen zal de maatschappelijke bewustwording en de weerbaarheid niet direct vergroten. Gaat het kabinet net als de genoemde andere Europese landen de bewustwording van burgers over veiligheidsrisico’s en de rol die burgers en bedrijven kunnen spelen in geval van crises, hoger op de agenda zetten? En op welke manier gaat het kabinet hier dan invulling aan geven?

Ook vragen de leden van de PvdA-fractie aandacht voor de rol van criminaliteit bij de verknoping met de buitenwereld ook hier speelt de nauwe verwevenheid met de veiligheidsaanpak op nationaal niveau. De afgelopen periode is duidelijk geworden dat bijvoorbeeld veel drugs gerelateerde criminaliteit voor (potentieel) onveilige situaties zorgt. Gaat het kabinet dit ook meenemen in een coherente strategiebepaling?

Voorts wordt in de voorliggende tussenrapportage opvallend weinig aandacht geschonken aan de positie van vrouwen in conflict en vredesprocessen. Waarom is niet gekozen voor een gendersensitief perspectief? Kan de Minister dit toelichten en ingaan op de voortgang van VN Resolutie 1325?

Tot slot hebben de leden van de PvdA-fractie vragen met betrekking tot de samenhang tussen de beleidskaders. Hoe wordt deze samenhang gewaarborgd? Hoe worden tegenstrijdigheden in het Nederlandse buitenland- en veiligheidsbeleid voorkomen? Speelt het Ministerie van Buitenlandse Zaken hier een coördinerende rol? Graag ontvangen deze leden hierop een toelichting.

Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van de tussenrapportage over de Geïntegreerde Buitenlands- en Veiligheidsstrategie. Zij hebben daar enkele vragen en opmerkingen over.

Deze leden vinden dat de Minister terecht wijst op veranderende geopolitieke verhoudingen dichter bij huis, zoals ook de spanningen bínnen de EU zelf waarbij een aantal lidstaten het model van liberale democratie ter discussie stelt en zich in toenemende mate op het oosten oriënteert. Is de Minister het met deze leden eens dat niet alleen de oriëntatie op het oosten daarbij een probleem is, maar zeker ook de manier waarop de liberale democratie en de daarbij behorende rechtsstaat ter discussie worden gesteld? Ziet de Minister dat laatste, net als deze leden, als een bedreiging voor de human security van Europese en dus ook Nederlandse burgers op zichzelf? Zo ja, hoe voorziet de GBVS en het daarbij behorende beleid in manieren om Europa en Nederland hiertegen te beschermen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie delen ook de zorgen die de Minister uit over de NAVO. Is de Minister het met deze leden eens dat de Turkse opstelling schadelijk is voor de NAVO? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier zoekt hij naar een oplossing hiervoor? Overigens vragen deze leden zich af of NAVO-lidstaten geen democratische rechtsstaten moeten zijn. Voldoet Turkije nog aan de kenmerken daarvan, een land dat de meeste journalisten in de cel heeft? Op welke manieren kunnen lidstaten die niet meer aan de toetredingsvoorwaarden voldoen, door de overige lidstaten daaraan opnieuw gehouden worden? Hoe gaat de Minister zich daarvoor inzetten?

De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen op de afhankelijkheid van met name China voor wat betreft de productie van verschillende noodzakelijke goederen zoals medische hulpmiddelen. De coronacrisis heeft deze kwetsbaarheid als gevolg van die afhankelijkheid duidelijk blootgelegd. Het kabinet zegt de ogen niet te sluiten voor de veiligheidsrisico’s die hiermee verbonden zijn. Het verbaast deze leden dat het kabinet in deze situatie niettemin de positieve effecten van «wederzijdse afhankelijkheid en vervlechting» benadrukt. Zij vragen de Minister daarom uit te leggen hoe wederzijds de afhankelijkheid precies is, met name in de verhouding van China tot Nederland.

Zij wijzen er daarbij op dat de economie van China niet alleen onvergelijkbaar groter en invloedrijker is dan de Nederlandse, maar dat China bovendien gekenmerkt wordt door een uitermate repressief systeem, dat miljoenen van zijn eigen burgers onderdrukt en de waarde van mensenrechten wereldwijd ter discussie stelt. Is de Minister het met de leden van de ChristenUnie-fractie eens dat de afhankelijkheid ongelijk is en dat dit op zichzelf een veiligheidsrisico voor Nederland en zelfs Europa is? Is hij het ook met deze leden eens dat economische en technologische afhankelijkheid nu te groot is en dat een zekere mate van economische en technologische ontkoppeling nu juist iets is om na te streven, in elk geval ten opzichte van onze huidige situatie van afhankelijkheid?

In de coronacrisis is de afhankelijkheid van China bloot komen te liggen als gevolg van een virus dat zich onbedoeld wereldwijd heeft verspreid. Houdt de Minister rekening met de mogelijkheid dat China ook wel eens moedwillig van deze afhankelijkheid gebruik zou kunnen gaan maken, omdat Nederland bijvoorbeeld China onwelgevallige onderwerpen zoals mensenrechtenschendingen aan de orde stelt? Hoe bereidt de GBVS ons op deze mogelijkheid voor?

De leden van de ChristenUnie vragen zich af wat de Minister bedoelt met «de politisering van de toepassing en samenwerking op gebied van technologische vooruitgang». Noemt de Minister een verhoogde aandacht voor het lange termijn veiligheidsbelang ten opzichte van korte termijn economische belangen «politisering»? Begrijpt de Minister dat het voor deze leden daarmee al duidelijk wordt hoe hij beide verschillende belangen ten opzichte van elkaar waardeert? Is de Minister het met deze leden eens dat het beter zou zijn de beide soorten belangen in neutralere termen te schetsen om zo een objectievere afweging te kunnen maken? Zo niet, waarom niet?

Tot slot hebben de leden van de fractie van de ChristenUnie nog een vraag over het concept human security. Zij merken op dat dit concept, in feite het belangrijkste overkoepelende strategische doel uit de GBVS, niet meer genoemd wordt in de tussenrapportage. Zij vragen de Minister naar de reden daarvoor. In verband met human security heeft de Kamer een bij het notaoverleg over de GBVS ingediende motie aangenomen waarin wordt gevraagd een strategie en bijpassend actieplan te ontwikkelen die godsdienstvrijheid bevorderen (motie Voordewind c.s., Kamerstuk 33 694, nr. 13). Deze leden vragen zich af hoe het met de uitvoering van de motie staat.

Inbreng van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Tussenrapportage Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS). Deze leden vinden de rapportage buitengewoon helder en realistisch. Zij concluderen dat er reden bestaat tot optimisme, bijvoorbeeld inzake het militair verslaan van ISIS, maar dat vooral blijvende, vastberaden inzet nodig is op de drie V’s van voorkomen, versterken en verdedigen. De trend van een verslechterende Nederlandse veiligheidsomgeving heeft zich immers verder doorgezet.

De leden van de SGP-fractie zijn onder meer positief over de oprichting van een extra ministeriële commissie Economie en Veiligheid (MCEV) ter versterking van de economische veiligheid, en over de grote diplomatieke inspanningen voor internationale afspraken over cyberveiligheid. Deze leden moedigen het kabinet aan zich daar voortvarend voor te blijven inzetten.

Het kabinet heeft ervoor gekozen in de tussenrapportage niet nader in te gaan op de COVID-19-crisis, met als reden dat de gevolgen daarvan nog niet te overzien zijn. De leden van de SGP-fractie zouden echter toch graag enige contouren geschetst zien van de wijze waarop deze gezondheidscrisis de uitvoering van de GBVS tot 2022 naar verwachting zal beïnvloeden. Kan de Minister alsnog een toelichting geven op dit punt, zo vragen deze leden?

In de tussenrapportage wordt geconstateerd dat de digitale dreiging vanuit onder meer Rusland en China tegen de Nederlandse vitale belangen toenam. De leden van de SGP-fractie achten dit zeer zorgelijk. Deze leden beamen dat samenwerking met China op basis van gedeelde belangen wenselijk is: «open waar het kan». Beaamt de Minister echter dat de komende jaren veel meer nadruk zal moeten liggen op het aspect van «beschermen waar het moet»? Kan de Minister toelichten hoe de «scherpere afweging tussen economie en veiligheid» concreet invulling zal krijgen? Ook vragen de leden van de SGP-fractie hoe concreet gewerkt zal worden aan het verkleinen van de afhankelijkheden China op terreinen als medische- en informatietechnologie. Tot slot roepen deze leden het kabinet op in de contacten met China ook nadrukkelijk op te blijven komen voor de vrijheid en veiligheid van onder meer vervolgde of verdrukte christenen.

Cyberveiligheid speelt een grote en groeiende rol in het buitenland- en veiligheidsbeleid. Dit aspect heeft raakvlakken met vele – zo niet alle – resultaatgebieden en geografische regio’s. De leden van de SGP-fractie achten het in dit licht terecht dat het kabinet inzet op diplomatie en inlichtingen- en veiligheidsdiensten, en dat werk wordt gemaakt van een grotere maatschappelijke weerbaarheid en bewustwording bij burgers inzake digitalisering. Blijft het kabinet in dit licht tevens waar nodig (fors) investeren in de slagkracht van onder meer het Defensie Cybercommando? Ziet de Minister, in navolging van de MCEV, het nut en de noodzaak van oprichting van een extra ministeriële commissie ter versterking van de digitale veiligheid, zo vragen de leden van de SGP-fractie? Zo nee, waarom niet? Deze leden menen dat een dergelijke commissie kan bijdragen aan een effectieve en efficiënte centrale regie inzake digitalisering en digitale veiligheid. Dergelijke regie is van cruciaal belang.

Uit de tussenrapportage doemt het beeld op van een NAVO die onmisbaar is maar helaas ook in een ernstige crisis verkeert. Veelzeggend genoeg heeft Rusland, dat sinds 2008 de krijgsmacht ingrijpend moderniseert en reorganiseert, op een aantal gebieden een voorsprong genomen op de NAVO. Nederland is hier mede debet aan. Zoals de Tussenrapportage stelt: Nederland is onvoldoende in staat om invulling te geven aan de afspraken die nodig zijn om de verdediging en de afschrikkende werking van de NAVO te continueren. Nederland blijft achter op de kernverantwoordelijkheden die van NAVO-bondgenoten worden verwacht op het vlak van cash, capabilities en contributions. De leden van de SGP-fractie vinden deze situatie onwenselijk en onverantwoord. Welke inspanningen gaat de Minister leveren en welke (extra) investeringen gaat het kabinet doen om te zorgen dat Nederland in de komende jaren wél aan de kernverantwoordelijkheden voldoet? Juist in het licht van geostrategische rivaliteit tussen grootmachten, strategische stabiliteit en de druk op internationale (CBRN-)verdragen, is inzet op een krachtige NAVO van levensbelang.

De leden van de SGP-fractie constateren dat het kabinet prioriteit wil geven aan «een Europa dat meer verantwoordelijkheid neemt voor de eigen veiligheid». Inderdaad is van belang dat Europese landen hun verantwoordelijkheid nemen, en in het kader van «strategische soevereiniteit» onafhankelijker worden van de veiligheidsinspanningen van onze Amerikaanse bondgenoten. Deze leden benadrukken dat het hierbij primair moet gaan om herstel van de stabiliteit en de slagkracht van de NAVO. Onder die voorwaarde en met dat doel kunnen vormen van EU-defensiesamenwerking toegevoegde waarde hebben. Deze leden delen de wens van het kabinet dat de EU meer strategisch en eensgezind op het wereldtoneel opereert. Zij blijven echter wijzen op de onopgeefbaarheid van de nationale soevereiniteit als basis van internationale en Europese samenwerking. Wil de Minister binnen de kaders van de staatssoevereiniteit werk (blijven) maken van samenwerking en slagkracht in het Europese buitenlandbeleid?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de Tussenrapportage voornamelijk aandacht besteedt aan het aspect van statelijke veiligheid (state security). Dat is in veel opzichten een terechte focus. Zij roepen er echter toe op het perspectief van de menselijke veiligheid (human security) niet uit het oog te verliezen. Dit is van groot belang voor het voorkomen van onveiligheid, en vergt onder meer een blijvende inzet op humanitaire steun en ontwikkelingssamenwerking, een actief maatschappelijk middenveld, en respect voor mensenrechten. Beaamt de Minister dat dit belangrijke aspecten dienen te zijn en blijven binnen een effectief GBVS? Hoe wordt de komende jaren de coördinatie en samenhang versterkt tussen de verschillende actoren betrokken bij (de uitvoering van) het Nederlandse buitenland-, veiligheids- en ontwikkelingsbeleid? Dit is ook relevant in het licht van de voorgenomen geïntegreerde analyse van het interne en externe veiligheidsbeleid.

Naar boven